De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 12 februari pagina 4

12 februari 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 555gemaakt woiden. Liszt en Wagner zijn zeer gebrouilleerd geworden; Liszt kon het als vader en katholiek geestelijke moeielyk goedvinden, dat zgn dochter Cosima, de vrouw van von Bölow, met Wagner overtrouwde. Later heeft men , hen verzoend, en de vrede bleef tot hun dood .bewaard. BE EERSTE EN DE LAATSTE VRIEND. naar het Duitsch. Hoe dikwy'ls komt het voor, dat onze gedachten zich plotseling vestigen op een voorwerp, dat, op zich zelf onbeduidend, toch onze aandacht telkens en telkens trekt, omdat het afkomstig is uit de omgeving van een dierbaren afgestorvene; het bezit de macht, ons zoo helder en levendig, ja beter nog dan menig beeldtenis of ander aan denken, den betreurden doode voor oogen te tooveren; soms is het iets dat op een toevallige wyze by ons achterbleef, soms zelfs een brief door den onvergetelijke geschreven, en het is alsof wij dien dierbaren naam altijd en immer over moeten lezen, de oogen steeds opnieuw over dat papier moeten laten gaan. Het is reeds lang geleden (1832) toen, zooals men mjj verhaalde, ergens in een hoekje van het Leipziger Dagblad de volgende advertentie te lezen stand: Te koop of te huur een oude Weener vleugelpiano, *** Steeg, derde huis, derde verdieping, eerste deur l" Menigeen las deze woorden of liep er vluchtig over heen, enkelen zuchtten: Wie toch zoo dwaas zal zijn om zoo'n ding in huis te halen l" anderen dachten: Nu ilat zal wel een afschuwelijke rammelkast zyn, die men gaarne kw\jt wil raken; zou er zich waarlijk een dwaas opdoen om zoo iets te koopen ?" Langzamerhand vergaten allen die eenvoudige advertentie, behalve de arme oude zangeres, die haar had doen plaatsen en in haar klein kamer tje zat te wachten op al degenen, die komen zonden om haar ouden vriend te ontvoeren! Ja oud was hy, die smalle lange vleugel, afkomstig uit een vroeger beroemde firma te Weenen; hij nam byna de geheele lengte van het vertrek in en zag er nu zoo onaanzienlijk uit als iemand, die afgemat en levensmoe zyn toevlucht zoekt in een stil verborgen hoekje, waar hy kalm en onge stoord zyn laatste jaren kan doorbrengen. Toch waren er twee vrouwenoogen, die met een byna hartstochtelyke teederheid op dezen eenig overgebleven kameraad uit vroegere schoone dagen neerzagen. Hoe menig geurige ruiker, hoe menig blad, met gloeiende verzen beschreven, had op zijn deksel een plaatsje gevonden, toen jeugd en geluk den beerlijken rozentijd beschenen, dien men, jong zijnde, eeuwigdurend waant. En hoe menig beroemde hand had op zijn toetsen ge sust, naast zoo menig klein blank handje, dat er zoo bekoorhjk uitzag en o zoo valsch kon spelen. Hoe onbeschrijflijk veel zou zoo'n vleugel wel kunnen vertellen, want is hij niet als het ware bestemd om 's menschen geheimste gedach ten op te vangen, als het ware uitverkoren om met de gelukkigen te jubelen, met de treurenden te klagen? Hoe menig hart vond er niet zijn verloren jeugd terug, ja zelfs zijn vroegere liefde weder? De eenzame zangeres, die vroeger in de schoone keizerstad aan den Donau, als een vogeltje had rondgefladderd, was ook aan zijne zijde oud ge worden, maar zijn teedere stem had haar ge troost en nieuwen levensmoed geschonken. De winter des levens had zijn kille hand naar haar uitgestrekt, even als hij ons allen aanraakt; zelfs het zachtkens ruischende beekje en debruischende stroom worden niet gespaard; zoo legde 1»VJ dan ook zyn machtige vingers als het ware langzaam en medelijdend op de gevierde zange res, op den kostbaarsten schat haars levens, na melijk hare schoone stem, die zoo menigmaal de zorgen harer toehoorders had verdreven; later haalden zij de schouders op en onderdrukten ter nauwernood een spotachtigen glimlach wanneer dn zangeres weer hare liederen zong. Het is iets onbeschrijflijk weemoedigs een zan ger of zangeres merkbaar te zien verouderen. Men vond het onvergeeflijk, dat de eenmaal zoo gevierde kunstenares het waagde er op het tooneel zoo veel jeugdiger uit te zien dan de brave huisvrouwen, die toch even oud waren en vroe ger geduldig, maar vol verborgen ijverzucht had den moeten verdragen dat haar echtgenooten gindsche zangeres bewonderden en vereerden. Welk een triomf gevoelden zy bij de ontdekking, dat de tijd ook gevierde zangeressen niet spaart en ook haar hoofden bedekt met de sneeuw, die geen zon kan doen smelten. Z\j beschouwden zich nu zoo veilig en zeker, zoo verheven boven die beklagenswaardige kunstenares door hare waar digheid als moeder van volwassen kinderen en het zoo gewaardeerde, beschermende thuis, waar eene getrouwde vrouw als vorstin heerscht, geëerd en bemind wordt. Ook zij had den moeten strijden tegen de macht des tijds; ook zij hadden met schrik den vijand der menschheid, den ouderdom, zien naderen, maar dat alles was geschied tusschen vier stomme muren, onbemerkt en langzamerhand. Beroemde, gevierde kunstenaars echter moeten dagelijks voor aller oogen en ooren, die meestal zoo onbarmhartig mogelijk zijn, den zwaren kamp strijden. Ook de eigenares van den ouden Weener vleu gel had dat alles moeten doorstaan, niets was haar gespaard gebleven; miskenning en spot waren ook haar ten deel gevallen, maar de muzikale, zin gende vriend had haar steeds zoo zacht en teeder toegesproken, dat zij altijd weer het hoofd met nieuwen moed oprichtte. Toen zij gepensioneerd werd, wydde zij zich vol ijver en onvermoeid aan het geven van zanglessen en bracht uren vol kwelling door met degenen, die volstrekt geen talent bezaten, om zich met te meer vreugde te verheugen over hare begaafde leerlingen,_ tot einde lijk een gelukkig toeval haar terugriep in haar ge liefde geboortestad, het vroolyke Weenen. Eene wel gestelde bloedverwante bood haar tot aan haren dood een aangenaam en rustig thuis aan. Zij aarzelde lang, want de arme vrouw wist, dat het ^aanbod aannemen tevens beteekende een scheiding van haren trooster en vriend. Den vleugel op zulk een lange reis meenemen, daaraan viel niet te denken. Zoo werd dan na veel tranen, na dagen van strijd en tallooze slapelooze nachten, de kleine advertentie opgemaakt en ingezonden; en nu zat de oude Marianne aan het venster en wachtte daar uren lang met kloppend hart; hoe hartelijk verheugde zy zich in stilte dat er ten minste heden nog niemand was gekomen. Zy wilde thans niet denken aan wat er gebeuren zou, wan neer er zich geen kooper of huurder voordeed; slechts innige dankbaarheid vervulde haar hart nu men haar den vriend nog niet ontnomen had. Maar eindelijk het was tegen den avond toen buiten de sneeuw op de daken glinsterde en haar glans in het kamertje weerkaatste, waar de vroegere zangeres voor den vleugel zat en de vingers zacht over de toetsen liet glijden, besteeg iemand licht en haastig de trappen, die ter nau wernood onder den luchtigen stap kraakten. O, dat is een kooper! Dus toch?" Een haastig kloppen, een nauw hoorbaar bin nen" en een slanke jongeling met de studentenmuts in de hand, trad groetend in het vertrek. Ge wilt den vleugel toch niet koopen," klonk het angstig van de lippen der oude zangeres, die intusschen was opgestaan en merkbaar langer bleek te zijn dan haar bezoeker. Goed geraden!" antwoordde de onbekende; ik kan den vleugel helaas slechts huren als hij ten minste niet te duur is. Ik heb tot nu toe al tijd op een pianino gespeeld; deze vleugel kan dan ook onmogelijk op mijn kamer staan, ik heb er geen plaats voor en zou dus eiken dag hier moeten komen studeeren, als ik tijd heb," ver volgde h\j snel en levendig sprekend; ook heb ik een huisgenoot, die verzen en komediestukken maakt en dus het spelen niet kan verdragen." De zangeres had intusscben het licht aangesto ken en hoorde vol blyde verrukking den jongen student aan, een glans van vreugde verhelderde haar bleek gelaat en met vroolijk kloppend hart herhaalde zij: Slechts huren!" Zij voelde zich zoo gelukkig en dankbaar alsof men haar een vorstelijk geschenk had gebracht. Hij bleef dns nog bij haar, die oude getrouwe; het oogenblik van scheiden was dus nog niet daar! Mag ik den vleugel eens probeeren?" klonk zijn heldere, jeugdige stem. Zij knikte toestemmend; waarop hij zijn muts achteloos in een hoek wierp en voor het instru ment ging zitten. Het kaarslicht bescheen een baardeloos gelaat met scherpe trekken, lichte schitterende oogen, een mond welks dunne lippen een groote wilskracht aanduidden, een smal hoog voorhoofd en bruin haar. De zangeres vond het een kop, dien men niet licht zou vergeten, zelfs na hem slechts nmaal gezien te hebben. De jonge student speelde steeds door, hoe lang, dat -wist noch hij, noch zijn toehoorderes te zeggen; deze zat onbeweeglijk met gevouwen handen wakend te droomen van een nieuwe lente, een heerlijke lente vol zangen en geu ren, die haar met onzichtbare handen in een toovertuin verplaatste, een gevoel van onbeschrijfelijk ge luk eneeuwige jeugd overviel haar gelijk een bloemenregen. Zóó schoon had de oude, trouwe vriend sinds lang niet gesproken; zóó heerlijk had hij haar nooit de vroegere zalige tijden voorgetooverd. Zij zag dan ook verbaasd in het kleine vertrek rond, toen de jonge man opstond, het deksel toe sloeg en zeide: Wij zullen best met elkaar overweg kunnen, zijn toon bevalt mij en het melodieuse zingen heeft de oude brave jongen ge lukkig nog niet verleerd; ik wil het eens met hem probeeren; want ik voel nu reeds dat hij alle dgenschappen bezit om eenmaal mijn vriend te worden!" Mij dunkt," antwoordde de zangeres levendig en met een trotschen blik, dat een vleugel, die dour zooveel meesters, ja zelfs door den grooten Beethoven is bespeeld geworden, wel goed genoeg zal zijn voor een eenvoudigen Leipziger student." Hoe schitterden eensklaps zijn oogen en hoe vol verbazing zag hij nu de sprekende aan. Door den genialen Beethoven zelfs? Nu dan zal hij wel te duur voor mij zijn. Vaarwel oude jongen! Ik had anders zoo graag nadere kennis met u gemaakt!" en hij greep naar zijn muts. Met zoo haastig gebakerd, mijn vriend. Ik zal eens over den prijs nadenken," sprak zij glim lachende. In elk geval moogt gij eiken dag, als gij tijd hebt, hier komen. Wij zullen het wel samen vinden?" De matige huurprijs scheen alle bezwaren te hebben opgeheven, want voortaan klauterde de jonge student eiken dag den nauwen trap op naar het kleine kamertje der zangeres, die hem met het vriendelijkste gezicht ter wereld ontving, op welk uur van den dag hij ook binnen kwam stormen. Vele woorden werden er voor de wederzijdsche begroeting niet verspild; de oude Marianne zocht onmiddelijk haar gewone plaatsje bij den haard op en verzonk daar weldra in de schoonste droomen. Of de jonge man aan den vleugel goed speelde, zou zij u niet hebben kunnen zeggen, wanneer gij het haar gevraagd hadt. De melodieën die onder zijn vingers ruischten, in elkaar smolten, in vreemde modulatiën overgingen en steeds voortrolden, lieten haar geen tijd tot nadenken en hadden haar als het ware betooverd. Hoe dikwijls herhaalde de speler: Deze vleugel is mijn beste vriend geworden, hij heeft mij geleerd hem lief te hebben en alles toe te vertrouwen." Wat verteldet gij hem daar zooeven ?" vraagde zij op zekeren keer. Eene symphonie", was het antwoord. Zij lachte. Dat noem ik een grootsch begin!" Grootsch maar geen begin", klonk het trotsch. Daarenboven moet het op een vleugel, dien Beethoven bespeelde, wel als het ware van zelf gaan, dunkt mij." Natuurlijk was sinds lang aan gindsche bloed verwanten in Weenen het telegram verzonden : Ik kan niet komen, kan den vleugel niet kwijt raken." Dat zich na den kleinen student nog menige aanzienlijke kooper had voorgedaan vertelde de de oude zangeres natuurlijk aan geen sterveling, vooral niet aan haar jongen vriend. Want het was een ware zonnestraal, die met hem in haar kamertje drong en het was alsof zij dengene, die haar meebracht, reeds even lang kende als de lieve zon zelve. Wanneer hij som tijds ophield met spelen en de handen over de toetsen liet glijden, verhaalde zij hem ongevraagd van vroegere groote genieën, met wie zij in aan raking was geweest, van den vroolijken kleinen Ditter von Dittersdorf onder wiens leiding zij vroeger Roodkapje" had gezongen, van vader Haydn, wiens eerste Hanna" zij had mogen zijn, van den schuchteren jongen Karl Maria van Weber, die haar zijn Waldmadchen" hielp instudeeren, toen hij nog lang niet aan zijn Freischütz" dacht en van den grooten Ludwig van Beethoven, die toen zy eens zich zelve begeleidde bij het zingen van Hanna's lied: Ein Madchen das auf Ehre hielt," was binnengekomen met de woorden kind, gij hebt in de derde maat een valschen toon in de bas gegrepen", en ongevraagd voor den vleugel had plaats genomen, een accoord aansloeg en haar kalm toeriep nog eens". Gezongen had zij, maar hoogst waarschijnlijk met een bevende, trillende stem, want zij wist wie daar speelde, daar wie epnmaal dien Jupiterkop had gezien, hem nooit kan vergeten. Beethoven knikte haar vriendelijk glimlachende toe bij het slot van het opgewekte lied, streek vluchtig met zijn hand over hare wang en ging zwijgend weg. Dat was nu hare Beethoven-historie, die zij met stralende oogen kon vertellen. Maar hoe vol aandacht de kleine student ook luisteren mocht, toch hoorde hij haar liefst van Karl Maria von Weber verhalen, die daarna zooveel schoons had gemaakt en wiens Freischütz'' hij tot aan de laatste noot uit het hoofd kende. Dan liet hij deze, dan gene melodie van Weber over de toet sen ruischen, hier uitleggend, daar aan zijn gloei ende vereering lucht gevend. Dat waren zeldzame uren van wederzijdsch genot, die eerst ophielden toen de jonge muzenzoon de oude Lindenstad verliet. Wat er eindelijk van de zangeres en haar ouden vleugel is geworden, wist devroolijke Wienerin", die mij dit alles verhaalde niet te zeggen, wat er echter werd van den jongen Leipziger student, is welbekend Riehard Wagner. Mijn berichtgeefster, een bloedverwant van Wagner, was zelve zangeres geweest en had hare landgenoote en kollega in hare jeugd gekend, ja zelfs later nog met haar gekorrespondeerd. De medestudent die verzen en komediestukken maakte en het piano spelen niat kon verdragen, heette Heinrich Laube; hoe menigmaal hebben beide vurige jonge lingen vol geestdrift bij elkaar gezeten in de Nicolaistraat, samen grootsche plannen smedendter verbetering der booze wereld, en hoogstwaar schijnlijk was het de geestige dramaticus die de vonken in de geniale ziel van den musicus ontstak. De laatste vriend echter, die op den morgen van den 13den Februari 1883 den laatsten hand druk van den dichter-componist heeft gevoeld. zag er veel grootscher en voornamer uit dan de eerste onaanzienlijke Weener vleugel. Gene stond in het Palazzo Vendramin aan het Canale Grande te Venetiëin de tooverachtig in gerichte studeerkamer van den grooten meester. een schilderachtig atelier vol gedempte kleuren pracht, een vereeniging van fonkelend satijn en luchtige gazen stoffen. Een geheel menschenleven, rijk aan strijd en en overwinning, aan ontbering en geluk lag tus schen de muzikale iantaisieën op den ouden vleu gel, door Beethovens hand gewijd, en gindschen schitterenden nieuwen vleugel, die de laatste in gevingen van den stervende opving. De kleine onaanzienlijke student was een groot man ge worden en had reeds menig fraai, beroemd in strument bespeeld want stond niet in elk op zicht, zooals zelden een anderen sterveling, altijd het schoonste en het beste ter zijner beschikking en werden niet zijn vurigste wenschen vervuld V Zoo droeg men dan ook op zekeren dag zijn laatsten vriend, een prachtigen concertvleugel in het paleis te Venetië, over welks trappen de kleine voeten van de Hertogin de Berry hadden gezweefd en welks zalen vol teedere herinneringen waren aan eene schoone ongelukkige vrouw en liefdevolle opofferende moeder. Hij kwam uit verre streken; want ver van de Italiaansche stad, op Duitschen bodem, in de fabriek van Rudolf Ibach te Barmen, was hij vervaardigd ge worden ; de arbeiders die zijn bestemming kenden, hadden hem bekranst voor de groote land- en zeereis en zoo vertrok bij met tal looze groeten en zegenwenschen uit het ge liefde Duitsche Vaderland naar den vreemde om den verren meester voortdurend van zijn land te verbalen. Hij bracht hem het ruischen der Duitsche wouden, het gemurmel der golven van den groenen Rijn, die zoo fier over den ver borgen schat der Nevelingen stroomt, een keur van Duitsche liederen en het gezellig gelui der dorpsklokken. Zoo moesten zij elkaar wel be grijpen, de Duitsche vleugel en de Duitsche meester, die dag in dag uit met elkander spraken. Mijne muzikale stemming is nu over het alge meen week en afkeerig van alle mogelijke schrille tonen," schreef Riehard aan den afzender. Gij hebt dus een goede keus gedaan en mijn liefsten wensch vervuld!" Hoe menig geheimzinnig gesprek, door geen ander menschelijk oor opgevangen, hebben de dichter-komponist en zijn laatste vriend met elkaar gewisseld, tot aan het middaguur van den gedenkwaardigen dag van 13den Februari. De naklank van beider laatste gedachtenwisseling ligt nu voor altijd begraven in Riehard Wagners laatsten vleugel, die eenzaam en zwijgend achter bleef in het verlaten oude Paleis van het schoone Venetië. JOSÉECHÉGARAY. Een Duitscher is het geweest, die in het begin dezer eeuw de Spanjaarden op hun verwaarloosde dramatische schatten wees, en den stoot gat tot het wederopbloeien eener oorspronkelijke Spaansche dramatiek. Het was de bekende Schlegel. Het natio naal bewustzyn in Spanje was zoo vast ingesluimerd, dat de Koning zelfs Calderon's meesterwerk: Het Leven een droom, verbood te vertoonen. Schlegel verlevendigde de herinnering aan de kunstwerken van Lopez da Vega en Calderon. De schatten der vaderen werden weder voor den dag gehaald. Victor Hugo deed zijn invloed gelden, een nieuw leven ontstond, gunstige verschijnselen openbaar den zich, tot JoséEchégaray opstond en doorzyn drama's uiting gaf aan het sinds anderhalve eeuw ingesluimerde nationale leven, en de schepper werd der neo-romantiek. Echégaray is een nationaal dichter bij uitne mendheid. Zijn stoute dichtwerken ademen den geest en het geloof, de gevoelens en zeden der Spaansche natie met al haar groote feilen, maar ook met haar ridderlyke deugden. Echégaray is een vulkaan, ieder van zijn drama's is een uit barsting. Zijn tragische muze draagt den dolk onder het gewaad en den dood op de lippen. Zyn fantasie is onbegrensd, het onwaarschijnlijke en valsche zelfs verleent hij zulk een bekoring, dat men het voor waar houdt. Zijn werken heb ben iets nieuws, zij zijn schoon door het buiten gewone, het grootsche, het fantastische. In de katastrophe hoopt hij ontzetting op ontzetting en vereenigt het melodramatische der romantie ken met het psychologische der realisten. Hij behoort door zyn psychologische waarneming, zyn mathematische bewijsgronden en somberheid on middellijk tot de geestverwanten van Henrik Ibsen, maar sluit zich tevens door weelderigheid en fantasie bij Victor Hugo aan; terwijl de invloed van Dumas en Augier ook bij hem merkbaar is. Die eigenaardige vermenging van het Realisme en het Romantische heeft hem tot schepper ge maakt van de Neo-romantiek. Met zijn Neo romantisch drama heeft hij IH Spanje het sinds den aanvang der 18e eeuw uit Frankrijk overgeplante klassicisme den doodsteek gegeven. In hem waardeert men met recht een nieuwe incarnatie der grootsche drama's van Lopez da Vega en Calderon. Als zij, is hij, ondanks zijn realisme, door en door romantisch, en hoe kras, hoe gewaagd zijn stellingen ook wezen mogen,hoe zeer hij een dichter der Mantel- en Degenstukken en dep dramatische legenden is, in zijn drama's wordt nooit de gevallen vrouw met de heldinnenkroon gesierd, die de Fransche dramatiek al te jam merlijk voor ieder misdadige gereed heelt, er. zoo doende bijdraagt tot het verderf der maatschappij. Met uitzondering van enkele hebben al zijn dra ma's den geest en het geheimzinnige en het grootsche der Middeleeuwen. Steeds is het rid derlijk Spanje de plaats der handeling. Het rhetorisch bloemwerk woekert bij hem als Spanjaard weelderig voort. Elk zijner tooneelwerken heeft een symbolische gedachte, by'na ieder stelt een strijd tusschen twee plichten voor; de dichter verpersoonlijkt in zijn helden een theorie of harts tocht. Maar het exceptioneele karakter zijner personen en gebeurtenissen, die hij op het tooneel brengt, doet schade aan de zedelijke idee zijner werken, en niet minder de bovenmenschelijke op zweeping der hartstochten en de onwaarschijn lijkheid der bijkomende omstandigheden, hoewel hij daarmede overweldigend effect bereikt, Ecbégaraji was reeds een beroemd man, toen hij zich als dramatisch dichter openbaarde, en bekend als voortreffelijk Hoogleeraar in Staat huishoudkunde (1854?1868). Zijn naam ver breidde zich door geheel Spanje, toen hij in het openbaar een vurige pleitrede had uitgesproken ten gunste van den vrijen handel, niets sparende en niets ontziende. Die rede wekte opzien in de Cortes. Na de September-revolutie in 1868 werd hij door den minister van handel en nijverheid met het algemeen beheer der openbare werken belast en twee jaar later tot minister van onder wijs benoemd. Deze hooge betrekking verwisselde hij weldra voor die van minister van handel en nijverheid. Na den val van: het koningschap in Spanje ging hij naar Parijs, vrouw en kind te Madrid latende. Parijs openbaarde hem zijn dramatische gaven, daar schreef hij onder den pseudonym van Jorge Hayaseca El libro talonario. In 1874 was hij weder in Spanje terug en werd den 4n Januari tot mi nister van handel en nijverheid gekozen. Maar do beslommeringen der politiek, de staatszorg dreig den hem al z\jn illusiën te ontnemen; hij nam reeds drie maanden later zijn ontslag als minister, om de politiek voor altijd den rug toe te keeren, en in de oplossing van mathematische vraagstuk ken kracht en ontspanning te zoeken voor zijn geest, afgetobt door politiek en het schrijven van politieke geschriften. En toen deze aan het einde nog van hetzelfde jaar (1874) weer zijn volle kracht en frischhcid had herwonnen, stelde hij dien geheel in dienst der dramatische Muze, die in Spanje naar een dichter van den hartstocht smachtend uitzag. Zulk een dichter bij de gratie Gods, zulk een onmiddellijk opvolger van Lopez da Vega en Calderon heeft het Spaansche volksgevoel in hem gehuldigd en erkend. Talrijk zijn de werken sinds door hem geschreven, als boekwerk verslonden en op het tooneel stormachtig toegejuicht. Weinigen bleven beneden de verwachting en lieten lezer en toeschouwer koud, maar het meerendeel deed het bloed van den Spanjaard sneller bruisen en streelde zijn nationaal gevoel, als hij aanschouwde: Waanzin en Heiligheid, Op de scherpte c/es zwaards, De dood op de lippen, Vrooli/jk leven en droeve dood, Harold de Noorman, Pilaar en Kruis, De Pest van Owante, De bandiet Lisandrn, Hoe het aanvangt - en hoe het eindigt, Een ivonder in Egypte, enz. Ter erkenning zijner verdienste benoemde <le Spaansche akademie hem in. 1883 tot haar mede lid. Zijn schoonsten triomf had hij echter twee jaar te voren gevierd, toen den 19 Maart in het Tcatro Espanol te Madrid El gran Galeoto werd opgevoerd. De schoone klank en het tintelende der taal, de weelderige poëzie en het hartstochtelijke brachten het ontfankelijk Spaansche publiek in verrukking. De kritiek,?hoewel erkennende, dat de mathematicus door den dichter heengluurt, dat de stelling in het eerste bedrijf, opgelost in de vol gende akten, het drama tot een mathematisch vraag stuk maakt,?jubelde den dichter echter toe, omdat hij de dramatische verwikkeling ongekend handig gelegd, en een abstractie in het leven overge bracht had, terwijl hij de Hydra van den laster met overweldigende kracht, met van vuur en over tuiging ontfonkte taal ter neder had geveld en grootsch en machtig als in het Grieksche treurspel had gegeeseld. Het Spaansche publiek echter kende geen kri tiek, het was bedwelmd. Het leefde en ging op in El gran Galeoto en verhief den titel tot spreek

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl