De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 12 februari pagina 3

12 februari 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 555 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. nadert hem met de woorden: mag ik u eens even plagen, protessor?" En dan is zijn gelaat een en al glimlach. Fluks springt hij overeind en staat met een huiging tusschen die voor de verslaggevers en die voor den burgemeester in, nevens zy'n stoel en drukt de hem toegestoken hand, terwyl hij lachend zegt: o met genoegen! dank B dank u! en hoe vaart u!" Dan, terwijl de buurman langs zijn stoel naar diens plaats gaat, te zjjn hoofd onophoudelijk in beweging als het kopje van een kanarievogel; de handen verdwij nen opnieuw onder de achterpanden van zijn jas en met nog meer beweging dan straks gaat hij weer zitten; de handen verschuiven de pa pieren weder, de brillen worden afgezet en nu begint hij fluisterend, maar altijd lachend, een gesprek, waarbij hij soms van pret de schouders tot aan de ooren optrekt en in verstrooidheid het brillendoosje met beide handen aan de uit einden vasthoudt en naar den neus brengt of het zijne brillen waren, waarna hy het weer met een kleinen schrik nederwerpt. Wanneer de debatten niet goed vlotten of er zyn sprekers, wier meeningen hem niet behagen, dan spreekt hy halfluid en lachende zijne spottende opmerkingen uit of hij vergenoegd zich om dezen of genen lachende en met een paar verbaasde blikken aan te staren, dan het hoofd half ter zyde te buigen, den rechterschouder tot aan het oor op te trekken en daarna de op de leuningen rustende handen op te heffen en met debinnenvlakken naar boven een weinig uit te steken, als wilde hij zeggen: ik begrijp er zooveel van als er hier op mijne beide handen ligt. Verveelt een spreker hem, danbviigt hij zich voorover en met den neus bijna het papier rakend, teekent hij met de pen eenige lynen op het papier, tot dat hij met een onderdrukt gelach, een chi-chi-chi, de pen wegwerpt en om zich heenblikt met zoon'n jolig gezicht en zulke spottende oogen, dat nie mand kan nalaten met hem mede te lachen. Maar het vermakelijkst is professor De Geer, als hy' zelf aan het woord is. Dan draait hy' zijn lichaam nu links dan rechts, en staart allen, die onder het bereik zy'ner oogen zijn, beurtelings aan. De brillen heeft hy' in den aanvang zijner rede met de beide handen vast en hij slaat met de vingers, spelende, de beenen ervan nu open dan dicht. Maar langzamerhand wordt hij vuriger en dan tikt hij met de brillen op de tatel om ze spoedig blijkbaar inziende dat zij daar niet tegen kunnen neerteleggeu, Pan zijn zijne han den vry en hij tikt en gesticuleert er mede alsof hy n<3g P*8 25 in plaats van 70 jaar ware. En wat hy zegt is meestal geestig Niet zelden moet hij als een bedekt verwijt hooren van hen die hij aanviel: dat hij op zijne gewone geestige manier de zaak weer bestreden heeft. Maar daar stoort prof. de Geer zich gelukkig niet aan en als hij antwoordt, dan maakt hij zich met een gerust geweten weer aan dezelfde on schuldige scherts schuldig. Blijkbaar heeft hy veel op het land verkeerd, want hy spreekt van een peerd", een vullen", mg heeft veul" gezien, vreest dat de stoomtram teugen" de rijtuigen zal rijden, en onlangs had hy het zelfs over den stèrt van een amendement. Maar met dat al is prof. de Geer de joligste oude heer, dien we in onzen gemeenteraad hebben, en als die kleine, in het zwart gekleede gestalte. hare bewegelijke intrede iu de zaal maakt, de armen langs de lange openhangende jas even ver vooruitwerpende als de beenen, dan reeds verliezen aller gelaatstrekken het waas van def tigheid, dat hen gewoonlijk siert. Maar nauwe lijks heeft hij den mond geopend en klinkt zijn zangerig', ietwat scherp stemmetje dat nu eens boven uit de keel piept, dan weer diep onder uit den buik schijnt te komen door de zaal of een glimlach plooit zich om aller lippen en nieman denkt er zelfs aan zich boos te maken om de goede luim van den professor, onder wiens aardigheden nooit een spoor van hatelijkheid is waar te nemen. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Mikado. Salon des Variétés: 3 blijspelen. Het te-rug-zien van den Mikado" hoeft ons versterkt in ons oordeel omtrent de twee interes sante performances, die de lieer D'Oyly-Carte ons in deze maand heeft voorgezet. Ondanks het bekoorlijke, dat het optreden vergezelt van de mooye would-be antieke Gravinnen", gelijk men de Ladies in navolging der Duitsche vertaling (?Comtesses"!) betiteld heeft, ondanks het koutrast, dat zij aanbieden met de blinkende Dragoon G-uards, ondanks de geestige trekken van het libretto en de aardige muzikale motieven, moet men bekennen, dat Patience", als eenigszins dieper gaande eischeu zich doen hooren. bezwijkt. Aan de füozofiesch-kimsthistoriscke strekking is geen recht gedaan, en de zijde van zijn rijk talent, die Sir Arthur Sullivan de Operette heeft toege keerd, past oneindig beter op den Mikado" dan op het andere tooneelstuk. Daar is, in deze Japansche vertooningen, eene betooverende harmonie te waardoeren. 'Wij ken nen Japan niet zoo als onze landgenoot Dooft' in der tijd er over wist to oordeelen, wij kunnen naauwelijks konstateeren, dat de voorstelling, die Louis Gonse van L'art Japonais geeft, juist zijn; maar zoo ver onze kennis reikt, zoo ver Hollan ders, die liefhebbers van porcelcin en lakwerk zijn, 300 jaar gelegenheid hadden mot China en Japan gemeenzaam te worden, moeten wij getui gen, dat de Mikado" alszins den opgang verdient, dien de voorstelling maakt. In de maand November is er, in dit blad, uit voerig en naar verdienste van gehandeld; wij' kunnen niet anders dan het toen gezegde bijstemmen. Het is een geestig ding, met ongemeen talent in muziek gezet; het verloop dar kleine gebeurtenissen en do huiselijkheid, waarmee over de verrichtingen van den Lord-Hi(jh-Kcccutioi<cr gehandeld wordt is allerkoddigst en geheel in het charakter der karikatuur, die wij Wester-Europeërs ons omtrent die Oostcr-Aziaten vormen. De uitvoering was ook niet minder dan in No vember. De eenige wijziging, die de rolverdeoling ondergaan had, bestond hierin, dat Mej. Margaret Cockburn voor Yoetn-Yoem optrad, eu niet do Heer S. Gilbert, maar de Heer George Herwin de rol van Nanki-Poe vervulde. Deze jonge tenoorzanger hoeft een mooye stem en zingt zuiver, maar hij is nog volstrekt geen akteur; de japanschdramatische Anstrich ontbreekt hem ten-eenenmale. *) Zijne goede elementen zijn echter voor ontwikkeling vatbaar, en Mej. Uockburn, die als Yoem-Yoem ons nog beter voldeed dan als Patience, vulde met takt en bevalligheid aan, wat den Mikado Junior ontbrak. Mej. Mary Duggan werd weer toegejuicht voor haar Hollandschen volzin, en Mej. Aïda Jenoure heeft, met haar beweeglijk talent, onvermoeid, de aardige rol van Piep-bo gespeeld, gedanst en gezongen. Met veel animo werd hot geheel weer opgevoerd, en de komiek, de Heer David Fisher, ontzag zich zelfs zoo weinig, dat hij mot zijn rechter hand in een gasvlam van hot voetlicht te-recht-k\vani, van welke brandwond wij hartelijk hopen, dat deze Meester van den scherpen zwaarde spoedig her stellen zal. Het publiek betoonde zich zeer toegankelijk voor hetgeen het te genieten gegeven werd; ja, niet minder dan vijf maal liet het de Dames Cock burn, Jenoure, en de Heeren Fisher, Billington on Herwin het populaire The flowers that bloom in the spring Have nothing to do with the case, met de inleiding, herhalen. Het is aangenaam, wanneer de festhetische zin door uiterlijkheden van toon en kleur wordt aan gedaan en de vatbaarheid gestreeld door vernuf tige zetten, dat dan ook de logika getuigen kan: het kunstwerk is in orde; en dit is in de voor stelling van den Mikado" in groote mate geval. Wij danken in 't bizonder de Heeren Van Lier, dat zij ons op deze voorstelling onthaald hebben. Een oorspronkelijk tooneelspel De Wrijfdokter", wordt bij de Heereu Kreukniet& Mutters gegeven. Het is een lever dt rideaii zouder prsetensie en alleen een tooneelspel" in den strikt etymologischeu zin van het woord, 't Is een blijspelletjen, dat door de Heeren van den Heuvel (den dokter) en Piigcr (Tingel, een duitsch assistent), naar eisch geënleveerd wordt. De uitscher b,ad echter geen fout togen den regel der voorzetselregeering moeten maken. . Er had misschien wel wat meer partij van de stof kunnen getrokken worden. De hoofdverwik keling komt voort uit de achterdocht van een aan staanden schoonvader, wien het massage-systeem, op jonge, mooye vrouwen toegepast, argwaan in boezemt. De dokter is ook dichter, en ontvangt, in die hoedanigheid, eene tooneelzangeres, die een verandering iu haar partij verlangt. Hare ver schijning komt den ouden Heer verdacht voor, en om hem het gemakkelijkst van zijn dwaling te genezen, voert de dokter haar telkens, als do oude Heer in aantocht is, van de piano naar een armstoel, om quazi haar vinger te behandelen, die bij 't klavierspolen verrekt zou zijn. Als voor waarde tot zijn toestemming heeft de schoonvader ook nog bedongen, dat de jonkman eeu ridder kruis verwerven zou. Daartoe heeft hij, die Konsul van Guatemala is, den Vorst van dat land bewogen hierheen te komen, om zich door den beroemden dokter te laten behandelen, hetgeen aanleiding tot dekoreering geeft. Voor dien Prins speelde do Heer van Ollefen zeer good ; de schoon vader was de Heer Thönissen ; Mevr. de Boer van Rijk de zangeres, en dan komen er nog. behalve een fatsoenlijken bediende (den Heer Mulder), een boerin met haar zoon in voor, die door Mevr. Fuchs Barbiers en den Heer Frank met de noodigo luidruchtigheid voorgesteld werden. Het stukjen verraadt oefening en eenigo gemeenzaamheid met de tooneeleischen (t'tntcitie)" Aardig is bijv. dat, onmiddellijk na ophaling van het scherm, do mdssage-dokter begint met een Princes uit te laten, aan wie geen sprekende rol bedoeld is Ieder kent hot geestig, vlot geschreven, en niet minder gemakkelijk vertoond blijspel van Labiche: ik inviteer mijn Kolonel". Men heeft goed gedaan hier niet mee te beginnen, want, zoo eenvoudig als het is, eklipseert deze drama tische kleinigheid allicht wat er op volgt, arbonnel was in handen van den Heer Mutters; Mevr. Verstraeto speelde voor zijne vrouw. Do Heer Barondse maakte vrij goed den Kolonel (diou ik van de Fraiis.ch.en. altijd in uniform gezien heb). In Isidoor, den onnoozclen knecht, zou men niet licht den l'rins van Guatemala herkend hebben (een kompliment voorden Hoer van Ollefen). Niet minder populair is het lieve blijspel van Bayard (of Léon Picard), dat door don Heer Landr op llollandschen bodem is overgebracht, met den titel 't Gansje van Lindenhof": 't is een lief, fatsoenlijk, en niet to minder geestig komedictjen uit de oude doos. Mej. Jul. Hoos heeft den ietwat stijven text (te minder welkom, om dat de klein dochter toch al een weinig piodagogiesch optreedt) zoo veel mogelijk een frisch en bevallig leven ingeademd; ook de Heer van den Heuvel heeft in zijn tweezijdige rol veel blijk van observatie gegeven. De Heeren Blaaser, Van Ollefen, Piigcr en Mevr. Boas-Mnysers kweten zich voldoende in de andere partijen, en haddon alle de moeite genomen eenigo studie aan de bewerking van gelaat on hoofd to wijden. De voelbaarste beleefd heid, die men het publiek kan aandoen, is dan ook gelegen in de moeite, die mon zich geeft om zijn personage volledig toe to rusten. Do grimo van don Heer Blaaser was goed, maar een weinig te stork. De Heer Pilger als (oude) bediende overdreef wel een weinig zijn waggelende standen. De Salon dos Variétés" is tegenwoordig wer kelijk een Kunstanstalt. Had ik toch hot oorspronklijkc werk van Alfaro en Fabics niot willen zien, dan zon ik onzen Otello" in den Stadsschouw burg zijn gaan toejuichen, en had willen weten, hoe nu, na Possart, do Jar/o opgevat wordt. Intusschen zijn wij in afwachting van de dingen, dio daar komen zullen. Een blijk van waardeering kan intusschcn aan den verdienstelijken tooneelkunstenaar W. C. Potharst gege\en worden, wiens benefiet in het Grand Théatre aanstaanden Woensdag plaats heeft. Do Hoer Potharst zal in Une cause célèbre" van Dennéry een rol voorstellen, waarin Driessens en L. Bouwmeester zich vroeger naam hebben ge maakt. Onder onze tooneelisten behoort de Heer Potharst tot hen, in wier borst werkelijk kunstvuur brandt. Wij wenschen hem de voldoening van een talrijk bezoek. *) Bij de zeer geanimeerde voorstelling van heden, trad dan ook een anjer jong kunstenaar in deze rol op10 Febr. '88. ALB. TH. MUZIKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 10 Februari 1888. Miltócker's Gasparone verschafte ons operabe zoekend publiek een paar vroolijke avonden; de muziek is aangenaam en lustig, hier en daar soms zeer goed (zooals o. a. in JErminio'z Romance, het duet btockfinster war die Nacht, enz.) en daarbij opwekkend zonder plat te worden. Alleen is zij te veel altijd in drie kwarts maat gehouden, wat op den duur vermoeit en de aandacht niet genoeg prikkelt: inbreken in walstompo, wraakfinales op % maat enz. enz., dat is wat te ver gedreven. " De uitvoering was zeer goed. en als er van hot gesprokene wat geschrapt wordt (liefst wat veel) zal het geheel ook gladder van stapel loopen; van do uitvoerenden zij in de allereerste plaats de Heer Elmhorst genoemd, wiens Benozzo wezenlijk voortreffelijk en deu besten operettentenor waardig was. Was hij tot dusverre stijf en hoekig in zijn optreden, hierin is het al los heid en vlugheid wat men van hem ziet; het was werkelijk zér goed. Mej. Fischer stond hem als Zora recht verdienstelijk ter zijde ; er is van die partij meer te maken, 't is waar, vooral de wijze waarop zij haar deel in het duet Stockfinster war die Nacht draagt, geeft haar aanspraak op grooten lof; haar spel was allerliefst. Sieglitz als Podesta was recht goed en zeer vermakelijk, Mevr. Biazzi als Gravin wat zwaar op de hand maar overigens niet kwaad. De heer Grupp kon zelfs in deze operette geen succes behalen, de heeschheid wordt wezenlijk bedenkelijk; het is bepaald te bejammeren, want beschaafd zanger is hij wél. Mevr. Jaïde gaf als Zenobia weer eon staaltje van wat eene werkelijke kunstenares van eene onbeduidende party kan maken; zij was ko misch in de hoogste mate en daarbij bleef bij haar nog min of meer artistiek wat bij eene andere wellicht walgelijk zou worden; zij heeft dan ook steeds groot succes met hare coupletten: Esgiebt keine Miinner mehr". De heer Tachaner bracht als Sindul/o eveneens veel tot de vroolijkheidbij. Den heer Grill komt een woord van grooton lof toe voor het instudecren: eene operette van deze soort tot opvoering brengen kost minstens zooveel moeite en zorg als voor eeno groote opera noodig is, ja ik zou haast zeggen dat bijv. het orkest er nog boter voor voorbereid behoort te ziju dan bij sérieuser werken, daar het succes evenwel afhangt van de elegante pittige voor dracht, alg van de muziek zelve. Ons koor en orkest kweet zich dapper van zijne taak en ver dient geprezen te worden. Dinsdag j 1. gaf de verceniging Gemengd Koor" hare tweede uitvoering in dit seizoen; uitgevoerd werden Des Slingers Fl.uch van Schumann, en Die Kreu.sfahrer van Gade. Het koor bewees opniouw met hoeveel ernst het zijne taak opvat en hoo degelijk de voorbereiding door deu hoer George Kijken blijkbaar geschiedt. Van de solisten oogstten de beide Dames-dillettanteri Mevr. de V. on Mcj. J. S , en do heeron Goorg Anthes, uit Dusseldorf en Paul Haase, van hier, welverdienden bijval, terwijl do heer do Louw (uit Dolft) min der voldeed. De vereeniging Gemengd Koor" gaat, naar ik vernoem, steeds vooruit en verdient zulks ton volle. y. LISZT EN WAGNER. In eon eersto artikel, waarvan wij molding maakten, over de correspondentie tusschen Richard Wagnor en Franz Liszt, dood Hanslick uitkomon, hoe gunstig het karakter van laatstge noemde bij dat van zijn correspondent afsteekt. Wagncr eischt steeds; Liszt spant alles in, wondt alles aan, invloed, moeite, geld, om zijn bewonderden vriend voldoening te geven. In een tweede artikel bespreekt hij Wagner's verblijf te Zürich. naar aanleiding van de brieven vol klachten, dio de dichter-componist der Nibelungen gedurende vijf tien jaren van daar aan zijn vriend zond. Eou andere bron omtrent het verblijf aldaar is juist het vorig jaar publiek eigendom geworden; 'me vrouw Elise Wille maakte toen in de Deutsche Itand.ichfM vijftien brieven van Richard Wagnor openbaar en lichtte zo met haar eigen herinne ringen toe. Zij schrijft onder andoren: Ik heb het nooit behoorlijk gevonden, wan neer ik hier en daar hoorde vertellen, dat Wagncr te Zürich het bitter lijden van de ballingschap had gekend. De balling, die dooi1 allen geëerd werd, leefde in Je veiligheid van een eigen haard, on had vrienden, die zich zijnor aantrokken; n was er ouder, wiens gelijke men nauwelijks vin den zou , . . . Wagner woonde met zijne vrouw op den groenen heuvel aan het Ziiricher meer; rijkdom, smaak en elegance verfraaiden er het leven. De gastheer, Wesendonk, kon hem alles geven, wat hij verlangde, ui was enkel bewon dering voor den genialen man, dien het lot hem had toegevoerd, de gastvrouw was jong on teer gevoelig, vol idealen aanleg. . . . Hun rijkdom, de fraaie inrichting van het huis, gaven gelegenheid tot eene vrijheid en gezelligheid, waaraan ieder die zo genoten heeft, met genoegen moest terug denken." Het is uit dien tijd, dat Wagner's brie ven rte verzuchting bevatten, dat men hem toch het levensonderhoud van een ..middelmatig hand werksman" zon geven! Liszt deed zijn best en zond groote sommen, eene vaste toelage van eene rijke dame te Dresdeu kwam er bij, maar Wagner had voor een middelmatig handwerksman'1 veel noodig. De reizen naar Parijs en Londen werden meer voor zaken ondernomen; maar uitspanningi reisjes naar Italiëen in Zwitserland, ecu verblijf ! tot ontspanning, nu eens te Venetië, daii te Selisburg, te Mornex, te St. Moriz, kostte veel geld. Ik verga," schrijft Wagner in Juli 1856, wan neer ik niet een woning vind, zooals zij voor mij noodig is, eeu huis opzettelijk voor iaij gebouwd, met een behoorlijken tuin er bij!" Een weinig later komt de correspondentie mot de modiste Fraulein Bertha, welke in 1877 in de Neue Freie Presse is openbaar gemaakt, en welke de modiste mot het bijbehoorend assortiment stalou van fluweel, satijn eu pluche, voor kamerjaponnen, négligébroeken en sluimerdekens, nog bewaart. Iu Maart 64 verzoekt Wagner haar, nog eenigeu tijd geduld te hebben mot do afbetaling, daarna krijgt zij een voorloopige afdoening van 50!) gulden. Liszt hielp hem aan het verkrijgen eener eigeu villa te Penzing; zij werd prachtig ingericht, maar Wagner klaagde steeds over ellende, en ver schoon op zekeren dag weer bij do familie Wille te Zürich en nam t r als blijvend gast zyn introk. Dit zijn kleinigheden, maar zij werpen eon cu rieus licht -op het martelaarschap, dat Wagner zich gaarne liet aanleunen en waarvan de legende zich gaat meester maken. Het muzikaal belang van de briefwisseling valt een weinig tegen. Liszt spreekt met sympathie nu en dan over Berlioz en Joachim Raff en betuigt in warme woorden zijne bewondering voor hetgeen Wagner hem zond, telkens in details tredend; Wagner geeft vaa tijd tot tijd een woord van. dank ten beste, en zegt telkens: ik aal uw werk eerst apprecieeren, als gij het mij komt voorspe len." Waarschijnlijk gaf hij zich niet de moeite, Liszt's producten in te zien; hieraan heeft Liszt ook zeker een lof te danken van dit gehalte: Mijn vriend Uhlig, wiens oordcel ik op hoogeti prijs stel. zegt, dat uwe P)-on!e/7iet<s-ouverture hem meer waard is, dan de gansene Mendelssohn!" Met deze smaakvolle lofspraak moest Lisz'r 'te vreden zijn, en dat terwijl hij Wagner ernstig om een werkelijke kritiek vroeg, en dio ook evenals hij dit van Schumann, Joachim en anderen deed, zeer goed zou opgenomen heb ben. Slechts een enkele maal geeft Wagner hem een ernstigen, en een zeer goeden raad. Liszt had plan op een compositie naar Dautc's Die-in» Commedia. Dat de hel en het vagevuur u goed zullen gelukken" schreef Wagner, betwijfel ik geen oogenblik; maar tegen het Paradijs heb ik bezwaren, en dio bevestigt go reeds daardoor. dat ge daarvoor in uw plan koren hebt gekozen Van de Negende Syinphonie (als kunstwerk) ook de laatste Satz met de koren onbetwistbaar het zwakste deel; het is alleen van belang voor de kunstgeschiedenis, daar het ons op zeer naievc wijze de verlegenheid van een werkelijk compo nist doet zien, die niet weet hoe hij eindelijk, na hel en vagevuur, het Paradijs moet vcrtoonen. En met dit Paradijs, beste Franz, staat het inder daad zeer bedenkelijk, en als nog iemand ons dit moest bevestigen, dan zou het, opmerkelijk ge noeg, Dantc zelf nog zijn, in wiens goddelijke komedie" ook juist het Paradijs het zwakste deel is." Van Wagner's werken is in de correspondentie het meest sprake. Liszt heeft gezorgd, dat Lohengrin te Wreimar zou opgevoerd worden, Wagncr wil, dat Liszt ook zorgen zal, dat Wagner de op voering incognito kan bijwonen, maar dit is hem onmogelijk; de groothertogin wil geen vrijgclcide geven. Liszt schrijft eene kritiek voor het Jour nal des Debat», en zondt die aan Wagner ter cor rectie; Wagner maakt Litzt nog verwijten, dat do kritiek van Dingolstedt in de Autjtbitracr A/lfiemeinc uict gunstiger geweest is, eu wil dat Liszt in dat blad een tweede artikel in anderen. geest zal doon opnemen. Dingelstedt is volkomen onbekwaam orn oen drama te begrijpen", zegt Wagner. Door deze Lohengrin-opvocnng was de stoot gegeven tot het weder opvoeren van Wagiiür's vroegere opera's, 'luwüiilu^r, llien.:i, Utr j!ie (lende Hollander; het is grappig, bourioliag-i in Wagner's brieven de tevredenheid over lU; uancieelo opbrengst en den wrevel over eene coupure of eene ongunstige kritiek te vinden. Na eeue opvoering te Leipzig van Lnhenyrin in 185-1 heet het: ik boot voor de misdaad, die ik voor twee jaar aan mijn innerlijk wezen begaan he'j. door de toestemming tot de opvoering te geven." Ei; in denzeltden brief: Hebt ge niet woei- aan. Berlijn gedacht ? Daar moet toch iets tot stand komen !" Te Berlijn dacht men er ook wei over. maar von Ilülsen wilde niet aan Lisxt het instuj doeren en dirigeercn overlaten ; eindelijk toch gat' Wagner toe en zeide : Nu, dan moeten. Tuwtliauser en Lolmn/jrin maar naar du Jodc;». gaan "' Later komt de periode, waarin Wanner met Schopenhaucr keunis maakt, en Liszt hem spreekt l over zijn neiging tot het kerkelijk geloof: de aanduidingen hierover in do brieven zijn kort en slechts zelden als elkander beantwoordend bedoeld. Wagner ontving vele uitnoodigingen om con certen te dirigceron. Londen nam hij aan ; hij schrijft dan : ik ben omgeven van afschuwelijke trivialiteit, er is hier een belachelijke Mendclssohn-vereering; alleen een .,Lump" of een Jood kan hier slagen." Toch vertelt hij mot welbe hagen van de ovatiën, die mon hem bracht. Naar New-Yovk ging hij niet; lUo deJauoiro, waai'(W Keizer hem alles aanbood, wat hij mocht wen schen, trok hem meer. Ik zal dan Tfisian nu'i T.iüldi: in het Italiaansch laten vertalen cu er aan Kio do première van geven !" In Januari 1858 komen de brieven uit Parijs, waar hij hoopte Itienzi iu het Théatre Lyrinuc opgevoerd te krijgen, maar reeds iu het voorjaar weer uit Zürich, later uit Gencve, in September j uit Venetië, uit het Palazzo Giustiniani. Hij wil ~ daar het liefst blijven, omdat het de stilste stad ; ter wereld is, maar hij heeft er geld, veelgeld" i noodig, en Liszt moet daarom zorgen dat Luhen(jrin te Cassel, te Coburg en op allerlei andere plaatsen opgevoerd wordt. Dien winter behandelen de brieven, alle uit Venetiëgeschreven, do vran^. of Liszt /.al zorgen, dat do Duitsche vorsten hem een voldoend jaargeld geven, cino ehrenvollo luaJ reichliche Pension." Oen zomer bracht hij te Luzcrii door, don winter te Parijs, waar hij dacht den 'laniiJiaitser in de Groote Opc^'a te doei; i opvoeren. i l,'i t hot jaar 1801 houdt de briefwisseling op ; l Liszt gaat naar Rome, Wagner keert naar Duitschland terug; do later tusscheii beide gewisselde brieven zullen door de familie wol niet openbaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl