De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 15 januari pagina 2

15 januari 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.551 toetreden van geestverwanten en door het 'adig veld winnen der geavanceerde denkden. Zij hadden bij het behandelen van alle za ken in de kiesvereeniging n groot voordeel. Ze "wisten, wat ze wilden. Daardoor gelukte het hun een paar plaatsen in het bestuur met geestverwanten te bezetten en een aantal be sluiten te doen nemen, die de uitdrukking waren hunner beginselen. Zoo bewerkten zij in "den zomer van 87 de aanneming eener motie, waarbij de houding der zeven dissidente liberalen in "zake artikel 194 werd goedge keurd en deden daardoor Burgerpligt dat artikel van het liberale credo verloochenen, dat men als het fundament van het geheele gebouw kan'besehouwen, omdat het de libe ralen in staat stelt als hervormingsgezind te poseeren en toch alle hervormingen onmogeIjjk te maken. Welke was daar tegenover de houding der oud-liberalen ? . Een houding zooals men die dagelijks kan iicn bij een man van een zwak karakter of bij een man zonder karakter. Hij heeft een jonger vriend, een karaktervol man, die weet, ?wat hij wil, met wien hij veel en in allerlei «aken in aanraking komt. Hij zal zich in den regel naar de meening van dien vriend moeten schikken. Maar dit zal hem op den duur gaan vervelen. Hij zal trachten zich te Terzetten, maar zonder gevolg. Dan zal hij »xich over zijn vriend gaan beklagen eerst tegenover zijne familieleden en intiemste vrien den onder het zegel van geheimhouding, daar na in steeds ruimer kring, eindelijk in het publiek, het uitschreeuwende van spijt en ?ergernis, omdat hij zijn zin niet kan krijgen en zijn goeden vriend voorstellende als zijn ergsten vijand. En hij zal zich zenuwachtig maken en allerlei onhandigheden en dwaas heden doen en zijn vriend zal hem met ver wondering aanstaren wegens al die zenuwachtigheden en hem misschien daarop attent maken of daarom uitlachen. Maar die vriend zal te gelijk bedaard zijn gang gaan en doen wat hij meent te moeten doen. ? Eindelijk wordt het den oudere te sterk. -Hij is niet meer in staat na te denken over het verstandige of onverstandige eener be slissing, die genomen moet worden; hij ver geet zich zelf; hij vergeet alles, zelfs zijn fatsoen, dat tot nu toe bij hem altijd de plaats van karakter had ingenomen. Hij geert zijn vriend een klap in het gezicht en verbreekt ? daarmede voor altijd of voor zeer langen tijd de betrekking, die tusschen hen bestond. Dit is in het kort de geschiedenis van Bur gerpligt gedurende den laatsten tijd. De ge schiedenis van de verhouding der oud- en jong-liberalen in die vereeniging. Om te zien, dat liet een ware geschiedenis is, heeft men slechts na te gaan, wat er in den allerlaatsten tijd in die vereeniging is voorgevallen. Ik wil daarvan zoo kort mogelijk een over zicht geven. In*en vergadering der kiesvereenigingwordt voorgesteld het reglement, in het bizonder het program, te herzien. Het bestuur sluit ich bij dit voorstel aan en stelt met name een aantal personen voor als leden der com missie, die een dergelijke herziening moet ontwerpen. Met applaus vereenigt de verga dering zich met het voorstel van het bestuur. De commissie bestaat voor het grootste deel uit jong-liberalen. Zij kwijt zich met loffelij' ken spoed van de haar opgedragen taak en dient een voorstel tot reglementswijziging in, dat de wenschen der geavanceerden voor een groot deel bevredigt. Groote ontzetting in het kamp der behouders is het dadelijk gevolg. De toch reeds geprikkelde zenuwen geraken in een toestand van pverprikkeling. Men strooit allerlei praatjes uit. De radicalen, zoo zegt en schrijft men, hebben alleen voor de laat als ik hem over dat huwelijk sprak zou ik «ijn einde verhaasten, ik zou hem dpoden! Nooit, zeg ik u! in der eeuwigheid niet!... O! ik weet wel wat mij wacht... De erfge namen zullen mij hier van daan jagen en ik zal behoeftig achterblijven ... Maar wanneer ik hem verloren heb, heb ik ook niets meer aoodig!... Dat is niet goed, niet verstandig? Maar is hij dan verstandig geweest, toen hij een arm student was? Hij heeft mij doodziek ?»p zijn kamer gebracht, mij, een verloren schepsel! En toch heeft hij mij verzorgd, als ware ik de Heilige Maagd zelve. Ik kan er mij op beroemen, Sénéchal, dat ik hem nooit eenig verdriet, eenig leed heb berokkend, en daar hij nu toch opgegeven is, bid ik den goeden God hem in de armen van zijn oude vriendin te doen sterven, zonder dat hij zich van den dood bewust zal zijn, daar hij mij lot het laatste oogenblik zal zien glimlachen." En zoo is hij dan ook gestorven, jongmensch, vervolgde de oude beeldhouwer ont roerd en hij legde zijn bevende hand op mijn schouder; en zij heeft mij nooit alleen bij den zieke gelaten; zij was er altijd bij terwijl zij mij met de oogen smeekte om niets te zeggen. Met een geheel fortuin heeft zij de droevige vreugd betaald om den doodstrijd te kunnen verzachten van hem dien zij liefhad, enudie zichzelf vermoord had door haar met een troep eocottes te bedriegen. Den dag na zijn dood kwamen er verschrikkelijke bloedverwanten uit de provincie, onuitstaanbare erfgenamen. »O! die ellendelingen!" riep Sénéchal uit en Mj schudde de zilveren manen die hem zulk een romantisch voorkomen gaven. »Ziet ge, wanneer de «volgende revolutie" daaV is", zullen we ze niet guillotineeren,diedood is te goed voor hen. Maar wij, of liever ik, zal een machine uitdenken, die hen met schoppen in hun ach terste doodt... Welnu, die bloedverwanten, die erfgenamen van Firmez waren onverbid delijk. Zij slikten alles in en veegden démence met het vuil van de leege woning weg!... Men heeft wel aan haar gedacht, dat spreekt van zelf. Bordier, de dramatische ste vergadering 102 nieuwe leden geworven. Men verliest alle gevoel voor eigen waardig heid en is nederig genoeg om aan de duizen den circulaires, door het bestuur zelf verspreid om de burgers aan te sporen lid der vereeni ging te worden, alle werking te ontzeggen. Men neemt geheele familiën in den Romeinschen zin van het woord in de vereeniging op om de overwinning der radicalen te be letten. Maar men verliest nog niet alle bezinning. Men behoudt nog genoeg verstand om te be grijpen, dat men het ontwerp der commissie moet behandelen en toiamendeeren. Tal van amendementen worden ingediend; een geheel stel daarvan nog bij het begin der vergade ring. Het bestuur stelt de discussie open over twee punten, over de wenschelijkheid om het program te herzien en over de vraag of het gewijzigde program al of niet in het reglement zal worden opgenomen. Dat het eerste punt reeds twee vergaderingen vroeger beslist is, doet niets ter zake. Aan de dis cussie hierover besteedt men een gansclien avond. Dit is te veel voor de overspannen zenu wen. Een der meest bekende leden der ver eeniging, de heer Wertheim, neemt een kloek besluit. Hij zet zich heen over alle beden kingen en geeft aan de commissie, die door de vergadering zelf benoemd was, aan wie door de vergadering zelf haar taak was op gedragen, den kaakslag, die aan alle betrek king tusschen de vroegere vrienden een einde moest maken. Hij stelt voor, het door de com missie op last der vergadering zelf ontworpen pragram niet in behandeling te nemen. En de vergadering, in zelfvergeting wedijverende met den heer Wertheim, schonk met een zeer geringe meerderheid aan dit voorstel hare goedkeuring. Zoo geven de Amsterdamsche oud-liberalen het weinigje fatsoen prijs, dat ook bij hen het gemis aan karakter moest vergoeden. En nu het slot dezer zenuwachtige historie. Het is zenuwachtiger dan al het voorgaande. In de gevoelsverdooying, volgende op zijn plotselinge overwinning, doet de heer Wert heim het voorstel het door de commissie voor gestelde program zonder die commissie in be handeling te nemen. Voorwaar een einde het begin waardig; een waardig einde van de liberale eenheid in de kiesvereeniging Burgerpligt. CANDIDUS. BIJ DE PRENT. Een laatste bezoek aan het Klooster St. Marienvelde of hel Klooster der Oude Nonnen. Het heeft dezer dagen de aandacht van vele wandelaars langs den Kloveniersburgwal getrok ken, dat bij het afbreken van het bekende thee magazijn en het daarnaast gelegen hoekhuis van de Oude-Mannenhuispoort het choor van een oud kerkje te voorschijn kwam. De Gastlmiskerk was menigeen nog bij overlevering bekend, maar van een ander kerkje binnen den kring van het Gast huis hadden slechts weinigen iets gehoord. Een blik op de geschiedenis van het BinnenGasthuis zal hier licht geven. Op het terrein, begrensd door Kloveniersburg wal, Doelenstraat. Rokin, Grim- en Oudezijds Ach terburgwal en Slijkstraat, stonden sedert het laatst van de veertiende eeuw twee kloosters, dat der Oude en dat der Nieuwe Nonnen of Reguliere' Kanonikessen. Het eerste heette St. Marienvelde, het tweede ter Leliën. Bijna een eeuw stonden zij buiten de stad, maar bij de ommuring van het la tst der vijftiende eeuw werdsn zij binnen de veste getrokken. Nog een eeuw later en hot klooster werd opgeheven. Dit geschiedde na de geuswording der stad in 1578. De nonnen wer schrijver, heeft haar die plaats als ouvreuse bezorgd, het is wel niet genoeg om van te leven, maar gelukkig zijn niet alle harten van steen, en nu ja... zij leeft ten minste.. . Ik begrijp u, zei ik, en ik drukte de hand van den beeldhouwer. En nu te denken, vervolgde hij, terwijl hij zich met de hand voor het voorhoofd sloeg, dat wanneer die arme vrouw niet zooveel fijne kieschheid had bezeten, zij zich nu mevrouw Firmez zou noemen, dat zij daar in de avantscène zou zitten en dat al die Jaag uitgesne den witte, vesten haar hun compliment zouden komen maken, terwijl zij nu, in plaats van dat alles, in de gang staat om de jassen en stokken te bewaren. Maar dezen avond is zij ten minste gelukkig; zij hoort den naam van haar Octave en zijne mooie verzen, waar zij niets van begrijpt, maar die zij toch bewon dert, toejuichen. Het schoonste op de heele wereld, jongnicnsch, is misschien wel het ge loof. Nu vandaag wil ik dat zij er dan ook alles van hebben zal Alle Zondagen komt zij bij mij eten en ik laat de soep om vijf uur dienen, opdat zij niet te laat in haar theater zal komen..... Maar van avond, voor den drommel, ik zal haar laten soupee ren zooals Octave dat deed, de dagen van de «premières" en wij zullen over hem spre ken tot morgen ochtend twee uur toe!. .. Maar laten wij nu stilzijn, de tweede acte begint. En zoo gebeurde het dat ik mij dienzelfden avond, toen ik mij tegen half n met een troepje jongelui van de »Ecole des BeauxArts", in het caféVoltaire bevond, bijzonder vermaakte met hun verwondering toen zij hun beroemden leeraar M. Sénéchal, lid van het Instituut en officier van het Legioen van Eer, zagen binnenkomen en een afzonderlijke kamer hoorden vragen. Zij konden hun oogen bijna niet gelooven, want hij liep gearmd met een klein oud vrouwtje met een hoedje met ge plooid lint, die zij terstond als moeder Cl mence herkenden, ouvreuse bij de stalles in het Odéon, aan den kant van de oneven nommers den genoodzaakt het gesticht met al zijne goederen aan de stad over te dragen, waartegen zij zelven lyfrenten ontvingen, die de stad haar tot den dood heeft uitgekeerd. De gebouwen werden wel dra tot ziekenverpleging ingericht, tegelijk met het klooster der Nieuwe Nonnen, maar terwijl dit laatste sedert geruimen tijd voor verbouwing ge sloopt is, bleef het eerste tot op den huldigen dag nagenoeg in zijn oorspronkelijken toestand bewaard. Wel werd er van binnen vertimmerd, kleine uitbouwsels tegen de oude muren aangezet, en gevels opgetrokken, 'om eene nieuwe .verdieping te bergen, nïaar de oude schraagbalken, rustende op soms 34 c.M. breede karbeelen met gothisch geprofileerde sleutelstukken, bleven op hunne plaats, zoodat thans, nu do slooper de betimme ring het eerst wegbrak, de zalen in haren oor spronkelijken toestand weder te zien kwamen. Meer dan vierhonderd jaren heeft dit bouwwerk dienst gedaan. Men mocht het den stevigen, hoe wel slordig gemetselden driesteens muren daarom niet kwalijk nemen, dat zij 30 a 40 c.M. uit het lood waren gezakt, noch het zware eikenhout, dat het in het metselwerk nagenoeg was vergaan. Neen, het was geen weelde dat die massieve klooster bouw, met al zijn hokkerig bijbouwsel voor den grond werd geworpen; te avond of morgen zou de noodzakelijkheid het hebben kunnen voorschrijven. Het klooster had oudtijds zijn toegang langs een houten brug, die aan de westzijde van den Voorburgwal begon en eindigde ter* plaatse waar thans nog de sierlijke door van Lunteren gebeeld houwde gasthuispoort staat. Was men de op de zelfde plaats gelegen voorpoort doorgegaan, dan vond men links de zijgevels van huizen, waarmede een deel van den boogaard of hof tot stijving der kloosterkas reeds vóór 1534 was bebouwd. De boogaard liep door tot aan de Slijkstraat en was door een muur gescheiden van de straat langs de stadsveste, thans Kloveniersburgmal. Rechts van de gang zag men over den binnenmuur het bin nenplein waarop in 1587 het 53 M. lange en 7.60 M. oreede soldaten-gasthuis werd gebouwd (mannen-ziekenzaal 1 5). Aan het einde van dit hechte en sterke gebouw lag een beekje dat het plein doorsneed en uitwaterde in de stads gracht. In 1630 werd het meer zuidelijk verlegd; thans ziet men het, maar nu overwelfd, nog onder het huis van den Amerikaanschen consul uit komen. De baan van de Kloveniersdoolen liep reeds in 1530 evenwijdig met dit beekje. Tegelijk met het soldaten-gasthuis werd op dit plein de Bayert", een herberg waar onvermo genden driemaal kosteloos konden overnachten, gevestigd. Vóór dien tijd was dit binnenplein be sloten aan do noord- en westzijden door groote en kleinere gebouwtjes, waarschijnlijk stallen, wasch- en brouwhuizen enz., ten zuiden evenzeer door gebouwen, wellicht woningen der commensalon, het patershuis, enz., welke men over het beekje bereikte, ten oosten door een groot ruim middengebouw, dat met de kapel en een ander huis, van mindere afmeting, aan drie zijden oen tweede binnenplaats omsloot, welker vierde zijde werd gevormd door don buitenmuur aan den Kloveniersburgwal. Deze drie gebouwen waren de hoofdgebouwen van het klooster. De prent geeft oen gezicht in het middenste, dat voorzeker het reventer (refectorium) van de noimotjes was. De zaal is 24 M. lang bij eene breedte van 9 M. Merkwaardig zijn de zware schraagbalken, wier sleutelstukken precies als die van de kapel geprofileerd en versierd zijn. Toon de geestelijke zusters er uit verjaagd wor den kwamen de zieke vrouwen er in, en zo zijn er tot op het laatste oogenblik gebleven (vrou wen ziekenzaal Ij). Boven de zaal bevond zicli een dubbel beschoten zolder, waarvan het dak mot houten pinnen in elkaar geslagen was en waar des kloosters voorraadschimr zal zijn geweest. In den katholieken tijd stond deze zaal in verbinding met de kapel. In het dak der kapel, rechthoekig samengckoppeld met het dak van het reventer, ver toonde zich ter d«7er plaatse do vereeniging der beide gewelven, waarvan de drie ribben in een blok (makelaar) samenkwamen. Overigens bezat de kapel een gewoon gothisch gewelf, gevormd door houten duigen, tusschen geprofileerde ribben gestoken. Wij zijn nu de kapel binnengetreden, waarvan de prent eene afbeelding geeft op den zuidergcvel. Blijkbaar bestaat zij uit twee gedeelten, waarvan het eei;e 1.5 M. hooger is opgetrok ken dan het andere. Ik mcon hier twee bouwtijdperkcn te kunnen onderscheiden, waarvan dat van den hoogen eenigzins weelderiger bouw later mag gesteld worden dan dat van den lagen. Bij den grooten stadsbrand van 1452 tastten de vlam men ook dit klooster aan. Thomas a Kempis meldt ons dat hot verwoest werd. Hut is echter niet onwaar schijnlijk, dat de muren blevon staan, en dat men aan den oorspronkelijken lagen bouw, die vier kante vensters schijnt te hebben gehad, oen na genoeg oven groot stuk toevoegde met boogvenstcrs. Beide gedeelten werden precies op dezelfde wijze gewelfd en geschraagd. Een gemetseld front, in twee zware binnen de kerk geplaatste beren uitloopend, vormde de verbinding van beide doelen. Het oudste gedeelte bezat in den noordermuur zes lichten, die later volgemctscld werden, maar nu toch nog duidelijk waren te herkennen, op n na, want de westcrgevel der kapel, die vroeger wellicht ongeveer l M. over do wcster gevellijn van het reventer uitstak, werd later mot die lijn gelijk gemaakt. Dit bleek behalve uit bestaande oude afbeeldingen, thans uit de onregelmatigheid in de overblijfselen van do gowelispanlon. In de derde afbeelding ziet men dien gevel aan het einde van den gang, dio oudstijds toegang tot het klooster gaf, benevens den ingang van het soldatengasthuis. Do oude kloosterkapel nu schijnt een lengte van iets meer dan 20 M. bij eene breedte van nog geen 8.5 M. te hebben gehad. Onder den bestaanden escaucynsche-steencn vloer vond men tweo groote blauwe zerken. Ecu daarvan vertoonde de sporen van een opschrift en van een miskolk. Hij dekte dus eenmaal het graf'eens priesters, wiens gebeente echter in de groeve niet terugge vonden werd. De zerk is wellicht van elders hier heen gebracht. Het verhoogde gedeelte van de kapel, wegens het Choor een paar meters langer dan het oude deel, had ter wederzijden vijf lichten en een priesterchoor van drie vensters, waarin later vier kante ramen waren gezet. De hoogte van de Kapel moet ongeveer 10 meters hebben bedragen. By het wegruimen van dpn geplaveiden vloer, ont dekte men een kleinen met groene tegels en roode estrikken bekleeden kelder in den vorm van een bijl, eenigzins scheef gemetseld, deels in do kerk deels in het priesterchoor en met puin vol gegooid. Hij scheen mij toe een overblijfsel te zijn van een of ander huisje, dat voor de vergroo ting der kapel afgebroken werd. Een grafkelder zal het om zijn zonderlingen vorm wel niet zijn geweest, en er bestaat geen reden, om aan een geheime bergplaats te denken. Het puin waar mede het keldertje was opgevuld, was blijkbaar geen twee eeuwen oud. Terwijl het reventer dienst deed als vrouwenziekenzaal, was de kapel tot kraamzaal ingericht. In het eerste kwartaal dezer eeuw was de zieken zaal doorgetrokken in de oud*e kapel. De afschei ding van de kraamzaal bestond slechts uit een. schot van oen paar meters hoog. Ter wille der gehoorigheid werd het schot gojioel opgetrokken, maar aan gevaar van infectie voor do kraamvrou wen schijnt men toen niet te hebben gedacht. Evenwijdig met de kapel stond aan de zuidzijde van het reventer een hoog gebouw (vrouwen zie kenzaal A). Het heeft i11 't begin dezer eeuw herstelling en verhooging met eene verdieping (zaal C) ondergaan. De balken rusten op sleutel stukken zonder karbeelen. De zoldering rust op kinderbakjes, die niet uit den wederopbouw van 1452 behoeven te dagteekenen. Hier was onge twijfeld de verblijfplaats der nonnetjes, wier cellen, hetzij dan in een of twee verdiepingen, in die ruimte zullen zijn afgesloten geweest. Behalve de uitbouwsels had dit nonnenhuis een lengte van meer dan 19 bij een breedte van meer dan 9 M. Tusschen dit gebouw en het boekje liep een deel van het eerste binnenplein rechthoekig om. In den hoek bij dit huis had het reventer een spitsbogig poortje, dat tot de tweede binnenplaats toegang gaf, die wellicht tot bloomentuin diende, terwijl op het eerste binnenplein een deel tot kerk hof was afgezonderd, voor de kloosterbewoonsters en voor parochianen, die zich daar eene rustplaats hadden verkozen In geen dezer drie hoofdgebouwen is ergens on der de kalk eenig spoor van schilderwerk of ver guldsel te voorschijn gekomen. Evenmin schenen de ribben van het gewelf ooit een vertje te heb ben gehad. liet schoone eikenhout stond trouwens deftig genoeg. De oude nonnen besteedden haar geld noch aan den maelro" noch aan den beeldsnicler" want van kunstig houtsnijwerk is even min eenig zweem gezien. Toch achtte de redactie van dit weekblad de oudste aller amsterdamsche vergaderzalen merkwaardig genoeg, om haar, vóór zij voorgoed van den aardbodem verdween, in prent te doen brengen. De ter afbraak aangewezen gebouwen zijn oor konden voor de geschiedenis des kloosters. Wat zij ons leerden heb ik gemeend hier te moeten opteekenen. In steden, die zich, als onze goede vaderstad, gedurende een drietal eeuwen voortdurend hebben ontwikkeld, zijn oudheden van dezen aard zcldzaamheden geworden. Er komt een tijd, dat ook zij moeten plaats maken voor wat nieuws on wat beters. Daarover zal ook de moest verstokte oud heidkundige zich verheugen. Maar hij treurt waar veranderingen gemaakt worden, die hot oude ver woesten zonder verbeteringen te brengen. Hier is echter geen aanleiding voor eene wee klacht, tenzij voor eene van de schimmen der in hare rust gestoorde oude nonnen (1). Mr. N. DE ROEVEB. (1) Zie De Tijd van 3 Januari 11. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Mevr. FKEXKEL-BOUWMEESTER, in Maria Stuart". Ten tweeden male wordt ons, dezen winter, in den Stadsschouwburg, het jaar 1587 in herin nering gebracht. Aan gene zij der zee onderteekende een vrouw, een Koningin, hot doodvonnis eener andere Koningin, haar bloedverwant; over ile Ooster grenzen werd onze verhevenste dichter geboren, die smacck" vond in bloet en tranen" en. trcurspeldichtcr geworden, zijn geboortejaar als Maria Stnarts moortjaer" plach aan to duiden. Hot oordeel, door Bilderdijk over Schiller geveld, in het voortreflijkste prozastuk, dat het tijdvak van 1807 tot 1820 heeft opgeleverd, staat nog altoos overeind, voor zoo ver het Schiller, den dramaturg, betreft: zelfs de grootste duitsche toonoelspelers hebben ons hier Kabale und Liebe'', dio llauber", Wilhelm Teil" niet smakelijk weten te maken. Zelden heeft ook Maria Stuart" geheel voldaan. liet al te gewaagd onhistorische van dit stuk, met historische namen, de speel ruimten, die do dichter zich gebaand heeft door zijne fiktiën der minnarijen van de vermaarde Schotsche Koningin, na dat zij 19 jaar gevangen had gezeten, ontstemt allicht den toeschouwer, ten-zij do spelers er in slagen u geheel in des dichters fabel over te plaatsen en al uwe aandacht te vestigen op sommige onderdeden van charakter-teekening. En dit heeft do voorstelling, door de ..Koninklijke Vereeniging" gegeven, werkelijk weten te doen. De avond van Maandag 9 Januari was eea ware triomf voor Mevrouw Frenkel. Ik heb zel den het beroemde tooneel in den slottuin, de ontmoeting der beide Koninginnen, zoo zoer kunnen genieten: vooral den treft'enden overgang van Maria, van de vernederde, smeekende ge vangene tot de verontwaardigde fiere richtster over hare hooghartige, meêdoogenlozo r.ictit. Doch ook haar gesprek met Mortimer in het eerste bedrijf, de schroom, waarmede zij hem de zending aan Leycester opdraagt en hem bekent dat Elisabeths gunsteling de eenige is, die haar redden kan, hare waardigheid tegenover Burleiaht hare scherpe kritiek van Engelands grooten, haro verontwaardiging, dat zulke mannen haar, de Koningin, de Dauphine van Frankrijk, wier ge-; <r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl