Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.551
toetreden van geestverwanten en door het
'adig veld winnen der geavanceerde
denkden.
Zij hadden bij het behandelen van alle za
ken in de kiesvereeniging n groot voordeel.
Ze "wisten, wat ze wilden. Daardoor gelukte
het hun een paar plaatsen in het bestuur met
geestverwanten te bezetten en een aantal be
sluiten te doen nemen, die de uitdrukking
waren hunner beginselen. Zoo bewerkten zij
in "den zomer van 87 de aanneming eener
motie, waarbij de houding der zeven dissidente
liberalen in "zake artikel 194 werd goedge
keurd en deden daardoor Burgerpligt dat
artikel van het liberale credo verloochenen,
dat men als het fundament van het geheele
gebouw kan'besehouwen, omdat het de libe
ralen in staat stelt als hervormingsgezind te
poseeren en toch alle hervormingen
onmogeIjjk te maken.
Welke was daar tegenover de houding der
oud-liberalen ?
. Een houding zooals men die dagelijks kan
iicn bij een man van een zwak karakter of
bij een man zonder karakter. Hij heeft een
jonger vriend, een karaktervol man, die weet,
?wat hij wil, met wien hij veel en in allerlei
«aken in aanraking komt. Hij zal zich in
den regel naar de meening van dien vriend
moeten schikken. Maar dit zal hem op den
duur gaan vervelen. Hij zal trachten zich te
Terzetten, maar zonder gevolg. Dan zal hij
»xich over zijn vriend gaan beklagen eerst
tegenover zijne familieleden en intiemste vrien
den onder het zegel van geheimhouding, daar
na in steeds ruimer kring, eindelijk in het
publiek, het uitschreeuwende van spijt en
?ergernis, omdat hij zijn zin niet kan krijgen
en zijn goeden vriend voorstellende als zijn
ergsten vijand. En hij zal zich zenuwachtig
maken en allerlei onhandigheden en dwaas
heden doen en zijn vriend zal hem met ver
wondering aanstaren wegens al die
zenuwachtigheden en hem misschien daarop attent
maken of daarom uitlachen. Maar die vriend
zal te gelijk bedaard zijn gang gaan en doen
wat hij meent te moeten doen.
? Eindelijk wordt het den oudere te sterk.
-Hij is niet meer in staat na te denken over
het verstandige of onverstandige eener be
slissing, die genomen moet worden; hij ver
geet zich zelf; hij vergeet alles, zelfs zijn
fatsoen, dat tot nu toe bij hem altijd de plaats
van karakter had ingenomen. Hij geert zijn
vriend een klap in het gezicht en verbreekt
? daarmede voor altijd of voor zeer langen tijd
de betrekking, die tusschen hen bestond.
Dit is in het kort de geschiedenis van Bur
gerpligt gedurende den laatsten tijd. De ge
schiedenis van de verhouding der oud- en
jong-liberalen in die vereeniging. Om te zien,
dat liet een ware geschiedenis is, heeft men
slechts na te gaan, wat er in den
allerlaatsten tijd in die vereeniging is voorgevallen.
Ik wil daarvan zoo kort mogelijk een over
zicht geven.
In*en vergadering der kiesvereenigingwordt
voorgesteld het reglement, in het bizonder
het program, te herzien. Het bestuur sluit
ich bij dit voorstel aan en stelt met name
een aantal personen voor als leden der com
missie, die een dergelijke herziening moet
ontwerpen. Met applaus vereenigt de verga
dering zich met het voorstel van het bestuur.
De commissie bestaat voor het grootste deel
uit jong-liberalen. Zij kwijt zich met
loffelij' ken spoed van de haar opgedragen taak en
dient een voorstel tot reglementswijziging in,
dat de wenschen der geavanceerden voor een
groot deel bevredigt. Groote ontzetting in het
kamp der behouders is het dadelijk gevolg.
De toch reeds geprikkelde zenuwen geraken
in een toestand van pverprikkeling. Men strooit
allerlei praatjes uit. De radicalen, zoo zegt
en schrijft men, hebben alleen voor de
laat
als ik hem over dat huwelijk sprak zou ik
«ijn einde verhaasten, ik zou hem dpoden!
Nooit, zeg ik u! in der eeuwigheid niet!...
O! ik weet wel wat mij wacht... De erfge
namen zullen mij hier van daan jagen en ik
zal behoeftig achterblijven ... Maar wanneer
ik hem verloren heb, heb ik ook niets meer
aoodig!... Dat is niet goed, niet verstandig?
Maar is hij dan verstandig geweest, toen hij
een arm student was? Hij heeft mij doodziek
?»p zijn kamer gebracht, mij, een verloren
schepsel! En toch heeft hij mij verzorgd, als
ware ik de Heilige Maagd zelve. Ik kan er
mij op beroemen, Sénéchal, dat ik hem nooit
eenig verdriet, eenig leed heb berokkend,
en daar hij nu toch opgegeven is, bid ik
den goeden God hem in de armen van zijn
oude vriendin te doen sterven, zonder dat hij
zich van den dood bewust zal zijn, daar hij mij
lot het laatste oogenblik zal zien glimlachen."
En zoo is hij dan ook gestorven,
jongmensch, vervolgde de oude beeldhouwer ont
roerd en hij legde zijn bevende hand op mijn
schouder; en zij heeft mij nooit alleen bij den
zieke gelaten; zij was er altijd bij terwijl zij
mij met de oogen smeekte om niets te zeggen.
Met een geheel fortuin heeft zij de droevige
vreugd betaald om den doodstrijd te kunnen
verzachten van hem dien zij liefhad, enudie
zichzelf vermoord had door haar met een troep
eocottes te bedriegen. Den dag na zijn dood
kwamen er verschrikkelijke bloedverwanten
uit de provincie, onuitstaanbare erfgenamen.
»O! die ellendelingen!" riep Sénéchal uit en
Mj schudde de zilveren manen die hem zulk
een romantisch voorkomen gaven. »Ziet ge,
wanneer de «volgende revolutie" daaV is", zullen
we ze niet guillotineeren,diedood is te goed voor
hen. Maar wij, of liever ik, zal een machine
uitdenken, die hen met schoppen in hun ach
terste doodt... Welnu, die bloedverwanten,
die erfgenamen van Firmez waren onverbid
delijk. Zij slikten alles in en veegden
démence met het vuil van de leege woning
weg!... Men heeft wel aan haar gedacht,
dat spreekt van zelf. Bordier, de dramatische
ste vergadering 102 nieuwe leden geworven.
Men verliest alle gevoel voor eigen waardig
heid en is nederig genoeg om aan de duizen
den circulaires, door het bestuur zelf verspreid
om de burgers aan te sporen lid der vereeni
ging te worden, alle werking te ontzeggen.
Men neemt geheele familiën in den
Romeinschen zin van het woord in de vereeniging
op om de overwinning der radicalen te be
letten.
Maar men verliest nog niet alle bezinning.
Men behoudt nog genoeg verstand om te be
grijpen, dat men het ontwerp der commissie
moet behandelen en toiamendeeren. Tal van
amendementen worden ingediend; een geheel
stel daarvan nog bij het begin der vergade
ring. Het bestuur stelt de discussie open
over twee punten, over de wenschelijkheid
om het program te herzien en over de vraag
of het gewijzigde program al of niet in het
reglement zal worden opgenomen. Dat het
eerste punt reeds twee vergaderingen vroeger
beslist is, doet niets ter zake. Aan de dis
cussie hierover besteedt men een gansclien
avond.
Dit is te veel voor de overspannen zenu
wen. Een der meest bekende leden der ver
eeniging, de heer Wertheim, neemt een kloek
besluit. Hij zet zich heen over alle beden
kingen en geeft aan de commissie, die door
de vergadering zelf benoemd was, aan wie
door de vergadering zelf haar taak was op
gedragen, den kaakslag, die aan alle betrek
king tusschen de vroegere vrienden een einde
moest maken. Hij stelt voor, het door de com
missie op last der vergadering zelf ontworpen
pragram niet in behandeling te nemen. En
de vergadering, in zelfvergeting wedijverende
met den heer Wertheim, schonk met een zeer
geringe meerderheid aan dit voorstel hare
goedkeuring.
Zoo geven de Amsterdamsche oud-liberalen
het weinigje fatsoen prijs, dat ook bij hen het
gemis aan karakter moest vergoeden.
En nu het slot dezer zenuwachtige historie.
Het is zenuwachtiger dan al het voorgaande.
In de gevoelsverdooying, volgende op zijn
plotselinge overwinning, doet de heer Wert
heim het voorstel het door de commissie voor
gestelde program zonder die commissie in be
handeling te nemen.
Voorwaar een einde het begin waardig; een
waardig einde van de liberale eenheid in de
kiesvereeniging Burgerpligt.
CANDIDUS.
BIJ DE PRENT.
Een laatste bezoek aan het Klooster
St. Marienvelde of hel Klooster der Oude
Nonnen.
Het heeft dezer dagen de aandacht van vele
wandelaars langs den Kloveniersburgwal getrok
ken, dat bij het afbreken van het bekende thee
magazijn en het daarnaast gelegen hoekhuis van
de Oude-Mannenhuispoort het choor van een oud
kerkje te voorschijn kwam. De Gastlmiskerk was
menigeen nog bij overlevering bekend, maar van
een ander kerkje binnen den kring van het Gast
huis hadden slechts weinigen iets gehoord.
Een blik op de geschiedenis van het
BinnenGasthuis zal hier licht geven.
Op het terrein, begrensd door Kloveniersburg
wal, Doelenstraat. Rokin, Grim- en Oudezijds Ach
terburgwal en Slijkstraat, stonden sedert het
laatst van de veertiende eeuw twee kloosters, dat
der Oude en dat der Nieuwe Nonnen of Reguliere'
Kanonikessen. Het eerste heette St. Marienvelde, het
tweede ter Leliën. Bijna een eeuw stonden zij
buiten de stad, maar bij de ommuring van het
la tst der vijftiende eeuw werdsn zij binnen de
veste getrokken. Nog een eeuw later en hot
klooster werd opgeheven. Dit geschiedde na de
geuswording der stad in 1578. De nonnen
wer
schrijver, heeft haar die plaats als ouvreuse
bezorgd, het is wel niet genoeg om van te
leven, maar gelukkig zijn niet alle harten van
steen, en nu ja... zij leeft ten minste.. .
Ik begrijp u, zei ik, en ik drukte de
hand van den beeldhouwer.
En nu te denken, vervolgde hij, terwijl hij
zich met de hand voor het voorhoofd sloeg,
dat wanneer die arme vrouw niet zooveel fijne
kieschheid had bezeten, zij zich nu mevrouw
Firmez zou noemen, dat zij daar in de
avantscène zou zitten en dat al die Jaag uitgesne
den witte, vesten haar hun compliment zouden
komen maken, terwijl zij nu, in plaats van
dat alles, in de gang staat om de jassen en
stokken te bewaren. Maar dezen avond is zij
ten minste gelukkig; zij hoort den naam van
haar Octave en zijne mooie verzen, waar zij
niets van begrijpt, maar die zij toch bewon
dert, toejuichen. Het schoonste op de heele
wereld, jongnicnsch, is misschien wel het ge
loof. Nu vandaag wil ik dat zij er dan ook
alles van hebben zal Alle Zondagen
komt zij bij mij eten en ik laat de soep om
vijf uur dienen, opdat zij niet te laat in haar
theater zal komen..... Maar van avond,
voor den drommel, ik zal haar laten soupee
ren zooals Octave dat deed, de dagen van
de «premières" en wij zullen over hem spre
ken tot morgen ochtend twee uur toe!. .. Maar
laten wij nu stilzijn, de tweede acte begint.
En zoo gebeurde het dat ik mij dienzelfden
avond, toen ik mij tegen half n met een
troepje jongelui van de »Ecole des
BeauxArts", in het caféVoltaire bevond, bijzonder
vermaakte met hun verwondering toen zij hun
beroemden leeraar M. Sénéchal, lid van het
Instituut en officier van het Legioen van Eer,
zagen binnenkomen en een afzonderlijke kamer
hoorden vragen. Zij konden hun oogen bijna
niet gelooven, want hij liep gearmd met een
klein oud vrouwtje met een hoedje met ge
plooid lint, die zij terstond als moeder Cl
mence herkenden, ouvreuse bij de stalles in
het Odéon, aan den kant van de oneven
nommers
den genoodzaakt het gesticht met al zijne goederen
aan de stad over te dragen, waartegen zij zelven
lyfrenten ontvingen, die de stad haar tot den
dood heeft uitgekeerd. De gebouwen werden wel
dra tot ziekenverpleging ingericht, tegelijk met
het klooster der Nieuwe Nonnen, maar terwijl dit
laatste sedert geruimen tijd voor verbouwing ge
sloopt is, bleef het eerste tot op den huldigen
dag nagenoeg in zijn oorspronkelijken toestand
bewaard. Wel werd er van binnen vertimmerd,
kleine uitbouwsels tegen de oude muren aangezet,
en gevels opgetrokken, 'om eene nieuwe .verdieping
te bergen, nïaar de oude schraagbalken, rustende
op soms 34 c.M. breede karbeelen met gothisch
geprofileerde sleutelstukken, bleven op hunne
plaats, zoodat thans, nu do slooper de betimme
ring het eerst wegbrak, de zalen in haren oor
spronkelijken toestand weder te zien kwamen.
Meer dan vierhonderd jaren heeft dit bouwwerk
dienst gedaan. Men mocht het den stevigen, hoe
wel slordig gemetselden driesteens muren daarom
niet kwalijk nemen, dat zij 30 a 40 c.M. uit het
lood waren gezakt, noch het zware eikenhout, dat
het in het metselwerk nagenoeg was vergaan.
Neen, het was geen weelde dat die massieve klooster
bouw, met al zijn hokkerig bijbouwsel voor den
grond werd geworpen; te avond of morgen zou de
noodzakelijkheid het hebben kunnen voorschrijven.
Het klooster had oudtijds zijn toegang langs
een houten brug, die aan de westzijde van den
Voorburgwal begon en eindigde ter* plaatse waar
thans nog de sierlijke door van Lunteren gebeeld
houwde gasthuispoort staat. Was men de op de
zelfde plaats gelegen voorpoort doorgegaan, dan
vond men links de zijgevels van huizen, waarmede
een deel van den boogaard of hof tot stijving der
kloosterkas reeds vóór 1534 was bebouwd. De
boogaard liep door tot aan de Slijkstraat en was
door een muur gescheiden van de straat langs de
stadsveste, thans Kloveniersburgmal. Rechts van
de gang zag men over den binnenmuur het bin
nenplein waarop in 1587 het 53 M. lange en
7.60 M. oreede soldaten-gasthuis werd gebouwd
(mannen-ziekenzaal 1 5). Aan het einde van
dit hechte en sterke gebouw lag een beekje dat
het plein doorsneed en uitwaterde in de stads
gracht. In 1630 werd het meer zuidelijk verlegd;
thans ziet men het, maar nu overwelfd, nog onder
het huis van den Amerikaanschen consul uit
komen.
De baan van de Kloveniersdoolen liep reeds in
1530 evenwijdig met dit beekje.
Tegelijk met het soldaten-gasthuis werd op dit
plein de Bayert", een herberg waar onvermo
genden driemaal kosteloos konden overnachten,
gevestigd. Vóór dien tijd was dit binnenplein be
sloten aan do noord- en westzijden door groote
en kleinere gebouwtjes, waarschijnlijk stallen,
wasch- en brouwhuizen enz., ten zuiden evenzeer
door gebouwen, wellicht woningen der
commensalon, het patershuis, enz., welke men over het
beekje bereikte, ten oosten door een groot ruim
middengebouw, dat met de kapel en een ander
huis, van mindere afmeting, aan drie zijden oen
tweede binnenplaats omsloot, welker vierde zijde
werd gevormd door don buitenmuur aan den
Kloveniersburgwal. Deze drie gebouwen waren de
hoofdgebouwen van het klooster.
De prent geeft oen gezicht in het
middenste, dat voorzeker het reventer (refectorium)
van de noimotjes was. De zaal is 24 M. lang
bij eene breedte van 9 M. Merkwaardig zijn de
zware schraagbalken, wier sleutelstukken precies als
die van de kapel geprofileerd en versierd zijn.
Toon de geestelijke zusters er uit verjaagd wor
den kwamen de zieke vrouwen er in, en zo zijn
er tot op het laatste oogenblik gebleven (vrou
wen ziekenzaal Ij). Boven de zaal bevond zicli
een dubbel beschoten zolder, waarvan het dak mot
houten pinnen in elkaar geslagen was en waar des
kloosters voorraadschimr zal zijn geweest. In den
katholieken tijd stond deze zaal in verbinding met
de kapel. In het dak der kapel, rechthoekig
samengckoppeld met het dak van het reventer, ver
toonde zich ter d«7er plaatse do vereeniging der
beide gewelven, waarvan de drie ribben in een
blok (makelaar) samenkwamen. Overigens bezat
de kapel een gewoon gothisch gewelf, gevormd
door houten duigen, tusschen geprofileerde ribben
gestoken.
Wij zijn nu de kapel binnengetreden, waarvan
de prent eene afbeelding geeft op den
zuidergcvel. Blijkbaar bestaat zij uit twee gedeelten,
waarvan het eei;e 1.5 M. hooger is opgetrok
ken dan het andere. Ik mcon hier twee
bouwtijdperkcn te kunnen onderscheiden, waarvan dat
van den hoogen eenigzins weelderiger bouw later
mag gesteld worden dan dat van den lagen. Bij
den grooten stadsbrand van 1452 tastten de vlam
men ook dit klooster aan. Thomas a Kempis meldt ons
dat hot verwoest werd. Hut is echter niet onwaar
schijnlijk, dat de muren blevon staan, en dat men
aan den oorspronkelijken lagen bouw, die vier
kante vensters schijnt te hebben gehad, oen na
genoeg oven groot stuk toevoegde met
boogvenstcrs. Beide gedeelten werden precies op dezelfde
wijze gewelfd en geschraagd. Een gemetseld front,
in twee zware binnen de kerk geplaatste beren
uitloopend, vormde de verbinding van beide
doelen.
Het oudste gedeelte bezat in den noordermuur
zes lichten, die later volgemctscld werden, maar
nu toch nog duidelijk waren te herkennen, op n
na, want de westcrgevel der kapel, die vroeger
wellicht ongeveer l M. over do wcster gevellijn
van het reventer uitstak, werd later mot die lijn
gelijk gemaakt. Dit bleek behalve uit bestaande
oude afbeeldingen, thans uit de onregelmatigheid
in de overblijfselen van do gowelispanlon.
In de derde afbeelding ziet men dien gevel aan
het einde van den gang, dio oudstijds toegang tot
het klooster gaf, benevens den ingang van het
soldatengasthuis.
Do oude kloosterkapel nu schijnt een lengte
van iets meer dan 20 M. bij eene breedte van
nog geen 8.5 M. te hebben gehad. Onder den
bestaanden escaucynsche-steencn vloer vond men
tweo groote blauwe zerken. Ecu daarvan vertoonde
de sporen van een opschrift en van een
miskolk. Hij dekte dus eenmaal het graf'eens priesters,
wiens gebeente echter in de groeve niet terugge
vonden werd. De zerk is wellicht van elders hier
heen gebracht.
Het verhoogde gedeelte van de kapel, wegens
het Choor een paar meters langer dan het oude
deel, had ter wederzijden vijf lichten en een
priesterchoor van drie vensters, waarin later vier
kante ramen waren gezet. De hoogte van de Kapel
moet ongeveer 10 meters hebben bedragen. By
het wegruimen van dpn geplaveiden vloer, ont
dekte men een kleinen met groene tegels en
roode estrikken bekleeden kelder in den vorm
van een bijl, eenigzins scheef gemetseld, deels in
do kerk deels in het priesterchoor en met puin
vol gegooid. Hij scheen mij toe een overblijfsel te
zijn van een of ander huisje, dat voor de vergroo
ting der kapel afgebroken werd. Een grafkelder
zal het om zijn zonderlingen vorm wel niet zijn
geweest, en er bestaat geen reden, om aan een
geheime bergplaats te denken. Het puin waar
mede het keldertje was opgevuld, was blijkbaar
geen twee eeuwen oud.
Terwijl het reventer dienst deed als
vrouwenziekenzaal, was de kapel tot kraamzaal ingericht.
In het eerste kwartaal dezer eeuw was de zieken
zaal doorgetrokken in de oud*e kapel. De afschei
ding van de kraamzaal bestond slechts uit een.
schot van oen paar meters hoog. Ter wille der
gehoorigheid werd het schot gojioel opgetrokken,
maar aan gevaar van infectie voor do kraamvrou
wen schijnt men toen niet te hebben gedacht.
Evenwijdig met de kapel stond aan de zuidzijde
van het reventer een hoog gebouw (vrouwen zie
kenzaal A). Het heeft i11 't begin dezer eeuw
herstelling en verhooging met eene verdieping
(zaal C) ondergaan. De balken rusten op sleutel
stukken zonder karbeelen. De zoldering rust op
kinderbakjes, die niet uit den wederopbouw van
1452 behoeven te dagteekenen. Hier was onge
twijfeld de verblijfplaats der nonnetjes, wier cellen,
hetzij dan in een of twee verdiepingen, in die
ruimte zullen zijn afgesloten geweest. Behalve de
uitbouwsels had dit nonnenhuis een lengte van
meer dan 19 bij een breedte van meer dan 9 M.
Tusschen dit gebouw en het boekje liep een deel
van het eerste binnenplein rechthoekig om.
In den hoek bij dit huis had het reventer een
spitsbogig poortje, dat tot de tweede binnenplaats
toegang gaf, die wellicht tot bloomentuin diende,
terwijl op het eerste binnenplein een deel tot kerk
hof was afgezonderd, voor de kloosterbewoonsters
en voor parochianen, die zich daar eene rustplaats
hadden verkozen
In geen dezer drie hoofdgebouwen is ergens on
der de kalk eenig spoor van schilderwerk of ver
guldsel te voorschijn gekomen. Evenmin schenen
de ribben van het gewelf ooit een vertje te heb
ben gehad. liet schoone eikenhout stond trouwens
deftig genoeg. De oude nonnen besteedden haar
geld noch aan den maelro" noch aan den
beeldsnicler" want van kunstig houtsnijwerk is even
min eenig zweem gezien. Toch achtte de redactie
van dit weekblad de oudste aller amsterdamsche
vergaderzalen merkwaardig genoeg, om haar, vóór
zij voorgoed van den aardbodem verdween, in prent
te doen brengen.
De ter afbraak aangewezen gebouwen zijn oor
konden voor de geschiedenis des kloosters. Wat
zij ons leerden heb ik gemeend hier te moeten
opteekenen.
In steden, die zich, als onze goede vaderstad,
gedurende een drietal eeuwen voortdurend hebben
ontwikkeld, zijn oudheden van dezen aard
zcldzaamheden geworden. Er komt een tijd, dat ook
zij moeten plaats maken voor wat nieuws on wat
beters. Daarover zal ook de moest verstokte oud
heidkundige zich verheugen. Maar hij treurt waar
veranderingen gemaakt worden, die hot oude ver
woesten zonder verbeteringen te brengen.
Hier is echter geen aanleiding voor eene wee
klacht, tenzij voor eene van de schimmen der
in hare rust gestoorde oude nonnen (1).
Mr. N. DE ROEVEB.
(1) Zie De Tijd van 3 Januari 11.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Mevr. FKEXKEL-BOUWMEESTER, in Maria Stuart".
Ten tweeden male wordt ons, dezen winter,
in den Stadsschouwburg, het jaar 1587 in herin
nering gebracht. Aan gene zij der zee
onderteekende een vrouw, een Koningin, hot doodvonnis
eener andere Koningin, haar bloedverwant; over
ile Ooster grenzen werd onze verhevenste dichter
geboren, die smacck" vond in bloet en tranen"
en. trcurspeldichtcr geworden, zijn geboortejaar
als Maria Stnarts moortjaer" plach aan to duiden.
Hot oordeel, door Bilderdijk over Schiller geveld,
in het voortreflijkste prozastuk, dat het tijdvak
van 1807 tot 1820 heeft opgeleverd, staat nog
altoos overeind, voor zoo ver het Schiller, den
dramaturg, betreft: zelfs de grootste duitsche
toonoelspelers hebben ons hier Kabale und Liebe'',
dio llauber", Wilhelm Teil" niet smakelijk
weten te maken. Zelden heeft ook Maria Stuart"
geheel voldaan. liet al te gewaagd onhistorische
van dit stuk, met historische namen, de speel
ruimten, die do dichter zich gebaand heeft door
zijne fiktiën der minnarijen van de vermaarde
Schotsche Koningin, na dat zij 19 jaar gevangen
had gezeten, ontstemt allicht den toeschouwer,
ten-zij do spelers er in slagen u geheel in des
dichters fabel over te plaatsen en al uwe aandacht
te vestigen op sommige onderdeden van
charakter-teekening. En dit heeft do voorstelling, door
de ..Koninklijke Vereeniging" gegeven, werkelijk
weten te doen.
De avond van Maandag 9 Januari was eea
ware triomf voor Mevrouw Frenkel. Ik heb zel
den het beroemde tooneel in den slottuin, de
ontmoeting der beide Koninginnen, zoo zoer
kunnen genieten: vooral den treft'enden overgang
van Maria, van de vernederde, smeekende ge
vangene tot de verontwaardigde fiere richtster
over hare hooghartige, meêdoogenlozo r.ictit.
Doch ook haar gesprek met Mortimer in het
eerste bedrijf, de schroom, waarmede zij hem de
zending aan Leycester opdraagt en hem bekent
dat Elisabeths gunsteling de eenige is, die haar
redden kan, hare waardigheid tegenover Burleiaht
hare scherpe kritiek van Engelands grooten, haro
verontwaardiging, dat zulke mannen haar, de
Koningin, de Dauphine van Frankrijk, wier ge-;
<r