De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 29 januari pagina 2

29 januari 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.553 soon, die. zich zooveel vijanden heeft gemaakt als d'e heer Gladstone. De grand old man is zelf het grootste beletsel voor de zegepraal van zijne partij. ' De nieuwe kiesvereeniging Amsterdam, dezer dagen opgericht, nam het volgend program aan: I. De Vereeniging stelt zich ten doel de handhaving en ontwikkeling van de vrijzin nige beginselen der Grondwet en de krach tige bevordering der belangen van Amsterdam. II. Zij tracht haar doel te bereiken door: l o. te streven naar: Algemeen Kiesrecht, met. verzekering van het geheim der stemming door verplichte invulling van het stembiljet ten bureele; invoering van een kiesstelsel, dat de ver tegenwoordiging ook der minderheden zooveel mogelijk waarborgt ; eene wetgeving tot verbetering van den toestand der arbeidende klasse, uitgaande van eerbiediging van het beginsel van den persoonlijken eigendom, behoudens uitbreiding van het onteigeningsrecht; leerplicht, met kosteloos lager onderwijs van overheidswege, overal waar dit noodig is; algemeenen oefen plicht; hervorming der belastingen, o. a. door af schaffing van de patentbelasting en van aceiinzen op eerste levensbehoeften, en door .J . J . .., . , invoering van een progressieve rijksinkomstenbelasing, waarbij rekening wordt gehou den met de bronnen, waaruit de inkomsten voortvloeien; volledige scheiding van Kerk en Staat; ?scheiding der financiën van moederland en koloniën; ontwikkeling van zelfbestuur en volledige toepassing van het stelsel van vrijen arbeid in Nederlandsch-Indië; * 2o. bespreking der openbare zaak; 3o. het stellen van candidaten voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal de Provinciale Staten van Noord-Holiand en den Gemeenteraad van Amsterdam. De contributie bedraagt f 1.?. Te Utrecht is een nieuwe kiesvereeniging opgericht onder den naam EendraclU maakt macht. Liberalen, conservatieven en autirevolutionnairen hebben zich daar vereenigd, om nu niet een godsdienst, maar een politiek boven geloof s verdeeldheid te beoefenen. Zij heeft dat doel in een manifest en reglement verkondigd, »zonder groote woorden of vage beginselen voorop te stellen," en met opnoe ming van eenige punten, »die het uitvloeisel zijn van de zucht om, met volstrekte eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging, de recht vaardigheid jegens allen op staatkundig ge bied als richtsnoer van handelen te zien aannemen." De oprichters der kiesvereeni ging hebben allen moed dat dit te samen gaan van wat oneerbiedige menschen zou den kunnen noemen de wolf en het lam, in deze wereld heel wel te bereiken is, daar bij het groot verschil van godsdienstige meening, \. de christelijke zedeleer allen gemeen is, en Het scheelde weinig of de weduwnaar had door den ijver waarmede hij een diepe buiging maakte, een paar bloempotten omgeworpen. »Heb-je wel opgemerkt hoe lief ze terug groette ?'" riep hij vol g-eestdrift uit. »Met zoo'n vriendelijk, droefgeestig lachje, alsof ze wilde tejkennen geven : wij beiden staan eenzaam en verlaten in de wereld, wij beiden zijn on gelukkig " «Wij oeiden moesten elkander troosten," vulde de luitenant aan. »Wees nu niet dadelijk zoo kwaaddenkend. Je weet heel goed dat er niets ter wereld is, dat mij troost kan bieden in mijn groote smart," zeide hij, terwijl hij vol droefheid zijn glas leeg dronk. De luitenant bracht het gesprek op nieuw op het weeuwtje. »Zeg eens, woont zij daar geheel alleen?" »Neen, ze heeft een tante bij zich, een heel ' aardige dame." »Je moest haar eens gaan bezoeken; ze ziet i er zoo deelnemend uit." .' »Ja, ik heb er ook al over gedacht, en ik ' moet haar toch gaan bedanken voor den fraaien krans, dien zij destijds gezonden heeft. Maar ik wil toch eerst wachten tot de eerste j bittere smart een weinig voorbij is." j »Zoo over een dagof veertien bijvoorbeeld." | »Er zal wel een maand mee heengaan/' : De luitenant stond op. Kom, het wordt mijn tijd, ik heb straks dienst". »Ga je nu al heen ? Je gezelschap heeft mij een weinig opgemonterd, als je weg bent blijf ik weer alleen, overgelaten aan mijn sombere gedachten." »Kom, daar moet je je overheen zetten. Ik zou wat muziek maken, en dan voor afwis seling eens aan het raam gaan zitten otn naar de menschen op straat te kijken, of naar j ie overbuurtjes. Dat geeft verstrooiing. Nu, j houd je goed, mijn waarde." ''«Adieu, beste vriend, dank je voor je visite." Hij liet zijn vriend uit, vleide zich toen epnieuw in den leuningstoel, st;ik een versche sigaar op, en keek door de ro kw >lkjes heen naar de weduwe, die nog altijd a in het ven ster zat, en ijverig voortwerkte aan de pan toffels voor haar toekomstigen echtgenoot. E. F. deze »in daden omgezet in die richting leidt." De Christelijke zedeleer dan schrijft voor: «rechtvaardigheid jegens andersden kenden, waar het de inrichting geldt van het openbaar onderwijs; rechtvaardigheid bij de toekenning van de kiesbevoegdheid overeenkomstig het vermoeden van ge schiktheid; rechtvaardigheid bij de regeling van de belastingplicht; rechtvaardigheid in het bestuur der koloniën jegens de bevolking daar aan onze hoede toevertrouwd; recht vaardigheid jegens allen die den Staat niet de wapenen hebben te diehen; rechtvaardig heid jegens de minder bedeelden in de maat schappij, wier levensomstandigheden hen in ongunstige economische verhoudingen plaat sen. Ziedaar," zoo zegt het manifest, *het be ginsel aan art. 2 (program) ten grondslag liggende." Wat ons betreft, de moreele politiek, waar voor we zoo dikwijls een lans gebroken hebben, wordt hier te ononwonden geprezen, om ons niet te verheugen nu wij te Utrecht zulke wanna bondgenooten gevonden hebben. Op het doel der nieuwe kiesvereeniging hebben wij dan ook niet de geringste aanmerking. Alleen de weg door Eendracht maakt Macht ingeslagen om dat doel te bereiken schijnt ons bedenkelijk toe. Wezenlijke eendracht maakt macht, maar eendracht in schijn brengt on macht. En wij vreezen dat de laatste, geenszins de eerste, in de Stichtsche vereeniging valt waar te nemen. Rechteaardir/lieid is schoon, maar als menschen van verschillende geloofsovertui gingen samen verklaren rechtvaardig te zullen zijn, is het geen weelde, zij 't dan ook in het voorbijgaan, te zeggen: wat zoowel de een als de ander voor rechtvaardig houdt. Zoo begint b. v. het door ons mede gedeelde rechtvaardigheids-schema, met het openbaar onderwijs, en wordt «zonder groote woorden of vage beginselen voorop te stellen," verzekerd, dat men zal trachten eene inrichting van het openbaar onderwijs te vinden, welke »zonder den eerbied voor godsdienstige be grippen van wie ook, opzettelijk uit het oog te verliezen, meer rekening houdt met de godsdienstige gezindheid in de verschillende deelen des lands en door mindere eenvor migheid in minieren kring in de behoeften des volks voorziet en de liefde des volks verwerft." Dit doel blinkt ons tegen en we zien met verlangen de practische toepassing van het niet vage program te gernoet, mochten de Heeren later falen h^de middelen om het te bereiken, in rechtvaardigheidszin zullen zij het eens zijn. Maar mi komen naast het lager, ook het middelbaar en het hooger onderwijs, onderdeden van het openbaar onderwijs, aan de orde. Da rechtvaardigheid moet evenzeer ten opzichte van die twee betracht; en niet in de laatste plaats, want beiden zijn door alle partijen in den lande als hoofdzaken erkend. Daar ver schijnt nu iemand 'u\ Eendracht maakt markt, misschien wel de secretaris, de heer Molengraaff, of het bestuurslid J. de Louter met de volgende opmerking: Mijiiheeren, de ka tholieken iii Nederland vormen «iet minder dan twee-vijfde deel der natie. Tot nog toe telt ons land vier universiteiten, waarvan niet een enkele katholiek is. De drie Rijksuni versiteiten dragen een protestantse!! karak ter, zelfs rle drie theologische faculteiten, zouden recht geven te vermoeden, dat er in Nederland geen katholieken bestonden, en nu die goddelijke sol justitiae ons beschijnt, kan ik voor mij het niet langer bij deze onrecht vaardigheid uithouden; bovendien M. H. bestaat er ergens ook nog eene vrije universi teit, die maar niet tot bloei kan geraken, omdat de staat en de hoofdstad tezamen vier universiteiten koesteren, is liet nu niet onrechtvaardig zoowel antirevolutionnairen als katholieken alle concurrentieonmogelijkte ma ken, juist op dat terrein, waar de mannen ge vormd worden, die de leiders der verschillende partijen moeten worden ? Maar daar is meer. Daar zijn drie rijksuniversiteiten, voor ons klein landje, terwijl negoed ingerichte, nevens de gemeentelijke en particuliere inrichtingen, door zoovelen te vergeefs begeerd, voldoende zonde zijn. Utrecht M. H. zou zonder schade voor de wetenschap en ten bate dei' be lasting betalenden zijn universiteit kunnen missen; laat ons rechtvaardig zijn ook jegens de belastingbetalende!! " Als in dit rechtvaardigheids-collegie iemand op zulke wijs het woord mocht voeren, en dat kan toch moeilijk uitblijven, zal dan de rcclitcuanUylteid, ondanks de eenheid der beminde christelijke zedeleer, wel voor allen dezelfde zijn? Daarom, alvorens men een dergelijke kies vereeniging opricht, moet men o. i. zeer bepaald het eens zijn omtrent een reeks van punten, zal men niet telkenmale om on aangenaamheden te vermijden, zich genoopt zien principieele quacstiën dood te zwijgen. Tot zulk een feitelijke eendracht kan men echter voorshands niet komen; daarvoor «taan kerkelijken en liberalen nog te ver van elkander; daartoe zijn de geschilpunten nog te schei1]) en te talrijk. Wat later mogelijk/al zijn, moet blijken, doch zooals de zaken thans zich laten aanzien, is deze politieke hutspot een ge recht, dat maar zeer weinigen smaken zal. Wij althans geven verre de voorkeur aan hetgeen de Amsterdamsche liberalen, die ook rechtvaardigheid willen, gedaan hebben. Juist omdat zij recht eischen, ook voor de tegenpartij, scheiden zij zich van hen, die hen daarin belemmeren, en plaatsen zij zich tegenover de kerkelijken. ten einde, aan hun eigen beginselen getrouw, vrij en sterk te kunnen zijn. Wat toch zal men voor de rechtvaardigheid vermogen, als men begint met zich zelf van kracht te berooven? Weest u zelf, wilt ge een man zijn! F. C. DONDERS. Hij de plaat. Wie 's morgens voor twaalven het college Physiologie" bezoekt, en er de boeiende voor dracht van den imposanten redenaar volgt, ver moedt stellig niet dat er een man spreekt, die bijna drie-kwart van een eeuw reeds doorleefde. Die doordringende bruine oogen, slechts zelden door een lorgnet gedekt, die zekere, overtuigende gebaren, die actie in de geheele verschijning, toch nouit ontaardend in zenuwachtige beweeglijkheid. doen vergeten, dat men een ? hoogleeraar voor zich heeft, die reeds in Mei a.s. emeritus zal wezen. Het helder betoog is in vloeiende, afge werkte zinnen vervat. De krachtig slaande be wijzen vormen een geheel, waarin geen leemte, maar ook niets overtollig is. Elke zin behoort er te zijn, zelts die, waarin een persoonlijke her innering wordt vermeld, en de voorbeelden zijn eenvoudig en klaar. Zoo is en zoo spreekt Donders. De wet ge biedt en dus zal de krachtige man spoedig zijne loopbaan als docent eindigen, maar zoo ooit, dan is hier de tijd te vlug gegaan. Donders is een man uit n stuk. Van hem geldt bet: gans oiler ga/r nicht, dat Carmen Sylva tot lijfspreuk heeft gekozen. In de voorrede van een Engelsch werk. dat door de' Sydenham So ciety" werd uitgegeven, zegt Donders, doelende op een speciaal iets: I have, therefore, sought a way of my own, and, as I beliovc, I havo found it." Hij'kan het gerust uitbreiden en het toe passen op zijn geheolen wetcnschappelijken arbeid. Overal heeft zich de geniale denker nieuwe paden geopend, waar hij de schreden richtte. Donders werd den 27en Mei 1818 te Tilburg geboren en begon in 1835 aan de Militaire Ge neeskundige school alskweekelingzijn academischen zegetocht. Vijf jaar daarna promoveerde hij te Leiden en werd als officier van gezondheid te Vlissingen geplaatst. Na verplaatsing naar den Haag volgde zijn benoeming tot lector aan de zelfde Militaire school te Utrecht. Iu 1842. dus twee jaar na de promotie reeds, nam hij in die betrekking het onderwijs op zich in anatomie en physiologie. Nu was ook spoedig de hoogste trap bereikt en volgde in 1847 de benoeming tot, in 1848 de aanvaarding van hot hoogleeraarsambt Maar die onderscheiding was den energieken dertiger een prikkel te meer om de buitenge wone gaven die hij bezat, vruchtbaar te maken voor menschheid en wetenschap. Ifeeds in 1851 volgde de uitgave van een werk, door hem met Bauduin samengesteld, n.l. Hand leiding tot do natuurkunde van den gezonden Mensch Ie afdeeling." In dat zelfde jaar ging Ponders naar Londen en bracht er een tijd door, waarvan hij zelf later in 1862 nog, getuigt: Nog zie ik ons aan den avond van een' dior onvergetelijke dagen zoo rijk aan indrukken, bij 't gewoel der groote we reldstad ia gezellig en leerrijk onderhoud ver eenigd onder 't gastvrije dak van William Howmann of van andere vrienden, die ons lief ge bleven zijn." Zoo schreef hij aan Albrc-cht von Graefo in een werk. aan dien beroemden oogkundige zelven opgedragen. Het heet Astigmatisme en cylindrische glazen" en is een weten schappelijke verovering door scherpzinnige op merkingen en geniale combinatiën. la 185,'S was reeds het tweede deel uitgegeven van de Handleiding tot de natuurkunde van den Mensch." later vertaald in lietDuitscli en Russisch. Daarvóór hadden al werken het licht gezien, waarvan ik noem: De leer der stofwisseling als bron der eigen warmte 1815''; Microchumische onderzoekingen van dierlijke warmte (in collabo ratie mot den grooten Mulder) 181(!;". I)c leer der oogcnbewegiiigen;" De harmonie van het dier lijk loven, openbaring van wetten 1817." Met het laatste werk mengde Donders zich in den. toon zoo feilen, strijd over Darwin's leer, waartoe de Vestiges" van den Eugelschen ge leerde aanleiding gaven. In 1858 zag nog een verhandeling het licht: Over den aard der vocalen". Ook elders, in binnen- en bnitenlandsclie tijd schriften, is veel van den werkzameu man opge nomen. Zoo is er in de laatste dertig jaar bijna geen hoofdstuk geschreven over I'hysiologie of zijn naam wordt er in geciteerd. En niet alleen der Wetenschap maar ook aan zijne Universiteit zijn Donders' verdiensten op dat gebied ten goede gekomen. Door hem toch werd in 1806 de eerste steen gelegd van liet I'hysiologisch Laboratorium, waarin hij nog heden zijne druk bezochte colleges geei't. Het fraaie ge bouw is een sieraad voor Academie en stad en tevens voor den grondlegger een monument, van hooger waarde dan standbeeld of eerezuil. In 18(50 wasihtusschen verschenen: Ametropie en hare gevolgen", gevolgd in 1862 door Astigrnatismo en cyiindrische glazen" en in 1864 door het Engolsclie On the au omalies of accomodation and refraction of the eyes." Dit laatste werk is een meesterstuk van helderen betoogtrant en logischen gedachtegang. Geen wonder dat het in niet minder dan vijf verschillende talen is over gebracht, n.l. in 't Fransch, Duitsch, Italiaansch. Russisch en Spaanscli Twee jaar daarna volgde Myopie en hare behandeling". Do lijst der werken zou te veel plaats innemen, ik noem dus nog slechts do onderzoekingen van liet gezichtsvermogen van het personeel der Maat schappij ter Exploitatie van Staatsspoorwegen van 1877", als zelfstandig uitgegeven geschrift en ver wijs verder naar de talrijke medische en biologi sche tijdschriften, die bijdragen ontvingen van den veelzijdig ontwikkelden donker Maar den leeken is en blijft Donders het meest bekend als oogarts. En met reden, want menig nieuw licht zoowel figuurlijk als letterlijk heeft hij als zoodanig doen schijnen! Honderden heeft "hij terug geschonken het ge not van te zien. En hoe groot die weldaad is, vraag dat den genezen vader of moeder! zij kun nen beter dan ik, beschrijven wat zij den bekwa men operateur te danken hebben. Om de schitterende resultaten zijner wetenschap in uitgebreider kring te kunnen toepassen, is dan nok eene stichting verrezon, waarop Nederland trotsch zijn. Ik bedoel liet Nederlandsch gasthuis voor ooglijders. Daaraan zal altijd de naam van Donders on afscheidelijk verbonden blijven, te meer omdat hij een groot deel van zijn tijd en werkkracht aan die inrichting wijdde, tang nadat die stichting een feit was (1859). De geschiedenis van bet Gast huis zou te veel plaats eischen, maar toch mogen eenige cijfers spreken hoezeer het een woldaad is voor de gelieele natie. Beeds in 18(53 sprak Donders zelf in het ver slag dat hij als Directeur en Eerste geneesheer gaf: ,, Zoo ooit eene poging haar doel bereikte, zoo ooit een doel bleek te «zijn eene behoefte, het geldt van onze instelling." Inderdaad oen terug blik, die sinds dien tijd, telken jare meer, een. profetie bleek te zijn. Er worden in het gasthuis behandeld: in 't jaar 1859 873 patiënten. 1860 1044 1863 1418 1865 1472 1871 1563 1873 1833 1879 2073 1880 2130 1883 2581 1886 2773 Die cijfers zeggen meer dan woorden van het onberekenbare nut der instelling, die uit vrijwil lige bijdragen is opgericht, op initiatief van Don ders. In de verslagen, die jaarlijks van de inrichting worden uitgegeven, zijn, in iederenjaargang, we tenschappelijke bijlagen fe vinden van verschillende schrijvers. In geen enkelen der vroegere jaargan gen ontbreekt eene bijdrage van Donders. Donders is een echt Utrechtsch man. Hier werd hij en hier was hij groot. Onze stad heeft hem als jongeling gekend, was getuige van zijne ontwikkeling en roem en heeft het altijd geappre cieerd, dat geen pogingen van andere hoogescholen onzen Donders konden verlokken om heen te gaan. Zelf heeft hij dan ook erkend, dat hij zich nimmer over tegenwerking heeft te bekla gen gehad, maar ook Utrecht draagt er roem op die erkenning ruimschoots te verdienen. En niet alleen Utrecht! Neen, heel Nederland mag zich beroemen op het feit, dat de man, die door boel de wereld bekend is, de man, dien vreemde regeeringen en universiteiten als om strijd decoreerden en onderscheidende titels schon ken een echt Nederlandsch burger is, W. W. UTEKCHT, Janurri 1888. Uit Parijs. De herinnering aan den wolbekenden graaf de Falloux is in de laatste dagen der vorige week verlevendigd geworden bij gelegenheid dor receptie van zijn opvolger, den heer Gréard, in de Académie Fram;aise. Nog op het oogenblik geven zekere punten van zijn politiek leven aanleiding tot discussies, welke plotseling, naar het schijnt, zekere verbittering hebben aangenomen. Het deftig en ernstig karakter van de toespraI ken, welke onder den koepel van het palais Mazarin gehouden worden, verbiedt het oproepen i van herinneringen, die tot het gebied der anecdote moeten worden gerekend. Deze behooren integen deel uit den aard der zaak tehuis bij de kroniek. l Laat mij u dus eene er van mededcelen, die wel der moeite waard is voor de vergetelheid bewaard te blijven. Over do heer de Falloux in 185(5 als lid der Academie gerecipieerd zou worden, heeft het bitter weinig gescheeld, of die receptie zou zich door het gekste incident ter wereld onderscheiden hebben van de in den regel zoo deftige en indrukwekkende plechtigheden. De beer de Falloux heeft zelf in zijn Mémoires (Tun Jluy<di*te, waarvan dezer dagen de uitgave door zijn neet', M. Georgcs de Blois voltooid is, dit avontuur verhaald, waarvan de angst nog langen tijd daarna hom een rilling op hot lijf kon jagen. Er zijn van die gevallen, waarin ook de man, die zich bet best op de gewichtige gebeurtenis, welke hem wacht, heeft voorbereid, totaal de kluts kwijt raakt, wanneer hij het slachtoffer wordt van de een of andere der ietwat belachelijke toeval ligheden van het noodlot. Kleinigheden zijn inderdaad dikwijls bet meest te vreezen, omdat men juist voor die geringe zaken zoo machteloos staat. Do groote dag, waarop de heer do Falloux, wiens verkiezing zonder slag of stoot was afgeloopen, onder de onstcrfelijkcn zou worden opge nomen, was dan aangebroken. Zelfs de heer j Guizot had zijn stem gegeven aan dezen vurigen Katholiek, ofschoon men hem dat ten sterkste bad ontraden. Lees eens zijn Jlixtoire de Pie V. had men tot hem gezegd en gij zult overtuigd zijn. dat een i Protestant onmogelijk zijn stem kan geven aan i den heer de Falloux. ! Daar ik vast besloten heb hem mijn stem i te geven, had do heer Guizot daarop geantwoord, j zal ik zijn boeken niet lozen ! i En bij had op beide punten zijn woord gehou den. De officieuse zitting, welke aan de open bare plechtigheid voorafgaat, had eenige dagen te voren plaats gehad en de heer de Falloux. die den lof moest verkondigen van den heer Molé, zijn voorganger, had zeer gewillig er in toege stemd om aan het verzoek van de receptie-com missie te voldoen en zijn pororatie, die hoofdza kelijk eene verdediging van de monarchale go

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl