De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 1 januari pagina 5

1 januari 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 549 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. * j de categorie van degenen, die ondersteuning be hoeven, ontwassen zijn. Mrs. Craik. o. a. die dezer dagen, overleed, Het 17000 pond als persoonlek eigendom na, en was de vrouw van een schatrijk uitgever; toch genoot zij, sedert haar optreden als Mrs. Mulock", 1864, van de civiele hjst 60 pond 'sjaars. Dit zou een kleinigheid zijn, als niet boven aan de lijst der sollicitanten naar zulk eene ondersteuning degenen stonden, voor wie 60 pond 'sjaars een fortuin vertegenwoordigt. Lord Tennyson ontvangt 200 pond 'sjaars als dichter, sedert 1845; maar hij ontvangt 4000 pond van zijn uitgever, en allerlei bijdragen uit andere bronnen; de Poll Mail vraagt, of Tenny son niet met het aannemen van zijn peerage zijn jaarwedde had moeten afstaan. Bij het jaarlyksch bericht van het Deventer Gymnasium voor het schooljaar 1887?88 is eene vertaling van Aeschylus' Agamemnon, door Dr. A. A J. Burgersdijk, gevoegd. De vertaling heeft dezelfde eigenschappen als die van Shakespeare's drama's, door denzelfden geleerde: zij is vloeiend, krachtig en schilderachtig. De Grieksche tekst, er tegenover gedrukt, geeft gelegenheid om hare nauwgezetheid te waardeeren. Van Het weer en de Dampkring, naar Camille Fiammarion door Dr. B. G. Goudsmit, en eene Geschiedenis der Wereld door W. F. H. Wunderleek (beide uitgaven van W. J. Thieme te Zutphen) ontvingen wüeerste afleveringen. Men wist reeds lang in Italië, dat Garibaldi v bij zijn dood eene autobiographie, voor den druk bestemd, had nagelaten. Het verhaal ging, dat het manuscript verscheidene koffers vulde, en te omvangrijk en ongeordend was, om gedrukt te kunnen worden. Dit blijkt onjuist te zijn. Het werk is geheel voor de pers gereed uit Garibaldi's handen gekomen, het is met calligraphische regelmatigheid geschreven is 667 bladz\jden groot, en zal in een deel van bijna 500 pagina's versch\jnen, bij gebr. Barbera te Florence. Garibaldi vertelt er zijn leven in, van z\jne vroegste herin neringen af; hij leidt als het ware uit zijn loop baan zekere algemeene militaire grondbeginselen af. Het belangrijkste deel is dat, waarin de expeditie in Siciliëbehandeld wordt. Een delegatie van het Institut de France is, onder aanvoering van Renan, naar Brussel gegaan om den hertog van Aumale een medaille aan te bieden, door Chaplain gegraveerd, naar aanleiding der schenking van het kasteel Chantilly aan de Académie. De medaille draagt geen opschrift, alleen aan de eene zijde de buste van den hertog, aan de andere een at beelding van Chantilly. De hertog ontvangt drie exemplaren der medaille, een gouden, een zilveren en een bronzen; het etui draagt het inschrift: Au duc d'Aumale l'Institut de France. Later, als uit de inkomsten van de bezitting medailles voor prijsvragen worden uitgeloofd, zullen er meer exemplaren gemaakt worden; nu ontvin gen alleen de leden van het Institut een exem plaar van den gedenkpenning. ManceJin, de stichter der Vie Parisienne, is te Parijs gestorven. Hij heette eigenlijk Planat. en debuteerde met teekeningen in het Journal Amu sant, maar richtte in 1862 zijn eigen blad op, en wist het te maken tot hetgeen hij wilde, eene ge trouwe afbeelding van het Parijsche leven. De beste auteurs schreven in zijn blad; maar allen onder pseudoniemen. Alleen Zola maakte eene uitzondering; deze onderteekende met zijn vollen naam, zpodat men dien in den beginne voor een pseudoniem hield. De laatste roman van die Marlitt" zal nu toch met l Januari in de Gartenlaube verschijnen. Hij was onvoltooid gebleven, en is afgemaakt door de zeer geliefde novelliste, Wilhelmina Heimburg. Massenet zal eene opera, Montézuma, schryven waarvoor Sardou het libretto maakt. In den win ter van 1888?89 denkt de groote opera te Parijs het werk te munteeren. In het hoftheater te München werd dezer dagen een Indisch sprookje van Kalidasa ten tooneele gevoerd, dat onder den prachtlievende koning Lodewijk II voor de Separat-Vorstellungen" was gemonteerd en dan ook met buitensporige weelde en scène gezet was, Het publiek was verrukt; onder de geestdrift van het einde klonk ook de roep: de auteur! de auteur!" De beter irgelichten, die wisten, dat Kalidasa in de derde eeuw na Christus is overleden, hadden veel pleizier; men bevredigde iedereen door den chef-machinist Hautenschlager voor het voetlicht te roepen en toe te juichen. Men weet dat de heer Cushing in het gebied van Arizona eene begraven stad heeft ontdekt, die een tweede Herculanum kan genoemd worden, wat betreft de veelsoortigheid en het goed gecon serveerde der overblijfselen. Doze ontdekking is niot geheel eene toevalligheid. Cushing heeft er op kosten eener rijke dame uit Boston, mrs. Augustus Hemingway, in opdracht van het Smithsonian Institute, zes jaren onder de Zunis-Indianen voor gewoond, omdat hij wist dat in hun gebied, in Nieuw-Mexico, volgens de overlevering duizenden jaren geleden een bloeiende stad vergaan en verzonken was. Hij ontdekte eindelijk de plaats, op dertig mijlen van Phoenix in Arizona. De stad is door een aardbeving bedolven. Zij moet ongeveer negen vierkante mijlen oppervlakte be slagen hebben; in eene citadel met een tempel waren de meeste menschen gevlucht, onder de ruïne zijn reeds tweeduizend geraamten gevonden. De priesters onder hen droegen dezelfde kleeding, die nog thans de priesters bij de Znnis-Indianen dragen. Een groote voorraad huisraad en gereed schappen, aarden vaatwerk, landbouwgereedschappen, wapenen, sieraden zijn gevonden; bijna alles van denzelfden vorm als de Zunis het nog ge bruiken. Ook schijnt de stad een zeer uitgebreid en goed ingericht waterleidingstelsel bezeten te hebben. De puinhoópen zijn uitmuntend bewaard; na de instorting is het woestijnzand er over heen gekomen en heeft aldus de sporen der stad in den loop der eeuwen doen verdwijnen. Schaakspel. No. 105. van FBJTS HOFMANN te Müuchen, ZWART. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. . Flenügafed te Kaatsheuvel 103 met bis en ter; W. v. H. te Delft, 103 met bis, ter, quater en 104 met bis, H. J. den H. No. 103 met bis, ter 104 en 5 ; Henri No. 102 met bis en B. C. en 103 met ter; C. C. W. M. No. 103 met bis, ter en Hofmann allen te Amsterdam. A. W. te Arnhem No. 103, idem W. B. te W. BRIEFWISSELING. H. H. te S. Het raadsel is geplaatst onder probleem No. 105 en de oplossing 14 dagen daarna. Onder het probleem van Dr. Gold. a b c d e WIT. Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. (Wit 8 en Zwart 7 stukken met K. d5). (*) In de D. Schztg. staat de Witte Koning op hl maar dan is na.... d5 X E4 geen mat moge1. Driezet van G. Chocolous en J. Drobrusky. Wit K El, D g8, Pd E4, pions Co en E4 (5 Zwart K Gl, T H2, pions G2 en H3 (4 met K Gl. (Mooi! Wit speelt voor in beide problemen. 2. Driezet van A. Rosenbaum te Londen, Wit K A7, Pd b4 en E4, T c3 en f7, R d2 en E8, pions b2, c4 en G4 (10 Zwart K A5 en G6 (geen abuis). Wit zet in drie zetten beide zwarte Koningen lijk, omdat na 2.... E4 f5, het Pd c6 vast staat, te gelijk mat op twee manieren. OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 103. van DE BOER. l E4 e3, b4 X c3 2 bl X A3, b3 X A3 (a) 3 b5 c4, c3 c2 't beste hier staan. 4 E2 X c2, A3 -~ A4, 5 c2 A2 f mat. of 2 ... . e3 c2; 3 E2 X c2, b3 X A3; 4 b5 c4, A3 A4, 5 c2 A2 f mat. No. 102 bis van K. Obert (Klausenburg). Letter B. l A5 b4, E4 f, 5, 2 04 E3 X mat. Letter C. Chocholoüs. te Bodenbaeh. l , E4 d5, 2 C4 E5 of A5 f mat. l E8 h8 d5 c5; 2 E3 E4 f mat. l , d3 X c4, 2 b3 c2 f mat. l , d5 e4; 2 h8 hl f l , Anders, 2 C4 d6 ft mat. l , c6 c5; 2 h8 A8 f l , E5 E4: 2 h8 h5 f No. 103 bisbis Prijs-probleem Rerlyner Schaakgenootschap. l f4 _ c4, b 5 X c4 2 h4 E4 X K onv. 3 A2 c3 of E4 X E5 X mat. l , f5 X D 2 A2 b4 f, d5 X c4; 3 ft cl X mat. l , b6 X c5, 2 A2 C3 f, d5 d6; 3 h4 d8. t mat. l , f5 d4; 2 c4 X A4 X, Onv.; 3 fl?cl of h4 X d4 X mat. A2 b4 f brengt ook tot mat. In den korsten tijd heeft O Loebbecke dit probbleem opgelost. De bedoeling van zwart paard G8 is ons niet duidelijk. No. 103 ter. C. Plank, l G6 E4, E5 X E4; 2 d7 E6 X mat. Op .... zwart l E7?EG; 2 d7?d4 f mat. l , f3 X E4,2 f2 _ f4 X * , l b5 b4, d7 X E7 l , A2 d6; 2 d7 föX ,. ,. » l Anders d7 d5 De beteekenis van pion B2 is niet duidelijk. OUD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDENHEDEN. Herbergen, Muziekhallen en Danskamers. Dat onze voorvaders liefhebbers waren van een vroolijk gelach, dat zij in hun vrijen tijd to veel wellicht aan de bierbank of met de wijn kan gevonden werden, en dat zij de verkwikkin gen niet versmaadden van het zooveel geestrijker maar bedwelmender vocht, dat gebrande wijn" genoemd en in de zeventiende eeuw vrij wat meer gebruikt werd dan het geneverwater", dat eerst in lateren tijd aftrek kreeg, is bekend. Of de tapper den drinker maakte, dan wel omgekeerd dit zal wel immer tot de raadselen blijven behooren ; zeker is het, dat de gelegenheden, waar men den dorstigen mensch kon laven, talrijker waren dan tegenwoordig. Er was geen wijnkooper, die niet tevens wijn schonk, geen herberg waar niet de in- en uitlandsche bieren, rhijnsche, fransche, of spaansche wijnen te krijgen waren, geen plaats van uitspanning, wier kelder niot belegd was met bieren, en wijnen, en gedistilleerde wateren. En dan waren er nog zoovele clandestiene verkoopplaatsen, die de geautoriseerde schenkers en tap pers afbreuk deden, dat deze niet zelden bij de overheid klaagden: wij zitten op hoogo lasten, onze waren worden^zwaar veraccijnsd, houd ons de hand een weinig boven het hoofd, of ons bedrijf zaleen goed deel van zijn fatsoen verliezen. Maar de overheid bekreunde zich daar weinig of niets om en liet de zorg voor het tappers-bedrijf aan de tappers en herbergiers zelven over. Wat was daarvan het noodzakelijke gevolg'? Dat de een bij zijn huis een kaatsbaan bouwde, dat een ander zijn tuin tot pleziortuin inrichtte, dat een derde door muziek, oen vierde door in voering van nieuwe spelen zooals het kegelspel, in den aanvang der zeventiende eeuw, en de trocktafel, eenigen tijd later , een vijfde door kunstwaterwcrken of vertooningen, een zesde ein delijk door gelegenheid tot dansen het publiek trachtte te trekken. Hiermede werden zulke herbergen al spoedig vereenigingspunten van de onbezorgde jeugd en van de meer bejaarden uit den eenvoudigen burgerstand, die hun vermaak niet in den huiselijken kring konden vinden en het nu zochten ter plaatse, waar de luidruchtig heid niet werd geweerd. De deftige herbergen hielden zich met al die fraaiigheden niet op. De schilder Barend van Someren, waard in hot schild van Frankrijk" zou zich even gecompromitteerd gerekend hebben als dewaardininde voorname herberg de Prins", beide op den Dam. wanneer men hen had gevraagd of er ten hunnent een musieckgen" gemaakt werd, en de waarden in de drie doelens zouden uw vraag beantwoord hebben met de wedervraag, of gij dan niet wist, dat de herbergen, waar dit gesciiiedde, van minder kwaliteit waren dan hunne deftige neringen, dio beroemd waren wegens de voortref felijkheid hunner fransche. spaansche en rhijnsche, ja zelfs italiaansche, hongaarsche en grieksche wijnen. Tegen muziek maakten zij geen bezwaar. wanneer gij binnenskamers eenige vrienden te gast wildet nooden, maarzij hielden er geen speellieden op na om jan-en-alle-man te trekken. Reeds in den aanvang der zeventiende eeuw bestonden er herbergen, waaraan een vast getal speellieden verbonden was. Van fs morgens vroeg tot 's avonds laat laat, volgens de begrippen van dien tijd klonk daar het geluid van violen en bassen, van basuynen en cornetten afgewisseld i door de liedjes van een der speellieden, die tevens i zanger was. Een speelman, die op al dezeinstru! menten thuis was en stem had, kon vijf gulden j 's weeks verdienen, en kon buitendien rekenen op nog een gulden meer voor zijn aandeel in de steeckpenningen", die de bezoekers aan de gezamentlijke muzikanten vereerden. Niet zelden stond er in zulke herbergen een clavecimbel, dat trouw bespeeld werd. Ken herbergier moest al van een talrijk bezoek verzekerd zijn als hij er zulk een klein orchest op na kon houden. Het was door de voorliefde die algemeen voor zulke muzikale herbergen werd aan den dag gelegd, dat de speellieden van beroep er al spoedig toe kwamen, om in 't gilde der tappers te treden, een herberg te gaan houden. Maar do speellieden, die op bruiloften en andere feestelijkheden de vreugde met hunne kunst kwamen verhoogen, waren in den regel niet on bekend met den dans. De aanzienlijkste speel lieden gaven meestal ook dansles, en de kamers, waar over dag die kunst onderwezen werd, openden zij des avonds, om er de danslustigen te ontvangen. i Dan kon het er vroolijk ja, al te vroolijk toegaan, j zoodat de dartelheid maar vaak in onge| bondenheid oversloeg, die de danskamer weldra in een adem deed noemen met plaatsen van on tucht. Dat zij ten slotte verboden werden, zon der dat het veel hielp trouwens, kan ons niet verwonderen als wij weten, dat zich in die dans kamers allerlei licht vrouwvolk, dat toeback en sterke drancken" dronk, on allerlei rapaiüe liet vinden, dat den schoutendienaars dikwijls handen vol werk gaf. om de daar gerezen twisten on vechtpartijen to stillen. In steegjes en straat jes, aan den Schans eu op de paden aan den liuitensingol vonden soortgelijke herbergiers in hun bedrijf do beste norm..-. Maar er waren ook herbergen waar muziek werd gemaakt en waar het toch niet ..oneerlijk" toeging, of qnaet regiment" word gevoerd. Zulk een herberg was het huvs te Sinnelnst" door Johanncs Autonides opgericht en reeds in 1630 bekend, lu 165!) bestond /ij nog en werd toen bezocht door C. Merian, die verklaarde, dat men darinne tiiglie'n eine herrliche Music horen und allerley Instrumenta Mnsica, so sonsten nicht gemcin seynd, schen kan''. In dien tijd was deze inrichting gevestigd in een van de vrij talrijke huizen, waar de de MennLsten bruijlotft" op het uithangbord geschilderd was. Het schijnt, «lat dit huis te Sinnelnst" een voor ganger had in het huis Lustenburg", eene inrichaan den Singel buiten de Regulierspoort, liie in 1622 bekend was. OP OUDEJAARSAVOND. Ken schets door JrsTrs V.VN M.u'iiiK Ju. Ze hebben toch zoo eenvoudig en spaarzaam, bijna krcnterig geleefd. En toch heeft hij schulden moeten maken; hij begrijpt het niet. Op tafel ligt zijn kasboek; hij ziet er in zijn oogon staren op de cijfers, die een tekort" een vrij groot tekort aanwijzen. Van waar is dat gekomen'! Zijn vrouw gooit het niet over den balk, zij is dood zuinig, haar kan hij niets verwijten. Heeft zij niet altijd gezorgd dat ze met haar maandgeld rondkwam? Heeft zij niet gewerkt en gesloofd in 't huishouden, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, soms tot 's nachts ? Neen! aan haar ligt het, waarachtig niet. Hij peinst: ze zijn nauwlijks zes jaar getrouwd, hoe lief zag zyn Line eruit destijds. Kastanjebruin haar golfde weelderig langs een paar blozende meis jeswangen, uit haar vriendelijke, zachte oogen zageiv. onschuld en tevredenheid de wereld in en onv haar kersroode, frissche lippen speelde een ge lukkig lachje. 't Bruidstoilet kleedde haar zoo goed, al was '£. ook zonder eenige pretentie, een dood gewoon wit. kleedje; 't maakte haar bekoorlijk, want uit haar geheele wezen straalde zulk een liefelijke, wanne jeugd, dat men wel de zwartgalligste menschonhater moest zijn om zich aan de zijde van zulk een vrouwtje niet gelukkig te gevoelen. En heden ? Line is acht en twintig jaar, maar wie dat niet weet, schat haar zes, zeven,, jaar ouder. In haar fijne trekken is hier en daar reeds een rimpel te ontdekken. Haar bloeiende gelaatskleur is verbleekt en op enkele plaatsen, met geel genuanceerd, haar gestalte is hoekiger en logger, al het fijne in haar verschijning is, grover geworden al 't poëtische verdwenen. Zij hadden lang gewacht, zér lang omdat zijn inkomen hem nog niet veroorloofde te huwen. Acht honderd gulden is niet veel om op te trou wen wanneer men te huis goed leefde en niet gewend was om zich te bekrimpen. Eindelijk werd zijn salaris elf honderd gulden! Ze overlegden en rekenden te samen uit, of 't luk ken zou om daar mee rond te komen; papier en potlood was te baat genomen en ze hadden een budget, een begrooting gemaakt. Zooveel zoude» ze gebruiken zooveel zouden ze besparen voor den kwaden dag. Ze waren beiden niet meer zóó jong dat rekenen hun onnoodig toescheen, ze verston den het beiden en waren 't volkomen met elkan der eens dat de arithmetica in 't huwelijk niet gemist kan worden. .., Alles hadden ze berekend en besproken, zelfs een mogeüjke vergrooting van hun huisgeein. Twee kindertjes waren mee op 't budget gebracht, maar toen ze getrouwd waren kwam alles anders Alleen de twee kleintjes kwamen, volgens progrtun,, een jaar na elkander. De overige berekeningen waren fout; de sommen gingen niet op er was niet nuchter genoeg gecijferd in die gelukkige dagen. Jeugd, liefde, hoop en verwachting hadden een wonderlijk verblindend licht op het blad papier geworpen, waarop ze hun huishoudelijk budget samenstelden. Line was uitstekend opgevoed, zij behoorde tot een gegoede familie, die door de tijdsomstan digheden was achteruitgegaan, 't Was een zware slag geweest, maar zij had geoefende handen en een klaar en gezond oordeel; 't meisje schikte zich rustig en kalm in den haar ongewonen toe stand. Haar vader had een kleine lijfrente en leefde nu daarvan met^.Line zijn vrouw was reeds lang overleden, -* dood eenvoudig maar fatsoenlijk, zóó fatsoenlijk zelfs, dat niemand ge loofde dat zij zich zó» behelpen moesten. Zoo had hij haar leeren kennen. De vredige rust on zachte kalme vroolijkhcid van haar per soon hadden indruk op hem gemaakt, hij geloofde, hij wist zeker dat ze hem gelukkig zou maken. Daarom vroeg hij haar zij had hem lief ze huwden en zouden trachten te leren, elkaar steu nend en helpend, door liefde tevreden en gelukkig.» En nu? Hij moet zich zelf zuchtend be kennen dat hij zich verrekend heeft. In zijn huis houden is een deficit; hij heeft schulden moeten maken. Wel is waar is die schuld nog betrekke lijk klein, maar er is schuld en ? hot be wustzijn zijn naam onder twee accepten te heb ben gezet drukt hem moer clan hij zich zelf be kennen wil. 't Is slechts een paar honderd gulden samen, maar hij weet, hij is zeker, dat hij ze niet terug geven kan, omdat hij van zijn salaris zelfs zijn huishouden niet kan onderhouden, zooals 't nu is. Hij denkt met inspanning na, kwelt en martelt zijn hersens en vraagt zich zelf af: wan neer, waaraan dan toch te voel in zijn huishou den is gebruikt, 't Moet hem toch gelukken de bron van het kwaad te ontdekken; hij wil weten welke ongeoorloofde weelde, welke verkwisting hem tot den toestand heeft gebracht waarin hij nu is een toestand die hem den innerlijken vrede ontrooft. Zich zelven voelt hij vrij van schuld. Hij heeft geen passies, geen behoeften ; hij spoelt niet, hij drinkt niet. 't Is waar, hij rookt, maar dat is <la;i ook de eenigo weelde die hij zich veroorlooft. II :j overlegt verder: zou het deficit, ook in in ij n klee ding steken: ik kan niet ontkennen dat ik mij graag fatsoenlijk kleed, maar kan ik anders 'i ? Als ik er slordig of shabby uitzie, wat moet mijn., chef dan wel denken ecu kale, tot op den draad versleten jas kan ik toch niet aantrekken, ecu defecte pantalon neen! dat gaat niet, zulk een kwalijk aangebrachte bezuiniging zou mij meer schade doen dan baten. Kn venier? .... Hij vindt niets moer; met.. zijn eigen ik heeft hij afgehandeld. Dan moet de schuld toch wél aan Line liggen,. maar hoe en waar? Ook zij kan niet anders doen, dan zij doet: sedert zij getrouwd is hoeft, zo c'a. nieuw toiletje gehad en daarvan den rok zelf ge naaid, alleen de taille heeft ze laten maken doorde modisto. Lintjes en strikjes? Och! die draagt zij niet: met een paar ellen kant en wat lintdate hij haar. toen zo nog geëngageerd waren, schonk, doet, zij nu nog wonderen. Haar hoed is een on begrijpelijk voorbeeld van gedaanteverwisscüng, haar handschoenen logenstraften de bewering dat alles op aarde vergankelijk is en haar schoeisel! ... 't is goed dat do rokken niet meer zoo kort ge dragen worden. Xeen! Neen! Line verpronkt het niet, hij kan nauwelijks zijn aandoening raeestar blijven als hij aan de garderobe van zijn vrouw denkt. Ieder stukje daarvan is con bewijs v;rv haar pijnlijke netheid, van haar voorzichtig bere kenende wijsheid, ledere ruche die zij draagt hocfb een geschiedenis, een verleden; ieder oplegsel op mantel en kleed is een kunststuk van vcrimfti/jo zuinigheid. Zelfs de lintstrik op haar borst zou n een roman van wreede realiteit verhalen, wanneer ge haai' oplichttet en de dunne gesleten plek kondet zien in het rips, waaronder do harda,. corsetveer zich verbergt. Neen ! ook Line is de oorzaak niot; voor zicht, zelf geeft ze nagenoeg niets uit. Misschien besteedt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl