Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.553
soon, die. zich zooveel vijanden heeft gemaakt
als d'e heer Gladstone. De grand old man
is zelf het grootste beletsel voor de zegepraal
van zijne partij.
' De nieuwe kiesvereeniging Amsterdam, dezer
dagen opgericht, nam het volgend program
aan:
I. De Vereeniging stelt zich ten doel de
handhaving en ontwikkeling van de vrijzin
nige beginselen der Grondwet en de krach
tige bevordering der belangen van Amsterdam.
II. Zij tracht haar doel te bereiken door:
l o. te streven naar:
Algemeen Kiesrecht, met. verzekering van
het geheim der stemming door verplichte
invulling van het stembiljet ten bureele;
invoering van een kiesstelsel, dat de ver
tegenwoordiging ook der minderheden zooveel
mogelijk waarborgt ;
eene wetgeving tot verbetering van den
toestand der arbeidende klasse, uitgaande
van eerbiediging van het beginsel van den
persoonlijken eigendom, behoudens uitbreiding
van het onteigeningsrecht;
leerplicht, met kosteloos lager onderwijs
van overheidswege, overal waar dit noodig is;
algemeenen oefen plicht;
hervorming der belastingen, o. a. door af
schaffing van de patentbelasting en van
aceiinzen op eerste levensbehoeften, en door
.J . J . .., . ,
invoering van een progressieve
rijksinkomstenbelasing, waarbij rekening wordt gehou
den met de bronnen, waaruit de inkomsten
voortvloeien;
volledige scheiding van Kerk en Staat;
?scheiding der financiën van moederland en
koloniën;
ontwikkeling van zelfbestuur en volledige
toepassing van het stelsel van vrijen arbeid
in Nederlandsch-Indië;
* 2o. bespreking der openbare zaak;
3o. het stellen van candidaten voor het
lidmaatschap van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal de Provinciale Staten van
Noord-Holiand en den Gemeenteraad van
Amsterdam.
De contributie bedraagt f 1.?.
Te Utrecht is een nieuwe kiesvereeniging
opgericht onder den naam EendraclU maakt
macht. Liberalen, conservatieven en
autirevolutionnairen hebben zich daar vereenigd,
om nu niet een godsdienst, maar een politiek
boven geloof s verdeeldheid te beoefenen. Zij
heeft dat doel in een manifest en reglement
verkondigd, »zonder groote woorden of vage
beginselen voorop te stellen," en met opnoe
ming van eenige punten, »die het uitvloeisel zijn
van de zucht om, met volstrekte eerbiediging
van ieders godsdienstige overtuiging, de recht
vaardigheid jegens allen op staatkundig ge
bied als richtsnoer van handelen te zien
aannemen." De oprichters der kiesvereeni
ging hebben allen moed dat dit te samen
gaan van wat oneerbiedige menschen zou
den kunnen noemen de wolf en het lam, in
deze wereld heel wel te bereiken is, daar bij
het groot verschil van godsdienstige meening, \.
de christelijke zedeleer allen gemeen is, en
Het scheelde weinig of de weduwnaar had
door den ijver waarmede hij een diepe buiging
maakte, een paar bloempotten omgeworpen.
»Heb-je wel opgemerkt hoe lief ze terug
groette ?'" riep hij vol g-eestdrift uit. »Met zoo'n
vriendelijk, droefgeestig lachje, alsof ze wilde
tejkennen geven : wij beiden staan eenzaam
en verlaten in de wereld, wij beiden zijn on
gelukkig "
«Wij oeiden moesten elkander troosten,"
vulde de luitenant aan.
»Wees nu niet dadelijk zoo kwaaddenkend.
Je weet heel goed dat er niets ter wereld is,
dat mij troost kan bieden in mijn groote
smart," zeide hij, terwijl hij vol droefheid zijn
glas leeg dronk.
De luitenant bracht het gesprek op nieuw
op het weeuwtje.
»Zeg eens, woont zij daar geheel alleen?"
»Neen, ze heeft een tante bij zich, een heel '
aardige dame."
»Je moest haar eens gaan bezoeken; ze ziet i
er zoo deelnemend uit." .'
»Ja, ik heb er ook al over gedacht, en ik '
moet haar toch gaan bedanken voor den
fraaien krans, dien zij destijds gezonden heeft.
Maar ik wil toch eerst wachten tot de eerste j
bittere smart een weinig voorbij is." j
»Zoo over een dagof veertien bijvoorbeeld." |
»Er zal wel een maand mee heengaan/' :
De luitenant stond op.
Kom, het wordt mijn tijd, ik heb straks
dienst".
»Ga je nu al heen ? Je gezelschap heeft mij
een weinig opgemonterd, als je weg bent blijf
ik weer alleen, overgelaten aan mijn sombere
gedachten."
»Kom, daar moet je je overheen zetten. Ik
zou wat muziek maken, en dan voor afwis
seling eens aan het raam gaan zitten otn naar
de menschen op straat te kijken, of naar j
ie overbuurtjes. Dat geeft verstrooiing. Nu, j
houd je goed, mijn waarde."
''«Adieu, beste vriend, dank je voor je visite."
Hij liet zijn vriend uit, vleide zich toen
epnieuw in den leuningstoel, st;ik een versche
sigaar op, en keek door de ro kw >lkjes heen
naar de weduwe, die nog altijd a in het ven
ster zat, en ijverig voortwerkte aan de pan
toffels voor haar toekomstigen echtgenoot.
E. F.
deze »in daden omgezet in die richting
leidt." De Christelijke zedeleer dan schrijft
voor: «rechtvaardigheid jegens andersden
kenden, waar het de inrichting geldt van
het openbaar onderwijs; rechtvaardigheid
bij de toekenning van de kiesbevoegdheid
overeenkomstig het vermoeden van ge
schiktheid; rechtvaardigheid bij de regeling
van de belastingplicht; rechtvaardigheid in
het bestuur der koloniën jegens de bevolking
daar aan onze hoede toevertrouwd; recht
vaardigheid jegens allen die den Staat niet
de wapenen hebben te diehen; rechtvaardig
heid jegens de minder bedeelden in de maat
schappij, wier levensomstandigheden hen in
ongunstige economische verhoudingen plaat
sen. Ziedaar," zoo zegt het manifest, *het be
ginsel aan art. 2 (program) ten grondslag
liggende."
Wat ons betreft, de moreele politiek, waar
voor we zoo dikwijls een lans gebroken hebben,
wordt hier te ononwonden geprezen, om ons
niet te verheugen nu wij te Utrecht zulke wanna
bondgenooten gevonden hebben. Op het
doel der nieuwe kiesvereeniging hebben wij
dan ook niet de geringste aanmerking.
Alleen de weg door Eendracht maakt Macht
ingeslagen om dat doel te bereiken schijnt ons
bedenkelijk toe. Wezenlijke eendracht maakt
macht, maar eendracht in schijn brengt on
macht. En wij vreezen dat de laatste, geenszins
de eerste, in de Stichtsche vereeniging valt waar
te nemen. Rechteaardir/lieid is schoon, maar
als menschen van verschillende geloofsovertui
gingen samen verklaren rechtvaardig te zullen
zijn, is het geen weelde, zij 't dan ook in het
voorbijgaan, te zeggen: wat zoowel de
een als de ander voor rechtvaardig houdt.
Zoo begint b. v. het door ons mede
gedeelde rechtvaardigheids-schema, met het
openbaar onderwijs, en wordt «zonder groote
woorden of vage beginselen voorop te stellen,"
verzekerd, dat men zal trachten eene inrichting
van het openbaar onderwijs te vinden, welke
»zonder den eerbied voor godsdienstige be
grippen van wie ook, opzettelijk uit het oog
te verliezen, meer rekening houdt met de
godsdienstige gezindheid in de verschillende
deelen des lands en door mindere eenvor
migheid in minieren kring in de behoeften
des volks voorziet en de liefde des volks
verwerft."
Dit doel blinkt ons tegen en we zien met
verlangen de practische toepassing van het
niet vage program te gernoet, mochten
de Heeren later falen h^de middelen om
het te bereiken, in
rechtvaardigheidszin zullen zij het eens zijn. Maar mi
komen naast het lager, ook het middelbaar
en het hooger onderwijs, onderdeden van
het openbaar onderwijs, aan de orde. Da
rechtvaardigheid moet evenzeer ten opzichte
van die twee betracht; en niet in de laatste
plaats, want beiden zijn door alle partijen in
den lande als hoofdzaken erkend. Daar ver
schijnt nu iemand 'u\ Eendracht maakt markt,
misschien wel de secretaris, de heer
Molengraaff, of het bestuurslid J. de Louter met
de volgende opmerking: Mijiiheeren, de ka
tholieken iii Nederland vormen «iet minder
dan twee-vijfde deel der natie. Tot nog toe
telt ons land vier universiteiten, waarvan niet
een enkele katholiek is. De drie Rijksuni
versiteiten dragen een protestantse!! karak
ter, zelfs rle drie theologische faculteiten,
zouden recht geven te vermoeden, dat er in
Nederland geen katholieken bestonden, en nu
die goddelijke sol justitiae ons beschijnt, kan
ik voor mij het niet langer bij deze onrecht
vaardigheid uithouden; bovendien M. H.
bestaat er ergens ook nog eene vrije universi
teit, die maar niet tot bloei kan geraken,
omdat de staat en de hoofdstad tezamen
vier universiteiten koesteren, is liet nu niet
onrechtvaardig zoowel antirevolutionnairen als
katholieken alle concurrentieonmogelijkte ma
ken, juist op dat terrein, waar de mannen ge
vormd worden, die de leiders der verschillende
partijen moeten worden ? Maar daar is meer.
Daar zijn drie rijksuniversiteiten, voor ons
klein landje, terwijl negoed ingerichte, nevens
de gemeentelijke en particuliere inrichtingen,
door zoovelen te vergeefs begeerd, voldoende
zonde zijn. Utrecht M. H. zou zonder schade
voor de wetenschap en ten bate dei' be
lasting betalenden zijn universiteit kunnen
missen; laat ons rechtvaardig zijn ook
jegens de belastingbetalende!! "
Als in dit rechtvaardigheids-collegie iemand
op zulke wijs het woord mocht voeren,
en dat kan toch moeilijk uitblijven,
zal dan de rcclitcuanUylteid, ondanks de
eenheid der beminde christelijke zedeleer, wel
voor allen dezelfde zijn?
Daarom, alvorens men een dergelijke kies
vereeniging opricht, moet men o. i. zeer
bepaald het eens zijn omtrent een reeks van
punten, zal men niet telkenmale om on
aangenaamheden te vermijden, zich genoopt
zien principieele quacstiën dood te zwijgen. Tot
zulk een feitelijke eendracht kan men echter
voorshands niet komen; daarvoor «taan
kerkelijken en liberalen nog te ver van elkander;
daartoe zijn de geschilpunten nog te schei1])
en te talrijk. Wat later mogelijk/al zijn, moet
blijken, doch zooals de zaken thans zich laten
aanzien, is deze politieke hutspot een ge
recht, dat maar zeer weinigen smaken zal.
Wij althans geven verre de voorkeur aan
hetgeen de Amsterdamsche liberalen, die ook
rechtvaardigheid willen, gedaan hebben.
Juist omdat zij recht eischen, ook voor de
tegenpartij, scheiden zij zich van hen, die
hen daarin belemmeren, en plaatsen zij zich
tegenover de kerkelijken. ten einde, aan hun
eigen beginselen getrouw, vrij en sterk te
kunnen zijn. Wat toch zal men voor de
rechtvaardigheid vermogen, als men begint
met zich zelf van kracht te berooven? Weest
u zelf, wilt ge een man zijn!
F. C. DONDERS.
Hij de plaat.
Wie 's morgens voor twaalven het college
Physiologie" bezoekt, en er de boeiende voor
dracht van den imposanten redenaar volgt, ver
moedt stellig niet dat er een man spreekt, die
bijna drie-kwart van een eeuw reeds doorleefde.
Die doordringende bruine oogen, slechts zelden
door een lorgnet gedekt, die zekere, overtuigende
gebaren, die actie in de geheele verschijning, toch
nouit ontaardend in zenuwachtige beweeglijkheid.
doen vergeten, dat men een ? hoogleeraar voor
zich heeft, die reeds in Mei a.s. emeritus zal
wezen. Het helder betoog is in vloeiende, afge
werkte zinnen vervat. De krachtig slaande be
wijzen vormen een geheel, waarin geen leemte,
maar ook niets overtollig is. Elke zin behoort
er te zijn, zelts die, waarin een persoonlijke her
innering wordt vermeld, en de voorbeelden zijn
eenvoudig en klaar.
Zoo is en zoo spreekt Donders. De wet ge
biedt en dus zal de krachtige man spoedig zijne
loopbaan als docent eindigen, maar zoo ooit, dan
is hier de tijd te vlug gegaan.
Donders is een man uit n stuk. Van hem
geldt bet: gans oiler ga/r nicht, dat Carmen Sylva
tot lijfspreuk heeft gekozen. In de voorrede van
een Engelsch werk. dat door de' Sydenham So
ciety" werd uitgegeven, zegt Donders, doelende op
een speciaal iets: I have, therefore, sought a
way of my own, and, as I beliovc, I havo found it."
Hij'kan het gerust uitbreiden en het toe
passen op zijn geheolen wetcnschappelijken arbeid.
Overal heeft zich de geniale denker nieuwe paden
geopend, waar hij de schreden richtte.
Donders werd den 27en Mei 1818 te Tilburg
geboren en begon in 1835 aan de Militaire Ge
neeskundige school alskweekelingzijn academischen
zegetocht. Vijf jaar daarna promoveerde hij te
Leiden en werd als officier van gezondheid te
Vlissingen geplaatst. Na verplaatsing naar den
Haag volgde zijn benoeming tot lector aan de
zelfde Militaire school te Utrecht. Iu 1842. dus
twee jaar na de promotie reeds, nam hij in die
betrekking het onderwijs op zich in anatomie en
physiologie. Nu was ook spoedig de hoogste trap
bereikt en volgde in 1847 de benoeming tot, in
1848 de aanvaarding van hot hoogleeraarsambt
Maar die onderscheiding was den energieken
dertiger een prikkel te meer om de buitenge
wone gaven die hij bezat, vruchtbaar te maken
voor menschheid en wetenschap.
Ifeeds in 1851 volgde de uitgave van een werk,
door hem met Bauduin samengesteld, n.l. Hand
leiding tot do natuurkunde van den gezonden
Mensch Ie afdeeling."
In dat zelfde jaar ging Ponders naar Londen en
bracht er een tijd door, waarvan hij zelf later
in 1862 nog, getuigt: Nog zie ik ons aan den
avond van een' dior onvergetelijke dagen zoo
rijk aan indrukken, bij 't gewoel der groote we
reldstad ia gezellig en leerrijk onderhoud ver
eenigd onder 't gastvrije dak van William
Howmann of van andere vrienden, die ons lief ge
bleven zijn." Zoo schreef hij aan Albrc-cht von
Graefo in een werk. aan dien beroemden
oogkundige zelven opgedragen. Het heet
Astigmatisme en cylindrische glazen" en is een weten
schappelijke verovering door scherpzinnige op
merkingen en geniale combinatiën.
la 185,'S was reeds het tweede deel uitgegeven
van de Handleiding tot de natuurkunde van den
Mensch." later vertaald in lietDuitscli en Russisch.
Daarvóór hadden al werken het licht gezien,
waarvan ik noem: De leer der stofwisseling als
bron der eigen warmte 1815''; Microchumische
onderzoekingen van dierlijke warmte (in collabo
ratie mot den grooten Mulder) 181(!;". I)c leer
der oogcnbewegiiigen;" De harmonie van het dier
lijk loven, openbaring van wetten 1817."
Met het laatste werk mengde Donders zich in
den. toon zoo feilen, strijd over Darwin's leer,
waartoe de Vestiges" van den Eugelschen ge
leerde aanleiding gaven.
In 1858 zag nog een verhandeling het licht:
Over den aard der vocalen".
Ook elders, in binnen- en bnitenlandsclie tijd
schriften, is veel van den werkzameu man opge
nomen. Zoo is er in de laatste dertig jaar bijna
geen hoofdstuk geschreven over I'hysiologie of
zijn naam wordt er in geciteerd.
En niet alleen der Wetenschap maar ook aan
zijne Universiteit zijn Donders' verdiensten op
dat gebied ten goede gekomen. Door hem toch
werd in 1806 de eerste steen gelegd van liet
I'hysiologisch Laboratorium, waarin hij nog heden
zijne druk bezochte colleges geei't. Het fraaie ge
bouw is een sieraad voor Academie en stad en
tevens voor den grondlegger een monument, van
hooger waarde dan standbeeld of eerezuil.
In 18(50 wasihtusschen verschenen: Ametropie
en hare gevolgen", gevolgd in 1862 door
Astigrnatismo en cyiindrische glazen" en in 1864 door
het Engolsclie On the au omalies of accomodation
and refraction of the eyes." Dit laatste werk is
een meesterstuk van helderen betoogtrant en
logischen gedachtegang. Geen wonder dat het in
niet minder dan vijf verschillende talen is over
gebracht, n.l. in 't Fransch, Duitsch, Italiaansch.
Russisch en Spaanscli Twee jaar daarna volgde
Myopie en hare behandeling".
Do lijst der werken zou te veel plaats innemen,
ik noem dus nog slechts do onderzoekingen van
liet gezichtsvermogen van het personeel der Maat
schappij ter Exploitatie van Staatsspoorwegen van
1877", als zelfstandig uitgegeven geschrift en ver
wijs verder naar de talrijke medische en biologi
sche tijdschriften, die bijdragen ontvingen van den
veelzijdig ontwikkelden donker
Maar den leeken is en blijft Donders het meest
bekend als oogarts. En met reden, want menig
nieuw licht zoowel figuurlijk als letterlijk
heeft hij als zoodanig doen schijnen!
Honderden heeft "hij terug geschonken het ge
not van te zien. En hoe groot die weldaad is,
vraag dat den genezen vader of moeder! zij kun
nen beter dan ik, beschrijven wat zij den bekwa
men operateur te danken hebben.
Om de schitterende resultaten zijner wetenschap
in uitgebreider kring te kunnen toepassen, is dan
nok eene stichting verrezon, waarop Nederland
trotsch zijn. Ik bedoel liet Nederlandsch gasthuis
voor ooglijders.
Daaraan zal altijd de naam van Donders on
afscheidelijk verbonden blijven, te meer omdat hij
een groot deel van zijn tijd en werkkracht aan
die inrichting wijdde, tang nadat die stichting een
feit was (1859). De geschiedenis van bet Gast
huis zou te veel plaats eischen, maar toch mogen
eenige cijfers spreken hoezeer het een woldaad is
voor de gelieele natie.
Beeds in 18(53 sprak Donders zelf in het ver
slag dat hij als Directeur en Eerste geneesheer
gaf: ,, Zoo ooit eene poging haar doel bereikte,
zoo ooit een doel bleek te «zijn eene behoefte, het
geldt van onze instelling." Inderdaad oen terug
blik, die sinds dien tijd, telken jare meer, een.
profetie bleek te zijn.
Er worden in het gasthuis behandeld:
in 't jaar 1859 873 patiënten.
1860 1044
1863 1418
1865 1472
1871 1563
1873 1833
1879 2073
1880 2130
1883 2581
1886 2773
Die cijfers zeggen meer dan woorden van het
onberekenbare nut der instelling, die uit vrijwil
lige bijdragen is opgericht, op initiatief van Don
ders.
In de verslagen, die jaarlijks van de inrichting
worden uitgegeven, zijn, in iederenjaargang, we
tenschappelijke bijlagen fe vinden van verschillende
schrijvers. In geen enkelen der vroegere jaargan
gen ontbreekt eene bijdrage van Donders.
Donders is een echt Utrechtsch man. Hier
werd hij en hier was hij groot. Onze stad heeft
hem als jongeling gekend, was getuige van zijne
ontwikkeling en roem en heeft het altijd geappre
cieerd, dat geen pogingen van andere hoogescholen
onzen Donders konden verlokken om heen te
gaan. Zelf heeft hij dan ook erkend, dat hij
zich nimmer over tegenwerking heeft te bekla
gen gehad, maar ook Utrecht draagt er roem op
die erkenning ruimschoots te verdienen.
En niet alleen Utrecht! Neen, heel Nederland
mag zich beroemen op het feit, dat de man, die
door boel de wereld bekend is, de man, dien
vreemde regeeringen en universiteiten als om
strijd decoreerden en onderscheidende titels schon
ken een echt Nederlandsch burger is,
W. W.
UTEKCHT, Janurri 1888.
Uit Parijs.
De herinnering aan den wolbekenden graaf de
Falloux is in de laatste dagen der vorige week
verlevendigd geworden bij gelegenheid dor receptie
van zijn opvolger, den heer Gréard, in de Académie
Fram;aise. Nog op het oogenblik geven zekere
punten van zijn politiek leven aanleiding tot
discussies, welke plotseling, naar het schijnt,
zekere verbittering hebben aangenomen.
Het deftig en ernstig karakter van de
toespraI ken, welke onder den koepel van het palais
Mazarin gehouden worden, verbiedt het oproepen
i van herinneringen, die tot het gebied der anecdote
moeten worden gerekend. Deze behooren integen
deel uit den aard der zaak tehuis bij de kroniek.
l Laat mij u dus eene er van mededcelen, die wel
der moeite waard is voor de vergetelheid bewaard
te blijven.
Over do heer de Falloux in 185(5 als lid der
Academie gerecipieerd zou worden, heeft het
bitter weinig gescheeld, of die receptie zou zich
door het gekste incident ter wereld onderscheiden
hebben van de in den regel zoo deftige en
indrukwekkende plechtigheden.
De beer de Falloux heeft zelf in zijn Mémoires
(Tun Jluy<di*te, waarvan dezer dagen de uitgave
door zijn neet', M. Georgcs de Blois voltooid is,
dit avontuur verhaald, waarvan de angst nog
langen tijd daarna hom een rilling op hot lijf kon
jagen.
Er zijn van die gevallen, waarin ook de man,
die zich bet best op de gewichtige gebeurtenis,
welke hem wacht, heeft voorbereid, totaal de kluts
kwijt raakt, wanneer hij het slachtoffer wordt van
de een of andere der ietwat belachelijke toeval
ligheden van het noodlot. Kleinigheden zijn
inderdaad dikwijls bet meest te vreezen, omdat men
juist voor die geringe zaken zoo machteloos staat.
Do groote dag, waarop de heer do Falloux,
wiens verkiezing zonder slag of stoot was
afgeloopen, onder de onstcrfelijkcn zou worden opge
nomen, was dan aangebroken. Zelfs de heer
j Guizot had zijn stem gegeven aan dezen vurigen
Katholiek, ofschoon men hem dat ten sterkste bad
ontraden.
Lees eens zijn Jlixtoire de Pie V. had men
tot hem gezegd en gij zult overtuigd zijn. dat een
i Protestant onmogelijk zijn stem kan geven aan
i den heer de Falloux.
! Daar ik vast besloten heb hem mijn stem
i te geven, had do heer Guizot daarop geantwoord,
j zal ik zijn boeken niet lozen !
i En bij had op beide punten zijn woord gehou
den. De officieuse zitting, welke aan de open
bare plechtigheid voorafgaat, had eenige dagen
te voren plaats gehad en de heer de Falloux. die
den lof moest verkondigen van den heer Molé,
zijn voorganger, had zeer gewillig er in toege
stemd om aan het verzoek van de receptie-com
missie te voldoen en zijn pororatie, die hoofdza
kelijk eene verdediging van de monarchale
go