De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 5 februari pagina 3

5 februari 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

l No. 554 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. sluit zich minder Aan bij de hier geschilderde stemmingen. In 't geheel verbeeld ik mij, dat hoe aardig en vol metriesch efiekt de muziek ook wezen moge, ieder andere kompoaist dan de Heer Sullivan op de meeste textgedeelten heel andere melodië'n zou geschreven heoben. Als meu niet in het libretto n text volgt, is het onmogelijk den indruk te krijgen, flien de Heer Gilbert beoogd heeft, zoo weinig drakt der muziek de woorden uit. Die de gelukkige gave beeft het gezongene ter-stond te verstian is er natuurlijk beter aan toe. Zijn genot wordt echter wel weer belemmerd door de droge voordracht van sommige akteurs bijv. de Dra gonder-Officieren in dit «tuk. Nïet-te-min toen die Heeren, in zwart pak, hun houten-klaas-rol kwamen spelen en de lofspraak uitlokten: How Botticellian,how Fra-Angelican'1 deden z\j de meening van den schrijver goed in 't oog vallen: It 's ctear that medioeval art alone retains its zest;" beter dan dr. Cwlotta, die vertaalt Wie Michael-angelisch." De schrijver zegt toch : You are not even Early English! . , . Oh, South Kenrington!" De vertooning, voor zoo ver het de bevallige jonge vrouwen aangaat, was anders wel meer helleensck dan gothiesch. * * * De drie knappe tooneelschrijvers Meilhac, L. Halévy en Alb. Milland hebben in La Roussotte" alweer blijk gegeven van de onuitputtelijke vrucht baarheid van den boom, waaraan de Fransche tooneelstukken hangen. Zelden zag ik eene komedie, waarin de ware verhouding, tusschen voorspel" en eigenlijke dramatische aktie, zoo goed was in het oog ge houden als hier. De geringe omvang, de mate van aanschonwelijkheid van die voorstelling uit het verledene, half als een droombeeld, bracht ons op het ware standpunt om het stuk, de levende werkljjkheid, met groote illuzie in ons op te nemen. De sociale strekking is (zonder ontmaskering) de aan-de-kaak-zetting van het bedrijf sommiger zaakwaarnemers. Dit geeft ons een paar tooneeltjens Molière waardig. De knoop, in deze waereld gelegd, is ook nieuw en spannend, en aan de voornaamste personages" is door de kunstenaars alle recht gedaan: bizonder door den talentrijken direkteur. den Heer Albert Mntters, die, wetend wat kracht in gematigdheid zit, met groot cffekt de rol van den rechtschapen, aardigen en bedaar den Médard speelde. De schepping van Rooie Anna" doet ook Mevr, Marie Verstraete alle eer. Het kontrast hissehen de deftig elegante Admiraalsvrouw, waar zij in het voorspel" voor optreedt, en haar dochter, de opgewekte, flinke, ordentelijke" jonge meid in het stuk, was treffend en aangenaam. De Heer van den Heuvel gaf ons met veel le vendigheid den jongen, de Heer Thönissen, met gepasten nadruk, den ouden speler. De Heeren D. van Ollefen en Harms kweten zich naar wenscli in de rollen van den oplichter Gigonnet en den binnenvader van een Te Huis" voor jonge kinderen, Savarin. Ook" de andere leden van het Tooneelgezelschap droegen het hunno bij, om van den avond, waarop Rooie Anna" in den Salon des Variété» vertoond wordt, een recht vrolijken te maken, die ook wat voor het gemoedsleven geoft. Ik leg de pen over den kleinen Amstelstraatschouwburg niet neer, zonder mijn lezers op te wekken aanstaanden Dinsdag de benelice-voorstelling voor den jeugdigen en ijverigen orkestmeester J. Renard jr. te gaan bijwonen. Hij is iemant van talent, die o. a. in de voordeelen van deze repraszentatie een middel zal vinden om zijn knnstvak ongestoord te blijven beoefenen. Hij zal een viool solo voordragen en een stuk op de klarinet spelen ; terwijl de tooneelvertooning zal bestaan uit: 't Gansje van Lindenhof", De Wrijfdokter" en Ik inviteer mijn kolonel". 2 Feb. 1888. ALB. TH. EEN NIEUW BLIJSPEL VAN MEILHAC. Décoré. Aan den arbeid van twee samenwerkenden,.hoe vol succes ook, is altoos voor een van beiden eene onbillijkhoid verbonden. Degeen die zich afzonder lijk onderscheidt, krijgt al het goedo op zijn reke ning, de ander wordt verantwoordelijk gesteld voor al wat er tweede soort in is. Meilhac en Halévy hebben gezamenlijk vijftig keer het Parijsch pu bliek doen schateren; sedert Halévy zich eene afzonderlijke carrière gekozen heeft, is men geneigd Meilhac alle dankbaarheid te weigeren. Meilhac heeft eene schitterende revanche ge nomen, en Sarcey is er over in de wolken. Er is in hot stuk genoeg om de meest verfijnde en kieskeurige liefhebbers te voldoen, en tevens ge noeg om de menigte te vermaken. Het is do puntigste fijnheid van opmerking, en de ongeloofelijkste fantastisch-kluchtigo verve?' Daar enboven zit het stuk zoo logisch en goed in elkander als eene ouderwetsche comedie; do expositie is helder, de ontwikkeling methodisch, alle inciden ten, zelfs de meest fantastische, zija voorbereid, uitgelogd en waarschijnlijk gemaakt. Het succes was dan ook onbetwist en onbetwijfeld; de zaal begon met in goed humeur te zijn en eindigde met te schateren. De hoofdpersonen zijn het bekende drietal: me vrouw Colineau, mijnheer . Colineau en mijnheer d'Andrésy Mevrouw Colineau is drie jaar ge trouwd, ea heeft geen anderen wensch, dan fat soenlijk te blijven. Maar haar verbeelding zwerft, zij is avontuurlijk van geest, en zou noodig heb ben, dat men op haar lette. Dit nu doet mijn heer Colineau niet; zij zegt het hem zelf. Mon ami, om de kapers van de kust te houden, moet de man ze afschrikken, en gij schrikt niemand af." Mijnheer d'Andrésy is de kaper; mevrouw Coli neau waarschuwt haren man, dat zij in gevaar is. Zij zondigt niet, maar is op het punt. er lust toe te gevoelen. Zij zegt hem dat op luchtigen, ironischen toon, maar men gevoelt wel dat het haar ernst is. D'Andrésy is zoover gegaan, haar voor te stellen, een uitstapje met hem te maken naar Harfleur. Waarom Harfleur? Mevrouw Colineau heeft een nicht te Barentin, aan dezelfde lijn, wonen, en die mocht zij wel eens gaan opzoeken. Mevrouw Coli neau heeft dit voorstel boos opgenomen en d'An drésy het huis verboden. Maar d'Andrésy is werkelijk verliefd, hij is vol hardend en verleidelijk. Coüneau werkt natuurlijk mede en brengt hem weer in huis. In het Bois de Boulogae heeft Colineau eene gravin Floriaai ontmoet, een elegante mondaine, en zij heeft hem een glimlach gegeven. Pas op", zegt d'Andrésy, die gravin is 40,000 francs aan haar modiste schuldig." Des te beter; dat bevalt mij het best." Colineau heeft haar verzocht, om vier uur eene visite te komen brengen aan mevrouw Colinean; hy wist wel dat mevrouw Colineau op dien tijd niet t'huis zou zijn. De gravin komt. Colineau ontvangt haar; hij vindt een weinig meer tegen stand dan hij gedacht had, maar de gravin zal, op reis naar Rome. dien nacht in een hotel te Macon vertoeven. Colineau is verrukt, maar hoe een voorwendsel te vinden voor zijne reis ? Hij heeft een geniaal idee. Je hebt me verteld," zegt hij tot zijne vrouw, dat ge te Parijs u onge rust voeldet. -Ga een dag of wat uit de stad, bij voorbeeld bij je nicht te Barentin." Wilt gij, dat ik naar Barentin zal gaan ?" Zieker," zegt d'Andrésy, uw man zendt u naar Barentin." Nu, het is goed, ik zal gaan; en gij,m\jnheer d'Andrésy, zult me het genoegen wel willen doen, mijn man gezelschap te houden en bij hem te dineeren." Nauwelijks is mevrouw Colinean de kamer uit, of Colineau pakt d'Andrésy bij den arm: Zeg, ik kan niet mat je eten!" Geneer je niet; dan ga ik heen!" Colineau zet een blauwen bril op, doet een valschen baard aan, om niet aan het station her kond te worden, en gaat op weg naar Macon. In deze eerste acte kwam ook nog een bediende voor, Léopold, die zijn dienst bij mevrouw Coli neau kwam prescnteeren, maar te brutaal was en afgewezen is; een grappige scène, maar waarvan men niet wist, waarvoor zij dienen zou. Deze eerste acte was grappig, men amuseerde zich, maar men zag nog niet, waar do schrijver hoon wilde, en vreesde een van die afgezaagde intriges, gewaagd en niet cru, die de boulevardiers doen glimlachen en toch de huisvaders afschrikken. * * * Maar de tweede acte is nieuw, en weer amu sant op een geheel andere manier. In het Grand Hotel te Harfleur is alles het onderste bovon; de onder-prefect biedt er een diner aan aan den jongen koning van westelijk Sanegainbiö, die door zyn vader is uitgezonden om Parijs te bezoeken. Het tooneel stelt den vestiaire voor; door een deur die van tijd tot tijd open gaat, hoort men stukken van den toast van den onder-profeet op de gezondheid van den koning van Scnegambië; hij spreekt van do belangstelling dio do regeering der Republiek betoont voor die verre streken, en voor de zusternatie dio zij daar ziet bloeien. Do prins antwoordt in zijne taal, en do tolk brengt zijn antwoord in hot Fransch over. Maar de hótelhoudcr ontvangt een telegram. Een kamer besteld voor een heer on dame. Er is niets meer beschikbaar; de vorst ea zijn gevolg hebben alles iu beslag genomen. Dan den vestiaire maar tot kamer ingericht. Dit geschiedt in een oogenblik, en intnsschon ziet men Leopold, den aspirant-kamerdienaar komen, die mot bewondering vertelt hoe een reiziger, die een visscher zag verdrinken, in het water gesprongen is on den man heeft gered. De toeschouwer herinnert zich dan, dat er reeds sprake is geweest van een andere heldendaad van d'Andrésy, en dat dezo, door mevrouw Colineau geprezen om zijn moed, heeft gezegd: O, dat kan ik niet heipon; als ik iemand in gevaar zie, mensch of beest, loop ik or hceu, on help. Dat zijn enkel zenuwen!" Das d'Andrésy zal de redder gowcest zijn, en weldra treedt hij binnen,' achter mevrouw Coli neau. Hij ziet er vreeselijk uit; bibberend, drui pend, met ioderen pas bespat bij de jonge vrouw, die woedend is. Wat een idee, dien visscher te gaan opvisschen' Je dacht er maar niet over, dat j o mij compro mitteerde! En als ju er nu eens in gebleven waart, wat was er dan van mij geworden? Ik verzeker je, ik had je vijf minuten gegeven, meer niet! Alt je na vijf minuten niet boven gekomen waart, was ik heengegaan! Wat een egoïst ben je toch! Je hebt maar gedacht: laat ze zien hoe zo zich er uit redt; ik, ik ga kalm mijn gang: ik heb er niets mee te maken; ik ben verdronken!" Er komt een standje tusschen de twee gelieven, een allergrappigst standje, waarvan iedere dolzinnigheicl het publiek doet schateren. Do hotelhouder brengt don armen klappertandende wat warms te drinken, dat koud geworden is, omdat de keuken zoo ver is; hij loont hom ook zijn Meeren. Dezo zijn evenwel wat nauw voor d'Andrésy en mevrouw Colineau zegt: Hij is afschuwelijk! Ik wist niet, dat hij zóó leciijk was!" D'Andrésy heeft geen idee van den indruk dien hij maakt. Hij hervat zijn declaratie, die uiterst koel wordt opgenomen en spoedig afgebroken. De hötelhouder komt vertellen, dat de onderpre fect, die het verhaal van den opgovischten vis scher vernomen heeft, on weet dat mijnheer en mevrouw Colineau in het hotel zijn afgestapt, hen zijn compliment laat doen, en verlof vraagt om oen bezoek te komen brengen. Colineau" roept mevrouw uit, hoc wist hij mijn naam ?" Leopold is de schuldige. Toen hij mevrouw Co lineau aan don arm van een beer zag, dacht hij dat dat mijnheer Colineau was, en hij beeft liet iedereen verteld, en het adres van Colineau te Parijs genoemd. Mijn hemel! Kon je dan niet beter oppas sen ?" roept zij woedend tot d'Andrésy. Wist ik nu dat Leopold hier was? Ik ken de Leopold niet eens ! Leopold is een kennis van u!" Nieuw standje. Maar men heeft geen tijd: de her bergier brengt aan d'Audrésy de gedroogde klocren terug; hij gaat zich in de alkoof verkleedon, en mevrouw Colineau vertelt intusschen, dat zij te Barentin had willen uitstappen, maar dat d'Andr sy's smeekende blikken haar hebben overgehaald, om in den coupéte blijven. Dit is een allerliefst verhaaltje; mevrouw Colineau heeft een beetje berouw. ;d Andrésy komt terug; in zijn eigen kleeren ziet hij er weer heel goed uit; en het is toch eigenlijk heel moedig wat hij gedaan heeft. Als we eens soupeerden!" zegt mevrouw Colinean. Nu zal men aan tafel gaan. maar reeds meer malen in de acte heeft men het gebrul van den leeuw gehoord; de' dierentemmer Bidel logeert ook iu het hotel en zijn leeuwen zijn ia de schuur. Leopold komt hijgend binnenstuiven. De leeuw! de leeuw is los!" Uit eene andere deur komt de negerkoning rennen, vluchtend en ora hulp roepond. De leeuw zit hem achterna. D'Andrésy grijpt het eerste wapen, dat hij onder de hand vindt. Het is een paraplu; hij ijlt er mede tusschen do coulissen. Mevrouw Colinean valt flauw; weldra verschijnt d'Andrésy weer,met gescheurde kleederen en vlammende oogen. Hij vertelt op Henriette's verooek zijn heldendaad. Hij heeft den leeuw met zijn paraplu geslagen; het groote dier 's op de achterpooten gaan staan, heeft den muil bij zijn gezicht gebracht, en is hem gaan likken. Toen kwam de dierentemmer, die zeide: Brutus koest!" n de leeuw is weer in zijn hok gebracht. De acteur Dupuis vertelt dat op den toon van den Cid, die do Mooren verslagen heeft. O, mijn held! mijn leeuw!" zegt Henriette vol geestdrift. Als we eens soupeerden!" zegt d'Andrésy. Als we eens niet soupeerden!" antwoordt Hen riette. Maar weer wordt de deur geopend. Het is de onderprefect, die binnentreedt, vergezeld van de notabelen der plaats en van het gevolg van den geredden koning, Hij heeft aan den minister het edele gedrag van Colineau geseind: een visscher opgevischt, een bevriend koning uit de klauwen van oen leeuw gered! De minister heeft terstond ge antwoord, dat Colineau het oerekruis geschonken werd. Dit bericht komt da onderprefect, stralend van genoegen, aan mijnheer en mevrouw Coliaeau mededoelen; morgen zal het in den Officie/, staan. Morgen zal bij hst in den Of/lciel lozen," roept mevrouw Colineau uit en het publiek is zoo in verrukking dat het nauwelijks luistert naar het nieuwe standje tusschen mevrouw Colineau en haar held. Zij heeft hoed en mantel reeds weder om; men moet mot den sneltrein naar Parijs terug, om Colineau te sproken, vóórdat hij den fjlciel kan te lezen krijgen. t De derde acte zou dof mogen zijn, na zooveel vermakelijks; hij is nog amusanter. Henriette verneemt, t'huiskomend, dat haar man er niet is. Men vertelt haar van blauwen bril en valscben baard, hij is met een valies en in een vigilante vertrokken. Hij is mij nagereisd!" roept Henriette. d'Audrósy komt; hij is even verlegen. Hij lieeit een aantal bladen gekocht. Allen bevatten een om standig verhaal van Colineau's heldendaden te Ilaritour, en vermelden zijne decoratie. Dat zal hij lezen! Wat zal hy zeggen?" Het onderzoek wordt voortgezet, en Henriette verneemt, dat haar man niet naar het station voor Harfieur, maar naar dat van de lijn voor Lyon is vertrokken. ? O, nu heb ik een middel!" zegt zij. liet middel is vernuftig. Colineau komt verrukt uit Macon terug. Uit dankbaarheid heeft hij tot de gravin gezegd: Als ge weer eens geld schuldig zijt aan uwe modiste, wees dan toch zoo goed mij te waarschuwen." Het verwondert hem een beetjo, zijne vrouw al thuis te vinden, maai' zij voorkomt zijn navragen door hem de couranten onder den neus te duwen. Wat beteukent dat? Go zijt naar Hariieur geweest, met ceno vrouw!" Colineau leest het artikel en is verbaasd, ver bijsterd. Hij begrijpt er niets van. Hij bezweert nu, dat hij niet naar Harfleur geweest is, maar naar Orléans; het is een flauwe grap van het blad. En terwijl hij zweert en liegt en zich er niet weet uit te redden, tot groot vermaak der aanschouwers, komt er een gendarme te paard, met de benoeming van Colineau tot ridder van het Legioen van Eer. Het is schandelijk!" roept Colineau. Iemand heeft mijn naam aangenomen, men hoeft mij voor den gek gehouden!" Hoe wil je, dat ik zulke praatjes zal golooven?" zegt zijn vrouw. Ge zijt met eene vrouw te Harfleur geweest!" Do kamenier komt zeggen, dat Leopold er is, om mijnheer te sproken. Hij heeft gisterenavond mijnheer bediend bij het souper. Wij zijn verloren!" roepen Ilenrietto en d'An drósy. Colineau verlangt niet een knecht te spreken, die hem gisterenavond te Macon hoeft zien soupeeren. Hij maakt zich uit de voeten; maar Leopold komt toch binnen on wordt door Ilenriette on d'Audrésy ontvangen. Zij geven hem geen tijd om iets te zeggen, maar dringen hem geld op, en beloven hem een betrekking in China. Als wij hem veel geld Iconen," zoggen zij hocl verstandig, zullen wij hem wel nooit weerzien." Als Leopold weg is, wordt de vorst van Soncgambie aangediend. Nieuwe schrik. Gelukkig is het maar een gezant van den vorst, die aan Colineau do grootkruizeu van al zijn zijn ridderorden komt brengen. Maar mevrouw Colineau profiteert er van om haren man in het nauw te brengen. Eindelijk vertelt hij alles. Zoo, mijnheer, en terwijl ik weerstand bood . . .." Wat?" ik wil zeggen, terwijl ik getrouw bleef, hebt gij.... o! hot is schandelijk!" Hij knielt on vraagt vergiffenis. Zal zij hem vergiffenis schenken? D'Andrésy staat er bij, en knikt van neen. En de man, berouw hebbend en verlegen, zegt tot d'Andrésy: Doe dan toch een goed woordje voor me." Doe dan toch een goed woordje voor hem", herhaalt mevrouw Colineau spottend. De toestand wordt door een heel eenvoudige Hst opgelost. D'Andrésy gaat oven naar een naburig koffiehuis en schrijft er een anoniemen brief aan den heer Colineau, ongeveer van den volgenden inhoud: Mijnheer, 'k was gisteren te Harfleur met eene dame. Ik gaf, door dea nood gedrongen, een valschen naam en adres op. Ik nam den turen. Vergeef het mij; maak geen schandaal! Gij zult nooit meer iets van my hooren." Het voorlezen van dien brief was een meester stuk. Colineau leest hem met moeite, zoo heeft d'Andrésy zijne hand verdraaid. Deze helpt hem, hij kent den brief van buiten. Wat heb jij goede oogen," zegt Colineau, dat je dat op dien afstand lezen kunt!;' Colineau is dus overtuigd; toch schaamt hij zich een beetje om het eerekruis te dragen, dat een ander voor hem verdiend heeft. Draag het," zegt zijne vrouw, het zal je aan je schandelijk gedrag doen denken!" * * Het succes was volkomen. Henriette steltvoor, ten einde aan de praatjes over het geval van de redding te ontkomen, een reisje naar Spanje te maken. Ja, naar Spanje!" zegt haar man, met ons beiden." Met ons drieën," zegt d'Andrésy. Noen," zegt Henriette, gij moogt naar Ptome gaan!" En ter zijde tot d'Andrésy: Ziet ge, het is daarmede als met een zelfmoord: als dat den eersten keer mislukt, moet van niet op nieuw beginnen," Dit is de moraal van het stuk. Het werd uitstekend gespeeld door MU. Réjane, gedistingeerd en keurig, met tact «m vroolijkheid. Dupnis was d'Andrésy, Baron vervulde de rol van den echtgenoot, Lassouche die van den knecht Leo pold. De Variétés heeft hierin een stuk, dat zeker het saizoen zal uitdienen en wellicht nog veel langer op de affiche blijven. VAE VICTIS. Op 28 Januari ia to l'raag een nieuw drama opgevoerd van Richard \rosz, den Duitschen tooneelilicutev, wiens Keu, voor niet langen tijd zulk een welverdiend succes verwierf. Volgens hot algemeen gevoelen der Duitsche bladen, die wij ouder de oogen kregen, hoeft men ook in Vae Victis" (Wee den overwonnenen) met een werk te doen, dat een machtigen indruk maakt, en van groot dramatisch talent getuigt. Er zijn zeker niet voel drama's" schrijft de I'rager correspondent van hot Berliner ugeWuit in welke met eea gering aantal personen en mo tieven zooveel handeling ontwikkeld en zooveel spanning gewerkt wordt, en dat tot het laatst toe door den toehoorder met zoo ademlooze be langstelling wordt gevolgd, als dit jongste werk van lUchard Vosz. Napoleon I vormt het middelpunt van de han deling. De gravin de Sainte-Aubonne, de weduwe van een Fransch legitimist, heeft op haar een zaam slot aan de kust der Middellandsche Zee bericht ontvangen, dat Napoleon van het eiland El'oa is ontvlucht, en dat hij van plan is, in haar slot te overnachten. Zij aanbidt don keizer, doch een ontzettende angst bevangt haar bij de ge dachte, dat haar zoon Mario. officier in tiet leger van den Bourbon-koning, die juist dienzeliden dag uit Parijs in het slot is aangekomen, Napoleon zou kunnen verraden. Toch openbaart zij hem het geheim, en Mario deelt haar mede, dat hij uit gezonden is om zich van den keizer, levend of dood, meester te rnaken. Te vergeefs smeekt de moeder; Mario wil zich liever van do torentinne in zee storten, dan ontrouw te worden aan zijn plicht als soldaat, on zijn gloeienden haat tegen den overweldiger af te zworen. De gravin geeft hem den sleutel der. poort, en legt daarmede het leven des keizers in zijne hand. Mario opent; de keizer treedt binnen, gevolgd door twee van zijne generaals, en de gravin geleidt hem naar de voor hom bestemde vertrekken. Mario grijpt den fakkel, waarmede men den keizer op zijn weg heeft voor gelicht, en stampt op den grond de vlam uit. Als deze fakkel uw leven is, den blusch ik hot uit." Hiermede sluit het eerste bedrijf. In het tweede bedrijf zit Napoleon met zijn generaals aan tafel on herinnert Bertrand een gesprek, vroeger met dezen over het Vae Victii van Livïus gevoerd. Voor hij zich ter ruste be geeft, hoeft hij een onderhoud met de gravin. Deze roept oene geheel vergeten episode uit zijn jonge jaren in zijne herinnering terug. Twintig jaren geleden, toen hij als brigade-generaal een bezoek aan het kasteel had gebracht, had do gra vin, de echtgcnoote van een bejaard en onbemind man, zijne liefde verhoord. Die enkele dagen van oen lang verloren gelul;: heeft zij vastgehouden met al do kracht vaa een hartstochtelijk gemoed; zij hoeft dio herinnering als den kostbaarsten schat van haar eenzaam leven bewaard en behoed. Overweldigd door den indruk van het oogen blik, zinkt zij neder aan do voeten van den beminden man, met de woorden: Twin tig jaren was ik uw vrouw, twintig jaren uw weduwe!" Maar de zaligheid dezer her inneringen wordt verdrongen door den angst van het oogeablik: Mario, Napoleon's zo. n, is legitimist. Wat zijne moeder ook mocht hebben beproefd, om hom tot een aanhanger van den keizer op te voeden, hij heeft de beginselen ge huldigd van den man, dien liij voor zijn vader hield. Spreek gij met hem:" smeekt de gravin den keizer. En deze stemt hierin toe, maar eerst morgen zal hij het doen; hij is nu moede on verlangt naar rust. Do gravin blijft waken, waken voor zijn leven. Want daar nadert reeds Mario, met het pistool in de hand. Zij wil hom het wapen ontrukken, het schot gaat af, en de keizer, uit zijn slaap gewekt, treedt weder binnen en verzoekt de gravin, hem met den jongen man alleen to laten. liet tooneel, dat nu volgt, is het glanspuntvan het drama. Het gelukt den keizer den dweepzieken legitimist niet slechts voor zich te doeu buigen, maar ook eene gansene omkeering in diens gemoed to weeg to brengen en deii haat in liefde te doen vcrkeeron. Het derde bedrijf speelt in het kasteel van Rochefort. De slag bij Waterloo is verloren, Napo leon is gebroken, hij wandelt rond als in een koortsdroom. Mario behoort tot de officieren, die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl