Historisch Archief 1877-1940
No. 553
DE AMSTERDAMMER, JFEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
-jachtavontuur te verhalen, maar geen
aanvangspunt vond en eindelijk maar zonder dit begon:
Viel daar niet een schot? Apropos, daar wij juist
over schieten praten, moet ik u een anecdote
vertellen,". Naar dit stelsel kon het ballet met
bijbehoorend koor er ook wel ingebracht worden,
en zoo geschiedde het.
Zeer goed", zeide de kapelmeester, maar
nu moet ge me ook de finale veranderen." Ge
laat Murillo met zijn vriend vertrekken en Beatrice
in onmacht vallen. Ik heb alle respect voor een
onmacht, dat is een zeer effectvol slot voor het
bedrijf, maar het bedrijf is te kort. De menschen
?willen wat hebben voor hun geld. Ik wilde nu na
tet opgewonden ensemble dat gij niïj' ook te
kort gemaakt hebt een enkelen versregel. Wat
kan men daarvoor zetten ? een geschikte over
gang in de juiste stemming.... Let eens op. Don
Pedro heeft zijn weerstrevende dochter in het huis
gehaald. Murillo treedt met zijn vriend zijn eigen
huis binnen, om zich voor de reis gereed te ma
ken. Het tooneel wordt ledig. Daar verschijnt
Beatrice op het balcon om den vertrekkenden ge
liefde nog een vaarwel toe te roepen. Murillo
komt, voor de reis gereed, naar buiten. In een
vurig duet zweren de beide geliefden elkander
nogmaals eeuwige trouw."
Zoo!" bromt Pierrot, een balconscene.
Het lijkt mvj zoo, alsof Shakespeare dat in zijn
Romeo al heel aardig te pas gebracht had."
Welnu al was dat zoo, het werkt altoos
nog." Goed", zegt Pierrot, zijn innerlijke
overtuiging tegelijk met zijn smaak plichtmatig
aan den componist opofferend: Ik schrijf u een
balconscene, en daar het tooneel niet ledig mag
blijven, een komisch duet tusschen Murillo en de
bloemenmeisjes." Neen, beste Pierrot, dat doen
wij anders."
Pierrot bijt zich op de lippen en zwijgt. De
kapelmeester gaat triomfantelijk voort. Wij la
ten de. Zigeuners terugkeeren?" Viel daar
niet een schot?" merkte Pierrot met bitterheid
op. Neen, geschoten wordt er niet," ant
woordde de kapelmeester ernstig, daar de ironie
van den librettist hém ontgaat, maar er ontwik
kelt, zich een levendig tooneel, en dit wordt plot
seling door het.luiden der kerkklok voor het ge
bed afgebroken." Viel er niet een schot?"
herhaalt Pierrot. Ge luistert niet, geloof ik,"
herneemt de componist, over deze ongemotiveerde
opmerking geraakt; ik sprak van een gebed, dat
Beatrice moet zingen, een Ave Maria, waarbij de
vesperklokjes luiden. Verbeeld u, wat een effect!
Plotseling die kerkklokken in dat dolle
Zigeuaerkoor: Ave Maria! Ge zult toegeven...."
Pierrot trekt vreeselijke gezichten. Ave Ma
ria!" begint hij, de redeneering van den kapel
meester verstorend, en niet op den toon van het
gebed, maar van scherpe bitterheid, Ave Maria!
Jezus Maria, wat een onzin! Eerst laat ge Mu
rillo den dalenden nacht wat toezingen, dan gaat
de maan op, zoo groot als een trommel en be
schijnt de liefdescène tusschen hem en Beatrice.
Nu, midden in den nacht, laat ge kerkklokken
luiden en Ave Maria bidden! Hoeveel gebeden
wil je dan wel in eene komische opera aanbren
gen? In de derde acte heeft Beatrice er al een,
daarbij kunt ge kerkklokken laten luiden, zooveel
als ge wilt, maar zulk een bidznster te maken
van Beatrice, neen, dat doe ik niet. Zeg me eens,
gaat misschien in Spanje de maan zoo vroeg op
?en de zon zoo laat onder? Neen, nogmaals neen!
Alles heeft zijn grenzen, en voor den tekst stelt
men mij verantwoordelijk! Ik maak u de balcon
scene, maar erger onzin niet!"
In uiterst gespannen stemming verlaten compo
nist en librettist elkander. Weer gaat een jaar
voorbij. Nu komt de kapelmeester stralend van
vreugde te voorschijn. Nu, beste Pierrot, zult
ge tevreden zijn!" zegt hij vriendelijk, een ma
nuscript op tafel leggend. De opera is klaar! wij
zijn reeds met de . repetitiën begonnen, en de
eerste nouveautévan ons hoftheater zal Murillo
zijn!" Pierrot glimlacht tevreden bij zich zelf,
maar weldra nemen zijn trekken een andere uit
drukking aan. Hier breng ik u het tekst
boekje," vervolgt de kapelmeester, wanneer ge
het mocht willen doorzien. Ge zult er eenige heel
aardige, smaakvolle veranderingen in vinden, die
ge zeker zult goedkeuren."
Veranderingen!" roept Pierrot, wiens stem
van drift overslaat. Ge hebt u veroorloofd, bui
ten mijn weten, iets aan mijn werk te verande
ren?" Neen, neen, neen, ik niet," ant
woordt de componist met hcuschen glimlach, ik
ben een leek, en zou het niet wagen?Daar gij
echter 700 ongaarne veranderingen maakt, wendde
ik mij tot Arlequin, en deze was zoo vriende
lijk?" . Hoe?" valt Pierrot hem in de rede,
Arlequin waagt het, in mijn boek te knoeien."
Knoeien? Maar beste Pierrot, lees toch eerst,
eer gij oordeelt. Ik ben overtuigd, dat ge alles
zult goedkeuren."
Pierrot is op dat punt van drift, waarop de
stem ons begeeft. Zijn bleeke gelaatskleur wordt
nog eene nuance witter. Uwe opera, mijn beste
Pierrot", gaat de componist voort, had eene
hoofdfout; zij was te kort. Uwe opera had slechts
?drie acten, Arlequin heeft er vier van gemaakt.
Hij heeft ook het Ave Maria, waartegen ge u
vorzettet, heel netjes gemaakt. Ge zult zien, wat
een succes we daarmede hebben. Aan de tweede
acte, en ook na de verandering van uw derde.
thans onze vierde, heeft hij niets gewijzigd".
Pierrot zwijgt nog steeds. Hij overlegt bij zich
zelf, of hij den kapelmeester moet wurgen. Deze
echter houdt het zwijgen voor toestemming en
vertelt met groote tevredenheid en beminnelijk
heid verder. In de derde acte echter nu zult ge
u verbazen, daar heeft Arlequin eene uiterst ge
lukkige inlassching; vooreerst heeft hij aan
Murillo's vrienden eene allerliefste rozen-aria in den
mond gelegd, die mij heerlijk gelukt is. Dan,
en dat is een schitterend denkbeeld, .?hij laat
den woedenden Caprera de door Murillo geschil
derde Madonna voor een in zinnenweelde ge
schilderd, onheilig stuk verklaren; dan verschijnt
«r een bode der inquisitie...." Viel er niet
een schot?" prevelt Pierrot. Wat ge toch
met dat schieten wilt", vraagt de kapelmeester
verbaasd, ik laat uit principe nooit schieten,
want de dames houden dan de handen voor de
opren." Of ze gelijk hebben," zegt Pierrot,
zich met moeite inhoudend. Mag ik vragen,
waarmede gij dat binnentreden der inquisitie
motiveert?" Motiveeren?" herhaalt de kapel
meester wrevelig, ge zijt een schoolvos. Zie toch
eens naar onze tegenwoordige blij- en treurspelen;
wordt dan soms het komen en gaan ooit gemoti
veerd? En in eene opera in allen gevalle let men
daar in 't geheel niet op. De hoofdzaak is- het
optreden der inquisitie geeft mij gelegenheid tot
een koor vol effect tusschen soldaten en kunste
naars, die zich tot bescherming voor de kerkdeur
plaatsen. Dat klinkt heerlijk. Maar overigens, ik
leg het geheel onderdanig aan uwe voeten neer,
overtuigd, dat gij uwe toestemming tot de kleine
veranderingen geeft, en ge kunt ook zelf aan
deze nog wel hier en daar wat wijzigen."
Waar zal ik dan moeten beginnen, en waar
eindigen?" roept Pierrot, in de kamer op en
neer stormende. En andermaal, waarde kapel
meester", vervolgt hij luid, laat ge u het heele
libretto maar door Arlequin schrijven en vertrouwt
mij de veranderingen toe. Voer uit, wat go wilt,
ik wil niets weten, niets lezen en niets hooren".
Vergeefs gaf de kapelmeester zich moeite om
den rechtmatigen toorn van den librettist te stillen.
Pierrot wilde niets meer van zijn Murillo hooren,
volstrekt niets meer, en er gingen dan ook maan
den voorbij, eer hij iets van de opera te hooren
kreeg. Ditmaal iets verblijdends.
??Murillo, schitterend succes, twaalf maal
teruggeroepen", luidde de dépêche, die hem ge
heel onverwacht bereikte. Dus toch,..." denkt
Pierrot, toch zijn de wijzigingen in den smaak
gevallen." Hij weet niet of hij zich verheugen of
zich ergeren moet. De tegenwoordige richting
van den smaak schijnt dus inderdaad een andere
te zijn." De kritieken komen; met verklaarbare
haast valt hij er op aan. De opvoering van Mu
rillo" dus hij, werd voor onzen vereerden ka
pelmeester tot een onafgebroken ovatie. De mu
ziek is vol karakter m kleur, zij biedt echte
schoonheden in rijke mate." Nu slaat hij een aan
tal regels over. Dat mag de kapelmeester lezen.
Pierrot wil zijn eigen lof hooren. Daar komt hot.
De tekst, door den bekenden dichter Pierrot
vervaardigd, is op zich zelf heel aardig, een be
koorlijk onderwerp, waaruit veel gemaakt kan
worden," Pierrot's groote mond wordt, onder den
glimlach der gestreelde ijdelheid, tot aan de ooren
opgetrokken. Jammer genoeg heeft de welbe
spraakte librettist zich laten verleiden, om de stof
zeer breed te behandelen, en heeft daartoe ook
den componist verleid. De verzen laten veel te
wenschen over, wij halen als bewijs aan :
Trekt hij uit als dapper ridder
Met het penseel aan de zijde
En als schild, recht voor zijn middel,
Het palet om mee te strijden."
Ontroerd houdt Pierrot op met lezen. Zijne
hoog opgetrokken wenkbrauwen worden in
grenzelooze verbazing nog hooger opgehaald. Op de
drukkerij moeten twee zeer verschillende gedeelten
door elkaar geraakt zijn; het vers is voor een deel
uit de Ghismunda van een ander, en voor de
andere helft zeker niet van hem !? Voor zekerheid
doorbladert hij zijn handschrift. Er zijn al te ge
makkelijke verzen in, zooals men ze zich alloen
in het vertrouwen op den zang veroorlooft, maar
neen! deze regels heeft hij niet gemaakt, even
min als de verder aangehaalde:
Lief gezichtje, ach hoe ver
Ligt gij uit uw dakvenster!"
Dat zijn de smaakvolle veranderingen van Ar
lequin! Woedend leest hij verder. Ofschoon hot
Zigeunorballet met koor den componist uitste
kend gelukt is, moeten wij toch batrouron, dat
hij zich door den librettist tot al hot onnoodig
theatraal bijwerk heeft laten verleiden, waaronder
wij ook het klokgelui en het gebed rekenen. De
eerste acte duurde daardoor precies anderhalf
uur." Aha," roept Pierrot triomfantelijk, dat
heb ik immers gezegd, het houdt de handeling
tegen; de kapelmeester krijgt daarmee precies
wat hij verdient, dat zij mij uitschuieren". De
derde acte is de zwakste" heet het verder.
Hm, hin, merkt Pierrot weer op. dat is die,
dien Arloquin zoo vol effect had in elkaar gezet."
De Schadenfreude teekent zich op Picrrots trek
ken, boe verder hij komt mot lozen, want alles
wat de pers prijst, het aardig onderwerp, het
duet: De schilder is eon vlinder", de scène tus
schen Pedro en Theresa, .alles is van hem. en
wat zij berispt, is van anderen. Welk een satis
factie! Hij heeft het immers wel vooruit gezegd.
Zoo heeft dan eindelijk Arlequin de klappen ont
vangen, die hem toekomen.
Heeft hij dat?" vraagt plotseling met schrik
Pierrot zich zelf af. Heeft ook niet hier, zooals
in de pantomime zijn naamgenoot, de Pierrot ze ge
kregen? Pierrot's naam staat als vervaardiger op
de affiche, op het titelblad van het tekstboekje. In
machtelooze woede staart hij' vóór zich hoen:
slechts langzamerhand komen zijn trekken weer
tot rust; de componist kan zich toch de wenken
der pers ten nutte maken, die crgerlijkhedon van
den tekst er uit verwijderen, hij kan en zal
schrappen. En dan? do hoofdzaak blijft; de opera
is goed opgenomen, zij zal haren weg over allo
schouwburgen maken. Weder' verbleekt do libret
tist; hij ziet hetgeen gebeuren zal. De opera zal
haren weg vinden, de componist zal hot gansche
laurierbosch van Sevilla inoogsten, en hij, arme
Pierrot. krijgt bij iedere nieuwe première de klap
pen, die Arlequin toekomen, en wordt, als de
besprekingen ophouden, in 't geheel niet moer ge
noemd. Dus laat u waarschuwen, beste lozer:
Dicht epos, drama, klucht of lied.
Maar een libretto, schrijf dat niet!
Schaakspel.
No. 109.
Van A. ADAMA te Nijehorne (Friesland).
Eerste prijs in British ches Magazine Tornooi.
ZWART.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Nagekomen juiste oplossingen van Henri en,
Mei" te Amsterdam no. 106, 107 8 9 en 10 de
laatste ook het eindspel, vorige week te laat
ontvangen.
Juiste oplossingen ontvangen van Henri en Mei"
te Amsterdam no. 106, 7, 8, 9 en 10, de laatste
ook het eindspel. Voorts W. v. H. te Delft no.
107 met bis, 108, 9 quater en 110. A. P. te
Arnhem no. 107, 8, 9 en 10. D. D. te Rotterdam
no. 107 en 8bis.
Juist opgelost door C. C. W. M. No. 107. 8,
9 en 10; Julien Pi. 108 beiden te Amsterdam.
Drukfout in den Kalender N. B. In Probleem
No. 11 moet pion 04 en E4 zwart zijn en pion
d4 een Witten wezen.
g
d e
WIT.
Wit speelt voor en geelt in drie zetten mat.
(Wit 7 en Zwart 5 stukken met K. e5).
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 107.
Driezet van J. H. Blackburne te Londen
l f7 a7! e4 X d5; 2 a7 - h7! K. onv.; 3 h7 f5, e4 of b7 f mat.
l Als boven; e4 f3; 2 a7 gl! K. onv.; 3 g4 g5 of gl g2 f mat.
No. 108 van Isidore Gunsberg te Londen.
l fa f8! c7 X dG; 2 f'8 X e8, onv.; 3 dl X d5 of d6 of e8 X c8 f mat
l Als bov., e8 X dG f, 2 dl X do f, c7 X dG; 3 föX c8 f mat.
l IF , e8 fö, 2 dl X al, onv. 3 al a4 of a7 X l>8 Pd. t met.
" ' l spee,_) Deze beiden varianten geven wij te raden aan schaaklief hebbers»
No. 109 van G.' K.' Carpentcr, Tarrytown. l a6 c8, e4 X fó; 2 e6 _ d4 f t mat.
l Als bov., e4 eö; 2 eG X c7 t
mat, f2 X fö, 2 enz.
, do X 06, 2 enz.
, do ef>, 2 enz.
, c7 X o(ïof' e8, 2 enz.
anders, 2 enz.
109 bis probleem van J. iveim te Mannhoim tweede prijs in British ches Magazine tornooi.
Driezot. Wit K. gl, D. hu, Pd. gG en d8, R. g8. pion d3. (6. Zwart K. fó. D. a2, T. a4, R. bl,
Pd. c.r>, pions b'2, a6, c4, d5 en g.'ï. 10 met K. fó. Wit bogint in alle problemen.
No. 109 tor twoezet van H. J. den Hertog te Amsterdam. Wit K. al, T. bó en e7, D. e5 R ei
Pd. a7 en i'3, pions bG en c2 (9. Zwart K c4 R c5 Pd a6 a3 pions a2 cG en e3 (7 met K c4
No 109 quater van Jos. Rijald te Nijmegen driezet. Wit K f'G, D c8, R al en hl, pions a5 eac4
6) Zwart K d(J Pd f3 pion cG (Zwart 3 met K d6.
De Schztg. vraagt wie de auteur kan aangeven van onderstaand fraai eindspel. Wit K d6 R dö}
p c6 (3. Zwart K a7 al (2 Wit aan de zet wint. Oplossing als volgt:
No. 110 van D. T. Broek, (driezet l
l c3 cl! f4 X e4; 2 eG d4 f, e4 f4. l
3 d5 f3 f mat. ' l
l c3 c4, aöX C4> 2 oG cS onv. 3 mat. l
l , aG b5; 2 cG X ^5, onv. 3 mat. l
l cG c7, al cl mat
2 d5 cG. al dl f
;-{ dG e7' 1) dl el j
4 o7 17 el fl t
5 f7 - g7, i:i gl f
G g7 h7 en wint
1) Op 3 d6 e5, dl el f, 4 e5 d4,
cl dl f 5 d4 - e3 dl el f G e3 d2
volgt el e8! remise
Op 3 dG cf>, dl cl f, 4 c5 1)4,
cl bl f r> M a4 bl al f, G a4 b.3
al bl f, 7 b3 a2, volgt bl l>8! remise.
DE DRIE PINTO'S.
Een gerestaureerde opera-comique van Weber.
Het is bekend dat Weber m het jaar 181!) een e
komische Oper," genaamd Die drci Pinto's,
begon te componeeren, op een tekst van hofraad
Winkler. In 1820 was de schets voor deze opera
gereed, maar Preciosa, Freisclwtz, liuryanthe en
Oberon, en eindelijk het overlijden van den com
ponist, beletten de voltooiing. De weduwe Weber
zond de schets aan Meijerbeer, met verzoek om
het werk af te maken en te doen opvoeren;
Meijerbeer vond de aanwijzingen verrukkelijk,
maar waagde liet niet, naar hij schreef, daaruit
een geheel te maken. Eindelijk nu heeft Weber's
kleinzoon, een kapitein te Lcipzig, aangemoedigd
door de bewerking van Webers Si vana, door
Pasquéen Langer, zich met een jeugdig componist
te Leipzig verbonden om de muziek te doen uit
werken, bijwerken en voltooien. De aldus gere
staureerde opera is don 20ston dezer te Leipzig
ten tooneele gevoerd, in liet bijzijn van eene
tallooze menigte deskundigen, toonecldirocteuren,
muziekcritici, kapelmeesters, Weber-fanatiker,
boven en behalven het gewone opera-publiek.
liet publiek kwam in uiterst welwillende stem
ming, en vond gelukkig in den rijkdom aan melodie
der eerste tooueelen zoowel als aan cenige zeer
goed gelukte nummers genoeg voldoening, om do
tweede acte. die zeer zwak is en een deel der
derde voor lief te nemen, terwijl het slot der derde
acte weder aan hooge muzikale en dramatische
eisclien voldeed. De directie was op hot goede
denkbeeld gekomen, Wober's buste indeentr'acto
te laten omkransen, zoodat de tevredenheid van
het publiek, met piüteit en bewondering voor Weber
vereeuigd, tot ware geestdrift kou stijgen. De
ontvangst was dan ook zoo goed. dat de opera
zeker op alle Duitsche toonoclen zal verschijnen,
waartoe ook de geringe kosten aan decoratief, het
zeer eenvoudig personeel, zullen bijdragen; alleen
i zal do muziek, die door Mahlcr zeer mooiolijk
gemaakt is, conig bezwaar geven.
Het eerste bedrijf vangt aan inet een vroolijk
studentenkoor, dat den referendaris1'don Gaston
Viratos, die zoo juist zijne studiën te Salamanca
heeft ten einde gebracht, een afscheid toezingt.
Do studenten verwijderen zich en Gaston blijft met
zijn bediende Ambro.sio, een vroolijkc onschade
lijke kinkel, achter. Zoo rijk als Gaston is aan
kundigheden, on, evenals zijn bediende, aan dwaze
invallen, zoo arm is hij aan dubloencn, die hij
met de bekende virtuositeit hoeft uitgegeven en
welke nu teu oindc zijn. Toch weet hij raad. en
maakt in een aardig liedje het plan, in plaats
van geld, de liefde van een mooi jong en vooral
rijk meisje als schadeloosstelling te zoeken. De ter
stond daarop aangeboden rekening voor het af
scheidsfeest, die hij uit zijn zak betaalt, geeft tot
een niet onaardig terzet tnsschen Gaston, zijn
knecht en den waard aanleiding,waarin do eerste
tot do verstandige conclusie komt; ,,Hab ich uur
gute Laune Was kriinkt mich dann das Geld?"
liet is niet zeer duidelijk, waarom nu juist
het dochtertje van den herbergier,de mooie, slimme,
in zang en zaken ervarene Ines verschijnt, die op
hot verloop dor handeling zonder den minsten in
vloed blijft. Zij zingt dan eene romance van den
trouweloozen kater Mansor en het gejammer van de
verlaten kat Zaïde, de romance dus van den
Katzenjammer, en dan eene Seguidille met
Gaston, waarvan het refrein allerliefst melodieus
is. De Kattenromance is aardig gevonden en zeer
karakteristiek geïnstrumenteerd, er is vooral aan
het eind een mauwende hobo. die het publiek
zeer vroolijk stemde. De voordracht deed hier ook
veel.
Thans komt het komische element, na de Segui
dille, meer op den voorgrond, door het verschijnen
van een onnoozelen landedelman, Don Pinto, die
vreeselijk veel eten kan (men ziet dat de komi
sche elfectcn niet alle van de verhevenste soort
zijn) en niet veel kan verdragen. Don Pinto is
welbespraakt en deelt mede, dat hij eene reis naar
den rijken Don Pantaleone gaat maken, om diens
dochter te trouwen. Ook hij bekent, dat hij in
de kunst om met dames om te gaan een groote
nieuweling is en neemt gaarne (jaston's aanbod
aan, hem daarin te onderrichten. Ambrosio, de
dienaar, zal in deze les de bruid voorstellen;
deze zingt dan fausset on geeft gelegenheid tot
allerlei dwaze grappen. Deze scène is zeer lang
uitgesponnen, zij vormt het komische hoogtepunt
der opora. De zanger, Schelper, was er uitstekend in.
Maar Don Pinto's maag heeft zich lang genoeg
reeds laten veronachtzamen ; als thans de spijzen
gebracht worden, valt de landjonker met woede
erop aan. Terwijl hij met Gaston en de schoone
Inez aan het maal zit. komen de landlieden van
het veld; zij dragen op een berrio, men weet
niet waarom, riet en gras. en zetten die, men weet
ook niet waarom, op het tooneel neer. Gaston
komt op het idee, den jonker zijn aanstaande,
de dochter van den rijken Don Pantaleone, te
ontnomen, en zal beginnen mot hom onder tafel
te drinken. Om hom aan het drinken cu klin
ken te krijgen zingt men liedjes : Gaston klinkt
op schoonheid en liefde, Inez op wijsheid on
kracht, Pinto, na veel bedunken, op do inaag;
maar dezo ongewone gcdachteuinspanning heeft
hem zoo afgemat, dat hij in slaap valt.
Gaston, de ..referendaris" en toakomstigo ver
dediger der wetten, ontsteelt hem nu den brief
die als introductie bij Don Pantaleone zal dienen
en vertrekt mot Ambro.sio, om als pscudo-Pinto
de bruid te gaan verwerven. De landlieden dragen
op de berrio, waarvan men nu weet, waarom
zij daar stond,?den echten Pinto weg. Met deze
sorties, een trapsgewijs decrescendo, sluit het eer
ste bedrijf. De laatste scène vooral is muzikaal
vol aardigheden. Do kauwende Pinto, die op
alles wat hem in dozo bozigheid storen kan, ant
woord : Ist scbon gut!" heeft in de inslodie van
die woorden een gosclüktLeitmotiefgekregen. De
muziek, te beginnen met het koor: Was wir
lieben", is vernuftig, gedistingeerd en dankbaar.
Het tweede bedrijf wordt ingeleid met eon
entr'acte muziek, waarschijnlijk van Mahler,
die de dronkenschap van Pinto weergeeft. Het
tooneel verbeeldt het huis van Pantaleone; inde
hal zijn de bedienden vereenigd om een belang
rijk bericht van hun heer aan te hoorcn. Ook cbj