De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 15 januari pagina 1

15 januari 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

iP?s?i^, «ti BE AMSTERDAMMER A*. 1888 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Hét auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 15 Januari. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.1& Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. I IT H O V D: " VAN VERRE EN VAN NABIJ. BURGERPLIUT, door Candidus. FEUILLETON: De Ouvreuse, (Slot). By de plaat. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, doorAlb. Th. Muzikaal Overzicht, door V. Leo-Cantate, door Alb. Th. Eene voorrede van Guy de Maupaseant. Auguste Maquet. VARIA. SCHAAKSPEL. Boeken koopen. Een boetedoening. Voor Dames, door E-e. AL LERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. TE HUUR. ADVER TENTIËN. Van verre en van nabij. In Frankrijk hebben de Kamer en de Senaat hunne zittingen hervat. Tot nog toe hebben deze niets merkwaardigs opge leverd, althans niets, waaruit men zou kun nen opmaken of het groote desideratum, de vorming eener regeeringsmeerderheid, eenige kans heeft om te worden verwezenlijkt. Dat de radicalen met het opportunistische mini sterie weinig ingenomen zijn, is even bekend, als dat zij zelf onmachtig zijn, om een levens vatbaar kabinet te vormen. Zij blijven den eisch eener theoretisch zeer verdedigbare maar praetisch onuitvoerbare hervormings politiek aan het hoofd van hun program schrijven en teekenen daardoor hun eigen vonnis als regeeringspartij. Wat zij wenschen is op zich zelf zeker aanbevelenswaardig, maar wanneer elk van die wenschen slechts door eene kleine minderheid wordt gedeeld, is het duidelijk, dat zij geduld moeten oefenen en dat zij zich zelf niet zullen bevoordeelen en het land zullen benadeelen, door bij voortduring als spelbrekers op te treden. Voor eenigen tijd heeft een radicaal van het zuiverste water eene statistiek opgemaakt van de verklaringen, door de tegenwoordige kamerleden in hunne politieke geloofsbelijdenis afgelegd omtrent sommige punten van regeeringsbeleid. Daaruit blijkt, dat zich van de 584 leden der Kamer hebben verklaard voor de (onmiddellijk in te voeren) scheiding van Kerk en Staat 184, voor de inkomsten belasting 159, voor de herziening der grond wet 86, voor de toepassing van het alge meen stemrecht op de verkiezing van den Feuilleton. DE OUVREUSE. Naaf het Fransch VAN FRANQOIS COPPÉE. ? (Slof). lederen morgen kon men hem op de imperiaal van de omnibus zien zitten, hij ging dan naar de rue Richelieu, waar hij de oude boekenstalletjes afliep en zijn aanteekeningen maakte, hij was toen aan het blok ken voor Larousse; tegen het vallen ran den avond kwam hij t'huis; dan verscheen het magere stukje vleesch, door Clémence klaar gemaakt en dat genuttigd werd bij het schijn sel van het kleine spaarlampje met de groene kap, de vorken en lepels van christophle, die er zoo koperachtig begonnen uit te zien, de servetten, die al acht dagen dienst hadden gedaan en die toch nog zorgvuldig in de ringen werden gestoken, daarna een dessert van mispels of kaas; en dan, den geheelen avond, tot twee of drie uur in den nacht het copiëeren! Het copiëerwerk, dat per vel be taald wordt, die geestdoodende, afmattende arbeid, die werktuigelijk en in der haast ver richt wordt aan de met vetvlakken bezaaide tafel, naast het strijkkacheltje, "waarop de koffie staat te pruttelen! Dat ellendige leven zou den dichter zeker gedood hebben, wan neer hij alleen was geweest. Maar hij had een kind uit het volk bij zich, dat het bloemenmaken weer ter hand had genomen, om ten minste in het hoog noodige te kunnen voorzien; dat heldhaftige, zachte schepsel, moedig als een dagloonster die op het veld "werkt, en bevallig als een amazone van Hyde-Park. Hij had die vrouw bij zich, met genoeg heldenmoed gewapend om gedurende tien jaren hem nooit lastig te vallen met dat Senaat 30, voor de verkiesbaarheid der rech terlijke macht 63, voor de opzegging van het concordaat 15, voor de gemeentelijke autonomie van Parijs 60 leden. De'statistiek is uit den aard der zaak niet volledig, om dat een aantal leden zich tot algemeene phrasen hebben bepaald, maar daar het regel is, dat de candidaten voor de Kamer in hunne beloften en toezeggingen zeer positief zijn, kan men uit de bovengenoem de cijfers veilig afleiden, dat voor geene enkele der door de radicalen gewenschte politieke hervormingen in de Kamer -eene meerderheid zal zijn te vinden. De tegen woordige regeering heeft dan ook geen dezer punten op haar programma geplaatst; daar entegen schijnt zij hare krachten te willen beproeven op het gebied der sociale wetge ving, waar alle partijen zonder verloochening van beginselen kunnen samenwerken. De uiterste linkerzijde, van welke zich nog vóór het reces eene kleine socialistische partij heeft afgescheiden, moge bedenken, dat Ie mieux l'ennemi du bien is. Zij heeft daartoe te meer aanleiding, omdat eene Kamerontbin ding, welke zij door eene coalitie met de monarchisten zou kunnen noodig maken, hare gelederen zeker niet zou versterken en haar dus nog verder zou verwijderen van de verwezenlijking harer idealen. De zaak-Wilson doorloopt allerlei phasen. De laatste daarvan is het incident-Vigneau. De regeering heeft den rechter van instructie, aan wien het onderzoek opgedragen was van de zaak Ribaudeau (handel in decoratiën) van zijne functiën ontslagen, omdat deze ambtenaar zijne methode om bekentenissen uit te lokken, aan de hedendaagsche feuil leton-litteratuur of de Mémoires van Vidocq scheen te ontleenen. Het was zeker zeer bedenkelijk dat de heer Vigneau den be schuldigde Ribaudeau aan het praten trachtte te brengen door hem in een restaurant te onthalen en hem in de onvermijde lijke after dinner-stermning te arresteeren. Het was meer grappig, dan correct, dat dezelfde heer Vigneau, rekenende op de onvol komenheid waarmede de telephoon het timbre der menschelijke stem overbrengt, het »Allo, Allo!" van den heer Wilson nabootste en zich op de vraag »met wien heb ik de eer ?" geheimzinnig als »Avenue d'Iéna" qualificeerde, om daardoor den niets kwaads ver gewone gezegde: »Ik heb geen japon meer om aan te trekken," die zachtmoedige vrien din, die hem, uur op uur, terwijl hij zuchtte onder zijn afmattenden arbeid, het verwarde haar van het voorhoofd streek, en er haar zachten kus op drukte, en wanneer hij slechts weinig tijd had om te slapen, zoo rustte hij ten minste aan een hart dat hem trouw was En nu, jongmensch, kunt ge zeggen als ge wilt, dat zij een gemeene meid, en hun verhouding voor hem een hangijzer was." »Maar waarom heeft hij haar niet getrouwd nadat zij zooveel jaren samen geleefd hadden en hij haar zoolang op de proef had gesteld ?" «Heb dan toch geduld, dat is juist de ge schiedenis .... Octave werd bemind, aangebe den, maar hij van zijn kant had haar niet lief, voor hem was het eenvoudig een gewoonte. Op een mooien dag sterft zijn vader plotseling en erft hij een inkomen van twintig duizend francs rente." »O, hij was niet ondankbaar! Clémence kreeg diamanten oorknopjes en in de gezel lige, artistieke vertrekken, die hij zich terstond liet inrichten, kon men haar nu zien, gekleed in een allerelegantst, lichtblauw peignoir. Maar hij wilde een beetje van het leven en van de wereld genieten, en dat vyas heel na tuurlijk. De eerste verzen die hij uitgaf, zijn »Poêmes héroïques", werden wel is waar uitgefloteii en beschimpt, door allen die ze nu even dom toejuichen, maar zij hadden hem toch een zekeren naam verworven bij de dichters die er verstand van hebben, bij de ware. In enkele kringen, waar het nu zoo heel be zwaarlijk niet gaat om toegang te verkrijgen. werd bij uitgenoodigd en aangemoedigd. Daar hij er nog altijd knap uitzag, ofschoon een beetje vermoeid, maakte hij veel opgang bij de vrouwen en zijn weelderige natuur deed hem de eene minnarij na de andere aankuoppen. Ach ! die arme Clémence, zij kan er zich op beroemen, dat zij bedrogen is ge worden. Zij wist het, daar valt niet aan te twijfelen ! Leed zij er onder ? Zij liet er ten minste nooit iets van merken. Haar spiegel had haar zeker wel gezegd dat zij er in al die moedenden heer Legrand in den Waan te brengen, dat hij zijne geheimen uitstortte in het oor van den schoonzoon van Jules Grévy. De maatregel, tegen den heer Vigneau geno men, heeft slechts ne schaduwzijde: men stelt haar voor als het gevolg van den wensch der re geering om den heer Wilson te sparen, en verzekert, dat de heer Vigneau niet slechts deze veelbesproken persoonlijkheid, maar tal van andere hooggeplaatste personen, in de eerste plaats den afgetreden president der Republiek, op de kaak zou hebben gesteld. Wel is het bewijs dezer bewering niet ge leverd, maar zij vindt daarom niet minder geloof. De Weener correspondent van de Times is op den onhoffelijken inval gekomen, om Balzac te citeeren naar aanleiding van eene karakterbeschrijving van vorst Ferdinand van Bulgarije. Uien n'est terrible comme la colère d'un mouton enragé, heeft de geestige Franschman gezegd, maar hij is zich zeker niet bewust geweest, dat dit gevleugeld woord zou worden toegepast op een regeerend vorst, die volgens den Tfowes-correspondent in nor male omstandigheden een lammerenaard heeft. De beteekenis van deze smaakvolle beeld spraak is, dat vorst Ferdinand zich, zoolang de Bulgaren hem getrouw blijven, hardneknig en des noods met geweld zal verzetten tegen iedere poging, om hem het lot van zijn voorganger, Alexander van Battenberg te laten deelen. Heeft de correspondent den vorst juist beoordeeld, dan zal het feit, dat men te Berlijn de handen van den Coburger heeft afgetrokken, weinig of niets bij dragen, om de oplossing der Bulgaarsche quaestie gemakkelijker te maken. Gesteld, dat er van een Europeesch mandaat sprake kon zijn, om in Bulgarije den status quo ante te herstellen, dan zou zeker Turkije even beleefd als beslist weigeren, zich met het ten uitvoerleggen van dit mandaat te belasten, indien daarvoor soldaten over de grenzen moesten worden gezonden. Rusland daaren tegen zou niets liever wenschen, dan de vereerende opdracht van zulk eene executie te ontvangen, maar het zal daarvoor zeker niet de toestemming van alle Enropeesche mo gendheden verkrijgen. Men moet dus aannemen, dat Rusland of voorloopig zal afzien van elke poging, om zijn gezag in het Balkan-Schiereiland te herstellen, óf zijne troepen naar Bulgarije jaren van ellende niet mooier op was gewor den, en dan, toen zij ouder werd veranderde haar teederheid voor Octave in die eenigszins moederlijke toegevendheid, die de ontrouw van den beminden man verontschuldigt, ja er zelfs nu endan met een zeker soort van trots over glimlacht. Het is niet zeldzaam, wan neer men onder het volk en zij behoorde er toe de een of andere, min of' meer bejaarde babbelaarster de streken van haar mooien heer en meester hoort vertellen, terwijl zij haar verhaal vroolijk schouderophalend besluit met de woorden: »Ba, als ik wil komt hij toch altijd weer bij mij terug." De tijd verliep en Firmez die, niettegenstaande zijn vijf en veertig jaren nog maar enkele grijze haren aan de slapen had, was altijd maar voortgegaan met »de kaars aan beide einden aan te steken" om zich over zijn letterkundige teleurstellingen het succes liet zich nog altijd wachten door galante overwinningen te troosten. Wat Clémence aangaat, die nu de veertig nabij was, het valt niet te ontkennen dat zij er bijna als een oude vrouw uitzag. Maar op zekeren avond toen ik met eenige goede vrienden bij Firmez was om grog te drinken en pijpen te rooken, kreeg Octave.die sedert eenigen tijd over hartkloppingen klaagde, een flauwte op de canapé. Hij kwam wel is waar weer heel gauw bij, maar die arme Clémence was doodeli.jk verschrikt. Wij ondervroegen een dokter, dien wij ken den, hij vertelde ons een heclen boel waar wij niet uit wijs konden worden, maar raadde ons aan, den beroemden Bouillaud te laten komen. Deze stelde Octave gerust en zei ons tevens de waarheid. De dichter had de ziekte die aan losbollen, kunstenaars en paarden uit liet circus eigen is, namelijk een ongeneeselijke, doodelijke hartkwaal. In den beginne maakte de ziekte geen groote vorderingen. Firmez was steeds lijdende, maar hij werd uitstekend door Clémence verzorgd, liij kwam nu tot inkeer en begon de toewijding1 en de goedheid zijner oude vriendin op den waren prijs te stellen. Toen ik op zekeren zal zenden, zonder zich te bekommeren om hetgeen men in de Europeesche hoofdsteden daarvan zal zeggen. Wat zal men dan te Weenen doen ? Deze vraag, en eene reeks andere, niet minder belangwekkende, die op den tegenwoordigen gespannen toestand betrekkjfig hebben, heeft de heer Helvy in den Hongaarschen Rijksdag aan den premier Koloman Tisza gesteld. Het antwoord is nog niet gegeven, Er zijn slechts enkele maanden verloopen, sedert de heer Tisza het binnenrukken der Russische troepen in Bulgarije een casus belli voor Oostenrijk noemde. Is hij die mee ning nog toegedaan ? Zouden de keizer van Duitschland en de koning van Italiëin dat geval hunne troepen ter beschikking van den Oostenrijkschen bondgenoot stellen? Ziedaar eene vraag, waarop het antwoord, niettegenstaande de interpellatie van den heer Helfy, wel zal uitblijven. Inmiddels wordt aan den Duitschen Rijks dag eene kleine rekening aangeboden. Hon derd millioen voor de uitbreiding van landweer en landstorm en dat wel voor n keer maar, later slechts een paar honderd duizend marken per jaar, 't is waarlijk schandekoop als men daarmede den vrede kan verzekeren. Ongetwijfeld, maar nog geen jaar geleden zou hetzelfde doel zijn bereikt door de ver meerdering der vredessterkte met 42.000 man; wat zal men nu over een jaar vragen. En daarenboven, zal het helpen ? Als men ziet, hoe duur zulk eene gewil lige meerderheid is, als de heer Von Bismarck thans in zijn Rijksdag heeft, gevoelt men minder lust om er den Franschen radicalen een verwijt van te maken, dat deze hun ministers niet verwennen, maar hun bij elke Msbille de deur wijzen. Alleen bedenke men dat de heer Tirard de kunst van het ringelooren niet zoo goed verstaat als de heer Von Bismarck. Burgerpligt. De Amsterdamsche liberalen beginnen er langzamerhand achter te komen, wat zij wrflen of' liever wat'zij niet willen. Dat werd tijd. Burgerpligt, de meest vrijzinnige kiesvereenjging te Amsterdam, hadeen aantal leden van meer geavanceerde beginselen. Hiervan waren velen reeds jaren lid der vereeniging. Zij hadden zich bij Burgerpligt aangesloten, omdat de richting van deze vereeniging het meest met de hunne overeenkwam. Langza merhand werd hun getal grooter door het dag bij hem dineerde zei hij mij, terwijl hij mij de sla overreikte: »Weet ge wat Clémence en ik besloten heb ben ? Wij leven nu al twintig jaar samen en zijn niet getrouwd, dat is toch al te gek.... Dezer dagen moet ge ons eens met drie vrien den komen af halen, dan zullen wij eens naar het stadhuis en naar de kerk gaan en dan komen wij t'huis déjeuneeren." »Bravo!" riep ik uit terwijl ik Clémence aanzag. De tranen stonden haar in de oogen. »Öch! wat is mijn Octave toch goed!" zei zij tot mij. »Maar ge begrijpt, Sénéchal, hij moet eerst beter zijn, ik wil niets van de plechtigheid weten voordat hij weer heelemaai een kerel is geworden. Ja, daar sla ikop .. Ik wil een fermen vrijer hebben om met mij naar den pastoor te gaan." Helaas! Veertien dagen later lag de vrijer op zijn bed dat hij niet meer verlaten zou. Een vreeselijk afmakende kritiek over zijn laatste boek, en zijn stuk dat in het Théatre Francais geweigerd was, hadden hem den doodsteek gegeven. En Bouillaud die terug was gekomen herhaalde maar altijd: »Volstrekt geen aandoeningen \" De vrienden van den dichter betreurden hem al van te voren, maar ofschoon ik in hun verdriet deelde, dacht ik toch ook aan de gezellin van zijn heele leven, aan de goede Clémence. Firmez was veel te lucht hartig om een testament gemaakt te hebben, Als hij haar niet trouwde voor hij stierf', wat zou er dan van haar worden'? Ik besloot er met den armen vriend over te spreken, maar toen ik daar slechts een woord van repte, viel zij_ mij snikkend om den hals. Nooit zou ik er den moed toe hebben, nooit, hoort ge Sénéchal. . . Hem nu aan zijn belofte herinneren? Maar dat zou hem doen begrijpen dat hij verloren is! En hij heeft er niet het minste denkbeeld van, mijn arme lieveling, hij gelooft dat hij tegen 'de lente weer beter zal zijn, hij maakt allerlei plan nen ... En de dokter heeft mij hoop gegeven dat het tot het laatste toe zoo zijn zal en dat hij een zeer zachten dood zal hebben. Maar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl