Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTJEBDAMMER, WEEKBLAD TOOK NEDERLAND.
No.550
minder bezwaar in ziet als hij in hoedanig
heid opteeedt van publiek persoon. Of een
Colleg^ de Staat ofi'provinci», ook wel de gemeente,
een kwaden naam krijgt,, dat schijnt, hem a ie t
te ^tere». Dit leeft de geschiedenis van »het
pwisJoeBffgids" dat ziek vetmestte op koeten
van ambtenaren, dat leert »de Registratie",
dat leert zoo menige gemeente, wier bestu
rende leden, als privaat personen, de
eerlijkste menschen ter wereld zijn.
Wat te zeggen van het besluit onlangs
openbaar gemaakt door den Minister tot wiens
departement de posterijen behooren ? Zondags
zal er overal, in alle groote steden zelfs, slechts
n bestelling plaats hebben. De Minister is
niet naïf genoeg om te ontkennen dat hierdoor
greot ongerief zal ontstaan, maar wel naïf
genoeg om als kleine tegemoetkom in j de
telegraaf gedurende een paar uur open te
stellen. Al kost dit iets meer, zoo voegt de
goedige Minister er bij, dringende zaken
kunnen daardoor behandeld worden.
De Staat is ondernemer der posterijen
emdat er bezwaren zijn om die onderneming
a*n particulieren over te laten, maar de
Slaat blijft niettemin toch ondernemer en
»oet handelen in het belang van het
pubüek> Hoe doet elke particuliere onderne
ming? Ze vraagt in de eerste plaats: wat
eiacht mijn voordeel, en erkennende dat het
publiek te gerieven dat voordeel bevordert,
doet ze haar uiterste best het publiek van
dienst te zijn. De Rijnspoor b. v., die zeker
voor, het publiek niet vriendelijker is dan
een andere onderneming, maakte bekend dat,
dewijl de dag vóór St. Nicolaasavond, op
a«n Zondag viel, de kantoren alsdan geopend
zouden blijven om het publiek ter wille te zijn.
Wil een spoorweg- of welke andere
maatsebappij aan haar ambtenaren rust gunnen,
an stelt zij een Zondagsploeg aan, en de
gewone beambten kunnen rust nemen terwijl
een aantal menschen die gaarne, o zoo gaarne
ook 's Zondags wat verdienen, in de plaats
<ier gewone beambten treden. Zoo doet zulk
een maatschappij omdat ze geen monopolie
heeft en, door de omstandigheden gedron
gen, steeds voor oogen moet houden dat zij
voor het publiek is en niet het publiek voor
haar.
Is de minister voorstander van Zondags
rust, het staat hem vrij al zijn huisgenooten,
zoo familieleden als bedienden, geen stap te
laten doen, geen hand te laten uitsteken; hij
mag zelfs zijn Zondagsmaal den vorigen dag
laten toebereiden, en de tafel ook dan reeds
van te voren laten dekken.
Als minister echter heeft hij op iets an
ders nog dan op zijn eigen godsdienstige
overtuigingen te letten; hij moet voor allen
de billijkheid betrachten. Hij gunne aan zijn
beambten rust op den Zondag. Uitstekend.
Maar niet ten nadeele van liet publiek, dat
zich door niemand anders mag laten bedie
nen, wil het geen gevaar loopen van boete
en gevangenisstraf.
. Het is makkelijk riemen te snijden van
een andermans leer. Een minister die n
aan het publiek n aan de postbeambten
denkt, mag niet vergeten dat de posterijen
winst genoeg afwerpen om de kosten der
' Zondagsrust te betalen, m. a. w. om
Zondagsploegen aan te stellen. ^*+
als een Anglaise 't zijn kan als zij wil een
middeltje dat met twee handen te omspannen
Was en prachtig, weelderig' kastanjebruin
haar. Maar wat wilt ge ? Zij was een wees en
alleen in de straten van Parijs. Zij haakte
naar genot en oefende een van die vrouwe
lijke ambachten uit waarvan zij niet leven
kon . . . Wat zal ik er meer van zeggen. Er
waren er twee of drie onder ons die er wel
eens bij waren geweest als zij haar corset aan
deed . . . Octave had haar in het Prado ont
moet. Zij hadden hun liaison al eens verbro
ken, toen weer aangeknoopt, toen weer ver
broken, totdat ik eindelijk op zekeren avond
met Octave in ons kosthuis kwam, daar
vonden we Clémence die zat te beven
van de koorts met een kop bouillon voor zich
waarvan zij niets gebruikte. Wij ondervroegen
haar; een student in de medicijnen die daar
was bemoeide zich er ook mee; het was een
borstaandoening en gevaarlijk ook. Wat te
doen ? Het meisje woonde op een ellendig zol
derkamertje en er was natuurlijk geen geld.
De student spreekt van een hospitaal en zij
begint bitter te schreien. Octave had een goed
hart; hij pakt het arme kind in een fiacre,
neemt haar mee naar huis, verzorgt en past
haar op als een oude liefdezuster, geneest
haar, stuurt haar natuurlijk niet op straat wan
neer zij aan de betere hand komt, en ziedaar
de geschiedenis van de eerste twintig jaren...
Wat ? Hij, Firmez ! Een dichter!.. met
die meid ...
Die meid, mijn waarde, was een arm
kind! op de straat en door.de natuur
grootbracht. Toen zij twintig jaar was had zij na
tuurlijk dwaasheden gedaan evenals de vogels
die in de maand April doen ; maar haar hart
was goed, eenvoudig en rechtgeaard, en de
dankbaarheid maakte haar voor Octave de
beste, de trouwste, de meest zelfopofferende
gezellin. De kwade dagen waren juist geko
men : de schuldeischers wisten dat Firmez
bepaald met zijn familie gebrouilleerd was;
er was niets meer aan te doen, er moest
gewerkt worden om te kunnen leven.
O welk een ellendig bestaan heeft hij ge
durende tien jaar voortgesleept, die dichter.
(Slot volgt).
KINDERSTERFTE.
De menschen, die weleer hier op der aerde waren
Beleefden menigmaal de- negenhondert jaren.
Cate doelde- blijkbaar op een Adum, die
930, op een Seth, die 912 en op een
Metnusalem, die- 969 jaar oud werden. Maar
de tijden zijn sedert hard achteruitgegaan
in dit opzicht. Tegenwoordig mag een mensch
al heel blij zijn, als hij ouder dan 5 jaar
wordt. De helft der geborenen sterven be
neden dien .leeftijd. In Utrecht is het treu
riger gesteld dan ergens elders: onder de
groote steden van ons land is er gèene, waar
de dood meer kinderoffers vraagt. Een
vergelijking der officieele cijfers moge ons dit
duidelijk maliën. Gedurende de laatste 10
jaren was het sterftecijfer:
per 1000 inwoners voor het Rijk 24.2
voor de gemeente Amsterdam 27.4
Rottcrdnm 28,3
deii Haag 26,5
Utrecht 28,5
Per duizend. Utrecht, 't Rijk. Utrecht m. d.'t Rijk.
Leren!, gehorenen 2.1 1.9 0.2
sterfte van 0?1 j. 8.8 68 2.0
van 1?5 j. 3.8 2.9 0.9
v. 5?b. 80 j. 138 12.6 1.2
Totaal 28.5
4,3
Het laatste staatje leert, dat het hooge
sterftecijfer moet verklaard worden door het
groote aantal overleden kinderen beneden
5 jaar. Slaat men de ziektelijsten na, dan
wijst slechts ne een belangrijk hooger cijfer
voor Utrecht (2.9) aan dan voor 't Rijk
(1.27), de acute ziekte der
spijsverterings-organen, en deze ziekte is vooral kinderziekte.
Wij raken hier aan eene der donkerste
zijden van het sociale vraagstuk, wier oplos
sing zooveler hoofden en harten bezighoudt.
De dood toch, die geen onderscheid van
standen heet te kennen, treedt 't
onbarmhartigst op in de schamele huisjes onzer ach
terbuurten; een ontzettend aantal
kinderJijkjes komt op rekening van kommer en
ellende, en daarmee gepaard gaande onkunde
en onverstand.
De jonge wereldburger, in de woning van
den gegoede met zooveel zalige vreugde wel
kom geheeten, wordt in menig werkmans
gezin met bedrukte en zorgvoïle gezichten
begroet.
Hij brengt immers niets mee ter wereld
dan zijn honger, en waar zal het voedsel
van daan komen! Den eersten tijd de moe
dermelk. Vader Oats heeft het fraai gezegd:
«Een die haor kinders haert. is moeder voor ccn deel,
Maer die liner kinders sooght, is ruoodor voor 't geheel."
doch dit moet menige werkmansvrouw als
droevige spot in de ooren klinken. De om
standigheden zijn immers veelal sterker dan
haar wil. Hoe menigmaal roept de
kostwinning, de arbeid in werkhuizen en fabrieken
haar gansche dagen buitenshuis, en moet het
wichtje aan de zorgen eener buurvrouw toe
vertrouwd worden. En met dit kindje, in
ellende ter wereld gekomen en in onkunde
opgevoed, wordt omgesprongen ongeveer op
dezelfde hardhandige wijze, waarop de school
knaap zijn horloge behandelt, dat hij met
een pen of mes in gang tracht te brengen.
»Mot zoo'n wurm ook al smaak hebben,"
denkt buurvrouw en ze voert 't gezegde wurm
met een pap van aardappelmeel; ze zou 't
kindermaagje even goed met keisteenen
kunvullen. En de melkboer met zijn onvervalschte
koemelk moet heel wat pompen en slooten
passeeren, eer hij in de achterbuurten aan
landt; de weg van menigen melkwinkel tot
't kerkhof' is korter dan in 't algemeen ver
moed wordt.
Een andere gezondheidseisen: de frissche
lucht. Ze is gratis verkrijgbaar, ja, maar
niet in de vunzige bedompte huisjes, die in
de nauwe onfrissche stegen en sloppen op
elkaar gepakt staan ; 't staat daarmede in
de donkere bedsteden treurig genoeg gescha
pen. En de zindelijkheid; ze moet immers
schipbreuk lijden op 't gebrek aan de
noodige kleeding en dekking.
Men heeft, met de groote kindersterfte
voor oogcn, aan een verderfelijken invloed
der begrafenisbussen gedacht; men spreekt
zelfs van een opzettelijke clandestinen kinder
moord. De ouders, die bij den clood der
kleinen op de uitkeering eener som kunnen
rekenen zouden onverschillig worden en tal
men bij het laten halen van den medicus.
Zeker moeten intusschen de invloeden dezer
bussen nog nader onderzocht en de beweerde
nadeelige gevolgen nog nader bewezen worden.
Op vele plaatsen mogen ook de doktoren
zich zelven wel eens rekenschap vragen. De
armenpraktijk stelt zware eischen. De ge
neesheer moet hier strijden tegen onkunde
en in zijn voorschriften rekening houden
met den maatschappelijke!! toestand, die de
opvolging van zoovele raadgevingen onmo
gelijk maakt. De armenpraktijk vraagt een
menschenkennis en een tact, die zelfs den
braafsten dokter niet altijd eigen zijn. Door
een te koele voornaamheid mist hij zoo me
nigmaal het noodige vertrouwen. De men
schen, bang voor een kouden blik, voor een
harde opmerking, durven niet gauw om den
»meester" te sturen, en zoo verschijnt deze
dikwerf eerst als zijn hulp te laat komt en
onmachtig blijkt.
Welk oorzaken, nu deze dan gene in
meerdere mate, samenwerken tot 't ontstaan
der hier in 't kort besproken kindersterfte,
is duidelijk. Hoe daarin verbetering te
brengen ?
Eenerzijds door bestrijding van de on
kunde. Het zou wellicht aanbeveling ver
dienen, om ieder, die de geboorte van een
kind aan den burgerlijken stand komt aan
geven, een boekje uit te reiken, waarin over
de eerste behandeling van den jongen we
reldburger in populaireu vorm. eenige wen
ken worden gegeven. Ook volksvóorlezingen
over het onderwerp zouden nut kunnen
stichten.
Men vergete echter niet, dat de onkunde
optreedt in 't gevolg der ellende. Leniging
van armoede zal ten slotte ook hier het doel
treffende geneesmiddel blijken. Werkt dus
elke vereeniging tot armenzorg ten goede, er
( zijn in Utrecht een tweetal vercenigingen
werkzaam, die meer direct een gunstigen in
vloed in deze kunnen uitoefenen. De ver
eeniging tot ondersteuning van behoeftige
kraamvrouwen, onder het beheer van een
groot aantal vrouwen van den aanzienlijken
stand, de andere onder het bestuur van me
dische studenten en 't toezicht van professoren.
Beide doen, wat zij kunnen, maar zouden
meer willen doen. . . .
Wie weet, wat de herinnering aan eene
der treurigste maatschappelijke kwalen en
aan het middel tot herstel vermag, om nog
eens met te meer ernst de aandacht op het
bestaan dezer twee zoo nuttige vereenigingen
te vestigen!
HEIS.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Fransche Dramatiek.
Les extrémes se touchent: Racine en do firma
Meilhac-Millaud, Iphigénie" en Mam'selle
Nitouche." Waarom zouden zij elkander uitsluiten?
De fabel van de operette bestaat uit de lotge
vallen van een jonkman, die ook uit twee onge
lijksoortige elementen is samengesteld: C
lestinFloridor is een muziekmeester-organist in oen
meisjens-pensionaat, dat bestuurd wordt door do
kloosterzusters des hirondelles. Hij staat te boek
voor een degelijk en vroom kunstenaar; maar hij
heeft eon grooten trek gekregen eens een operette
te vervaardigen en is er in geslaagd op een
thétre de prorincc zijn zangspellctjcn te doen
uitvoeren. Stilletjens sluipt hij uit het klooster
om do repetities te leiden, maar is intusschen
doodelijk verliefd geraakt op de eerste zangeres.
Zijn operette zal dien avond vertoond worden.
Hij heeft reeds besloten over de kloostermuren te
klimmen enz. om do repra>zentatie bij te wonen.
Maar daar legt de Moeder-Overste beslag op hem,
om eene pcnsionnmre naar hare familie te Parijs
te geleiden. Dit meisjen is oene warme muziek
liefhebster, heeft toevallig do partituur dor
operetto op het kabinetorgcl gevonden, en al de
zangpartijen heimelijk ingestudeerd. Zij weet den
organist te bepraten haar in een hotel van het
provincïestadtjen te brengen, terwijl hij zijn werk
gaat hooren. De arme kunstenaar laat zich hier
toe bewegen Het moisjen ontsnapt natuurlijk
aan liet hotel, en vliegt naar den schouwburg.
Hier hebben allerlei dwaze gevallen plaats.
Aan de zangeres, wie de organist aanbidt, wordt
ook het hof gemaakt door eon Majoor der lanciers
een galanten brombeer; deze verrast den or
ganist aan de voeten der aktrice en prezen teert
hem oen sabelhouw. Do zangeres verdenkt den
muzikus van verkeering mei. <\cpenrio>innirc onlooyt
wcch uit do operottevortooniug. De dircktenr is
radeloos, gelukkig ontdekt hij het muzikaal talent
van de pensionnnire (eene Freule de Fli/riguy)
en deze laat zich overhalen de partij te zingen.
Na afloop vliegen do kornponist on de Freule te
rug in het opvoedingsgesticht. Inmiddels was zij
opgemerkt door den Graaf de Chnmpli'treux, eon
Officier, die op een allerkoddigsto manier verlof
hoeft verkregen haar kennis te maken, en die, met
volle goedkeuring harer familie, haar hand verwerft.
De lotgevallen van den Organist zijn uiterst
handig in hot stuk verweven. De goode man
reste gros Jean comme clerant, maar zal bet wol
bij de kompozitie van zijn eerste zangspelletjen
niet laten. Het stuk is allervcrraakclijkst en de
lichte muziek zeer charakteristiok.
Het wordt gegeven bij do Hoeren Prot, met de
rijke vertoonmiddelen, waarover zij beschikken.
In den Salon des Varictés redt men zich zoo goed
men kan, en het spel van Mcv. Marie Verstraete
(Pcnsionnuire) en den Heer Mutters (Orfltmixf)
maakt alles goed. Ook den Heer Kreeft en Mevr.
Uuderman, in Frascuti, is dit stuk in 4 taforeelen
een kolfjcn naar hun hand. Er is een natuurlijk
heid in, die nergcnds iu platheid of andere over
drijving ontaardt. Mej. Van Westerhoven geeft
eene werkelijk goede Kloosteroverste. Te-recht be
grijpt zij, dat do auteurs volstrekt geen schijn
heilige kwezel van deze vrouw hebben willen
maken; ook de Heer Buderman speelt zijne partij
met buitengewoon gemak en schilderachtigen glood.
Wij zagen Madame Agar ter goeder uur ons
Tooneel weder betreden. Zij is de ware opvolg
ster van Rachel, gelijk deze 't was van Mlle
Georges. Wij hebben hier te doen met de antioko
kunst, met do verhevensto plastiek. In 18(iy
debuteerde zij in 't Odéon met de Phèdre."
Daarna deed zij met Ifermione en Andromnque
haar zegevierende intocht in het
Thditre-FranC-tiis. Van 18G6 tot -Gil liet zij zich bewegen in
het Odéon de tragedie te doen herleven. Maar
liet. Thélre-Franruis liet haar niet los, en zij
verliet het maar tijdelijk, om met den Heer
Marye de eerste rondreis te gaan doen, die eene
traqédiennc ooit ondernam. Intusschen trad zij
ook met groot succes in de komedie op, en heeft
o. a. de Fourchambaults" van Augicr gokreeerd,
die zij ook hier denkt te geven. Zij heeft al vele
lauweren geoogst, on als oene mot genie, schoon
heid en kunstkonsciëntie begaafde aktrice daar
aanspraak op heeft, dan is hot van haar geen
uzurpatie geweest. Haar gelaat, wel is waar, is
wat onbewegelijk: maar herinner u de antieken.
't b ter naanwer nood', dat er op het gelaat van
Mobee eene uitdrukking van smart is te ontdek
ken, en in het tijdperk van PeriMes zyn alle
goden en godinnen met groote rust en zelfge
noegzaamheid overgoten.
Mevrouw Sarah Bernhardt giet Racine in haar
eigen vormen over; Mevrouw Agar levert een
juister afdruk van Racines modellen. Het heeft,
beide, zijn verdienste. Vooral het stille spel in
de vierde akte van Iphigénie en Aulide" was
welsprekend. Het klimmen der jaren is ook bjj
deze kunstenares niet te verbloemen : een paar
keer sloeg haar stem lichtelijk over en dit beang
stigt het publiek; maar Le Cimetière d'Eylau"
van Victor Ilugo heeft zij, in meesterlijke scha
keeringen, onder de luide toejuichingen van het
publiek voorgedragen.
Tot do boste der kunstgenoten, die Mevrouw
Agar ter zijde staan, behoort de Heer Martay,
die ons eon korrekten Agamemnon gaf, met een
fraai profiel.
't Was jammer, dat ons publiek er niet in ge
slaagd was den Heer Martay eonige achting in
te boezemen. Deze zou hem weerhouden hebben
van, bij zijn kostuum laat-Louis XIV, in Les
Plaideurs", den baard van Agamemnon te blijven
dragen. Zoo iets zou hij in een hoofdstad, waar
hij meende dat men wat wist, niet gewaagd
hebben. Ook speelde hij de helft der komedie
mét, de helft zonder degen. Aan de zelfde gering
schatting van het publiek was te wijten, dat
Arcas n maal zijne entree mankeerde en door
Achille met luide stem geroepen moest worden!
't Was mij ook enbekend, dat het tegenwoordig
in Frankrijk het gebruik is. dat de aMeurs
zingen of fluiten b\j gesloten gordijn. In mijn
jeugd stond de eerbied voor het puhliek, waar
de tooneolspelers toch ook inderdaad van afhan
gen, mot groote letters in hun wetboek ge
schreven.
Dit alles heeft ons echter het kunstgenot, ons
door Mov. Agar en enkele harer reisgezellen (ook
in het komieke genre) geschonken, niet kunnen
vergallen.
5 Jan. '88. ALK . TH.
DE VERTOONING VAN JOSEPH IN DOTIIAN
i:
Eenigen der Hecren executanten dit woord
vooral niet iu den eigenlijk-franschen zin op te
vatten die voor veertien dagen in den stads
schouwburg dit stuk samen vertoonden, hebben
de vriendelijkheid gehad mij to verzoeken eenige
opmerkingen over dien avond te publicceren. De
tijd van complimenten, zoo zullen do Hoeren
denken, kan men nu rekenen dat voorbij is. Deze
meening zal zeker niom-'nd hun anders dan ten
goede duiden; ik veroorloof mij althans het geheel
met hen eens to zijn, on hunne uitnoodiging is
overigens te streelend ook voor een minder prik
kelbare ijdelheid, om er niet aan te voldoen. Toch
is het waarschijnlijk in hun geest gehandeld, wan
neer ik, die in de commissie de rol vervulde van
een van Jozefs zwijgende en minder schuldige
broederen, meer in het algemeen over de opvoe
ring spreek, dan het optreden van al deze belang
wekkende Israëlieten stuk voor stuk beschrijf.
II.
Men komt in de komedie behalve om te zien,
ook om te hooren. Bij stukken als die van Vondel
komt men vooral oni te hooren, men zegt dat
daar weinig actie in is, en werkelijk schijnt het
dat Vondel die, zooals bekend is, op de nheid
van handeling gesteld was, tegelijkertijd een zekere
eentonigheid niet hooft vermeden. Als de broe
ders optreden, en het is wel vreemd dat deze
zonen Jacobs zoo zeer de eigenaardigheid van hun
ras verloochenen dat op twaalf personen er zes
zijn die den geheelen avond geen woord spreken,
vindt men het goed. Maar als zij tot aan het eind
too oji en ailoopon, en altijd maar over hetzelfde
praten en alleen maar zwijgen om do reien van
engelen aan het woord te laten, dio op de bergen
staan te wachten totdat het hun tijd weer wordt
om in te vallen, dan beginnen zy ons, met verlof,
de keel uittehangen. Dan is mon ton slotte blijde
dat Jozef heelshuids met den Arabischen handels
reiziger hoengetrokkcn is, en valt het scherm voor
de neuzen van verlichte toeschouwers. Want die
menschen bij Vondel kunnen praten dat het eind
er van weg is. Daar is Levi, de man van hot
onveranderd behoud van de huiselijke orde, on
dio liever den zoeten Jozef, die soms boel won
derlijk, radikaal zou men zeggen, kon droomen
over zekere verstoringen in dien stand van zaken,
in de put stopte dan mede te werken aan het
ontwerpen van eenig programma, dat mogelijk
weor den vrede zou kunnen herstellen tus»dien
de zonen van n stam. Levi, rad van tong en
bereid te bewijzen dat zwart wit is,
Wie niet stofferen kan, ontbreekt of brein
of geest. ..
Levi, die al zijne broeders tegen dien onen
in het harnas jaagt, en zelfs te hulpe roept :
Kom herwaarts Zaimlon en Asser.....
Levi. eindelijk, die zelfs de banden der
welvocgelijkheid verbreekt en tot de orde moet wor
den geroepen, als hij zegt :
"t Fatsoen is ruaer verloren,
en tot geen prijs den radikalen Jozef wil
verschoonen :
En of hij klacght en kermt, het blijft toch na,
als veur;
maar aan zijne medeleden uit do commissie van
broeders dio beraadslagen over wat hun te doen
staat, onbeschroomd belooft dat, als zij
dienjongsten telg maar eerst uit den weg hebben geruimd,
hij de familie wel tevreden stellen zal:
lek weet dien ouden knecht, van d'eerste vrees
verrezen,
Ook grootvaer on 't gezin zou geestigh te be
lezen,
Dat ckk hacst roepen zal, verwondert in zijn'
geest:
Hoe stil is 't huis, als was'er Josepli nooit ge
weest !