Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
555gemaakt woiden. Liszt en Wagner zijn zeer
gebrouilleerd geworden; Liszt kon het als vader
en katholiek geestelijke moeielyk goedvinden, dat
zgn dochter Cosima, de vrouw van von Bölow,
met Wagner overtrouwde. Later heeft men
, hen verzoend, en de vrede bleef tot hun dood
.bewaard.
BE EERSTE EN DE LAATSTE VRIEND.
naar het Duitsch.
Hoe dikwy'ls komt het voor, dat onze gedachten
zich plotseling vestigen op een voorwerp, dat, op
zich zelf onbeduidend, toch onze aandacht telkens
en telkens trekt, omdat het afkomstig is uit de
omgeving van een dierbaren afgestorvene; het
bezit de macht, ons zoo helder en levendig, ja
beter nog dan menig beeldtenis of ander aan
denken, den betreurden doode voor oogen te
tooveren; soms is het iets dat op een toevallige
wyze by ons achterbleef, soms zelfs een brief
door den onvergetelijke geschreven, en het is
alsof wij dien dierbaren naam altijd en immer
over moeten lezen, de oogen steeds opnieuw over
dat papier moeten laten gaan.
Het is reeds lang geleden (1832) toen, zooals
men mjj verhaalde, ergens in een hoekje van het
Leipziger Dagblad de volgende advertentie te
lezen stand: Te koop of te huur een oude
Weener vleugelpiano, *** Steeg, derde huis, derde
verdieping, eerste deur l" Menigeen las deze
woorden of liep er vluchtig over heen, enkelen
zuchtten: Wie toch zoo dwaas zal zijn om zoo'n
ding in huis te halen l" anderen dachten: Nu
ilat zal wel een afschuwelijke rammelkast zyn,
die men gaarne kw\jt wil raken; zou er zich
waarlijk een dwaas opdoen om zoo iets te koopen ?"
Langzamerhand vergaten allen die eenvoudige
advertentie, behalve de arme oude zangeres, die
haar had doen plaatsen en in haar klein kamer
tje zat te wachten op al degenen, die komen
zonden om haar ouden vriend te ontvoeren! Ja
oud was hy, die smalle lange vleugel, afkomstig
uit een vroeger beroemde firma te Weenen; hij
nam byna de geheele lengte van het vertrek in
en zag er nu zoo onaanzienlijk uit als iemand,
die afgemat en levensmoe zyn toevlucht zoekt in
een stil verborgen hoekje, waar hy kalm en onge
stoord zyn laatste jaren kan doorbrengen.
Toch waren er twee vrouwenoogen, die met
een byna hartstochtelyke teederheid op dezen eenig
overgebleven kameraad uit vroegere schoone
dagen neerzagen. Hoe menig geurige ruiker, hoe
menig blad, met gloeiende verzen beschreven, had
op zijn deksel een plaatsje gevonden, toen jeugd
en geluk den beerlijken rozentijd beschenen, dien
men, jong zijnde, eeuwigdurend waant. En hoe
menig beroemde hand had op zijn toetsen ge
sust, naast zoo menig klein blank handje, dat er
zoo bekoorhjk uitzag en o zoo valsch kon
spelen. Hoe onbeschrijflijk veel zou zoo'n vleugel
wel kunnen vertellen, want is hij niet als het
ware bestemd om 's menschen geheimste gedach
ten op te vangen, als het ware uitverkoren om
met de gelukkigen te jubelen, met de treurenden
te klagen? Hoe menig hart vond er niet zijn
verloren jeugd terug, ja zelfs zijn vroegere liefde
weder?
De eenzame zangeres, die vroeger in de schoone
keizerstad aan den Donau, als een vogeltje had
rondgefladderd, was ook aan zijne zijde oud ge
worden, maar zijn teedere stem had haar ge
troost en nieuwen levensmoed geschonken.
De winter des levens had zijn kille hand naar
haar uitgestrekt, even als hij ons allen aanraakt;
zelfs het zachtkens ruischende beekje en
debruischende stroom worden niet gespaard; zoo legde
1»VJ dan ook zyn machtige vingers als het ware
langzaam en medelijdend op de gevierde zange
res, op den kostbaarsten schat haars levens, na
melijk hare schoone stem, die zoo menigmaal de
zorgen harer toehoorders had verdreven; later
haalden zij de schouders op en onderdrukten ter
nauwernood een spotachtigen glimlach wanneer
dn zangeres weer hare liederen zong.
Het is iets onbeschrijflijk weemoedigs een zan
ger of zangeres merkbaar te zien verouderen.
Men vond het onvergeeflijk, dat de eenmaal zoo
gevierde kunstenares het waagde er op het
tooneel zoo veel jeugdiger uit te zien dan de brave
huisvrouwen, die toch even oud waren en vroe
ger geduldig, maar vol verborgen ijverzucht had
den moeten verdragen dat haar echtgenooten
gindsche zangeres bewonderden en vereerden.
Welk een triomf gevoelden zy bij de ontdekking,
dat de tijd ook gevierde zangeressen niet spaart
en ook haar hoofden bedekt met de sneeuw, die
geen zon kan doen smelten. Z\j beschouwden zich
nu zoo veilig en zeker, zoo verheven boven die
beklagenswaardige kunstenares door hare waar
digheid als moeder van volwassen kinderen
en het zoo gewaardeerde, beschermende thuis,
waar eene getrouwde vrouw als vorstin heerscht,
geëerd en bemind wordt. Ook zij had
den moeten strijden tegen de macht des tijds;
ook zij hadden met schrik den vijand der
menschheid, den ouderdom, zien naderen, maar dat alles
was geschied tusschen vier stomme muren,
onbemerkt en langzamerhand.
Beroemde, gevierde kunstenaars echter moeten
dagelijks voor aller oogen en ooren, die meestal
zoo onbarmhartig mogelijk zijn, den zwaren kamp
strijden.
Ook de eigenares van den ouden Weener vleu
gel had dat alles moeten doorstaan, niets was haar
gespaard gebleven; miskenning en spot waren ook
haar ten deel gevallen, maar de muzikale, zin
gende vriend had haar steeds zoo zacht en teeder
toegesproken, dat zij altijd weer het hoofd met
nieuwen moed oprichtte. Toen zij gepensioneerd
werd, wydde zij zich vol ijver en onvermoeid aan
het geven van zanglessen en bracht uren vol
kwelling door met degenen, die volstrekt geen
talent bezaten, om zich met te meer vreugde te
verheugen over hare begaafde leerlingen,_ tot einde
lijk een gelukkig toeval haar terugriep in haar ge
liefde geboortestad, het vroolyke Weenen. Eene wel
gestelde bloedverwante bood haar tot aan haren dood
een aangenaam en rustig thuis aan. Zij aarzelde
lang, want de arme vrouw wist, dat het ^aanbod
aannemen tevens beteekende een scheiding van
haren trooster en vriend. Den vleugel op zulk
een lange reis meenemen, daaraan viel niet te
denken. Zoo werd dan na veel tranen, na dagen
van strijd en tallooze slapelooze nachten, de kleine
advertentie opgemaakt en ingezonden; en nu zat
de oude Marianne aan het venster en wachtte
daar uren lang met kloppend hart; hoe hartelijk
verheugde zy zich in stilte dat er ten minste
heden nog niemand was gekomen. Zy wilde
thans niet denken aan wat er gebeuren zou, wan
neer er zich geen kooper of huurder voordeed;
slechts innige dankbaarheid vervulde haar hart
nu men haar den vriend nog niet ontnomen had.
Maar eindelijk het was tegen den avond
toen buiten de sneeuw op de daken glinsterde
en haar glans in het kamertje weerkaatste, waar
de vroegere zangeres voor den vleugel zat en de
vingers zacht over de toetsen liet glijden, besteeg
iemand licht en haastig de trappen, die ter nau
wernood onder den luchtigen stap kraakten.
O, dat is een kooper! Dus toch?"
Een haastig kloppen, een nauw hoorbaar bin
nen" en een slanke jongeling met de
studentenmuts in de hand, trad groetend in het vertrek.
Ge wilt den vleugel toch niet koopen," klonk
het angstig van de lippen der oude zangeres, die
intusschen was opgestaan en merkbaar langer
bleek te zijn dan haar bezoeker.
Goed geraden!" antwoordde de onbekende;
ik kan den vleugel helaas slechts huren als hij
ten minste niet te duur is. Ik heb tot nu toe al
tijd op een pianino gespeeld; deze vleugel kan dan
ook onmogelijk op mijn kamer staan, ik heb er
geen plaats voor en zou dus eiken dag hier
moeten komen studeeren, als ik tijd heb," ver
volgde h\j snel en levendig sprekend; ook heb
ik een huisgenoot, die verzen en komediestukken
maakt en dus het spelen niet kan verdragen."
De zangeres had intusscben het licht aangesto
ken en hoorde vol blyde verrukking den jongen
student aan, een glans van vreugde verhelderde
haar bleek gelaat en met vroolijk kloppend hart
herhaalde zij: Slechts huren!"
Zij voelde zich zoo gelukkig en dankbaar alsof
men haar een vorstelijk geschenk had gebracht.
Hij bleef dns nog bij haar, die oude getrouwe;
het oogenblik van scheiden was dus nog niet
daar!
Mag ik den vleugel eens probeeren?" klonk
zijn heldere, jeugdige stem.
Zij knikte toestemmend; waarop hij zijn muts
achteloos in een hoek wierp en voor het instru
ment ging zitten. Het kaarslicht bescheen een
baardeloos gelaat met scherpe trekken, lichte
schitterende oogen, een mond welks dunne lippen
een groote wilskracht aanduidden, een smal hoog
voorhoofd en bruin haar.
De zangeres vond het een kop, dien men niet
licht zou vergeten, zelfs na hem slechts nmaal
gezien te hebben. De jonge student speelde steeds
door, hoe lang, dat -wist noch hij, noch zijn
toehoorderes te zeggen; deze zat onbeweeglijk met
gevouwen handen wakend te droomen van een
nieuwe lente, een heerlijke lente vol zangen en geu
ren, die haar met onzichtbare handen in een
toovertuin verplaatste, een gevoel van onbeschrijfelijk ge
luk eneeuwige jeugd overviel haar gelijk een
bloemenregen. Zóó schoon had de oude, trouwe vriend
sinds lang niet gesproken; zóó heerlijk had hij
haar nooit de vroegere zalige tijden voorgetooverd.
Zij zag dan ook verbaasd in het kleine vertrek
rond, toen de jonge man opstond, het deksel toe
sloeg en zeide: Wij zullen best met elkaar
overweg kunnen, zijn toon bevalt mij en het
melodieuse zingen heeft de oude brave jongen ge
lukkig nog niet verleerd; ik wil het eens met hem
probeeren; want ik voel nu reeds dat hij alle
dgenschappen bezit om eenmaal mijn vriend te
worden!"
Mij dunkt," antwoordde de zangeres levendig
en met een trotschen blik, dat een vleugel, die
dour zooveel meesters, ja zelfs door den grooten
Beethoven is bespeeld geworden, wel goed genoeg
zal zijn voor een eenvoudigen Leipziger student."
Hoe schitterden eensklaps zijn oogen en hoe
vol verbazing zag hij nu de sprekende aan.
Door den genialen Beethoven zelfs? Nu dan
zal hij wel te duur voor mij zijn. Vaarwel oude
jongen! Ik had anders zoo graag nadere kennis
met u gemaakt!" en hij greep naar zijn muts.
Met zoo haastig gebakerd, mijn vriend. Ik zal
eens over den prijs nadenken," sprak zij glim
lachende. In elk geval moogt gij eiken dag, als
gij tijd hebt, hier komen. Wij zullen het wel
samen vinden?" De matige huurprijs scheen alle
bezwaren te hebben opgeheven, want voortaan
klauterde de jonge student eiken dag den nauwen
trap op naar het kleine kamertje der zangeres,
die hem met het vriendelijkste gezicht ter wereld
ontving, op welk uur van den dag hij ook binnen
kwam stormen. Vele woorden werden er voor
de wederzijdsche begroeting niet verspild; de
oude Marianne zocht onmiddelijk haar gewone
plaatsje bij den haard op en verzonk daar weldra
in de schoonste droomen.
Of de jonge man aan den vleugel goed speelde,
zou zij u niet hebben kunnen zeggen, wanneer
gij het haar gevraagd hadt. De melodieën die
onder zijn vingers ruischten, in elkaar smolten,
in vreemde modulatiën overgingen en steeds
voortrolden, lieten haar geen tijd tot nadenken en
hadden haar als het ware betooverd.
Hoe dikwijls herhaalde de speler:
Deze vleugel is mijn beste vriend geworden,
hij heeft mij geleerd hem lief te hebben en alles
toe te vertrouwen."
Wat verteldet gij hem daar zooeven ?" vraagde
zij op zekeren keer.
Eene symphonie", was het antwoord.
Zij lachte. Dat noem ik een grootsch begin!"
Grootsch maar geen begin", klonk het
trotsch. Daarenboven moet het op een vleugel,
dien Beethoven bespeelde, wel als het ware van
zelf gaan, dunkt mij."
Natuurlijk was sinds lang aan gindsche bloed
verwanten in Weenen het telegram verzonden :
Ik kan niet komen, kan den vleugel niet kwijt
raken."
Dat zich na den kleinen student nog menige
aanzienlijke kooper had voorgedaan vertelde de
de oude zangeres natuurlijk aan geen sterveling,
vooral niet aan haar jongen vriend.
Want het was een ware zonnestraal, die met
hem in haar kamertje drong en het was alsof zij
dengene, die haar meebracht, reeds even lang
kende als de lieve zon zelve. Wanneer hij som
tijds ophield met spelen en de handen over de
toetsen liet glijden, verhaalde zij hem ongevraagd
van vroegere groote genieën, met wie zij in aan
raking was geweest, van den vroolijken kleinen
Ditter von Dittersdorf onder wiens leiding zij
vroeger Roodkapje" had gezongen, van vader
Haydn, wiens eerste Hanna" zij had mogen zijn,
van den schuchteren jongen Karl Maria van
Weber, die haar zijn Waldmadchen" hielp
instudeeren, toen hij nog lang niet aan zijn Freischütz"
dacht en van den grooten Ludwig van Beethoven,
die toen zy eens zich zelve begeleidde bij het
zingen van Hanna's lied:
Ein Madchen das auf Ehre hielt,"
was binnengekomen met de woorden kind, gij
hebt in de derde maat een valschen toon in de
bas gegrepen", en ongevraagd voor den vleugel
had plaats genomen, een accoord aansloeg en haar
kalm toeriep nog eens". Gezongen had zij, maar
hoogst waarschijnlijk met een bevende, trillende
stem, want zij wist wie daar speelde, daar wie
epnmaal dien Jupiterkop had gezien, hem nooit
kan vergeten. Beethoven knikte haar vriendelijk
glimlachende toe bij het slot van het opgewekte
lied, streek vluchtig met zijn hand over hare
wang en ging zwijgend weg.
Dat was nu hare Beethoven-historie, die zij
met stralende oogen kon vertellen. Maar hoe vol
aandacht de kleine student ook luisteren mocht,
toch hoorde hij haar liefst van Karl Maria von
Weber verhalen, die daarna zooveel schoons had
gemaakt en wiens Freischütz'' hij tot aan de
laatste noot uit het hoofd kende. Dan liet hij
deze, dan gene melodie van Weber over de toet
sen ruischen, hier uitleggend, daar aan zijn gloei
ende vereering lucht gevend.
Dat waren zeldzame uren van wederzijdsch
genot, die eerst ophielden toen de jonge
muzenzoon de oude Lindenstad verliet.
Wat er eindelijk van de zangeres en haar ouden
vleugel is geworden, wist devroolijke Wienerin",
die mij dit alles verhaalde niet te zeggen, wat
er echter werd van den jongen Leipziger student,
is welbekend Riehard Wagner. Mijn
berichtgeefster, een bloedverwant van Wagner, was zelve
zangeres geweest en had hare landgenoote en
kollega in hare jeugd gekend, ja zelfs later nog
met haar gekorrespondeerd. De medestudent die
verzen en komediestukken maakte en het piano
spelen niat kon verdragen, heette Heinrich
Laube; hoe menigmaal hebben beide vurige jonge
lingen vol geestdrift bij elkaar gezeten in de
Nicolaistraat, samen grootsche plannen
smedendter verbetering der booze wereld, en hoogstwaar
schijnlijk was het de geestige dramaticus die de
vonken in de geniale ziel van den musicus ontstak.
De laatste vriend echter, die op den morgen
van den 13den Februari 1883 den laatsten hand
druk van den dichter-componist heeft gevoeld.
zag er veel grootscher en voornamer uit dan de
eerste onaanzienlijke Weener vleugel.
Gene stond in het Palazzo Vendramin aan het
Canale Grande te Venetiëin de tooverachtig in
gerichte studeerkamer van den grooten meester.
een schilderachtig atelier vol gedempte kleuren
pracht, een vereeniging van fonkelend satijn en
luchtige gazen stoffen.
Een geheel menschenleven, rijk aan strijd en
en overwinning, aan ontbering en geluk lag tus
schen de muzikale iantaisieën op den ouden vleu
gel, door Beethovens hand gewijd, en gindschen
schitterenden nieuwen vleugel, die de laatste in
gevingen van den stervende opving. De kleine
onaanzienlijke student was een groot man ge
worden en had reeds menig fraai, beroemd in
strument bespeeld want stond niet in elk op
zicht, zooals zelden een anderen sterveling, altijd
het schoonste en het beste ter zijner beschikking
en werden niet zijn vurigste wenschen vervuld V
Zoo droeg men dan ook op zekeren dag zijn
laatsten vriend, een prachtigen concertvleugel in
het paleis te Venetië, over welks trappen de kleine
voeten van de Hertogin de Berry hadden gezweefd
en welks zalen vol teedere herinneringen
waren aan eene schoone ongelukkige vrouw en
liefdevolle opofferende moeder.
Hij kwam uit verre streken; want ver van de
Italiaansche stad, op Duitschen bodem, in de fabriek van
Rudolf Ibach te Barmen, was hij vervaardigd ge
worden ; de arbeiders die zijn bestemming
kenden, hadden hem bekranst voor de groote
land- en zeereis en zoo vertrok bij met tal
looze groeten en zegenwenschen uit het ge
liefde Duitsche Vaderland naar den vreemde
om den verren meester voortdurend van zijn
land te verbalen. Hij bracht hem het ruischen
der Duitsche wouden, het gemurmel der golven
van den groenen Rijn, die zoo fier over den ver
borgen schat der Nevelingen stroomt, een keur
van Duitsche liederen en het gezellig gelui der
dorpsklokken. Zoo moesten zij elkaar wel be
grijpen, de Duitsche vleugel en de Duitsche meester,
die dag in dag uit met elkander spraken.
Mijne muzikale stemming is nu over het alge
meen week en afkeerig van alle mogelijke schrille
tonen," schreef Riehard aan den afzender. Gij
hebt dus een goede keus gedaan en mijn liefsten
wensch vervuld!"
Hoe menig geheimzinnig gesprek, door geen
ander menschelijk oor opgevangen, hebben de
dichter-komponist en zijn laatste vriend met elkaar
gewisseld, tot aan het middaguur van den
gedenkwaardigen dag van 13den Februari.
De naklank van beider laatste gedachtenwisseling
ligt nu voor altijd begraven in Riehard Wagners
laatsten vleugel, die eenzaam en zwijgend achter
bleef in het verlaten oude Paleis van het schoone
Venetië.
JOSÉECHÉGARAY.
Een Duitscher is het geweest, die in het begin
dezer eeuw de Spanjaarden op hun verwaarloosde
dramatische schatten wees, en den stoot gat tot
het wederopbloeien eener oorspronkelijke Spaansche
dramatiek. Het was de bekende Schlegel. Het natio
naal bewustzyn in Spanje was zoo vast ingesluimerd,
dat de Koning zelfs Calderon's meesterwerk: Het
Leven een droom, verbood te vertoonen. Schlegel
verlevendigde de herinnering aan de kunstwerken
van Lopez da Vega en Calderon. De schatten
der vaderen werden weder voor den dag gehaald.
Victor Hugo deed zijn invloed gelden, een nieuw
leven ontstond, gunstige verschijnselen openbaar
den zich, tot JoséEchégaray opstond en
doorzyn drama's uiting gaf aan het sinds anderhalve
eeuw ingesluimerde nationale leven, en de schepper
werd der neo-romantiek.
Echégaray is een nationaal dichter bij uitne
mendheid. Zijn stoute dichtwerken ademen den
geest en het geloof, de gevoelens en zeden der
Spaansche natie met al haar groote feilen, maar
ook met haar ridderlyke deugden. Echégaray is
een vulkaan, ieder van zijn drama's is een uit
barsting. Zijn tragische muze draagt den dolk
onder het gewaad en den dood op de lippen. Zyn
fantasie is onbegrensd, het onwaarschijnlijke en
valsche zelfs verleent hij zulk een bekoring,
dat men het voor waar houdt. Zijn werken heb
ben iets nieuws, zij zijn schoon door het buiten
gewone, het grootsche, het fantastische. In de
katastrophe hoopt hij ontzetting op ontzetting
en vereenigt het melodramatische der romantie
ken met het psychologische der realisten. Hij
behoort door zyn psychologische waarneming, zyn
mathematische bewijsgronden en somberheid on
middellijk tot de geestverwanten van Henrik Ibsen,
maar sluit zich tevens door weelderigheid en
fantasie bij Victor Hugo aan; terwijl de invloed
van Dumas en Augier ook bij hem merkbaar is.
Die eigenaardige vermenging van het Realisme
en het Romantische heeft hem tot schepper ge
maakt van de Neo-romantiek. Met zijn Neo
romantisch drama heeft hij IH Spanje het sinds
den aanvang der 18e eeuw uit Frankrijk
overgeplante klassicisme den doodsteek gegeven. In
hem waardeert men met recht een nieuwe
incarnatie der grootsche drama's van Lopez da
Vega en Calderon. Als zij, is hij, ondanks zijn
realisme, door en door romantisch, en hoe kras, hoe
gewaagd zijn stellingen ook wezen mogen,hoe zeer hij
een dichter der Mantel- en Degenstukken en dep
dramatische legenden is, in zijn drama's wordt
nooit de gevallen vrouw met de heldinnenkroon
gesierd, die de Fransche dramatiek al te jam
merlijk voor ieder misdadige gereed heelt, er. zoo
doende bijdraagt tot het verderf der maatschappij.
Met uitzondering van enkele hebben al zijn dra
ma's den geest en het geheimzinnige en het
grootsche der Middeleeuwen. Steeds is het rid
derlijk Spanje de plaats der handeling. Het
rhetorisch bloemwerk woekert bij hem als Spanjaard
weelderig voort. Elk zijner tooneelwerken heeft
een symbolische gedachte, by'na ieder stelt een
strijd tusschen twee plichten voor; de dichter
verpersoonlijkt in zijn helden een theorie of harts
tocht. Maar het exceptioneele karakter zijner
personen en gebeurtenissen, die hij op het tooneel
brengt, doet schade aan de zedelijke idee zijner
werken, en niet minder de bovenmenschelijke op
zweeping der hartstochten en de onwaarschijn
lijkheid der bijkomende omstandigheden, hoewel
hij daarmede overweldigend effect bereikt,
Ecbégaraji was reeds een beroemd man, toen
hij zich als dramatisch dichter openbaarde, en
bekend als voortreffelijk Hoogleeraar in Staat
huishoudkunde (1854?1868). Zijn naam ver
breidde zich door geheel Spanje, toen hij in het
openbaar een vurige pleitrede had uitgesproken
ten gunste van den vrijen handel, niets sparende
en niets ontziende. Die rede wekte opzien in de
Cortes. Na de September-revolutie in 1868 werd
hij door den minister van handel en nijverheid
met het algemeen beheer der openbare werken
belast en twee jaar later tot minister van onder
wijs benoemd. Deze hooge betrekking verwisselde hij
weldra voor die van minister van handel en nijverheid.
Na den val van: het koningschap in Spanje ging
hij naar Parijs, vrouw en kind te Madrid latende.
Parijs openbaarde hem zijn dramatische gaven,
daar schreef hij onder den pseudonym van Jorge
Hayaseca El libro talonario. In 1874 was hij weder
in Spanje terug en werd den 4n Januari tot mi
nister van handel en nijverheid gekozen. Maar do
beslommeringen der politiek, de staatszorg dreig
den hem al z\jn illusiën te ontnemen; hij nam
reeds drie maanden later zijn ontslag als minister,
om de politiek voor altijd den rug toe te keeren,
en in de oplossing van mathematische vraagstuk
ken kracht en ontspanning te zoeken voor zijn
geest, afgetobt door politiek en het schrijven van
politieke geschriften. En toen deze aan het einde
nog van hetzelfde jaar (1874) weer zijn volle
kracht en frischhcid had herwonnen, stelde hij
dien geheel in dienst der dramatische Muze, die
in Spanje naar een dichter van den hartstocht
smachtend uitzag.
Zulk een dichter bij de gratie Gods, zulk
een onmiddellijk opvolger van Lopez da Vega en
Calderon heeft het Spaansche volksgevoel in hem
gehuldigd en erkend. Talrijk zijn de werken sinds
door hem geschreven, als boekwerk verslonden en
op het tooneel stormachtig toegejuicht. Weinigen
bleven beneden de verwachting en lieten lezer en
toeschouwer koud, maar het meerendeel deed het
bloed van den Spanjaard sneller bruisen en
streelde zijn nationaal gevoel, als hij aanschouwde:
Waanzin en Heiligheid, Op de scherpte c/es
zwaards, De dood op de lippen, Vrooli/jk leven
en droeve dood, Harold de Noorman, Pilaar en
Kruis, De Pest van Owante, De bandiet Lisandrn,
Hoe het aanvangt - en hoe het eindigt, Een
ivonder in Egypte, enz.
Ter erkenning zijner verdienste benoemde <le
Spaansche akademie hem in. 1883 tot haar mede
lid. Zijn schoonsten triomf had hij echter twee
jaar te voren gevierd, toen den 19 Maart in het
Tcatro Espanol te Madrid El gran Galeoto werd
opgevoerd. De schoone klank en het tintelende
der taal, de weelderige poëzie en het hartstochtelijke
brachten het ontfankelijk Spaansche publiek in
verrukking. De kritiek,?hoewel erkennende, dat de
mathematicus door den dichter heengluurt, dat de
stelling in het eerste bedrijf, opgelost in de vol
gende akten, het drama tot een mathematisch vraag
stuk maakt,?jubelde den dichter echter toe, omdat
hij de dramatische verwikkeling ongekend handig
gelegd, en een abstractie in het leven overge
bracht had, terwijl hij de Hydra van den laster
met overweldigende kracht, met van vuur en over
tuiging ontfonkte taal ter neder had geveld en
grootsch en machtig als in het Grieksche treurspel
had gegeeseld.
Het Spaansche publiek echter kende geen kri
tiek, het was bedwelmd. Het leefde en ging op
in El gran Galeoto en verhief den titel tot
spreek