Historisch Archief 1877-1940
550
DE AMSTERDAMMER
A'. 1888
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND.
Ieder nomxner bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Biet auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag t8 Januari.
Abonnement per 3 maanden f l.?. fr p. p. f 1.1&
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
I H H O r D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: De Ouvreuse, I. KUNST EN LETTE
REN: Het tooneel te Amsterdam, door Alb. Th.
De vertooning van Joseph in Dothan, I, door
F. v. d. G. Realisme, door L. van Deyssel.
Shakespeare in de Balzaal. Het honorarium
van componisten, voorheen en thans. VARIA.
SCHAAKSPEL. Iets over den dood van
Admiraal Courbet, door F. 3. v. U. De Turco
der Commune. Engelsche titels. Voor
Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZON
DEN. RECLAMES. BEÜRSOVERZICHT.
ADVERTENTD3N.
Van verre en van
nabyDe openbaarmaking der zoogenaamde
vervalschte documenten is het sein geweest voor
eene meer geruststellende beschouwing van
de internationale verhoudingen. Het sein,
maar niet de aanleiding, allerminst de
oorzaak. De bedoelde documenten hadden
den vorm van brieven, door vorst Perdinand
Van Bulgarije geschreven aan de gravin
van Vlaanderen; in die brieven roept de
vorst de tusschenkomst in van de gravin,
om den koning van Belgiëen den koning
van Roemenië, en door hunne bemiddeling
ook den Czar gunstig te stemmen. Hij
wijst daarbij op den steun, dien
Duitschland hem heimelijk heeft toegezegd, ofschoon
het zich genoodzaakt zag hem in het open
baar te bestrijden, en legt, als bewijs voor
die bewering, eene nota over, hem door den
Duitschen gezant te Weenen, vorst Reus»,
toegezonden. De Czar, wien deze stukken
in nanden zijn gespeeld men weet niet
door wie heeft ze voor echt gehouden.
Van Duitsche zijde is echter de onechtheid,
naar het schijnt op voldoende wijze, aange
toond: vorst Perdinand heeft de brieven,
vorst Reusz de nota niet geschreven, en de
gravin van Vlaanderen is aan de gansche
zaak zoo onschuldig als een pas geboren
kind. Hieruit zou moeten volgen, dat
Duitschlands politiek tegenover Rusland altijd
vol]&men eerlijk is geweest.
De officieuse pers heeft deze conclusie als
juist aangenomen, en dit is van Russische
Feuilleton.
DE OUYREUSE.
Naar het Fransch
VAN
FRANC.OIS COPPÉE.
Ik had juist mijn pels aan de juffrouw te
bewaren gegeven, en ik wilde mijne plaats in
de stalles in bezit nemen, toen ik aaii het
eind van de gang, den witten baard van
den ouden beeldhouwer Louis Sénéchal ge
waard werd, en daar ik hem wilde vragen
hoe hij het maakte, wachtte ik totdat hij zijn
jas ook had afgegeven.
Voor Sénéchal gevoel ik zoowel vriendschap
als eerbied en ik heb evenveel bewondering
voor zijn talent als achting voor zijn karakter.
Ik weet welk een rein ideaal, welke teedere
beminnelijkheid onder de ruwe schors van
dien ouden kunstenaar verborgen zijn. Het
goede volk uit de voorstad Saint Jacques kent
em ook, want hij blijft hunne gewoonten ge
trouw en komt zich eiken morgen aan de
fontein op den hoek der rue Val-de-Grace
wasschen. Hij zelf heeft mij zijn vroeger leven,
zijn hard bestaan van arbeid en ellende
verteld, terwijl hij in zijn atelier bezig was
zijn leem te kneden of gekheid maakte met
zijn model; en nu hij beroemd is geworden
en de palmen van het lidmaatschap der aca
demie ziin slapen, zoowel als het officierskruis
zijn werkmansblouse sieren, nu weet ik welk
een nobel gebruik hij maakt van den be
scheiden rijkdom dien hij tegelijk met zijn roem
verkregen heeft; men heef t mij van zijn goed
doen in stilte verteld en ik ben een van de
zeer weinigen die weten dat hij zijn geheele
iractement als lid van het instituut aan een
arme jodin geeft, die onder de lasten van een
zwaar huishouden gebukt gaat, en die
vijfen-twintig jaar geleden toen zij poseerde voor
de Hebe van Sénéchal, het standbeeld dat
zijde des te opmerkelijker, omdat het bewijs
van zeer negatieven aard is. De heer Von
Bismarck wij gelooven het gaarne heeft
den Czar niet op deze plompe wijze bedro
gen, maar daaruit volgt evenmin, dat zijne
Oostersche politiek voor Rusland gunstig is
feweest, als uit het feit, dat vorst Ferdinand
eze brieven niet heeft geschreven, kan wor
den afgeleid, dat een warm verdediger der
Russische belangen op den Bulgaarschen
troon zit. De Duitsche rijkskanselier heeft
immers openlijk zijne ingenomenheid betuigd
met de rede van den heer Crispi, waarin
deze met groote sympathie sprak over de
pogingen der Bulgaren, om hunne zelfstan
digheid en hunne onafhankelijkheid tegen
elke aanranding te vrijwaren?
Als men nagaat, dat het feit der
vervalsching aan den Czar reeds op 21 Novem
ber is bekend geweest, moet men erkennen,
dat de uitwerking van deze onthulling al
zeer gering is geweest, want juist na dien
tijd heeft Rusland eene houding aangenomen
die, vooral in Oostenrijk, tot ernstige be
zorgdheid aanleiding gaf en nog steeds geeft.
De vredelievende verklaringen door dezen
of genen gezant, ja zelfs door de gekroonde
hoofden afgelegd, beteekenen bedroefd wei
nig, zoolang niet de militaire toerustingen
worden gestaakt, waarmede Rusland, Oosten
rijk en Duitschland, het eerste vooral op
groote schaal, zich sedert eenige weken bezig
houden. De Ulk, het bekende humoristische
Berlijnsche blad, drukt den toestand moge
lijk niet onjuist uit, wanneer hij, onder den
titel Aufgeschoben ons Mars vertoont, die
tot over de knieën in de sneeuw is gezakt.
» Wacht maar, rakkers" zoo roept de oor
logsgod met een boos gezicht uit «wacht
maar, tot ik er eerst weer uit ben." Aufge
schoben ist nicht aufgehoben, zegt het Duitsche
spreekwoord; uitstel is geen afstel. Er moet
nog heel wat anders gebeuren, dan tot nu
toe is geschied, om de rust in de gemoede
ren te herstellen.
Serviëheeft eene ministerieele crisis ge
had, waarvan de oplossing alleen bewijst, dat
koning Milan daar heer en meester is van
den toestand en dat de strafpredikatie, die
hij onlangs tot de leden der vertegenwoor
diging richtte, geen ijdele bedreiging was.
Serviëschijnt zich niet in het bezit van
conservatieven te verheugen; de drie partijen
zijn naam gevestigd heeft, een der mooiste
lichamen van geheel Parijs had.
Daarenboven was ik er op gesteld, hem
vóór het begin van het stuk te zien om eens
met hem te praten over zijn vriend Octave
Firmez, die nu al tien jaar geleden, bijna ge
heel vergeten gestorven was, en wiens naam
na zijn dood, zoo beroemd was geworden dat
de eerste voorstelling in het Odéon van zijn
nagelaten drama »Les chevaliers errants", dien
avond door het geheele kunstlievende en ele
gante Parijs werd bijgewoond.
Hebt ge altijd No. 63? vroeg hij mij, toen
hij mij zag en mij de hand reikte.
En u altijd 65?
Opperbest... In de pauzes kunnen wij
een beetje samen praten. Maar wacht een
oogenblik totdat ik mijn pels heb uitgetrokken.
In plaats van »pels" gebruikte hij eigenlijk
een anderen term die minder fijn was, maar
waarvan de oude Parijsche straatjongen zich
nu en dan bediende, en waarmee hij
tusschenbeiden, ondeugend genoeg, zijn medeleden van
het Instituut en yan de Jury ergerde.
Op dit oogenblik hoorden wij een vrouwen
stem vlak bij ons.
Geef mij uw overjas, Mijnheer Sénéchal,
zeide de ouvreuse.
Ik zag toen iets heel bijzonders. De beeld
houwer in zijn zwarten rok en witte das met
de roode rozet in het knoopsgat, en het kleine,
gerimpelde oude vrouwtje in haar armoedig
zwart japonnetje en haar mutsje met roze
linten, zagen elkaar aan, gaven elkaar de
hand. en hun oogen vulden zich met tranen.
Toen, zonder zich om al de zwarte rokken,
die zich in den gang verdrongen te bekomme
ren, kuste Sénéchal de ouvreuse op beide
wangen.
Moed gehouden, mijn arme Clémence,
zei hij, en zijn stem klonk diep bewogen
Het blijft dus afgesproken, niet waar? Ik
zal je, als het van avond uit is, thuis
brengen. Wij zullen wandelen, gearmd, dan
kunnen wij over hem praten. Maar ge zult
zijn stuk toch zien ?
Ja, antwoordde de oude vrouw, ik heb
een bekleed bankje dicht bij de deur; het is
daar te lande onderscheiden zich als radi
calen, liberalen en progressisten. De
progressisten zijn onvoorwaardelijke voorstanders
van eene aansluiting bij Oostenrijk; hun
eigenlijk hoofd is koning Milan zelf, en zij
zijn zeven jaren lang aan het roer geweest,
tot dat zij, weinige maanden geleden, toe
gevende aan den drang der openbare mee
ning, moesten plaats maken voor eene com
binatie van radicalen en liberalen.
Garaschanin moest optreden, en Ristitch werd
zijn opvolger. De radicalen, die hun steun
vinden bij koningin Natalie, zijn
Panslavisten in hun hart en trachten de politiek van
Serviëgeheel in Russisch vaarwater te bren
gen. De liberalen eindelijk hebben Russische
sympathieën, maar passen het ménager la
chèvre et Ie chou met meer of minder geluk
toe. De heer Ristitch steunde op een meer
derheid van radicalen en liberalen, maar hij
kon het, naar het schijnt, noch die meerder
heid, noch den toning naar den zin maken.
Thans is een radicaal kabinet opgetreden,
maar met een programma, dat koning Miian
heeft opgemaakt en dat dus bijna
antiRussisch is; daarenboven is een der warmste
voorstanders der anti-Russische politiek,
kolonel Franassovitch, benoemd tot minister
van buitenlandsche zaken. Deze wonderlijke
combinatie zal waarschijnlijk niet lang stand
houden, en als zij valt, dan komt weder een
kabinet Garaschainn aan de beurt. Dat de
heer Garaschanin in de Skoeptchina slechts
eene kleine minderheid zou hebben, doet
niets ter zake. Hij zou onmiddellijk tot
ontbinding der vertegenwoordiging overgaan,
en het behoort ook al tot de Servische
traditiën, dat de staatsman, die de verkiezin
gen »leidt« om ons bij dit Westersch
euphemisme te houden zich een Kamer
schept naar zijn beeld en zijne gelijkenis.
Parlementaire instellingen hebben tijd noodig
om bij het volk in merg en been door te
dringen; zij moeten groeien, maar niet zoo
snel als Jona's wonderboom. De Balkanstaten
hebben die instellingen weinige jaren geleden,
toen zij ophielden Turksche provinciën te
zijn, kant en klaar gekregen Bulgarije
zelfs uit de handen van Rusland! Geen
wonder, dat zij daarvan nog niet altijd een
even verstandig gebruik maken.
De Italianen ondervinden, dat de eer om
in de rij der koloniale mogendheden eene
een groote gunst.... Maar ik vraag u wel
excuus, mijnheer Sénéchal, ik heb nu geen
oogenblik langer tijd.
En terwijl de ouvreuse de jassen en
parapluies in bewaring nam, glimlachte de beeld»
houwer droevig op het zien van mijn verwon
derd gezicht, maar hij greep mij bij den arm
en trad de zaal met mij binnen.
Laat ons gaan zitten, zei hij ontroerd.
Straks zal ik u zeggen wat dat alles
beteekent,... Ba, 't is een wreede. droevige ge
schiedenis! maar er is toch ook iets
troostrijks in, want zij bewijst dat er ook nog
belanglooze harten gevonden worden.... Stil
nu! Er wordt driemaal geklopt.
Men herinnert zich het overweldigend suc
ces van de Chevaliers errants," waarmee
het Odéon gedurende meer dan honderd voor
stellingen altijd volle zalen maakte. Dat episch
gedicht, die breede, nobele verzen, die slechts
te vergelijken zijn met die van de Légende
des Siècles, lokten reeds na de eerste scènes
lange, opgewonden toejuichingen uit. Het was
alsof het publiek, dat gedurende vijf-en-twintig
jaren was ingesluimerd, bij al den onzin der
tendenz-stukken en de platte refreinen
deioperette, plotseling wakker schrikte door
den adem van verheven inspiratie en poësie,
die het tegenwoei. Dien dag hoorde men zelfs
het kleingeestige gemompel van haat en af
gunst niet. De schrijver was sedert tien jaar
dood, hij had geen vijanden meer. Na het slot
der eerste akte ging het succes in een ware
zegepraal over.
Komaan, mijn bestemenschen! Schreeuwt.
klapt in de handen! riep Sénéchal uit terwijl
het scherm langzaam zakte eu de acteurs, die
reeds met onstuimige kreten voor de derde
maal terug waren geroepen zich voor het laatst
met een gelukkigen, eenigszins vermoeiden
glimlach voor het publiek bogen. Dat alles
neemt toch niet weg dat gij Firmez gedurende
tien jaren bijna van honger hebt laten sterven,
eu dat hij bij zijn leven geen theater heeft
kunnen vinden dat zijn stukken wilde spelen.
Juicht hem maar toe, ezels! Hij is waarachtig
dood, hij zal niets meer schrijven!....
plaats te bekleeden, duur moet worden ge
kocht. De bezelting van Massowah," het
onherbergzaam oord aan de gloeiende kust
der Roode Zee, heeft reeds geleid tot een
oorlog met Abyssinië, en Koning Menelik
van Schoa is met zijne troepëh de leger
macht komen versterken, waarmede de
»Negus" en diens veldheer Ras Aloela tegen
de Italiaansche bezetting oprukken. Die be
zetting is in de laatste maanden geworden
tot' een formeel expeditiecorps van minstens
20,000 man, en is ongetwijfeld in staat om
de aanvallen van de Abyssiniërs af te slaan.
Maar daarmede is nog niet veel gewonnen.
Massowah heeft geen beteekenis en is op
den duur onbewoonbaar, wanneer het niet
de sleutel wordt voor het Afrikaansche bin
nenland en in de eerste plaats voor de hoog
vlakten van Abyssinië. Maar daarvoor zou
men of met Abyssiniëin vrede en vriend
schap moeten leven, of het land moeten
veroveren. Het eerste is voorloopig onbe
reikbaar, met het oog op de door de Ita
lianen geleden nederlaag bij Saati en op de
eischen, door den Negus gesteld. Het tweede
zou veel tijd, eene zeer aanzienlijke troe
penmacht en verbazend veel geld kosten.
Eene vergelijking met de Engelsche expeditie,
indertijd door generaal Roberts ondernomen,
gaat niet op, omdat deze expeditie kon reke
nen op den steun van een goed deel der
bevolking, dat jegens den toenmaligen koning
Theodorus zeer vijandig gezind was.
De triple alliantie bindt Italiëin Europa
de handen; de regeering zal zich dus moeten
beperken tot het toedienen eener «tuchtiging1'
aan de Abyssmiërs (als deze dom genoeg
zijn om zich daartoe te leenen) en tot het
handhaven van haar gezag in een kring
van enkele mijlen om de haven van Mas
sowah. Een mager resultaat voor zooveel
opoffering!
RIEMEN SNIJDEN VAN EEN
ANDERMANS LEER.
Het is zeker een natuurlijke aandrift om
eigen beurs te sparen eu liefst die van buur
man aan te spreken, maar fatsoenlijk wordt
het toch nooit gerekend, zoodat beschaafde
lieden zich daarvan plegen te onthouden.
Een zonderling verschijnsel is het evenwel,
dat wie in privé, voor zich zelven, nooit,
neen nooit een genot of voordeel zou trach
ten te erlangen op kosten van anderen, daar
Is Firmez dan zoo ongelukkig geweest?
vroeg ik aan den ouden kunstenaar om hem
aan zijne belofte van straks te herinneren.
Ja, antwoordde Sénéchal, ten minste in
zijn jeugd. Daarom juist heeft hij zoo weinig
geschreven, want die arme dichter voor wie
dwepen en droomen een levensbehoefte was,
is veel te lang genoodzaakt geweest
geestdoodend werk te verrichten, alleen om niet
van honger te sterven. Hij werkte voor de
samenstellers van encyclopedieën en
dictionnaires en roffelde in der haast de stukken af
die hij uit verschillende schrijvers bijeen schar
relde. Lacer is hij door een erfenis rijk ge
worden ....
Maar wacht, het wordt leeg in de zaal. De
pauze zal lang duren en mijn geschiedenis is
maar kort. Luister.
Toen ik Firmez leerde kennen waren wij
beiden vijf en twintig jaar oud, hij zei juist
zijn studiën in de rechten vaarwel om zich
aan de letteren te kunnen wijden. Natuurlijk
brouilleerde hij zich daardoor met zijn familie.
:2ijn vader, een notaris ergens in de provincie,
een man met een kruideniersziel, had hem op
zwart zaad gezet. Maar op dien leeftijd maakt
men van alles een grap, zelfs van de ellende.
Daarenboven was het bekend dat Octave ver
mogende bloedverwanten had; hij kon wel
eenige schulden maken, hij was ten minste
altijd nog 't beste bij kas van de heele bende.
Wanneer hij te Vaugirard in mijn atelier kwam,
waar 't natuurlijk nog al een warboel was,
plaagden wij hem met zijn prachtige dassen
en zijn fiuweelen vesten en wij noemden hem
hem de »mirliflor !
Octave was toen een knappe jongen met
lang, krullend haar, een mooi puntig vlas
baardje en een paar smachtende melancholieke
oogen waarmee hij al de grisettes van hat
Quartier Latin het hoofd op hol bracht; op die
manier^leerde hij Clémence ook kennen.
Wat ? riep ik, terwijl ik Sénéchal in de
rede viel. Clémence ? . . -. die oude vrouw die
daar zooeven . . .
Juist, en om de waarheid te zeggen, er
was in dien. tijd ook wel een steekje aan die
arme Clémence los. Twintig jaar, zoo mooi