De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 19 februari pagina 2

19 februari 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 556 , Htrismoeders hebben in 't algemeen veel ? 'W»e|ischer middelen dan dichters om kinderen ? '"terug téhouden van handelingen die op hun *?'"'.'later leven een nadeeligen invloed kunnen Istobea. Dat rijn dan wel middelen die in -, onzen tijd van Sint-Nicolaas ontkenning eigenlijk niet te pas komen, maar helpen doen ? «e ontwijfelbaar, veel beter dan een versje ,- even zeker als een pak slaag, op gepaste wijze aangelegd op een straatschenderigen jongen, oneindig veel gunstiger invloed op : des knapen teer gemoed heeft dan een dag tuchthuis. Zoo'n huismoeder weet bijvoorbeeld zeer goed, dat liefde voor de waarheid nu niet '?- precies ieder kind is aangeboren en neemt daarom hare toevlucht tot den daaraan grenzeaden angst voor den leugen. Zij hypnoti1 «eert haar kind en overtuigt het dat de leugen , in duidelijke letters op zijn voorhoofd te lezen staat. Heeft het kind de hebbelijkheid van leelijke gezichten te trekken, de vrees voor - den klokslag, die onvermijdelijk het gelaat in dezelfde plooi zou doen olijven staan, moet feet genezen. En. zit het angeltje der iidelbeid al in het jeugdig hartje, zoodat zij »telkens in den spiegel ziet," dan verhaalt moeder haar dochtertje dat die vrouw achter het appelkraampje op den ho_ek van het steegje in de ' Datnstraat in haar jeugd ook zoo dikwijls in ; ien spiegel heeft gekeken en daarvan die ontzettend dikke onderlip heeft gehouden. Zoo zijn de huismoeders en zij volgen daarin slechts net voorbeeld van dominees, pastoors en wetgevers, die ook meer heil verWachten van de vrees voor de gevolgen van het kwade, dan van de liefde voor het goede. Maar n ding doen de huismoeders niet: .*lu «ij een kind met een leelijken neus hebben, dan houden zij het niet den spiegel voor om iaar te zeggen: »Kijk eens Marie, wat een ieelijken neus je hebt!" En 't is wel jammer, dfct de huismoeders dat niet van tijd tot tijd «ens doen. Wij Amsterdammers, hebben bijvoorbeeld al een heel leelijken neus, waar iedere vreem deling, die hier komt wel dadelijk »zijn neus ' »an moet stooten." En we schijnen niet te "weten, niet te beseifen dat hij leelijk is, wat ontegenzeggelijk de schuld onzer moeders is, die verzuimden er ons op te wijzen. ^Kleia en groot, wij allen van het mannefijk geslacht, zijn misdeeld in onzen neus, dat lichaamsdeel dat het meest in 't oog springt «n dat ik nu in minder overdrachtelijke taal «al noemen: beleefdheid. Wij hebben een kelijken neus: wij zijn onbeleefd onbeleefd tot aan de grens van het ordinaire. Als ge een heer op de straat voor eene dame ziet uitwijken opdat zij niet door het slijk behoeft te waden, dan is het tien tegen n dat die man van «buiten" komt, van dat door ons met zoo'n air van minachting behandelde «buiten". En gaat die heer ter zijde, of van het trottoir af voor eene oude vrouw niit den minderen stand, dan is het een Franschman zóó zeker als het geen Amster dammer is. Een volle tram met zes, zeven heeren bin nen in_ en een dame achterop in wind en regen is zoo'n gewoon verschijnsel dat een Amsterdammer het evenmin meer ziet als het monument op den Dam, terwijl hij naar de Beurs rent De gewone verontschuldiging, wanneer men over deze zaken spreekt is dan ook altijd: »ja, maar, dan kon je hier in Amsterdam ook wel aan den gang blijven. Dat is goed in kleine plaatsen, waar men God noch goed mensch tegenkomt, maar hier?" met een opgedrilden hoed en blanketsel op e wangen, die poogt te glimlachen, maar dan eensklaps de uitdrukking van ontzetting gewaar wordende op dat verwilderd, met bloed bevlekt gelaat voor haar, snikkend om vergiffenis kermt, en in een donkere steeg verdwijntj om rillend haar verlept gelaat aan het daglicht te onttrekken. Een der Engelsche kennissen van den vorigen dag vond hem tegen den avond, nog altoos zoekende en rondziende, doelloos langs de straat dwalen. Hij bracht hem naar zijn hotel, vanwaar zijn oude vriend Langton hen kwam weghalen om hem mede naar huis te nemen. Alphonse schreide en de conciërge had moeite om zijn tranen te bedwingen. »Heef t men haar al gevonden ?" vroeg Mrs. Langton, toen zij haar echtgenoot, die laat op den avond tehuiskwam, naar zijn kamer volgde. Hij zag zeer bleek. /Ja," zeide hij met afgewend gelaat. »Zij ligt in de maar ik kon haar niet meer herkennen. Al wat zij bij zich had, haar horloge, haar ringen, alles was weg. Maar haar meisje kende haar aan haar japon. Ik, ik had aog een lokje haar voor hem willen medenemen, maar, maar/' zijn stem begaf hem »'t ging niet." Hij rilde bij de her innering. »Ik heb toch een handschoen van baar medegebracht, 't was het eenige dat ik voor hem redden kon." Hij liet haar een verfrommelden glacéhandschoen zien, geha vend en bevuild door de honderden voeten, die er over been gegaan waren; aan den derden vinger kon men nog even den indruk van den trouwring onderscheiden. Hij legde ket treurige souvenir eerbiedig op de tafel, n bedekte het gelaat met beide handen. »Als hij maar lucht kon geven aan zijn smart," zeide luj eindelijk,, »maar hij zit ge heel stil voor zich uit te staren, zouder een woord te spreken, of zelfs op te zien als ie mand bij hem komt." »Ga het hem nog -evea brengen," zeide zijn vrouw op weeken toon. En Langton deed het. Geoffrey vond eelfs geen traan toen hij het ?vertrapte handschoentje zag, maar hij nam het dankbaar aan en hij heeft het altijd bewaard. E. F. En dan volgt er dikwijls nog zoo'n bijvoe ging die half binnensmonds uitgesproken neerkomt op: «dikwijls zulke rare dames! Kun je hier in Arasterdam zoo weinig op aan!" Komt aan mijn hart, langzame, eerzame, minzame, deugdzame, maar onbeleefde Am sterdammer! Kom aan mijn hart, dat ik er u tegen verplettere! Weet ge dan niet dat er minder vreugde wezen zal over nen zijstap dien gij doet of over ne verkoudheid die ge foploopt voor eene vrouw die het wel ver dient, dan over vijftig struikelingen en hon derd keelontstekingen die het gevolg zijn van uwe beleefdheid voor vrouwen die het mis schien niet verdienen. Neen, ge zrjt verschrikkelijke wezens! Hoe ge in huis zijt tegenover uwe bekenden, weet ik niet. Ik heb, wat mij betreft, daarover geen klagen. Maar op straat, in openbare localen of vervoermiddelen, tegenover onbe kenden, veroorlooft ge u onhebbelijkheden, die ge op uwe buitenlandsche reizen wel zoo ganschelijk moogt afleggen, dat ge niet meer te herkennen zijt, of men zal u waarlijk voor een geblanketten Kaffer houden. Dezer dagen stond ik nog achterop een tram. Binnen waren alle plaatsen bezet. Het regende en woei dat het kraakte. Onder weg stapte een heer en dame op en door goedgunstige beschikking van den conduc teur mocht deze laatste in het rijtuig gaan staan. En daar binnen zaten vier blo zende jongelingen met hooge boorden, nauwe broeken en schoenen met punten en niet een van hen was zoo beleefd om voor de weinige minuten, die de tocht nog duren móést zijne plaats voor de dame in te ruimen en in hare plaats te gaan staan. Deze hield zich vast aan een riem en bleef zoo in balans. Alleen b'j bochten en wissels dreigde zij nog wel eens op den schoot van een der heeren te vallen en die lachte dan zoo vroolijk alsof hij dat lang niet onaardig zou ge vonden hebben. Want al kende hij haar niet, de dame zag er zeer goed uit en fatsoenlijk ook. En toen haar echtgenoot de deur open schoof om haar uit te doen stappen, sprak zij: »dank u wel heeren voor de beleefdheid" en de heeren begonnen te lachen alsof hun het beste compliment gemaakt was. Met onze beleefdheid prijken we op zoo velerlei wijzen en in zoo velerlei vormen, dat het niet te verwonderen is dat de kinderen des volks er iets van overnemen en dit iets op hunne ei gene manier uitbreiden en nog wat onbe schaafder maken. Maar we hebben geen recht ons over dezen te beklagen zoolang zij, die door stand en opvoeding een voorbeeld moes ten geven, zich aan de grofste onbeleefdheden tegenover vrouwen en ouderen van dagen blijven schuldig- maken. Als onze huismoeders in dezen onbeleefder! staat van zaken geen verandering weten te brengen dan lag het misschien wel in den geest van onzen tijd om door vereeniging te pogen verbetering te erlangen. Een »yereeniging tot aankweeking en verduurzaming van beleefdheid" zou ons voorloopig wel niet tot eer verstrekken, maar zij zou toch nuttige gevolgen kunnen hebben. Aan Candidus. Uw openhartig en welwillend schrijven verdient een even openhartig en welwillend antwoord. Gij schijnt een oprecht en gemoedelijk man en uwe onderteekening levert een voldoenden waarborg, dat hier de schijn beantwoordt aan liet wezen, al wekt het, met het oog op die onderteekening, bevreemding, dat gij n verbergt achter het mas ker van een pseudoniem. Hoe dit zij, ik wensch u in korte woorden mee te deelen, waarom ik aan uwe vleiend-dringende uitnoodiging om de vaan van Burgerplicht" voor die van Amster dam" te verruilen, vooralsnog niet kan voldoen. Zooals u wellicht bekend is, heb ik behoord tot de aanzienlijke minderheid die in de beslis sende Januari-vergadering van Burgerplicht" stemde tegen de bekende motie-Wertheim. Ik deed dit, omdat het mij, ondanks mijne achting voor den overigens zoo humanen voorsteller, in humaan en onredelijk voorkwam, zonder nader debat, een programma ter zijde te stellen, dat, zooals het daar lag, ook mijne onverdeelde sym pathie niet had, maar dat, ten gevolge eener ern stige gedachtenwisseling, op sommige punten ge amendeerd had kunnen worden. Dat de stichters van Amsterdam," even heet gebakerd als de peetvader dier pasgeboren vereeniging, om die reden Burgerplicht" verlieten, heb ik betreurd. Ik vond dien stap voorbarig en overijld. Te meer omdat het verschil tusschen de onderscheidene fractiën der liberalen in de hoofdstad mij nog altijd voorkomt niet principieel te zijn. Nog nooit heb ik gehoord, dat de voorhoede en h«t centrum van een leger tegen elkaar over staan, omdat zij niet dezelfde plaats innemen. Ik meen integendeel dat z\j voor elkaar onmisbaar zijn. Nog altijd zie ik tusschen de zoogenaamde radikalen en liberalen minder een specifiek, dan ?wel een gradueel verschil. Beiden zien in de eersten klaarder dan de laatsten dat oplossing van de schoolquaestie noodzakelijk is. De eersten evenwel zijn altijd op het papier met het middel gereed; zij deinzen niet terug voor het denkbeeld dat de Staat aan scholen van katho lieken, doleerenden, confessioneelen, ethisch-irenischen, conservatief- en geavanceerd-modernen, radikalen, socialisten, anarchisten en wie zich meer mogen aanmelden, subsidie zal verleenen; de laatsten, die den steen der wijzen niet gevonden hebben, verklaren zich bereid mij al te schroom vallig eventueele voorstellen tot oplossing in overweging te nemen. Biiden willen uitbreiding van kiesrecht, buiten de grenzen door de Grond wet gesteld, maar terwijl de eersten willen gaan tot de uiterste grens van het zoogenaamd alge meen stemrecht, dat ik voor mij alleen als een toekomstige noodzakelijkheid aanvaarden, maar nooit als het gezegend redmiddel van allerlei maatschappelgke kwalen begroeten kan, wenschen de laatsten geleidelijk voort te schrijden en naderen alz.oo, bij eene eventueele nieuwe uitbreiding, tot den gezeten werkman'.'. Beiden erkennen principieel de noodzakelijk heid der scheiding van Kerk en Staat (voor zoo ver mij bekend, is Prof'. Spruyt de eenige die zich daartegen in beginsel verzet) maar terwijl de eersten daarnaar krachtig willen streven, opperen de laatsten daartegen allerlei opportuniterts be zwaren. Beiden stemmen.overeen in den wensch naar eene wetgeving tot verbetering van den toestand der arbeidende klasse, naar leerplicht, naar persoonlijken dienstplicht, naar meerderen invloed van de koloniën zelve op haar bestuur enz. Alleen wenschen de eersten te reizen met een bliksemtrein, op gevaar of van te derailleeren, de laatsten, met wat langzamer vaart, aan te leggen bij de hoofdstations, om de eventueele passagiers mede te nemen. Bedrieg ik me niet, dan ligt het verschil meer in persoonlijke veeten en in ouderlingen naijver, dan in quaestiën van beginsel. Die persoonlijke naijver werd door de beide Amsterdamsche hoofd organen dapper aangestookt. In het eene werden de oud-liberalen telkens voorgesteld als oudwijfsche kniezers, als tandelooze bestjes, zoo versuft en verkindscht, dat hun aanblik enkel deernis wekken kon. Ja, het had de vriendelijkheid ons, die eenige progressieve amendementen op het programma van Burgerplicht" hadden ingediend, voor te stellen waren dit speldeprikken of ?knuppelslagen ? als eene oude juffrouw met haar warme stoof en poes gezeten, de deur op een kier. In het andere werden de radikalen van dag tot dag geteekond als socialisten, anar chisten, nihilisten, terroristen en ik weet niet welke gevaarlijke -isten meer. Zoo stond men in de beslissende vergadering met een schat van wrok en wrevel tegenover elkaar. Dat intusschen de radikalen zelve het verschil niet als zoo principi eel beschouwden, blykt hieruit dat velen hunner zich kort te voren aan Burgerplicht" hadden aangesloten en dien stap rechtvaardigden met de verzekering, dat zij toch ook behoorden tot de liberale partij en zich geroepen achtten die in en door Burgerplicht" voorwaarts te stuwen. Naar mijne overtuiging hadden zij dit werk niet halverwege mogen staken, om in hun isolement hunne kracht of hunne zwakheid te vinden. Hot doctrinarisme van sommige oud-liberalen, met name ten opzichte der beide quaestiën door u genoemd, stuit ook mij tegen de borst, maar als ik in aanmerking neem, hoe Burgerplicht" zich in den laatsten tijd in progressieve richting heeft bewogen en hoeveel kracht er van deze kiesvereeniging nog altijd uitgaat in den lande, ook na de kleine aderlating die zij onderging, heb ik geen vrijmoedigheid haar te verlaten en tot eene, in mijn oog bedenkelijke, scheuring in de liberale pa. tij mede te werken. Vergeet niet dat er tusschon het uiteengaan op kerkelijk en op staatkundig gebied een ontzaglijk verschil bestaat. Kerkelijke eenheid, het Katho lieke ideaal, is niet noodig voor ontwikkeling van het godsdienstig leven en wordt zelfs gevaarlijk, zoodra de godsdienstige overtuiging, de meest ndividueele en subjectieve die er bestaat, door een gemeenschappelijke confessie aan banden wordt gelegd. Staatkundige eenheid daarentegen moet tusschen hen, die in hoofdzaak dezelfde richting volgen, zoolang mogelijk worden bewaard, met het oog op de praktische belangen die men samen heeft te behartigen, zoowel als op de gevaren die dreigen van de zijde der clericalen en socialisten, welke laatsten Amsterdam" zich thans zoo vol ijverig van hot lijf tracht te houden. Nu de scheiding eenmaal een fait accompli is, hoop ik hartelijk, dat er een eind kome aan de hatelijke en hartstochtelijke insinuatien, die men elkaar naar 't hoofd slingerde, dat de geestdrif tige jongelieden die Amsterdam" oprichtten hunne geestdrift bovenal zullen richten op de moreele belangen des volks en dat er tusschen de vier liberale kiesvereenigingen want ook Grondwet" en Amstels Burgerij" hebben, al maken zij min der gerucht, eene stem in het kapittel, een edele naijver ontsta in het streven naar een ernstige belangelooze sociale politiek. Ziehier, waarde heer Candidus, mijn eerste en laatste woord in deze zaak, waarin ik, als leek in de politiek, mij niet dan noode ineng Geloof mij intusschen, met alle achting voor uw candiden zin, Uw dienstw. dienaar P. II. HUGENUOLTZ Ju. Eenvaarde Heer! Uwe bevreemding gewekt hierdoor, dat ik mij verberg achter het masker van een pseudoniem wekt bij mij eenige bevreemding. Wij voeren immers geen persoonlijken strijd, waarin het wenschelijk is. zijn tegenstander vftn aangezicht tot aangezicht te zien, maar een strijd. zoo er al van strijd kan gesproken worden, over zaken. En daarbij treden de personen der strij ders (veroorloof mij, dat ik dit onjuiste beeld van een strijd blijf gebruiken) op den achter grond. Hoeveel te meer doen dit dan hunne namen. Het oogenblik kan ongetwijfeld komen, dat het noodig is, meergemeld masker van dien pseudo niem op te lichten. Ik zal echter zoo vrij zijn dat oogenblik zelf te kiezen. Wees er van over tuigd, dat dit oogenblik volgens mijne meening gekomen zal zijn, als ik mij geroepen voel uw persoon of uw karakter of den persoon of het karakter van een'ander, wie ook, aan te vallen. Dit over wat ik het persoonlijk gedeelte van uw gewaardeerd schrijven zou kunnen noemen. Sta mij verdor toe te wijzen op een enkel der deelen daarvan, die volgens mijne meening kleine onnauwkeurigheden bevatten. Gij zijt van meening, dat de liberalen en radi calen beiden de noodzakelijkheid van de oplossing der schoolquaestie inzien. Dat de eersten echter den steen der wijzen niet gevonden hebben en dus nog steeds aan het overwegen zijn of liever nog altijd niet aan het overwegen, maar slechts liertid om te overwegen. Dit onderstelt dat de radicalen wel meencn, den steen der wijzen in deze quaestie gevonden te hebben. Laat ik u in dit opzicht beter inlichten. Dit beweren de radicalen geenszins, in weerwil van al hunne heetgebakerd heid. Zij zjjn slechts van oordeel, de beginselen te kennen, die tot zulk een oplossing zullen leiden. En dit zijn de eenvoudigste beginselen van recht vaardigheid en billijkheid. Volgens mijne meening onderscheiden zij zich in dit opzicht vooral hierdoor van de liberalen, dat zij met allen ernst naar de oplossing der schoolquaestie streven. Deze oplossing is voor hen een der eerste voorwaarden van het tot stand komen van werkelijke hervormingen, «oor het in toepassing brengen der beginselen, die zij als de hunne beschouwen, terwijl omgekeerd voor de liberalen het voortbestaan der schoolquaestie een vraag is van het leven of den dood hunner partij. De oplossing daarvan zou de oplossing hunner partij, die slechts onder de bedriegelijke leus van anti-clericalisme bijeen gehouden kan worden, zeer bespoedigen en daarvoor deinzen zij terug, hoewel zij zich van de motieven hiertoe gewoon lijk geen rekenschap geven. Iets dergelijks zou men kunnen zeggen van hun verzet tegen de volledige scheiding van Kerk en Staat, waaromtrent ik met genoegen bemerk, dat onze denkbeelden veel meer overeenstemmen. Gij schijnt daarin de radicalen zelfs van overijling te willen vrij pleiten. Het is mij hoogst aange naam, dit te kunnen constateeren. Deze volkomen overeenstemming, gevoegd bij de meerdere klaar heid, waarmede de radicalen volgens u inzien, dat het noodzakelijk is een einde te maken aan den schoolstrijd, gevoegd ook bij het doctrinarisme van sommige oud-liberalen in deze vraagstukken, dat u tegen de borst stuit, zouden mij nog krach tiger op uw toetreden tot de kiesvereeniging Amsterdam" doen aandringen, wanneer mij uit het overige deel van uwen brief niet gebleken was, dat uwe denkbeelden in andere opzichten zoo veel van de in het program dier vereeniging uitgesprokone verschillen, dat die toetreding ook mij voorloopig minder wenschelijk voorkomt. Ik hoop van harte, eerw. heer, dat het u niet zal bevreemden, dat ik mij in het onderschrift van dit antwoord ook ditmaal achter het masker van een pseudoniem verberg. Ik verklaar mij van mijn kant volkomen bereid om in den zachten aandrang door u gebruikt om mij bovengenoemd masker te doen oplichten en in het door u zoo herhaaldelijk uitgesproken vertrouwen in mijn candiden zin een bewijs te zien voor het gevoel van kracht, dat bij u aanwezig was, toen gij u geroepen voeldet mijn bescheiden vragen en raad gevingen te beantwoorden. Hoogachtend heb ik de eer te zijn Uw dienstw. dienaar CANDIDUS. HET TOONEEL DER JONGSTE "WERK STAKING. (Bij de Plaat.) Almeloo heeft in de laatste weken naam ge maakt in Nederland. Evenwel niet wat men noemt reputatie." Er werd, kort na het uitbreken der werksta king op de katoenweverij van de heeren Gebrs. Scholten & Co, en van H. & B. Schollen, zells erg gegeneraliseerd, en in het algemeen beweerd dat de" fabrikanten allen mot hetzelfde sop over goten waren. Dat nu is tegengesproken, onophoudelijk tegen gesproken, zelfs zoolang, dat men" wist dat bovens'aande fabrikanten in de lange reeks van werkgevers een uiterste vormden, dat raakte aan de proefneming: is de werkuAN een werki'me ? Het is dan ook werkelijk te betreuren, dat het den vaardigen teekenaar dezer schetsen niet ge lukt is don meest typischen firmant aan te treffen, wiens conterfeitsel, meer dan woorden, die proef neming zou kunnen toelichten. Dank züde bijna algcmeene belangstelling der pers, is de publieke opinie in Nederland aange grepen door het treffende feit dat door fabrikanten, door de katoenindustrie rijk geworden, midden in den winter, na een gedwongen werkeloosheid van drie weken, aan het fabrieksvolk. dat ? wat de volwassenen betreft, een gemiddeld weekloon van vijf gulden verdient, een loonsvermindering werd aangekondigd van ongeveer drie kwart gulden per weck. Aangekondigd! Dat volkomen ware woord zegt alles. Maar dat feit was te bar. Zelfs een fabrieksbevolknig heeft hare zwakke zijden. Te worden beschouwd als een werktuig dat gereguleerd kan worden naar de winzucht van den werkgever, gelijk te worden gesteld met het weefgetouw dat sneller of trager werkt naar gelang de machine drijft, te worden gebonden met den zilveren band aan de ketting van katoen; dat alles vloog door de hoof den der strijkers (gelijk men de werkstakers noemt) on zeer velen die wél een hart Jiebben, gevoelden mee dat de vraag: is een werkman een werktuig? den medemenscb in zijn gemoed en in zijn beurs raken kan. Daarom gaat naar wij hopen van Almeloo de victorie uit. Welke victorie ? Die der humaniteit, die als hoogste gebod stelt: geef den goeden werkman goed looü. En waar mannen als van Marken te Delft en mr. Kordijk te 's Hage zich in deze Almeloo'sche kwestio partij gaan stellen en mannen van prin cipe hunne bijdragen blijven zenden aan de werk stakers te Almeloo, daar valt niet te wanhopen aan den gelukkigen keer dien deze kwestie nemen zal. En thans eenige regelen ter verklaring der schotsen. Wie had ooit durven denken ? zelfs al is men nog zoo trotsch op zijn stadje dat het voor malige stadhuis nog eens prijken zou in het Weekblad. Ja, wel is 't een beelderig gebouw in de oogen van den echten Almelooër, maar toch de eer blijft groot! Mocht de teekenaar 't verzuimd hebben tedoen uitkomen, dan volge hier nog de opmerking dat in dit gebouw het hoofdkwartier gevestigd is der infanterie, die met de hier gestationneerdo

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl