Historisch Archief 1877-1940
l
No. 554
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
sluit zich minder Aan bij de hier geschilderde
stemmingen.
In 't geheel verbeeld ik mij, dat hoe aardig en
vol metriesch efiekt de muziek ook wezen moge,
ieder andere kompoaist dan de Heer Sullivan op
de meeste textgedeelten heel andere melodië'n
zou geschreven heoben. Als meu niet in het
libretto n text volgt, is het onmogelijk den indruk
te krijgen, flien de Heer Gilbert beoogd heeft,
zoo weinig drakt der muziek de woorden uit. Die
de gelukkige gave beeft het gezongene ter-stond te
verstian is er natuurlijk beter aan toe. Zijn genot
wordt echter wel weer belemmerd door de droge
voordracht van sommige akteurs bijv. de Dra
gonder-Officieren in dit «tuk.
Nïet-te-min toen die Heeren, in zwart pak, hun
houten-klaas-rol kwamen spelen en de lofspraak
uitlokten: How Botticellian,how Fra-Angelican'1
deden z\j de meening van den schrijver goed in 't
oog vallen:
It 's ctear that medioeval art alone retains its
zest;" beter dan dr. Cwlotta, die vertaalt Wie
Michael-angelisch." De schrijver zegt toch : You
are not even Early English! . , . Oh, South
Kenrington!"
De vertooning, voor zoo ver het de bevallige
jonge vrouwen aangaat, was anders wel meer
helleensck dan gothiesch.
* *
*
De drie knappe tooneelschrijvers Meilhac, L.
Halévy en Alb. Milland hebben in La Roussotte"
alweer blijk gegeven van de onuitputtelijke vrucht
baarheid van den boom, waaraan de Fransche
tooneelstukken hangen.
Zelden zag ik eene komedie, waarin de ware
verhouding, tusschen voorspel" en eigenlijke
dramatische aktie, zoo goed was in het oog ge
houden als hier. De geringe omvang, de mate
van aanschonwelijkheid van die voorstelling uit
het verledene, half als een droombeeld, bracht
ons op het ware standpunt om het stuk, de
levende werkljjkheid, met groote illuzie in ons op
te nemen.
De sociale strekking is (zonder ontmaskering)
de aan-de-kaak-zetting van het bedrijf sommiger
zaakwaarnemers. Dit geeft ons een paar
tooneeltjens Molière waardig. De knoop, in deze waereld
gelegd, is ook nieuw en spannend, en aan de
voornaamste personages" is door de kunstenaars
alle recht gedaan: bizonder door den talentrijken
direkteur. den Heer Albert Mntters, die, wetend
wat kracht in gematigdheid zit, met groot cffekt
de rol van den rechtschapen, aardigen en bedaar
den Médard speelde.
De schepping van Rooie Anna" doet ook Mevr,
Marie Verstraete alle eer. Het kontrast hissehen
de deftig elegante Admiraalsvrouw, waar zij in
het voorspel" voor optreedt, en haar dochter, de
opgewekte, flinke, ordentelijke" jonge meid in
het stuk, was treffend en aangenaam.
De Heer van den Heuvel gaf ons met veel le
vendigheid den jongen, de Heer Thönissen, met
gepasten nadruk, den ouden speler. De Heeren D.
van Ollefen en Harms kweten zich naar wenscli in
de rollen van den oplichter Gigonnet en den
binnenvader van een Te Huis" voor jonge kinderen,
Savarin. Ook" de andere leden van het
Tooneelgezelschap droegen het hunno bij, om van den
avond, waarop Rooie Anna" in den Salon des
Variété» vertoond wordt, een recht vrolijken te
maken, die ook wat voor het gemoedsleven geoft.
Ik leg de pen over den kleinen
Amstelstraatschouwburg niet neer, zonder mijn lezers op te
wekken aanstaanden Dinsdag de
benelice-voorstelling voor den jeugdigen en ijverigen orkestmeester
J. Renard jr. te gaan bijwonen. Hij is iemant van
talent, die o. a. in de voordeelen van deze
repraszentatie een middel zal vinden om zijn knnstvak
ongestoord te blijven beoefenen. Hij zal een viool
solo voordragen en een stuk op de klarinet spelen ;
terwijl de tooneelvertooning zal bestaan uit:
't Gansje van Lindenhof",
De Wrijfdokter" en
Ik inviteer mijn kolonel".
2 Feb. 1888. ALB. TH.
EEN NIEUW BLIJSPEL VAN MEILHAC.
Décoré.
Aan den arbeid van twee samenwerkenden,.hoe
vol succes ook, is altoos voor een van beiden eene
onbillijkhoid verbonden. Degeen die zich afzonder
lijk onderscheidt, krijgt al het goedo op zijn reke
ning, de ander wordt verantwoordelijk gesteld voor
al wat er tweede soort in is. Meilhac en Halévy
hebben gezamenlijk vijftig keer het Parijsch pu
bliek doen schateren; sedert Halévy zich eene
afzonderlijke carrière gekozen heeft, is men geneigd
Meilhac alle dankbaarheid te weigeren.
Meilhac heeft eene schitterende revanche ge
nomen, en Sarcey is er over in de wolken. Er
is in hot stuk genoeg om de meest verfijnde en
kieskeurige liefhebbers te voldoen, en tevens ge
noeg om de menigte te vermaken. Het is do
puntigste fijnheid van opmerking, en de
ongeloofelijkste fantastisch-kluchtigo verve?' Daar
enboven zit het stuk zoo logisch en goed in elkander
als eene ouderwetsche comedie; do expositie is
helder, de ontwikkeling methodisch, alle inciden
ten, zelfs de meest fantastische, zija voorbereid,
uitgelogd en waarschijnlijk gemaakt. Het succes
was dan ook onbetwist en onbetwijfeld; de zaal
begon met in goed humeur te zijn en eindigde
met te schateren.
De hoofdpersonen zijn het bekende drietal: me
vrouw Colineau, mijnheer . Colineau en mijnheer
d'Andrésy Mevrouw Colineau is drie jaar ge
trouwd, ea heeft geen anderen wensch, dan fat
soenlijk te blijven. Maar haar verbeelding zwerft,
zij is avontuurlijk van geest, en zou noodig heb
ben, dat men op haar lette. Dit nu doet mijn
heer Colineau niet; zij zegt het hem zelf.
Mon ami, om de kapers van de kust te
houden, moet de man ze afschrikken, en gij
schrikt niemand af."
Mijnheer d'Andrésy is de kaper; mevrouw Coli
neau waarschuwt haren man, dat zij in gevaar is.
Zij zondigt niet, maar is op het punt. er lust toe
te gevoelen. Zij zegt hem dat op luchtigen,
ironischen toon, maar men gevoelt wel dat het haar ernst
is. D'Andrésy is zoover gegaan, haar voor te stellen,
een uitstapje met hem te maken naar Harfleur.
Waarom Harfleur? Mevrouw Colineau heeft een
nicht te Barentin, aan dezelfde lijn, wonen, en die
mocht zij wel eens gaan opzoeken. Mevrouw Coli
neau heeft dit voorstel boos opgenomen en d'An
drésy het huis verboden.
Maar d'Andrésy is werkelijk verliefd, hij is vol
hardend en verleidelijk. Coüneau werkt natuurlijk
mede en brengt hem weer in huis. In het Bois de
Boulogae heeft Colineau eene gravin Floriaai
ontmoet, een elegante mondaine, en zij heeft hem
een glimlach gegeven. Pas op", zegt d'Andrésy,
die gravin is 40,000 francs aan haar modiste
schuldig."
Des te beter; dat bevalt mij het best."
Colineau heeft haar verzocht, om vier uur eene
visite te komen brengen aan mevrouw Colinean;
hy wist wel dat mevrouw Colineau op dien tijd
niet t'huis zou zijn. De gravin komt. Colineau
ontvangt haar; hij vindt een weinig meer tegen
stand dan hij gedacht had, maar de gravin zal,
op reis naar Rome. dien nacht in een hotel te
Macon vertoeven. Colineau is verrukt, maar hoe
een voorwendsel te vinden voor zijne reis ? Hij
heeft een geniaal idee. Je hebt me verteld,"
zegt hij tot zijne vrouw, dat ge te Parijs u onge
rust voeldet. -Ga een dag of wat uit de stad, bij
voorbeeld bij je nicht te Barentin."
Wilt gij, dat ik naar Barentin zal gaan ?"
Zieker," zegt d'Andrésy, uw man zendt u
naar Barentin."
Nu, het is goed, ik zal gaan; en
gij,m\jnheer d'Andrésy, zult me het genoegen wel willen
doen, mijn man gezelschap te houden en bij hem
te dineeren."
Nauwelijks is mevrouw Colinean de kamer uit,
of Colineau pakt d'Andrésy bij den arm:
Zeg, ik kan niet mat je eten!"
Geneer je niet; dan ga ik heen!"
Colineau zet een blauwen bril op, doet een
valschen baard aan, om niet aan het station her
kond te worden, en gaat op weg naar Macon.
In deze eerste acte kwam ook nog een bediende
voor, Léopold, die zijn dienst bij mevrouw Coli
neau kwam prescnteeren, maar te brutaal was en
afgewezen is; een grappige scène, maar waarvan
men niet wist, waarvoor zij dienen zou. Deze
eerste acte was grappig, men amuseerde zich,
maar men zag nog niet, waar do schrijver hoon
wilde, en vreesde een van die afgezaagde intriges,
gewaagd en niet cru, die de boulevardiers doen
glimlachen en toch de huisvaders afschrikken.
*
* *
Maar de tweede acte is nieuw, en weer amu
sant op een geheel andere manier. In het Grand
Hotel te Harfleur is alles het onderste bovon; de
onder-prefect biedt er een diner aan aan den
jongen koning van westelijk Sanegainbiö, die door
zyn vader is uitgezonden om Parijs te bezoeken.
Het tooneel stelt den vestiaire voor; door een
deur die van tijd tot tijd open gaat, hoort men
stukken van den toast van den onder-profeet op
de gezondheid van den koning van Scnegambië;
hij spreekt van do belangstelling dio do regeering
der Republiek betoont voor die verre streken, en
voor de zusternatie dio zij daar ziet bloeien. Do
prins antwoordt in zijne taal, en do tolk brengt
zijn antwoord in hot Fransch over.
Maar de hótelhoudcr ontvangt een telegram.
Een kamer besteld voor een heer on dame. Er
is niets meer beschikbaar; de vorst ea zijn gevolg
hebben alles iu beslag genomen. Dan den vestiaire
maar tot kamer ingericht. Dit geschiedt in een
oogenblik, en intnsschon ziet men Leopold, den
aspirant-kamerdienaar komen, die mot bewondering
vertelt hoe een reiziger, die een visscher zag
verdrinken, in het water gesprongen is on den man
heeft gered.
De toeschouwer herinnert zich dan, dat er reeds
sprake is geweest van een andere heldendaad van
d'Andrésy, en dat dezo, door mevrouw Colineau
geprezen om zijn moed, heeft gezegd:
O, dat kan ik niet heipon; als ik iemand in
gevaar zie, mensch of beest, loop ik or hceu, on
help. Dat zijn enkel zenuwen!"
Das d'Andrésy zal de redder gowcest zijn, en
weldra treedt hij binnen,' achter mevrouw Coli
neau. Hij ziet er vreeselijk uit; bibberend, drui
pend, met ioderen pas bespat bij de jonge vrouw,
die woedend is.
Wat een idee, dien visscher te gaan opvisschen'
Je dacht er maar niet over, dat j o mij compro
mitteerde! En als ju er nu eens in gebleven
waart, wat was er dan van mij geworden? Ik
verzeker je, ik had je vijf minuten gegeven, meer
niet! Alt je na vijf minuten niet boven gekomen
waart, was ik heengegaan! Wat een egoïst ben
je toch! Je hebt maar gedacht: laat ze zien
hoe zo zich er uit redt; ik, ik ga kalm mijn gang:
ik heb er niets mee te maken; ik ben verdronken!"
Er komt een standje tusschen de twee gelieven,
een allergrappigst standje, waarvan iedere
dolzinnigheicl het publiek doet schateren.
Do hotelhouder brengt don armen
klappertandende wat warms te drinken, dat koud geworden
is, omdat de keuken zoo ver is; hij loont hom
ook zijn Meeren. Dezo zijn evenwel wat nauw
voor d'Andrésy en mevrouw Colineau zegt:
Hij is afschuwelijk! Ik wist niet, dat hij
zóó leciijk was!"
D'Andrésy heeft geen idee van den indruk dien
hij maakt. Hij hervat zijn declaratie, die uiterst
koel wordt opgenomen en spoedig afgebroken.
De hötelhouder komt vertellen, dat de onderpre
fect, die het verhaal van den opgovischten vis
scher vernomen heeft, on weet dat mijnheer en
mevrouw Colineau in het hotel zijn afgestapt,
hen zijn compliment laat doen, en verlof vraagt
om oen bezoek te komen brengen.
Colineau" roept mevrouw uit, hoc wist
hij mijn naam ?"
Leopold is de schuldige. Toen hij mevrouw Co
lineau aan don arm van een beer zag, dacht hij
dat dat mijnheer Colineau was, en hij beeft liet
iedereen verteld, en het adres van Colineau te
Parijs genoemd.
Mijn hemel! Kon je dan niet beter oppas
sen ?" roept zij woedend tot d'Andrésy.
Wist ik nu dat Leopold hier was? Ik ken
de Leopold niet eens ! Leopold is een kennis
van u!"
Nieuw standje. Maar men heeft geen tijd: de her
bergier brengt aan d'Audrésy de gedroogde klocren
terug; hij gaat zich in de alkoof verkleedon, en
mevrouw Colineau vertelt intusschen, dat zij te
Barentin had willen uitstappen, maar dat d'Andr
sy's smeekende blikken haar hebben overgehaald,
om in den coupéte blijven. Dit is een allerliefst
verhaaltje; mevrouw Colineau heeft een beetje
berouw. ;d Andrésy komt terug; in zijn eigen
kleeren ziet hij er weer heel goed uit; en het is
toch eigenlijk heel moedig wat hij gedaan heeft.
Als we eens soupeerden!" zegt mevrouw
Colinean.
Nu zal men aan tafel gaan. maar reeds meer
malen in de acte heeft men het gebrul van den
leeuw gehoord; de' dierentemmer Bidel logeert ook
iu het hotel en zijn leeuwen zijn ia de schuur.
Leopold komt hijgend binnenstuiven.
De leeuw! de leeuw is los!"
Uit eene andere deur komt de negerkoning
rennen, vluchtend en ora hulp roepond. De leeuw
zit hem achterna.
D'Andrésy grijpt het eerste wapen, dat hij onder
de hand vindt. Het is een paraplu; hij ijlt er
mede tusschen do coulissen. Mevrouw Colinean
valt flauw; weldra verschijnt d'Andrésy weer,met
gescheurde kleederen en vlammende oogen. Hij
vertelt op Henriette's verooek zijn heldendaad.
Hij heeft den leeuw met zijn paraplu geslagen;
het groote dier 's op de achterpooten gaan staan,
heeft den muil bij zijn gezicht gebracht, en is hem
gaan likken. Toen kwam de dierentemmer, die
zeide: Brutus koest!" n de leeuw is weer in
zijn hok gebracht.
De acteur Dupuis vertelt dat op den toon van
den Cid, die do Mooren verslagen heeft.
O, mijn held! mijn leeuw!" zegt Henriette vol
geestdrift.
Als we eens soupeerden!" zegt d'Andrésy.
Als we eens niet soupeerden!" antwoordt Hen
riette.
Maar weer wordt de deur geopend. Het is de
onderprefect, die binnentreedt, vergezeld van de
notabelen der plaats en van het gevolg van den
geredden koning, Hij heeft aan den minister het
edele gedrag van Colineau geseind: een visscher
opgevischt, een bevriend koning uit de klauwen van
oen leeuw gered! De minister heeft terstond ge
antwoord, dat Colineau het oerekruis geschonken
werd. Dit bericht komt da onderprefect, stralend
van genoegen, aan mijnheer en mevrouw Coliaeau
mededoelen; morgen zal het in den Officie/, staan.
Morgen zal bij hst in den Of/lciel lozen,"
roept mevrouw Colineau uit en het publiek is
zoo in verrukking dat het nauwelijks luistert naar het
nieuwe standje tusschen mevrouw Colineau en
haar held. Zij heeft hoed en mantel reeds weder
om; men moet mot den sneltrein naar Parijs
terug, om Colineau te sproken, vóórdat hij den
fjlciel kan te lezen krijgen.
t
De derde acte zou dof mogen zijn, na zooveel
vermakelijks; hij is nog amusanter.
Henriette verneemt, t'huiskomend, dat haar man
er niet is. Men vertelt haar van blauwen bril en
valscben baard, hij is met een valies en in een
vigilante vertrokken.
Hij is mij nagereisd!" roept Henriette.
d'Audrósy komt; hij is even verlegen. Hij lieeit een
aantal bladen gekocht. Allen bevatten een om
standig verhaal van Colineau's heldendaden te
Ilaritour, en vermelden zijne decoratie.
Dat zal hij lezen! Wat zal hy zeggen?"
Het onderzoek wordt voortgezet, en Henriette
verneemt, dat haar man niet naar het station voor
Harfieur, maar naar dat van de lijn voor Lyon is
vertrokken.
? O, nu heb ik een middel!" zegt zij.
liet middel is vernuftig. Colineau komt verrukt
uit Macon terug. Uit dankbaarheid heeft hij
tot de gravin gezegd: Als ge weer eens geld
schuldig zijt aan uwe modiste, wees dan toch zoo
goed mij te waarschuwen."
Het verwondert hem een beetjo, zijne vrouw
al thuis te vinden, maai' zij voorkomt zijn navragen
door hem de couranten onder den neus te duwen.
Wat beteukent dat? Go zijt naar Hariieur
geweest, met ceno vrouw!"
Colineau leest het artikel en is verbaasd, ver
bijsterd. Hij begrijpt er niets van. Hij bezweert
nu, dat hij niet naar Harfleur geweest is, maar
naar Orléans; het is een flauwe grap van het blad.
En terwijl hij zweert en liegt en zich er niet
weet uit te redden, tot groot vermaak der
aanschouwers, komt er een gendarme te paard, met
de benoeming van Colineau tot ridder van het
Legioen van Eer.
Het is schandelijk!" roept Colineau. Iemand
heeft mijn naam aangenomen, men hoeft mij voor
den gek gehouden!"
Hoe wil je, dat ik zulke praatjes zal
golooven?" zegt zijn vrouw. Ge zijt met eene vrouw
te Harfleur geweest!"
Do kamenier komt zeggen, dat Leopold er is,
om mijnheer te sproken. Hij heeft gisterenavond
mijnheer bediend bij het souper.
Wij zijn verloren!" roepen Ilenrietto en d'An
drósy.
Colineau verlangt niet een knecht te spreken, die
hem gisterenavond te Macon hoeft zien soupeeren.
Hij maakt zich uit de voeten; maar Leopold komt
toch binnen on wordt door Ilenriette on d'Audrésy
ontvangen. Zij geven hem geen tijd om iets te
zeggen, maar dringen hem geld op, en beloven
hem een betrekking in China. Als wij hem veel
geld Iconen," zoggen zij hocl verstandig, zullen
wij hem wel nooit weerzien."
Als Leopold weg is, wordt de vorst van
Soncgambie aangediend. Nieuwe schrik. Gelukkig is het
maar een gezant van den vorst, die aan Colineau
do grootkruizeu van al zijn zijn ridderorden komt
brengen. Maar mevrouw Colineau profiteert er van
om haren man in het nauw te brengen. Eindelijk
vertelt hij alles.
Zoo, mijnheer, en terwijl ik weerstand
bood . . .."
Wat?"
ik wil zeggen, terwijl ik getrouw bleef,
hebt gij.... o! hot is schandelijk!"
Hij knielt on vraagt vergiffenis. Zal zij hem
vergiffenis schenken? D'Andrésy staat er bij, en
knikt van neen. En de man, berouw hebbend
en verlegen, zegt tot d'Andrésy: Doe dan toch
een goed woordje voor me."
Doe dan toch een goed woordje voor hem",
herhaalt mevrouw Colineau spottend.
De toestand wordt door een heel eenvoudige
Hst opgelost. D'Andrésy gaat oven naar een
naburig koffiehuis en schrijft er een anoniemen
brief aan den heer Colineau, ongeveer van den
volgenden inhoud:
Mijnheer, 'k was gisteren te Harfleur met eene
dame. Ik gaf, door dea nood gedrongen, een
valschen naam en adres op. Ik nam den turen.
Vergeef het mij; maak geen schandaal! Gij zult
nooit meer iets van my hooren."
Het voorlezen van dien brief was een meester
stuk. Colineau leest hem met moeite, zoo heeft
d'Andrésy zijne hand verdraaid. Deze helpt hem,
hij kent den brief van buiten.
Wat heb jij goede oogen," zegt Colineau,
dat je dat op dien afstand lezen kunt!;'
Colineau is dus overtuigd; toch schaamt hij
zich een beetje om het eerekruis te dragen, dat
een ander voor hem verdiend heeft.
Draag het," zegt zijne vrouw, het zal je
aan je schandelijk gedrag doen denken!"
* *
Het succes was volkomen. Henriette steltvoor,
ten einde aan de praatjes over het geval van de
redding te ontkomen, een reisje naar Spanje te
maken.
Ja, naar Spanje!" zegt haar man, met
ons beiden."
Met ons drieën," zegt d'Andrésy.
Noen," zegt Henriette, gij moogt naar
Ptome gaan!" En ter zijde tot d'Andrésy: Ziet
ge, het is daarmede als met een zelfmoord: als
dat den eersten keer mislukt, moet van niet op
nieuw beginnen,"
Dit is de moraal van het stuk.
Het werd uitstekend gespeeld door MU. Réjane,
gedistingeerd en keurig, met tact «m vroolijkheid.
Dupnis was d'Andrésy, Baron vervulde de rol van
den echtgenoot, Lassouche die van den knecht Leo
pold. De Variétés heeft hierin een stuk, dat zeker
het saizoen zal uitdienen en wellicht nog veel
langer op de affiche blijven.
VAE VICTIS.
Op 28 Januari ia to l'raag een nieuw drama
opgevoerd van Richard \rosz, den Duitschen
tooneelilicutev, wiens Keu, voor niet langen tijd zulk
een welverdiend succes verwierf. Volgens hot
algemeen gevoelen der Duitsche bladen, die wij
ouder de oogen kregen, hoeft men ook in Vae
Victis" (Wee den overwonnenen) met een werk
te doen, dat een machtigen indruk maakt, en
van groot dramatisch talent getuigt. Er zijn
zeker niet voel drama's" schrijft de I'rager
correspondent van hot Berliner ugeWuit in
welke met eea gering aantal personen en mo
tieven zooveel handeling ontwikkeld en zooveel
spanning gewerkt wordt, en dat tot het laatst
toe door den toehoorder met zoo ademlooze be
langstelling wordt gevolgd, als dit jongste werk
van lUchard Vosz.
Napoleon I vormt het middelpunt van de han
deling. De gravin de Sainte-Aubonne, de weduwe
van een Fransch legitimist, heeft op haar een
zaam slot aan de kust der Middellandsche Zee
bericht ontvangen, dat Napoleon van het eiland
El'oa is ontvlucht, en dat hij van plan is, in haar
slot te overnachten. Zij aanbidt don keizer, doch
een ontzettende angst bevangt haar bij de ge
dachte, dat haar zoon Mario. officier in tiet leger
van den Bourbon-koning, die juist dienzeliden dag
uit Parijs in het slot is aangekomen, Napoleon zou
kunnen verraden. Toch openbaart zij hem het
geheim, en Mario deelt haar mede, dat hij uit
gezonden is om zich van den keizer, levend of
dood, meester te rnaken. Te vergeefs smeekt de
moeder; Mario wil zich liever van do torentinne
in zee storten, dan ontrouw te worden aan zijn
plicht als soldaat, on zijn gloeienden haat tegen
den overweldiger af te zworen. De gravin geeft
hem den sleutel der. poort, en legt daarmede het
leven des keizers in zijne hand. Mario opent; de
keizer treedt binnen, gevolgd door twee van zijne
generaals, en de gravin geleidt hem naar de voor
hom bestemde vertrekken. Mario grijpt den fakkel,
waarmede men den keizer op zijn weg heeft voor
gelicht, en stampt op den grond de vlam uit.
Als deze fakkel uw leven is, den blusch ik hot
uit." Hiermede sluit het eerste bedrijf.
In het tweede bedrijf zit Napoleon met zijn
generaals aan tafel on herinnert Bertrand een
gesprek, vroeger met dezen over het Vae Victii
van Livïus gevoerd. Voor hij zich ter ruste be
geeft, hoeft hij een onderhoud met de gravin.
Deze roept oene geheel vergeten episode uit zijn
jonge jaren in zijne herinnering terug. Twintig
jaren geleden, toen hij als brigade-generaal een
bezoek aan het kasteel had gebracht, had do gra
vin, de echtgcnoote van een bejaard en onbemind
man, zijne liefde verhoord. Die enkele dagen van
oen lang verloren gelul;: heeft zij vastgehouden
met al do kracht vaa een hartstochtelijk gemoed;
zij hoeft dio herinnering als den kostbaarsten
schat van haar eenzaam leven bewaard en behoed.
Overweldigd door den indruk van het oogen
blik, zinkt zij neder aan do voeten van
den beminden man, met de woorden: Twin
tig jaren was ik uw vrouw, twintig jaren
uw weduwe!" Maar de zaligheid dezer her
inneringen wordt verdrongen door den angst
van het oogeablik: Mario, Napoleon's zo. n, is
legitimist. Wat zijne moeder ook mocht hebben
beproefd, om hom tot een aanhanger van den
keizer op te voeden, hij heeft de beginselen ge
huldigd van den man, dien liij voor zijn vader
hield. Spreek gij met hem:" smeekt de
gravin den keizer. En deze stemt hierin toe,
maar eerst morgen zal hij het doen; hij is nu
moede on verlangt naar rust. Do gravin blijft
waken, waken voor zijn leven. Want daar nadert
reeds Mario, met het pistool in de hand. Zij
wil hom het wapen ontrukken, het schot gaat af,
en de keizer, uit zijn slaap gewekt, treedt weder
binnen en verzoekt de gravin, hem met den jongen
man alleen to laten.
liet tooneel, dat nu volgt, is het glanspuntvan
het drama. Het gelukt den keizer den
dweepzieken legitimist niet slechts voor zich te doeu
buigen, maar ook eene gansene omkeering in diens
gemoed to weeg to brengen en deii haat in liefde
te doen vcrkeeron.
Het derde bedrijf speelt in het kasteel van
Rochefort. De slag bij Waterloo is verloren, Napo
leon is gebroken, hij wandelt rond als in een
koortsdroom. Mario behoort tot de officieren, die