De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 8 januari pagina 2

8 januari 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTJEBDAMMER, WEEKBLAD TOOK NEDERLAND. No.550 minder bezwaar in ziet als hij in hoedanig heid opteeedt van publiek persoon. Of een Colleg^ de Staat ofi'provinci», ook wel de gemeente, een kwaden naam krijgt,, dat schijnt, hem a ie t te ^tere». Dit leeft de geschiedenis van »het pwisJoeBffgids" dat ziek vetmestte op koeten van ambtenaren, dat leert »de Registratie", dat leert zoo menige gemeente, wier bestu rende leden, als privaat personen, de eerlijkste menschen ter wereld zijn. Wat te zeggen van het besluit onlangs openbaar gemaakt door den Minister tot wiens departement de posterijen behooren ? Zondags zal er overal, in alle groote steden zelfs, slechts n bestelling plaats hebben. De Minister is niet naïf genoeg om te ontkennen dat hierdoor greot ongerief zal ontstaan, maar wel naïf genoeg om als kleine tegemoetkom in j de telegraaf gedurende een paar uur open te stellen. Al kost dit iets meer, zoo voegt de goedige Minister er bij, dringende zaken kunnen daardoor behandeld worden. De Staat is ondernemer der posterijen emdat er bezwaren zijn om die onderneming a*n particulieren over te laten, maar de Slaat blijft niettemin toch ondernemer en »oet handelen in het belang van het pubüek> Hoe doet elke particuliere onderne ming? Ze vraagt in de eerste plaats: wat eiacht mijn voordeel, en erkennende dat het publiek te gerieven dat voordeel bevordert, doet ze haar uiterste best het publiek van dienst te zijn. De Rijnspoor b. v., die zeker voor, het publiek niet vriendelijker is dan een andere onderneming, maakte bekend dat, dewijl de dag vóór St. Nicolaasavond, op a«n Zondag viel, de kantoren alsdan geopend zouden blijven om het publiek ter wille te zijn. Wil een spoorweg- of welke andere maatsebappij aan haar ambtenaren rust gunnen, an stelt zij een Zondagsploeg aan, en de gewone beambten kunnen rust nemen terwijl een aantal menschen die gaarne, o zoo gaarne ook 's Zondags wat verdienen, in de plaats <ier gewone beambten treden. Zoo doet zulk een maatschappij omdat ze geen monopolie heeft en, door de omstandigheden gedron gen, steeds voor oogen moet houden dat zij voor het publiek is en niet het publiek voor haar. Is de minister voorstander van Zondags rust, het staat hem vrij al zijn huisgenooten, zoo familieleden als bedienden, geen stap te laten doen, geen hand te laten uitsteken; hij mag zelfs zijn Zondagsmaal den vorigen dag laten toebereiden, en de tafel ook dan reeds van te voren laten dekken. Als minister echter heeft hij op iets an ders nog dan op zijn eigen godsdienstige overtuigingen te letten; hij moet voor allen de billijkheid betrachten. Hij gunne aan zijn beambten rust op den Zondag. Uitstekend. Maar niet ten nadeele van liet publiek, dat zich door niemand anders mag laten bedie nen, wil het geen gevaar loopen van boete en gevangenisstraf. . Het is makkelijk riemen te snijden van een andermans leer. Een minister die n aan het publiek n aan de postbeambten denkt, mag niet vergeten dat de posterijen winst genoeg afwerpen om de kosten der ' Zondagsrust te betalen, m. a. w. om Zondagsploegen aan te stellen. ^*+ als een Anglaise 't zijn kan als zij wil een middeltje dat met twee handen te omspannen Was en prachtig, weelderig' kastanjebruin haar. Maar wat wilt ge ? Zij was een wees en alleen in de straten van Parijs. Zij haakte naar genot en oefende een van die vrouwe lijke ambachten uit waarvan zij niet leven kon . . . Wat zal ik er meer van zeggen. Er waren er twee of drie onder ons die er wel eens bij waren geweest als zij haar corset aan deed . . . Octave had haar in het Prado ont moet. Zij hadden hun liaison al eens verbro ken, toen weer aangeknoopt, toen weer ver broken, totdat ik eindelijk op zekeren avond met Octave in ons kosthuis kwam, daar vonden we Clémence die zat te beven van de koorts met een kop bouillon voor zich waarvan zij niets gebruikte. Wij ondervroegen haar; een student in de medicijnen die daar was bemoeide zich er ook mee; het was een borstaandoening en gevaarlijk ook. Wat te doen ? Het meisje woonde op een ellendig zol derkamertje en er was natuurlijk geen geld. De student spreekt van een hospitaal en zij begint bitter te schreien. Octave had een goed hart; hij pakt het arme kind in een fiacre, neemt haar mee naar huis, verzorgt en past haar op als een oude liefdezuster, geneest haar, stuurt haar natuurlijk niet op straat wan neer zij aan de betere hand komt, en ziedaar de geschiedenis van de eerste twintig jaren... Wat ? Hij, Firmez ! Een dichter!.. met die meid ... Die meid, mijn waarde, was een arm kind! op de straat en door.de natuur grootbracht. Toen zij twintig jaar was had zij na tuurlijk dwaasheden gedaan evenals de vogels die in de maand April doen ; maar haar hart was goed, eenvoudig en rechtgeaard, en de dankbaarheid maakte haar voor Octave de beste, de trouwste, de meest zelfopofferende gezellin. De kwade dagen waren juist geko men : de schuldeischers wisten dat Firmez bepaald met zijn familie gebrouilleerd was; er was niets meer aan te doen, er moest gewerkt worden om te kunnen leven. O welk een ellendig bestaan heeft hij ge durende tien jaar voortgesleept, die dichter. (Slot volgt). KINDERSTERFTE. De menschen, die weleer hier op der aerde waren Beleefden menigmaal de- negenhondert jaren. Cate doelde- blijkbaar op een Adum, die 930, op een Seth, die 912 en op een Metnusalem, die- 969 jaar oud werden. Maar de tijden zijn sedert hard achteruitgegaan in dit opzicht. Tegenwoordig mag een mensch al heel blij zijn, als hij ouder dan 5 jaar wordt. De helft der geborenen sterven be neden dien .leeftijd. In Utrecht is het treu riger gesteld dan ergens elders: onder de groote steden van ons land is er gèene, waar de dood meer kinderoffers vraagt. Een vergelijking der officieele cijfers moge ons dit duidelijk maliën. Gedurende de laatste 10 jaren was het sterftecijfer: per 1000 inwoners voor het Rijk 24.2 voor de gemeente Amsterdam 27.4 Rottcrdnm 28,3 deii Haag 26,5 Utrecht 28,5 Per duizend. Utrecht, 't Rijk. Utrecht m. d.'t Rijk. Leren!, gehorenen 2.1 1.9 0.2 sterfte van 0?1 j. 8.8 68 2.0 van 1?5 j. 3.8 2.9 0.9 v. 5?b. 80 j. 138 12.6 1.2 Totaal 28.5 4,3 Het laatste staatje leert, dat het hooge sterftecijfer moet verklaard worden door het groote aantal overleden kinderen beneden 5 jaar. Slaat men de ziektelijsten na, dan wijst slechts ne een belangrijk hooger cijfer voor Utrecht (2.9) aan dan voor 't Rijk (1.27), de acute ziekte der spijsverterings-organen, en deze ziekte is vooral kinderziekte. Wij raken hier aan eene der donkerste zijden van het sociale vraagstuk, wier oplos sing zooveler hoofden en harten bezighoudt. De dood toch, die geen onderscheid van standen heet te kennen, treedt 't onbarmhartigst op in de schamele huisjes onzer ach terbuurten; een ontzettend aantal kinderJijkjes komt op rekening van kommer en ellende, en daarmee gepaard gaande onkunde en onverstand. De jonge wereldburger, in de woning van den gegoede met zooveel zalige vreugde wel kom geheeten, wordt in menig werkmans gezin met bedrukte en zorgvoïle gezichten begroet. Hij brengt immers niets mee ter wereld dan zijn honger, en waar zal het voedsel van daan komen! Den eersten tijd de moe dermelk. Vader Oats heeft het fraai gezegd: «Een die haor kinders haert. is moeder voor ccn deel, Maer die liner kinders sooght, is ruoodor voor 't geheel." doch dit moet menige werkmansvrouw als droevige spot in de ooren klinken. De om standigheden zijn immers veelal sterker dan haar wil. Hoe menigmaal roept de kostwinning, de arbeid in werkhuizen en fabrieken haar gansche dagen buitenshuis, en moet het wichtje aan de zorgen eener buurvrouw toe vertrouwd worden. En met dit kindje, in ellende ter wereld gekomen en in onkunde opgevoed, wordt omgesprongen ongeveer op dezelfde hardhandige wijze, waarop de school knaap zijn horloge behandelt, dat hij met een pen of mes in gang tracht te brengen. »Mot zoo'n wurm ook al smaak hebben," denkt buurvrouw en ze voert 't gezegde wurm met een pap van aardappelmeel; ze zou 't kindermaagje even goed met keisteenen kunvullen. En de melkboer met zijn onvervalschte koemelk moet heel wat pompen en slooten passeeren, eer hij in de achterbuurten aan landt; de weg van menigen melkwinkel tot 't kerkhof' is korter dan in 't algemeen ver moed wordt. Een andere gezondheidseisen: de frissche lucht. Ze is gratis verkrijgbaar, ja, maar niet in de vunzige bedompte huisjes, die in de nauwe onfrissche stegen en sloppen op elkaar gepakt staan ; 't staat daarmede in de donkere bedsteden treurig genoeg gescha pen. En de zindelijkheid; ze moet immers schipbreuk lijden op 't gebrek aan de noodige kleeding en dekking. Men heeft, met de groote kindersterfte voor oogcn, aan een verderfelijken invloed der begrafenisbussen gedacht; men spreekt zelfs van een opzettelijke clandestinen kinder moord. De ouders, die bij den clood der kleinen op de uitkeering eener som kunnen rekenen zouden onverschillig worden en tal men bij het laten halen van den medicus. Zeker moeten intusschen de invloeden dezer bussen nog nader onderzocht en de beweerde nadeelige gevolgen nog nader bewezen worden. Op vele plaatsen mogen ook de doktoren zich zelven wel eens rekenschap vragen. De armenpraktijk stelt zware eischen. De ge neesheer moet hier strijden tegen onkunde en in zijn voorschriften rekening houden met den maatschappelijke!! toestand, die de opvolging van zoovele raadgevingen onmo gelijk maakt. De armenpraktijk vraagt een menschenkennis en een tact, die zelfs den braafsten dokter niet altijd eigen zijn. Door een te koele voornaamheid mist hij zoo me nigmaal het noodige vertrouwen. De men schen, bang voor een kouden blik, voor een harde opmerking, durven niet gauw om den »meester" te sturen, en zoo verschijnt deze dikwerf eerst als zijn hulp te laat komt en onmachtig blijkt. Welk oorzaken, nu deze dan gene in meerdere mate, samenwerken tot 't ontstaan der hier in 't kort besproken kindersterfte, is duidelijk. Hoe daarin verbetering te brengen ? Eenerzijds door bestrijding van de on kunde. Het zou wellicht aanbeveling ver dienen, om ieder, die de geboorte van een kind aan den burgerlijken stand komt aan geven, een boekje uit te reiken, waarin over de eerste behandeling van den jongen we reldburger in populaireu vorm. eenige wen ken worden gegeven. Ook volksvóorlezingen over het onderwerp zouden nut kunnen stichten. Men vergete echter niet, dat de onkunde optreedt in 't gevolg der ellende. Leniging van armoede zal ten slotte ook hier het doel treffende geneesmiddel blijken. Werkt dus elke vereeniging tot armenzorg ten goede, er ( zijn in Utrecht een tweetal vercenigingen werkzaam, die meer direct een gunstigen in vloed in deze kunnen uitoefenen. De ver eeniging tot ondersteuning van behoeftige kraamvrouwen, onder het beheer van een groot aantal vrouwen van den aanzienlijken stand, de andere onder het bestuur van me dische studenten en 't toezicht van professoren. Beide doen, wat zij kunnen, maar zouden meer willen doen. . . . Wie weet, wat de herinnering aan eene der treurigste maatschappelijke kwalen en aan het middel tot herstel vermag, om nog eens met te meer ernst de aandacht op het bestaan dezer twee zoo nuttige vereenigingen te vestigen! HEIS. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Fransche Dramatiek. Les extrémes se touchent: Racine en do firma Meilhac-Millaud, Iphigénie" en Mam'selle Nitouche." Waarom zouden zij elkander uitsluiten? De fabel van de operette bestaat uit de lotge vallen van een jonkman, die ook uit twee onge lijksoortige elementen is samengesteld: C lestinFloridor is een muziekmeester-organist in oen meisjens-pensionaat, dat bestuurd wordt door do kloosterzusters des hirondelles. Hij staat te boek voor een degelijk en vroom kunstenaar; maar hij heeft eon grooten trek gekregen eens een operette te vervaardigen en is er in geslaagd op een thétre de prorincc zijn zangspellctjcn te doen uitvoeren. Stilletjens sluipt hij uit het klooster om do repetities te leiden, maar is intusschen doodelijk verliefd geraakt op de eerste zangeres. Zijn operette zal dien avond vertoond worden. Hij heeft reeds besloten over de kloostermuren te klimmen enz. om do repra>zentatie bij te wonen. Maar daar legt de Moeder-Overste beslag op hem, om eene pcnsionnmre naar hare familie te Parijs te geleiden. Dit meisjen is oene warme muziek liefhebster, heeft toevallig do partituur dor operetto op het kabinetorgcl gevonden, en al de zangpartijen heimelijk ingestudeerd. Zij weet den organist te bepraten haar in een hotel van het provincïestadtjen te brengen, terwijl hij zijn werk gaat hooren. De arme kunstenaar laat zich hier toe bewegen Het moisjen ontsnapt natuurlijk aan liet hotel, en vliegt naar den schouwburg. Hier hebben allerlei dwaze gevallen plaats. Aan de zangeres, wie de organist aanbidt, wordt ook het hof gemaakt door eon Majoor der lanciers een galanten brombeer; deze verrast den or ganist aan de voeten der aktrice en prezen teert hem oen sabelhouw. Do zangeres verdenkt den muzikus van verkeering mei. <\cpenrio>innirc onlooyt wcch uit do operottevortooniug. De dircktenr is radeloos, gelukkig ontdekt hij het muzikaal talent van de pensionnnire (eene Freule de Fli/riguy) en deze laat zich overhalen de partij te zingen. Na afloop vliegen do kornponist on de Freule te rug in het opvoedingsgesticht. Inmiddels was zij opgemerkt door den Graaf de Chnmpli'treux, eon Officier, die op een allerkoddigsto manier verlof hoeft verkregen haar kennis te maken, en die, met volle goedkeuring harer familie, haar hand verwerft. De lotgevallen van den Organist zijn uiterst handig in hot stuk verweven. De goode man reste gros Jean comme clerant, maar zal bet wol bij de kompozitie van zijn eerste zangspelletjen niet laten. Het stuk is allervcrraakclijkst en de lichte muziek zeer charakteristiok. Het wordt gegeven bij do Hoeren Prot, met de rijke vertoonmiddelen, waarover zij beschikken. In den Salon des Varictés redt men zich zoo goed men kan, en het spel van Mcv. Marie Verstraete (Pcnsionnuire) en den Heer Mutters (Orfltmixf) maakt alles goed. Ook den Heer Kreeft en Mevr. Uuderman, in Frascuti, is dit stuk in 4 taforeelen een kolfjcn naar hun hand. Er is een natuurlijk heid in, die nergcnds iu platheid of andere over drijving ontaardt. Mej. Van Westerhoven geeft eene werkelijk goede Kloosteroverste. Te-recht be grijpt zij, dat do auteurs volstrekt geen schijn heilige kwezel van deze vrouw hebben willen maken; ook de Heer Buderman speelt zijne partij met buitengewoon gemak en schilderachtigen glood. Wij zagen Madame Agar ter goeder uur ons Tooneel weder betreden. Zij is de ware opvolg ster van Rachel, gelijk deze 't was van Mlle Georges. Wij hebben hier te doen met de antioko kunst, met do verhevensto plastiek. In 18(iy debuteerde zij in 't Odéon met de Phèdre." Daarna deed zij met Ifermione en Andromnque haar zegevierende intocht in het Thditre-FranC-tiis. Van 18G6 tot -Gil liet zij zich bewegen in het Odéon de tragedie te doen herleven. Maar liet. Thélre-Franruis liet haar niet los, en zij verliet het maar tijdelijk, om met den Heer Marye de eerste rondreis te gaan doen, die eene traqédiennc ooit ondernam. Intusschen trad zij ook met groot succes in de komedie op, en heeft o. a. de Fourchambaults" van Augicr gokreeerd, die zij ook hier denkt te geven. Zij heeft al vele lauweren geoogst, on als oene mot genie, schoon heid en kunstkonsciëntie begaafde aktrice daar aanspraak op heeft, dan is hot van haar geen uzurpatie geweest. Haar gelaat, wel is waar, is wat onbewegelijk: maar herinner u de antieken. 't b ter naanwer nood', dat er op het gelaat van Mobee eene uitdrukking van smart is te ontdek ken, en in het tijdperk van PeriMes zyn alle goden en godinnen met groote rust en zelfge noegzaamheid overgoten. Mevrouw Sarah Bernhardt giet Racine in haar eigen vormen over; Mevrouw Agar levert een juister afdruk van Racines modellen. Het heeft, beide, zijn verdienste. Vooral het stille spel in de vierde akte van Iphigénie en Aulide" was welsprekend. Het klimmen der jaren is ook bjj deze kunstenares niet te verbloemen : een paar keer sloeg haar stem lichtelijk over en dit beang stigt het publiek; maar Le Cimetière d'Eylau" van Victor Ilugo heeft zij, in meesterlijke scha keeringen, onder de luide toejuichingen van het publiek voorgedragen. Tot do boste der kunstgenoten, die Mevrouw Agar ter zijde staan, behoort de Heer Martay, die ons eon korrekten Agamemnon gaf, met een fraai profiel. 't Was jammer, dat ons publiek er niet in ge slaagd was den Heer Martay eonige achting in te boezemen. Deze zou hem weerhouden hebben van, bij zijn kostuum laat-Louis XIV, in Les Plaideurs", den baard van Agamemnon te blijven dragen. Zoo iets zou hij in een hoofdstad, waar hij meende dat men wat wist, niet gewaagd hebben. Ook speelde hij de helft der komedie mét, de helft zonder degen. Aan de zelfde gering schatting van het publiek was te wijten, dat Arcas n maal zijne entree mankeerde en door Achille met luide stem geroepen moest worden! 't Was mij ook enbekend, dat het tegenwoordig in Frankrijk het gebruik is. dat de aMeurs zingen of fluiten b\j gesloten gordijn. In mijn jeugd stond de eerbied voor het puhliek, waar de tooneolspelers toch ook inderdaad van afhan gen, mot groote letters in hun wetboek ge schreven. Dit alles heeft ons echter het kunstgenot, ons door Mov. Agar en enkele harer reisgezellen (ook in het komieke genre) geschonken, niet kunnen vergallen. 5 Jan. '88. ALK . TH. DE VERTOONING VAN JOSEPH IN DOTIIAN i: Eenigen der Hecren executanten dit woord vooral niet iu den eigenlijk-franschen zin op te vatten die voor veertien dagen in den stads schouwburg dit stuk samen vertoonden, hebben de vriendelijkheid gehad mij to verzoeken eenige opmerkingen over dien avond te publicceren. De tijd van complimenten, zoo zullen do Hoeren denken, kan men nu rekenen dat voorbij is. Deze meening zal zeker niom-'nd hun anders dan ten goede duiden; ik veroorloof mij althans het geheel met hen eens to zijn, on hunne uitnoodiging is overigens te streelend ook voor een minder prik kelbare ijdelheid, om er niet aan te voldoen. Toch is het waarschijnlijk in hun geest gehandeld, wan neer ik, die in de commissie de rol vervulde van een van Jozefs zwijgende en minder schuldige broederen, meer in het algemeen over de opvoe ring spreek, dan het optreden van al deze belang wekkende Israëlieten stuk voor stuk beschrijf. II. Men komt in de komedie behalve om te zien, ook om te hooren. Bij stukken als die van Vondel komt men vooral oni te hooren, men zegt dat daar weinig actie in is, en werkelijk schijnt het dat Vondel die, zooals bekend is, op de nheid van handeling gesteld was, tegelijkertijd een zekere eentonigheid niet hooft vermeden. Als de broe ders optreden, en het is wel vreemd dat deze zonen Jacobs zoo zeer de eigenaardigheid van hun ras verloochenen dat op twaalf personen er zes zijn die den geheelen avond geen woord spreken, vindt men het goed. Maar als zij tot aan het eind too oji en ailoopon, en altijd maar over hetzelfde praten en alleen maar zwijgen om do reien van engelen aan het woord te laten, dio op de bergen staan te wachten totdat het hun tijd weer wordt om in te vallen, dan beginnen zy ons, met verlof, de keel uittehangen. Dan is mon ton slotte blijde dat Jozef heelshuids met den Arabischen handels reiziger hoengetrokkcn is, en valt het scherm voor de neuzen van verlichte toeschouwers. Want die menschen bij Vondel kunnen praten dat het eind er van weg is. Daar is Levi, de man van hot onveranderd behoud van de huiselijke orde, on dio liever den zoeten Jozef, die soms boel won derlijk, radikaal zou men zeggen, kon droomen over zekere verstoringen in dien stand van zaken, in de put stopte dan mede te werken aan het ontwerpen van eenig programma, dat mogelijk weor den vrede zou kunnen herstellen tus»dien de zonen van n stam. Levi, rad van tong en bereid te bewijzen dat zwart wit is, Wie niet stofferen kan, ontbreekt of brein of geest. .. Levi, die al zijne broeders tegen dien onen in het harnas jaagt, en zelfs te hulpe roept : Kom herwaarts Zaimlon en Asser..... Levi. eindelijk, die zelfs de banden der welvocgelijkheid verbreekt en tot de orde moet wor den geroepen, als hij zegt : "t Fatsoen is ruaer verloren, en tot geen prijs den radikalen Jozef wil verschoonen : En of hij klacght en kermt, het blijft toch na, als veur; maar aan zijne medeleden uit do commissie van broeders dio beraadslagen over wat hun te doen staat, onbeschroomd belooft dat, als zij dienjongsten telg maar eerst uit den weg hebben geruimd, hij de familie wel tevreden stellen zal: lek weet dien ouden knecht, van d'eerste vrees verrezen, Ook grootvaer on 't gezin zou geestigh te be lezen, Dat ckk hacst roepen zal, verwondert in zijn' geest: Hoe stil is 't huis, als was'er Josepli nooit ge weest !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl