Historisch Archief 1877-1940
No. 551
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hij lachend. Maar mgn waarde nicht weet, hoe
het behoort, zie eens! Dan vind ik juist uw jongste
papieren kind!" Hij wgst op de tafel in het midden
van den salon.
Het derde exemplaar!" roept de dichter en
deelt zgn vriend de door hem gemaakte ontdek
kingen mede.
Dat is heel fraai!" fluistert deze. Daar
schuilt wat onder, dat moeten wg aan den dag
brengen!" Hg treedt op een tagère in een hoek
1 toe, waar hem ook iets roods toelacht, en komt
zegevierend terug. Het vierde is gevonden! Ik
wed, dat we het dozijn nog vol maken! Komaan!"
Hg leidde nu den vriend door de overige vertrekken.
Een heel doziijn werd nu wel nu niet gevonden,
maar toch tien stuks. Raadselachtig! alle van
dezelfde uitgave van hetzelfde werk", zeide de
dichter naief, terwijl zijn vriend moeite had om
niet al te luid zijn pret te kennen te geven.
De beide laatste exemplaren vond men op een
tafeltje in den speelsalon, waar een oude bediende
bezig was kaarten en fiches in orde te brengen.
Dit gaf den vriend des huizes een voorwendsel.
Jozef," zeide hg barsch, dat heb je niet netjes
gedaan; mevrouw heeft je toch zeker gezegd, dat
je ieder van de roode boekjes afzonderlijk en ver
van elkaar moest leggen? Hier vind ik er twee
vlak bg elkander."
Jawel, mijnheer, maar het is mijn schuld
niet!" zeide de bediende. Ik kreeg eerst na ze
venen de boodschap op, om de boekjes te gaan
-halen, en moest toen eerst, terwijl de familie nog
toilet maakte, al de kamers in orde brengen l"
Toch heb je ook de boodschap nog slecht
gedaan l"
Hoe dan, menheer? Hier heb ik het
be«telbriefje nog; dat had ik maar te laten zien,
zei mevrouw."
Hg reikte den kunstenaar, dien hij sinds jaren
als neef van zgn meester en huisvriend kende,
het briefje, en deze las halfluid:
Zoudt u mij het genoegen willen doen, mij tien
-deelen werken van X. te leenen, tot morgen ochtend?
Wat u maar in voorraad hebt, maar het moeten
gebonden exemplaren zijn. Ik mag wel op de ver
vulling van dezen wensch rekenen, daar ik bij u
sedert he^ najaar op den liazar geabonneerd ben."
Of het in Nederland met het koopen van boeken
beter gesteld is dan in Duitschland ? Teoordeelen
naar de vele uitgaven, die kort na de verschijning,
in een magazijn van goedkoope boeken" terecht
komen, of per pakket, liefst met een premie erbij,
Terkocht worden, is het bg ons niet veel beter.
EEN BOETEDOENING.
Naar CABL EMIL FHANZOS.
In mgn studententijd te Graz heb ik een tijd
lang bg eene arme oude vrouw kamers gehad,
wier lot en handelwgze, naar veler meening,
wel waardig zouden geweest zijn op dichterlijke
?w\jze, bv. in den vorm eener novelle, behandeld
te worden. Ik ven mgn kant heb dit nooit geloofd,
«n geloof het nog niet, want de novellist mag
niet zeggen: het is waar, want het is werkelijk
gebeurd," maar hij moet het bewijs daarvoor door
de uiteenzetting der motieven van zijn held bij
brengen. Daartoe evenwel zou in het onderhavig
geval mij althans de kracht ontbreken. Het feit
intusschen verdient wel meegedeeld te worden.
De vrouw was de weduwe van een horlogemaker,
die zich en haar kind onderhield met het verhuren
van kamers aan studenten, met voor hen te koken
«n te wasschen. Zij kon toen zoo wat veertig jaar
zgn, maar zag er veel ouder uit, een nietig wgfje,
met_ licht grijzend dof haar en stompe trekken;
mooi kon zij nooit geweest zijn. Des te meer
moest de stralende schoonheid van haar blond,
blauwoogig dochtertje opgemerkt worden, dat
destijds negen jaar was. Een prachtig kind, de
eenige vreugde en oogappel harer moeder.
Annetje gelijkt zeker op haar vader?"
Troeg ik eens aan de hospita.
Neen!" antwoordde zij kort en voegde er,
na diep adem gehaald te hebben, bij: Zij gelijkt
op hare moeder!"
Ze is dus niet uw eigen kind!"
Neen, maar mijn man is haar vader."
Dus een kind uit zijn eerste huwelijk?"
Neen,... hij is slechts eens getrouwd ge
weest."
Daarop had ik niet verder willen vragen, maar zij
vroeg,na eene poos: Niet waar, ge hebt dat gevraagd,
omdat het kind zoo mooi is ? Het is geen wonder,
ook haar moeder was zoo mooi; dat kunnen velen
u zeggen, Pettauer-Marie heeft iedereen gekend.
Naar we hopen wordt Annetje even mooi, maar
braver. Ik bid God dagelijks daarom, en wat ik er
aan doen kan, dat gebeurt!"
Zeker," zeide ik, gij zoudt het kind on
mogelijk beter kunnen verzorgen, al was het uw
eigen vleesch en bloed. Gij zelf hebt zeker nooit
kinderen gehad ??"
O ja, een knaap! wat was mijn Karel een
goede lieve jongen! Zes jaar oud was hg, toen hij
gestorven is." Haar verwelkt gezicht werd geschokt
en het werd met overvloedige tranen overstroomd.
Het kind is vermoord geworden."
Vermoord ?" riep ik ontzet.
Ja, ja! Of hoe wilt gij het noemen, wanneer
men een kind van zes jaar op een Deccmberavond
van den drempel jaagt en het eerst 's morgens
weer de deur inlaat? Doodgevroren was het wel
niet, maar het had doodelijk koude gevat, en vier
dagen later is het gestorven,"
En wie heeft dat gedaan ? vroeg ik.
Pettauer-Marie!"
Wie ?" Ik vertrouwde nauwelijks mijn ooren.
De moeder van dat kind, dat gij ..."
Ja, dezelfde!" viel zij mij haastig in de
rede. Prijs mij maar niet om hetgeen ik voor
Annetje ben! Het is mij even onaangenaam als
wanneer de menschen er mij om berispen, dat toch
?ook dikwijls voorkomt Ja, het was
PettauerMarie. Ze heeft wel den jongen waarschijnlijk niet
willen vermoorden, het was alleen de bedoeling,
dat- hij haar zou leeren vreezen en gehoorza
men .. .."
En waar waart gij toen?"
t'Huis, bij mgn moeder te Leoben, die toen
nog leefde. En dat is juist mijne misdaad, beste
heer, die ik nooit meer kan goed maken, al zorg
ik ook nog zoo trouw voor Annetje. Eene moeder
moet haar kind niet verlaten, en dat heb ik
gedaan!"
Ge zult er wel uwe redenen voor gehad
hebben!"
Natuurlijk l Vele menschen zeggen wel, dat
ik toen gelijk had, maar ik zal het in eeuwigheid
niet gelooven. Ziet ge, mijn man in de
eerste jaren was hij braaf en goed, en ook heel
werkzaam, zgn Karel was hem het liefste op de
wereld, en ook ik heb een goed, heerlijk leven
bij hem gehad. Daar kwam hg eens op het ramp
zalig denkbeeld, in de loterij te spelen. Hij won
er vijfhonderd gulden mee. Dat was op een Vrij
dag, en dat brengt altoos ongeluk; mijn man was
natuurlijk in de wolken en wij gingen beide naar
de herberg en den volgenden dag ging hij alleen,
en daarmee begon het woeste leven, totdat de
heele winst verdaan was, bij den wijn en in de
loterij. Maar gewonnen heeft hij niet meer, en
intusschen ging de zaak achteruit, en de klanten*
liepen weg. Toen was mijn Karel vijf jaar
oud, en toen mgn man eens reeds vroeg in
den morgen dronken t'huis kwam, en zich op het
bed wierp, trad de knaap op hem toe, en zeide:
Vader", zeide hij, is het waar dat ge eea deug
niet geworden zijt? Schnetzinger-Peter heeft me dat
vandaag gezegd, maar ik heb hem behoorlijker van
langs gegeven?" Toen werd mijn man van schaamte
plotseling nuchter, en stond op en zeide: Daar
heb je goed aan gedaan, Karel! Je vader is geen
deugniet en zal het de menschen wel toonen!"
Hg nam zg'n hoed, ging naar de werkplaats, en
werkte vlijtig, en zoo _de volgende weken, ja
maanden. Maar 200 snel als het berouw in zijn
hart, zjjn de klanten niet in den winkel terugge
keerd, en dat viel hem tegen, en zijn verdriet
heeft hij toen weer verdronken. Omstreeks dien
zelfden tijd heb ik voor 't eerst gehoord dat hij
het met Pettauer-Marie hield. Dat was een meisje
uit Pettau, een kind van fatsoenlijke lieden,
haar neef was luitenant, een baron had haar ver
leid, en toen was zij juffrouw in een koffiehuis
geweest, en voortdurend slechter geworden, en nu,
zeiden mg de lieden, nu was zij de minnares
van mgn man, en voor haar verkocht hij het eene
horloge na het andere aan de uitdragers. Nu,
zoo was het dan, en al mijn bidden en smeeken
hielp niets.; voor het huishouden schoof hij nog
nauwelijks iets af, en het was goed, dat ik toen reeds
kamers verhuurde aan studenten. Nu, van dat
vrouwspersoon kwam hg niet meer af, en
eenige maanden later waren de winkelkasten weer
ledig, en mijn beste huurder, mijnheer W., die
onze mooiste kamer bewoonde, komt bij me en
vraagt: Waarom hebt ge me door uw man de
huur laten opzeggen?"
Dat is eene vergissing," zeide ik. Maar
mijn man werd driftig, toen ik hem er naar vroeg.
Ik heb al een anderen huurder," zeide hij. Veer
tien dagen later vertrok mijnheer W. en Pettauer
Marie kwam op de kamer wonen. Toen werd het
mij te erg. Zij er uit of ik!" riep ik mijn man
toe, en hij antwoordde: Ga jij dan maar!" ?
Goed!" zeide ik. Kom Karel!" De jongen
blijft hier!" schreeuwde mijn man, en daartegen
was alles nutteloos. Toen ben ik dus alleen ge
gaan, o, het was eene misdaad!"
Zij begon weer te snikken, en het duurde lang,
eer zij kon voortgaan.
En dan heb ik nog een tweede misdaad
op mg geladen. Van de ziekte van mijn kind
hadden zij mij niets geschreven; alleen tot de
begrafenis lieten zg mij door mijn broeder
noodigen. En toen ik zoo mgn Karel weerzag, in de
doodkist, en zijn vader daarnaast knielde, toen
sleurde ik den man er vandaan. Weg!" riep ik;
en moogt ge zelf op straat sterven, waar ge uw
kind hebt laten omkomen!" En toen ik het onbe
schaamde vrouwspersoon daarbij zag, in rouwge
waad, en ik begreep dat ook zg moeder zou
worden, vloekte ik ook haar, en riep: Mogen
anderen met uw kind doen, wat ge met het
mijne gedaan hebt!" Vier maanden later
was er met mijn man gebeurd, wat ik hem
had toegewenscht. Hij was weer, zooals bijna
iederen nacht, dronken t'huisgekomen, had zijne
minnares om den dokter roepende gevonden, en
was nog in zooverre nuchter geworden, dat hij
dien kon gaan halen. Maar zijn tred was onzeker,
en zoo geraakte hij in een der diepe slooten, die
er destijds vlak bij de Pauluspoort waren, viel
naar beneden en brak den nek. Eerst in de
morgenschemering vonden eenige lieden het lijk
en droegen het naar huis. Zij vonden er
PettauerMarie in onmacht, en haar in eenzaamheid ge
boren kind schreiend. Toen zij het ongeval hoorde,
had zij niet de kracht om het te boven te komen;
zij viel in zware koortsen en stierf na weinige
dagen. Reeds vroeger hadden de buren het kind
meegenomen en het aan het vondelingengesticht
gebracht. Toen ik dit alles las uit een brief van
mijn broeder, toen was het alsof een bliksemstraal
mijn hart trof. God had gehoord, wat ik in mijn
waanzinnige smart geroepen had; aan den man
.was de vloek reeds vervuld, aan liet onschuldige
kind moest hij niet vervuld worden. Ik bon hier
heen teruggekomen, en ik heb Annetje aangeno
men als kind. Zoo lang ik adem in mij heb. zal
ik beproeven den vloek in zegen te doen verkeoren."
Het is haar gelukt. Annetje is even deugdzaam
als mooi geworden, en sedert vele jaren reeds de
gelukkige vrouw van een braaf burgerman. Mijn
oude hospita heeft hot nog beleefd, zij is nog
geen jaar dood. Honderden kennen, evenals ik,
de geschiedenis van haar hart. En toch, hoe
weinigen zonden eene novelle van dozen inhoud
vooi waarschijnlijk gehouden hebben!
Fransche kunst is bij hem in de schoonste exem
plaren vertegenwoordigd; er zgn prachtige stukken
van Barrias, Gautherin, enz. en bg'na de geheele
productie van de beeldhouwers Mercié, Dubois en
Chapu. Onder deze standbeelden en groepen zijn
er, die behalve veel geld en veel goeden smaak,
ook al de listen eener diplomatie gekost hebben.
De Gloria Victis van Merciéen het Poradi/s
verloren van Gautherin behooren aan de stad Parijs.
De stad nu stelt, evenals de staat, aan de kun
stenaars de conditie, dat zij geen tweede exemplaar
van de door haar aangekochte beelden maken, be
halve de reducties in brons op kleine schaal.
Toch bezit Jacobsen beide beelden, identiek met
die van de stad, en oorspronkelijk.
Jacobsen had echter nog een wensch: hij wilde
de twee vorstinnen, dochters van zijn koning, de
keizerin van Rusland en de prinses van Wales,
in marmer bezitten, en wel gebeiteld door Gau
therin en Chapu. Hg wendde zich tot koning
Christiaan, die voor zoover het hem aanging, de
toestemming gaf, op voorwaarde, dat de heer
Jacobsen na zijn dood de beide prinsessenbeelden
aan Denemarken zou afstaan.
Jacobsen ging nu met de artisten onderhandelen,
die spoedig gewonnen waren, maar om standbeelden
te maken heeft men modellen noodig. De Russi
sche gezant te Parijs, baron Mohrenheim, wendde
zijn invloed aan bij de Czarina, opdat deze voor
Gautherin zou poseeren, terwg'l Chapu naar Lon
den vertrok, en er gedurende eenige dagen
vergeefsche pogingen aanwendde om prinses
Alexandra zijn verzoek voor te dragen. Te Parijs terug
gekomen ontving hg een telegram uitFredensborg:
Czarina jen prinses zg'n hier en stemmen toe
om te poseeren. 'Kom spoedig. Gautherin."
Chapu pakte zijn kotters en was drie dagen
later te Fredensborg. De twee kunstenaars brachten
er twee maanden door; na de schets van het
standbeeld, maakte men bustes, toen medaillons;
de artisten waren over hun modellen tevreden en
deze vorstinnen, te Kopenhagen een soort van
vacantie van hofetiquette en ceremoniën genietend,
maakten de séances niet korter dan noodig was, en
onderhielden, zich gaarne met de twee vertegenwoor
digers der Parijsche kunstwereld. Thans worden
de beide standbeelden in het atelier afgemaakt.
Gautherin is verder gevorderd dan Chapu.
De Czarina is zittende voorgesteld, op natuur
lijke grootte, in groot gala-costuum. met den
diadeem op het voorhoofd, den kanten sluier, die
op de schouders neervalt, de historische
parelsnoeren om den hals, het galakleed, met hermelijn
omzoomd, vierkant uitgesneden, en den grooten
hofsleep naast zich gedrapeerd. In de linkerhand
houdt zij de teekeningen der talrijke liefdadige
instellingen, die zij gesticht heeft, de rechter is
een weinig opgeheven, als in een gesprek. Op
haar fijnbesneden gelaat als dat eener
markiezin uit de XVIIIe eeuw is een tint van
zachtheid en droefgeestigheid verspreid.
Het standbeeld van prinses Alexandra is als
pendant van het andere bedoeld en verschilt alleen
in costuum, houding en kleinigheden.
Er wordt moeite aangewend om te verkrijgen,
dat de standbeelden voor de tentoonstelling van
1889 worden afgestaan; dit zal echter wel
bezwaarlijk gaan.
Waarom worden er bij ons zoo weinig busten
gemaakt? Het is zulk een galante en eenvoudige
wijze om zijn vrouw een cadeau te maken, het is
zulk een treffend en teeder souvenir, en zulk
een gedistingeerd sieraad in een salon
Op het gebied van ornamentiek en kunstindustrie
wordt een merkwaardig werk aangekondigd,
L'ornement gétal van Adolphe Picard. Het vorige
werk van dezen kunstenaar, over
bloemen-ornamentiek, heeft een Europeeschen naam. Ditmaal
heeft hij zijn werkkring uitgebreid; vooral de
tropische flora, met guren en dieren verlevendigd,
heeft hij met scheppende kracht geëxploiteerd,
om daaruit ornamenten te styleeren en te ont
wikkelen. De eerste serie van fjornement véyétal
omvat 20 platen, groot folio.
Evenals te Parijs, is ook te Londen de opening
van den Salon (er zijn er eigenlijk twee, die van
de Royal Academy en die van de Grosvenor
Gallen', beiden openden dit jaar op denzelfden
datum) eene gelegenheid tot het bestudeeren der
wintertoiletten. De conclusie was, dat lange man
tels de overhand hadden, maar dat er veel leelyke
onder waren. Eene groote vrouw, geheel in
t:ieil-or, geheel in kardinaalrood of saffier-blauw
^pluche, is te midden dor schilderijen geen aange
naam gezicht. Onder de toiletten werden opgemerkt
dat vau Lady Spencer.- lange mantel, bruin
brocaat op zijden grond, met mouwen van effen bruin
fluweel, ornboordsel van bruine veerenranden, en
versiering van blinkend kralen passcmentwerk; de
markiezin van Ailesbury: zware lange mantel van
seahkin pluelte met veeren rand; LadyMonckton:
lange mantel van donkerrood ottoman, met donker
rood fluweelen i etcru op de borst, een overvloed van
zwarte kant om den hals en van zwart muire lint langs
de voorzijde van don mantel gedrapeerd, en wijde
mouwen, vleugels'', met zwarte chantilly kant
er over; miss Edith Pollock: lange mantel, uit een
onverknipten Indischen chitle gedrapeerd.
Do vrouw van de aestheticus Oscar Wilde, on
die van de schilder Holman Hunt spreidden er
toekomst-toiletten" ten toon, zonder tournure.
licht grijs, zeer artistiek maar zonderling gedra
peerd; de schoone Lady Coljji Campbell, door
haar schandaal-proces vermaard, verscheen in een
allerelegantst toilet van rose, groen, bruin en
bdiotrope satijn, met tiaweel van dezelfde kleuren
gecombineerd, een kunstwerk van de fuiscusr.
VOOR DAMES.
lc. Het plant-ornamcnt.
Londensche toiletten. Oorknoppen en
armbanden. Uit Amerika. Mar
garine. In modemagazijnen.
Een der rijkste particuliere musea is dat van
den heer Jacobsen, een mülionnair te Kopenhagen.
De nabob heeft veel schilderijen, maar vooral,
gelijk het een landgenoot van Thorwaldsen betaamt,
veel beeldhouwwerken. Vooral de moderne
Zal men niets meer in de ooren dragen V Nu
de geestige opmerking, dat wie oorknoppen draagt,
zich als noodzakelijk aanvulsel ook een ring door
den neus moet boren, eenige malen den aardbol
rond geweest is, begint zij hare aantrekkelijkheid
te verliezen. Wie dan ook een paar fraaie
solitaires of groote paarlen cadeau krijgt, en de
gelegenheid heeft om ze te dragen, doet niemand
genoegen door ze in het etui te bergen. De
i juweliers bemerken ook nog niet, dat men de
oorsieraden afschaft; zjj zorgen voor nieuwen.
aanvoer met het oog op nieuwe vraag. Eeno
vinding van deze dagen zg'n de pendants-eféole,,
groote oorringen, als die van Sélika, van gö.ud.
met paarlen of edele steenen; zij zg'n meer pre
tentieus dan de enkele_ brillant met het gouden
schroefje der laatste winters, maar staan b\j. e%n
groot toilet ook zeer goed.
De armbanden worden minder in getal; men.
zal er hoogstens twee aan iederen arm dragen, in
overeenstemming met de mouwen, die weer minder
kort en de handschoenen, die weer minder lang
genomen zullen worden. De smalleporte-bonhews
in echt en fantasie, zijn nog steeds gewild, even
als de dunne gouden banden met een enkel
bloempje in goud en email er op bevestigd, maar
beide soorten zijn te nietig om ze alleen te dragen.
Te Berlijn draagt men, als getuigenis van hulde
en sympathie, armbanden met het medaillon-por
tret van den zieken kroonprins; op de keerzijde
de woorden: Gott erhalte unsern Fritz!"enals
randschrift: Deutschlands Gebet Weihnacat 1887".
,De medaille was oorspronkelijk door den hofleve
rancier Telge alleen voor een beperkten kring vau
aanzienlgke personen gemaakt; maar vond zooveel
bg'val, dat men haar in goud, zilver en brons
verkrggbaar heeft gesteld. Telge zond ook een'
exemplaar aan de koningin van Roemenië, Carmen
Sylva, en ontving van haar als antwoord een ge
dicht, waarvan hij nu een geautographieerd exem
plaar aan iederen kooper van medaille of armband.
ten geschenke geeft. De drie laatste coupletten,
van het gedicht luiden:
Und wenn Dein Volk Dich, Gott, vergass,
Sei gnadig in der Strafe Mass,
Der heitern Blicks den Tod geschaut,
Dem sei'n wir ferner anvertraut!
Wir zittern nicht vor Noth und Kampf»
Geht er voran im Schlachtendampf;
Durch Wogenprall, Kanonnenblitz,
Wir folgen unserm Fritz!
Gott! sei uns gnadig! tief und bang
Steigt Ein Gebet aus Völkerdrang:
Gott! zeig' uns Licht im Wolkensitz:
Erhalt' uns unsern Fritz!
Carmen Sylva. d. 3 Jan, 1888.
De bedel-armband", zooals in Duitschland de
armband van zooveel kleine muntstukjes als men
bij elkaar kan krijgen, genoemd wordt, is in gevaar,
voor een groot aantal der draagsters contrabande
te worden. In vele scholen namelijk is hij verboden.
De kerstboom had dezen armband bij dozijnen
over de vrouwelijke jeugd uitgeschud, en de meisjes
droegen hem zeer gaarne naar school, om te laten
zien hoeveel muntstukjes zij gekregen of
bijeengebedeld" hadden. De ongelukkige armbanden
echter veroorzaakten bij het schrijven, bij het
opheffen der armen een polizei-widriges" gerin
kel, en men kent de Pruisische schooltucht. Een
onderwijzer te Berlijn vergeleek in zijne predikatie
de meisjes met schellenbehangenen
Schlittenpferden", of met jeugdige misdadigers wier hand
boeien rammelden, en verbood ten slotte ten
strengste het lastige Beraad.
Uit Amerika: Het is onder de dames in de
noordelijke staten waar veel getrouwd wordt
eene aardigheid, iedere vriendin die trouwt, een
lapje van haar bruidsjapon te vragen. Van deze
lapjes maakt men een bedelaarsdeken" tot
herinnering of om de hoop niet te verliezen?
Te Chicago zijn onder de jonge dames cursus
sen opgericht voor het hieuws van den dag,"
De jonge meisjes vonden het onaangenaam, in
gezelschap niet te kunnen meepraten over de
topics of the day. Eenige zeer ontwikkelde oudere
dames geven nu twee of meermalen per week
gedurende een paar uurtjes uitlegging van het
geen er die week in de couranten behandeld
wordt, beantwoorden eindelooze vragen, en geven
de meisjes raad omtrent de boeken die zij over
dit of dat onderwerp moeten lezen.
Den Isten Januari van dit jaar is in Engeland
de margarine-wet" van kracht geworden. Zij
bepaalt dat alle namaaksels van boter, hetzg
met boter gemengd of niet, als margarine" zul
len bestempeld worden, en alleen onder dien
naam worden verkocht. De margarine mag alloen
verkocht worden in kisten, die den naam mar
garine" in letters van bepaalde grootte op iedere
zijde, ook de boven- en bonedenzijde dragen;
wordt zij in papieren omhulsels verkocht, dan
moeten deze ook duidelijk gemerkt zijn. De boete
voor de kooplieden, die zich hieraan niet hou
den, loopt de eerste maal tot 20, de tweede inaal
tot 50, de derde maal tot 100 pond als maximum.
Ook in Duitschland en in Zweden ia reeds
eene dergelijke wet in werking, men heeft daar
voor de margarine ook eene bijzondere verpak
king, in vierkante blokken, voorgeschreven. Bij
ons zijn de artikelen der nieuwe strafwet,
oischoon juist met het oog op dit geval het vorig;
jaar nog gewijzigd, niet zoo practisch afdoende
als in deze drie landen.
Een der redenen waarom de groote magazijnen
als Priiitcinpa, Sou Murché, Louvre, Saint Josepk,
in Parijs zelf zulke goede zaken maken, ligt in
«ene gewoonte, door Aristide Boucicault ingevoerd
en die kleinere winkels onmogelijk kunnen na
volgen. Het is: terugnemen der voorwerpen waa
neer de koopster, thuis gekomen, vindt, dat zij te
duur is uitgeweest. Het magazijn ruilt niet al
leen, maar betaalt zonder bezwaar den koopp/ijg
volledig terug, zoodra l'oljet a cesséde plaire
gelijk de term luidt. Naar het schijnt wordt d
schade door dit verkoopen en terugnemen aan
de voorwerpen toegebracht, vergoed door de
grootere gemakkelijkheid waarmede do dames
aan haren kooplust toegeven, wetende dat zij, als
het berouw komt, er weer van af kunnen; maar
dit neemt niet weg dat er wel misbruik van ge
maakt wordt. Het gebeurt dagelyks dat dames