Historisch Archief 1877-1940
No. 549
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. *
j
de categorie van degenen, die ondersteuning be
hoeven, ontwassen zijn. Mrs. Craik. o. a. die dezer
dagen, overleed, Het 17000 pond als persoonlek
eigendom na, en was de vrouw van een schatrijk
uitgever; toch genoot zij, sedert haar optreden
als Mrs. Mulock", 1864, van de civiele hjst 60 pond
'sjaars. Dit zou een kleinigheid zijn, als niet
boven aan de lijst der sollicitanten naar zulk
eene ondersteuning degenen stonden, voor wie
60 pond 'sjaars een fortuin vertegenwoordigt.
Lord Tennyson ontvangt 200 pond 'sjaars als
dichter, sedert 1845; maar hij ontvangt 4000
pond van zijn uitgever, en allerlei bijdragen uit
andere bronnen; de Poll Mail vraagt, of Tenny
son niet met het aannemen van zijn peerage zijn
jaarwedde had moeten afstaan.
Bij het jaarlyksch bericht van het Deventer
Gymnasium voor het schooljaar 1887?88 is eene
vertaling van Aeschylus' Agamemnon, door Dr.
A. A J. Burgersdijk, gevoegd. De vertaling heeft
dezelfde eigenschappen als die van Shakespeare's
drama's, door denzelfden geleerde: zij is vloeiend,
krachtig en schilderachtig. De Grieksche tekst, er
tegenover gedrukt, geeft gelegenheid om hare
nauwgezetheid te waardeeren.
Van Het weer en de Dampkring, naar Camille
Fiammarion door Dr. B. G. Goudsmit, en eene
Geschiedenis der Wereld door W. F. H.
Wunderleek (beide uitgaven van W. J. Thieme te Zutphen)
ontvingen wüeerste afleveringen.
Men wist reeds lang in Italië, dat Garibaldi
v bij zijn dood eene autobiographie, voor den druk
bestemd, had nagelaten. Het verhaal ging, dat het
manuscript verscheidene koffers vulde, en te
omvangrijk en ongeordend was, om gedrukt te
kunnen worden. Dit blijkt onjuist te zijn. Het
werk is geheel voor de pers gereed uit
Garibaldi's handen gekomen, het is met calligraphische
regelmatigheid geschreven is 667 bladz\jden groot,
en zal in een deel van bijna 500 pagina's
versch\jnen, bij gebr. Barbera te Florence. Garibaldi
vertelt er zijn leven in, van z\jne vroegste herin
neringen af; hij leidt als het ware uit zijn loop
baan zekere algemeene militaire grondbeginselen af.
Het belangrijkste deel is dat, waarin de expeditie
in Siciliëbehandeld wordt.
Een delegatie van het Institut de France is,
onder aanvoering van Renan, naar Brussel gegaan
om den hertog van Aumale een medaille aan te
bieden, door Chaplain gegraveerd, naar aanleiding
der schenking van het kasteel Chantilly aan de
Académie. De medaille draagt geen opschrift,
alleen aan de eene zijde de buste van den hertog,
aan de andere een at beelding van Chantilly. De
hertog ontvangt drie exemplaren der medaille,
een gouden, een zilveren en een bronzen; het
etui draagt het inschrift: Au duc d'Aumale
l'Institut de France.
Later, als uit de inkomsten van de bezitting
medailles voor prijsvragen worden uitgeloofd, zullen
er meer exemplaren gemaakt worden; nu ontvin
gen alleen de leden van het Institut een exem
plaar van den gedenkpenning.
ManceJin, de stichter der Vie Parisienne, is te
Parijs gestorven. Hij heette eigenlijk Planat. en
debuteerde met teekeningen in het Journal Amu
sant, maar richtte in 1862 zijn eigen blad op, en
wist het te maken tot hetgeen hij wilde, eene ge
trouwe afbeelding van het Parijsche leven. De
beste auteurs schreven in zijn blad; maar allen
onder pseudoniemen. Alleen Zola maakte eene
uitzondering; deze onderteekende met zijn vollen
naam, zpodat men dien in den beginne voor een
pseudoniem hield.
De laatste roman van die Marlitt" zal nu toch
met l Januari in de Gartenlaube verschijnen. Hij
was onvoltooid gebleven, en is afgemaakt door de
zeer geliefde novelliste, Wilhelmina Heimburg.
Massenet zal eene opera, Montézuma, schryven
waarvoor Sardou het libretto maakt. In den win
ter van 1888?89 denkt de groote opera te Parijs
het werk te munteeren.
In het hoftheater te München werd dezer dagen
een Indisch sprookje van Kalidasa ten tooneele
gevoerd, dat onder den prachtlievende koning
Lodewijk II voor de Separat-Vorstellungen" was
gemonteerd en dan ook met buitensporige weelde
en scène gezet was, Het publiek was verrukt;
onder de geestdrift van het einde klonk ook de
roep: de auteur! de auteur!" De beter
irgelichten, die wisten, dat Kalidasa in de derde eeuw
na Christus is overleden, hadden veel pleizier;
men bevredigde iedereen door den chef-machinist
Hautenschlager voor het voetlicht te roepen en toe
te juichen.
Men weet dat de heer Cushing in het gebied
van Arizona eene begraven stad heeft ontdekt,
die een tweede Herculanum kan genoemd worden,
wat betreft de veelsoortigheid en het goed gecon
serveerde der overblijfselen. Doze ontdekking is
niot geheel eene toevalligheid. Cushing heeft er op
kosten eener rijke dame uit Boston, mrs. Augustus
Hemingway, in opdracht van het Smithsonian
Institute, zes jaren onder de Zunis-Indianen voor
gewoond, omdat hij wist dat in hun gebied, in
Nieuw-Mexico, volgens de overlevering duizenden
jaren geleden een bloeiende stad vergaan en
verzonken was. Hij ontdekte eindelijk de plaats,
op dertig mijlen van Phoenix in Arizona. De
stad is door een aardbeving bedolven. Zij moet
ongeveer negen vierkante mijlen oppervlakte be
slagen hebben; in eene citadel met een tempel
waren de meeste menschen gevlucht, onder de
ruïne zijn reeds tweeduizend geraamten gevonden.
De priesters onder hen droegen dezelfde kleeding,
die nog thans de priesters bij de Znnis-Indianen
dragen. Een groote voorraad huisraad en gereed
schappen, aarden vaatwerk,
landbouwgereedschappen, wapenen, sieraden zijn gevonden; bijna alles
van denzelfden vorm als de Zunis het nog ge
bruiken. Ook schijnt de stad een zeer uitgebreid
en goed ingericht waterleidingstelsel bezeten te
hebben. De puinhoópen zijn uitmuntend bewaard;
na de instorting is het woestijnzand er over heen
gekomen en heeft aldus de sporen der stad in den
loop der eeuwen doen verdwijnen.
Schaakspel.
No. 105.
van FBJTS HOFMANN te Müuchen,
ZWART.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
. Flenügafed te Kaatsheuvel 103 met bis en ter;
W. v. H. te Delft, 103 met bis, ter, quater en
104 met bis, H. J. den H. No. 103 met bis, ter
104 en 5 ; Henri No. 102 met bis en B. C. en
103 met ter; C. C. W. M. No. 103 met bis, ter
en Hofmann allen te Amsterdam. A. W. te
Arnhem No. 103, idem W. B. te W.
BRIEFWISSELING.
H. H. te S. Het raadsel is geplaatst onder
probleem No. 105 en de oplossing 14 dagen daarna.
Onder het probleem van Dr. Gold.
a b c d e
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 8 en Zwart 7 stukken met K. d5).
(*) In de D. Schztg. staat de Witte Koning op
hl maar dan is na.... d5 X E4 geen mat
moge1. Driezet van G. Chocolous en J. Drobrusky.
Wit K El, D g8, Pd E4, pions Co en E4 (5
Zwart K Gl, T H2, pions G2 en H3
(4 met K Gl. (Mooi!
Wit speelt voor in beide problemen.
2. Driezet van A. Rosenbaum te Londen,
Wit K A7, Pd b4 en E4, T c3 en f7, R d2 en
E8, pions b2, c4 en G4 (10
Zwart K A5 en G6 (geen abuis).
Wit zet in drie zetten beide zwarte Koningen
lijk, omdat na 2.... E4 f5, het Pd c6 vast staat, te gelijk mat op twee manieren.
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 103.
van DE BOER.
l E4 e3, b4 X c3 2 bl X A3, b3 X A3 (a) 3 b5 c4, c3 c2 't beste hier staan.
4 E2 X c2, A3 -~ A4, 5 c2 A2 f mat.
of 2 ... . e3 c2; 3 E2 X c2, b3 X A3; 4 b5 c4, A3 A4, 5 c2 A2 f mat.
No. 102 bis van K. Obert (Klausenburg). Letter B.
l A5 b4, E4 f, 5, 2 04 E3 X mat. Letter C. Chocholoüs. te Bodenbaeh.
l , E4 d5, 2 C4 E5 of A5 f mat. l E8 h8 d5 c5; 2 E3 E4 f mat.
l , d3 X c4, 2 b3 c2 f mat. l , d5 e4; 2 h8 hl f
l , Anders, 2 C4 d6 ft mat. l , c6 c5; 2 h8 A8 f
l , E5 E4: 2 h8 h5 f
No. 103 bisbis Prijs-probleem Rerlyner Schaakgenootschap.
l f4 _ c4, b 5 X c4 2 h4 E4 X K onv. 3 A2 c3 of E4 X E5 X mat.
l , f5 X D 2 A2 b4 f, d5 X c4; 3 ft cl X mat.
l , b6 X c5, 2 A2 C3 f, d5 d6; 3 h4 d8. t mat.
l , f5 d4; 2 c4 X A4 X, Onv.; 3 fl?cl of h4 X d4 X mat. A2 b4 f
brengt ook tot mat.
In den korsten tijd heeft O Loebbecke dit probbleem opgelost. De bedoeling van zwart paard
G8 is ons niet duidelijk.
No. 103 ter. C. Plank, l G6 E4, E5 X E4; 2 d7 E6 X mat. Op .... zwart l E7?EG; 2 d7?d4 f mat.
l , f3 X E4,2 f2 _ f4 X * , l b5 b4, d7 X E7
l , A2 d6; 2 d7 föX ,. ,. » l Anders d7 d5
De beteekenis van pion B2 is niet duidelijk.
OUD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEDEN.
Herbergen, Muziekhallen en Danskamers.
Dat onze voorvaders liefhebbers waren van een
vroolijk gelach, dat zij in hun vrijen tijd to
veel wellicht aan de bierbank of met de wijn
kan gevonden werden, en dat zij de verkwikkin
gen niet versmaadden van het zooveel geestrijker
maar bedwelmender vocht, dat gebrande wijn"
genoemd en in de zeventiende eeuw vrij wat
meer gebruikt werd dan het geneverwater", dat
eerst in lateren tijd aftrek kreeg, is bekend. Of
de tapper den drinker maakte, dan wel omgekeerd
dit zal wel immer tot de raadselen blijven
behooren ; zeker is het, dat de gelegenheden, waar men
den dorstigen mensch kon laven, talrijker waren
dan tegenwoordig. Er was geen wijnkooper, die
niet tevens wijn schonk, geen herberg waar niet
de in- en uitlandsche bieren, rhijnsche, fransche, of
spaansche wijnen te krijgen waren, geen plaats
van uitspanning, wier kelder niot belegd was met
bieren, en wijnen, en gedistilleerde wateren. En
dan waren er nog zoovele clandestiene
verkoopplaatsen, die de geautoriseerde schenkers en tap
pers afbreuk deden, dat deze niet zelden bij de
overheid klaagden: wij zitten op hoogo lasten, onze
waren worden^zwaar veraccijnsd, houd ons de hand
een weinig boven het hoofd, of ons bedrijf zaleen
goed deel van zijn fatsoen verliezen. Maar de
overheid bekreunde zich daar weinig of niets om
en liet de zorg voor het tappers-bedrijf aan de
tappers en herbergiers zelven over.
Wat was daarvan het noodzakelijke gevolg'?
Dat de een bij zijn huis een kaatsbaan bouwde,
dat een ander zijn tuin tot pleziortuin inrichtte,
dat een derde door muziek, oen vierde door in
voering van nieuwe spelen zooals het kegelspel,
in den aanvang der zeventiende eeuw, en de
trocktafel, eenigen tijd later , een vijfde door
kunstwaterwcrken of vertooningen, een zesde ein
delijk door gelegenheid tot dansen het publiek
trachtte te trekken. Hiermede werden zulke
herbergen al spoedig vereenigingspunten van de
onbezorgde jeugd en van de meer bejaarden uit
den eenvoudigen burgerstand, die hun vermaak
niet in den huiselijken kring konden vinden en
het nu zochten ter plaatse, waar de luidruchtig
heid niet werd geweerd.
De deftige herbergen hielden zich met al die
fraaiigheden niet op. De schilder Barend van
Someren, waard in hot schild van Frankrijk" zou
zich even gecompromitteerd gerekend hebben als
dewaardininde voorname herberg de Prins", beide
op den Dam. wanneer men hen had gevraagd of
er ten hunnent een musieckgen" gemaakt werd,
en de waarden in de drie doelens zouden uw vraag
beantwoord hebben met de wedervraag, of gij dan
niet wist, dat de herbergen, waar dit gesciiiedde,
van minder kwaliteit waren dan hunne deftige
neringen, dio beroemd waren wegens de voortref
felijkheid hunner fransche. spaansche en rhijnsche,
ja zelfs italiaansche, hongaarsche en grieksche
wijnen. Tegen muziek maakten zij geen bezwaar.
wanneer gij binnenskamers eenige vrienden te
gast wildet nooden, maarzij hielden er geen
speellieden op na om jan-en-alle-man te trekken.
Reeds in den aanvang der zeventiende eeuw
bestonden er herbergen, waaraan een vast getal
speellieden verbonden was. Van fs morgens vroeg
tot 's avonds laat laat, volgens de begrippen
van dien tijd klonk daar het geluid van violen
en bassen, van basuynen en cornetten afgewisseld
i door de liedjes van een der speellieden, die tevens
i zanger was. Een speelman, die op al
dezeinstru! menten thuis was en stem had, kon vijf gulden
j 's weeks verdienen, en kon buitendien rekenen
op nog een gulden meer voor zijn aandeel in de
steeckpenningen", die de bezoekers aan de
gezamentlijke muzikanten vereerden. Niet zelden
stond er in zulke herbergen een clavecimbel,
dat trouw bespeeld werd.
Ken herbergier moest al van een talrijk bezoek
verzekerd zijn als hij er zulk een klein orchest op
na kon houden. Het was door de voorliefde die
algemeen voor zulke muzikale herbergen werd
aan den dag gelegd, dat de speellieden van beroep
er al spoedig toe kwamen, om in 't gilde der
tappers te treden, een herberg te gaan houden.
Maar do speellieden, die op bruiloften en andere
feestelijkheden de vreugde met hunne kunst
kwamen verhoogen, waren in den regel niet on
bekend met den dans. De aanzienlijkste speel
lieden gaven meestal ook dansles, en de kamers,
waar over dag die kunst onderwezen werd, openden
zij des avonds, om er de danslustigen te ontvangen.
i Dan kon het er vroolijk ja, al te vroolijk toegaan,
j zoodat de dartelheid maar vaak in
onge| bondenheid oversloeg, die de danskamer weldra
in een adem deed noemen met plaatsen van on
tucht. Dat zij ten slotte verboden werden, zon
der dat het veel hielp trouwens, kan ons niet
verwonderen als wij weten, dat zich in die dans
kamers allerlei licht vrouwvolk, dat toeback en
sterke drancken" dronk, on allerlei rapaiüe liet
vinden, dat den schoutendienaars dikwijls
handen vol werk gaf. om de daar gerezen twisten
on vechtpartijen to stillen. In steegjes en straat
jes, aan den Schans eu op de paden aan den
liuitensingol vonden soortgelijke herbergiers
in hun bedrijf do beste norm..-.
Maar er waren ook herbergen waar muziek
werd gemaakt en waar het toch niet ..oneerlijk"
toeging, of qnaet regiment" word gevoerd.
Zulk een herberg was het huvs te Sinnelnst"
door Johanncs Autonides opgericht en reeds in
1630 bekend, lu 165!) bestond /ij nog en werd
toen bezocht door C. Merian, die verklaarde, dat
men darinne tiiglie'n eine herrliche Music horen
und allerley Instrumenta Mnsica, so sonsten nicht
gemcin seynd, schen kan''. In dien tijd was deze
inrichting gevestigd in een van de vrij talrijke
huizen, waar de de MennLsten bruijlotft" op het
uithangbord geschilderd was.
Het schijnt, «lat dit huis te Sinnelnst" een voor
ganger had in het huis Lustenburg", eene
inrichaan den Singel buiten de Regulierspoort, liie in
1622 bekend was.
OP OUDEJAARSAVOND.
Ken schets door
JrsTrs V.VN M.u'iiiK Ju.
Ze hebben toch zoo eenvoudig en spaarzaam,
bijna krcnterig geleefd. En toch heeft hij schulden
moeten maken; hij begrijpt het niet.
Op tafel ligt zijn kasboek; hij ziet er in
zijn oogon staren op de cijfers, die een tekort"
een vrij groot tekort aanwijzen. Van waar is dat
gekomen'!
Zijn vrouw gooit het niet over den balk, zij is
dood zuinig, haar kan hij niets verwijten. Heeft
zij niet altijd gezorgd dat ze met haar
maandgeld rondkwam? Heeft zij niet gewerkt en gesloofd
in 't huishouden, van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat, soms tot 's nachts ? Neen! aan haar ligt het,
waarachtig niet.
Hij peinst: ze zijn nauwlijks zes jaar getrouwd,
hoe lief zag zyn Line eruit destijds. Kastanjebruin
haar golfde weelderig langs een paar blozende meis
jeswangen, uit haar vriendelijke, zachte oogen zageiv.
onschuld en tevredenheid de wereld in en onv
haar kersroode, frissche lippen speelde een ge
lukkig lachje.
't Bruidstoilet kleedde haar zoo goed, al was '£.
ook zonder eenige pretentie, een dood gewoon wit.
kleedje; 't maakte haar bekoorlijk, want uit haar
geheele wezen straalde zulk een liefelijke, wanne
jeugd, dat men wel de zwartgalligste
menschonhater moest zijn om zich aan de zijde van zulk
een vrouwtje niet gelukkig te gevoelen.
En heden ? Line is acht en twintig jaar,
maar wie dat niet weet, schat haar zes, zeven,,
jaar ouder. In haar fijne trekken is hier en daar
reeds een rimpel te ontdekken. Haar bloeiende
gelaatskleur is verbleekt en op enkele plaatsen,
met geel genuanceerd, haar gestalte is hoekiger
en logger, al het fijne in haar verschijning is,
grover geworden al 't poëtische verdwenen.
Zij hadden lang gewacht, zér lang omdat zijn
inkomen hem nog niet veroorloofde te huwen.
Acht honderd gulden is niet veel om op te trou
wen wanneer men te huis goed leefde en niet
gewend was om zich te bekrimpen.
Eindelijk werd zijn salaris elf honderd gulden! Ze
overlegden en rekenden te samen uit, of 't luk
ken zou om daar mee rond te komen; papier en
potlood was te baat genomen en ze hadden een
budget, een begrooting gemaakt. Zooveel zoude»
ze gebruiken zooveel zouden ze besparen voor
den kwaden dag. Ze waren beiden niet meer zóó
jong dat rekenen hun onnoodig toescheen, ze verston
den het beiden en waren 't volkomen met elkan
der eens dat de arithmetica in 't huwelijk niet
gemist kan worden. ..,
Alles hadden ze berekend en besproken, zelfs
een mogeüjke vergrooting van hun huisgeein. Twee
kindertjes waren mee op 't budget gebracht, maar
toen ze getrouwd waren kwam alles anders Alleen
de twee kleintjes kwamen, volgens progrtun,, een
jaar na elkander. De overige berekeningen waren
fout; de sommen gingen niet op er was niet
nuchter genoeg gecijferd in die gelukkige dagen.
Jeugd, liefde, hoop en verwachting hadden een
wonderlijk verblindend licht op het blad papier
geworpen, waarop ze hun huishoudelijk budget
samenstelden.
Line was uitstekend opgevoed, zij behoorde
tot een gegoede familie, die door de tijdsomstan
digheden was achteruitgegaan, 't Was een zware
slag geweest, maar zij had geoefende handen en
een klaar en gezond oordeel; 't meisje schikte
zich rustig en kalm in den haar ongewonen toe
stand. Haar vader had een kleine lijfrente en
leefde nu daarvan met^.Line zijn vrouw was
reeds lang overleden, -* dood eenvoudig maar
fatsoenlijk, zóó fatsoenlijk zelfs, dat niemand ge
loofde dat zij zich zó» behelpen moesten.
Zoo had hij haar leeren kennen. De vredige
rust on zachte kalme vroolijkhcid van haar per
soon hadden indruk op hem gemaakt, hij geloofde,
hij wist zeker dat ze hem gelukkig zou maken.
Daarom vroeg hij haar zij had hem lief ze
huwden en zouden trachten te leren, elkaar steu
nend en helpend, door liefde tevreden en gelukkig.»
En nu? Hij moet zich zelf zuchtend be
kennen dat hij zich verrekend heeft. In zijn huis
houden is een deficit; hij heeft schulden moeten
maken. Wel is waar is die schuld nog betrekke
lijk klein, maar er is schuld en ? hot be
wustzijn zijn naam onder twee accepten te heb
ben gezet drukt hem moer clan hij zich zelf be
kennen wil. 't Is slechts een paar honderd gulden
samen, maar hij weet, hij is zeker, dat hij ze
niet terug geven kan, omdat hij van zijn salaris
zelfs zijn huishouden niet kan onderhouden, zooals
't nu is. Hij denkt met inspanning na, kwelt en
martelt zijn hersens en vraagt zich zelf af: wan
neer, waaraan dan toch te voel in zijn huishou
den is gebruikt, 't Moet hem toch gelukken de
bron van het kwaad te ontdekken; hij wil weten
welke ongeoorloofde weelde, welke verkwisting
hem tot den toestand heeft gebracht waarin hij
nu is een toestand die hem den innerlijken
vrede ontrooft.
Zich zelven voelt hij vrij van schuld. Hij heeft
geen passies, geen behoeften ; hij spoelt niet, hij
drinkt niet. 't Is waar, hij rookt, maar dat is <la;i
ook de eenigo weelde die hij zich veroorlooft. II :j
overlegt verder: zou het deficit, ook in in ij n klee
ding steken: ik kan niet ontkennen dat ik mij
graag fatsoenlijk kleed, maar kan ik anders 'i ?
Als ik er slordig of shabby uitzie, wat moet mijn.,
chef dan wel denken ecu kale, tot op den
draad versleten jas kan ik toch niet aantrekken,
ecu defecte pantalon neen! dat gaat niet, zulk
een kwalijk aangebrachte bezuiniging zou mij
meer schade doen dan baten.
Kn venier? .... Hij vindt niets moer; met..
zijn eigen ik heeft hij afgehandeld.
Dan moet de schuld toch wél aan Line liggen,.
maar hoe en waar? Ook zij kan niet anders doen,
dan zij doet: sedert zij getrouwd is hoeft, zo c'a.
nieuw toiletje gehad en daarvan den rok zelf ge
naaid, alleen de taille heeft ze laten maken
doorde modisto. Lintjes en strikjes? Och! die draagt
zij niet: met een paar ellen kant en wat lintdate
hij haar. toen zo nog geëngageerd waren, schonk,
doet, zij nu nog wonderen. Haar hoed is een on
begrijpelijk voorbeeld van gedaanteverwisscüng,
haar handschoenen logenstraften de bewering dat
alles op aarde vergankelijk is en haar schoeisel!
... 't is goed dat do rokken niet meer zoo kort ge
dragen worden. Xeen! Neen! Line verpronkt het
niet, hij kan nauwelijks zijn aandoening raeestar
blijven als hij aan de garderobe van zijn vrouw
denkt. Ieder stukje daarvan is con bewijs v;rv
haar pijnlijke netheid, van haar voorzichtig bere
kenende wijsheid, ledere ruche die zij draagt hocfb
een geschiedenis, een verleden; ieder oplegsel op
mantel en kleed is een kunststuk van vcrimfti/jo
zuinigheid. Zelfs de lintstrik op haar borst zou n
een roman van wreede realiteit verhalen, wanneer
ge haai' oplichttet en de dunne gesleten plek
kondet zien in het rips, waaronder do harda,.
corsetveer zich verbergt.
Neen ! ook Line is de oorzaak niot; voor zicht,
zelf geeft ze nagenoeg niets uit. Misschien
besteedt