Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 556.
ifêfaters wierpen over die gruwelen den purperen
«aniel hunner schoone verzen; Nikita roept maar:
.Het schreit! Het is niet dood! Ik heb het
ttooren schreien <.
- De psycholog is che studie van het berouw is zeer
oppervlakkig, zeer onvoldoende; in de meeste
Videre melodrama's gaat dat dieper en waarder.
te ontknooping, waarin de schuldige, geroepen
om een zegen uit te spreken, zich zelf vloekt, is
honderdmaal gezien; het drama is dus alleen
freffender door een physiek middel, het kraken
Y»a die beentjes,... het lichaam spreekt tot het
lichaam."
.Er Is nog een reden, die aan het drama van
zijne waarde ontrooft, en het zelfs op het tooneel
nog minder beduidend maakt, dan voor de lec
tuur. Al die lieden zjjn in duisternis gedom
peld, zonder bijna de geringste schemering van
geweten; zjj zijn afschuwelijk verdorven, zonder
zelts .te vermoeden dat zij het zijn, zonder
zedeIjjken stryd, zonder mogelijkheid van strijd zelfs.
Dat is zoo, omdat het zoo is. Matriona, de oude
gifmengster, raadt hun die monsterachtige mid
delen aan en bedrijft ze zelve, met een onverstoor
bare koelbloedigheid, zonder reden, zonder
veróntschuldiging, door een soort van noodlottige
kwaal, die haar beheerscht. Anicia en Akoulina
ifln passieve wezens, die geen enkel oogenblik
weerstand bieden aan het dierlijk instinct dat hen
drjjft; Nikita is enkel.lafheid en weekheid. Al
die wezens zyn dieren met menschenaangezichten,
die brood in plaats van gras eten. Men kan hun
honne walgehjkheden, hun cynisme, hunne schand
daden evenmin kwalijk nemen als aan de honden
op straat.
En dan roept men: Wat is dat waar!" Ik zeg
niet dat het niet waar is. Maar interessant ? dat
il; wat anders. Men gevoelt een onbeschrijfelijken
afkeer, die met elk bedryf toeneemt, voor die
redelooze schepsels, die rondwentelen in hun
verdierlijking. Die wezens behooren niet tot ons ras.
Ik kan voor hen noch medelijden noch haat, noch
verontwaardiging gevoelen. Ik zie hen met nieuws
gierigheid hun vuil en monsterachtig werkje doen.
Zjj zullen mijn ziel niet treffen.
Tolstoi heeft nergens een flauwen glans van
zedelijk bewustzijn gelegd, dan bij een ouden man,
'die te weinig ontwikkeld is om zich behoorlijk
uittedrukken. Hy kan nooit het woord vinden
dat hjj zoekt en maakt zijn zinnen niet af. De
anderen zyn eenvoudig dieren.
Dit is (ik bedoel wat betreft het tooneel) het
onherstelbaar gebrek van La puissance des ténèbres.
Ea dat gebrek is niet te veranderen of te ver
minderen; het is het werk zelf. Wat den roman
betreft, hy is het werk van een wijsgeer en van
een romanschrijver; ik raad u zeer aan, hem te
lezen, hij heeft bewonderenswaardige gedeelten."
Gelukkig is er onder de velen, die zich, mot
het publiek, alleen door hunne geschokte zenuwen
hebben laten influenceeren, nog eene stem ge
weest, die getracht heeft aan de kunst en hare
eischen te herinneren. Wanneer men op den weg
voortgaat, door de martelscène in Iheodora, die
in La, losca, en het gruweltooneel in La
Puistance des lénèbres aangegeven, moet men op het
stierengevecht en de arena uitkomen.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Ofschoon ei heel wat jaren verloopen zijn, se
dert wij professor Wilhelmj het laatst gehoord
en bewonderd hadden, zoo was de herinnering
aan den indruk, dien zijn vioolspel indertijd op
ons maakte zoo levendig, dat wij onmiddellijk het
eigenaardig karakter van dezen virtuoos herken
den, toen h\j in Odéon optrad. Wij hebben alle
reden om het woord virtuoos" te bezigen, nu
wüover Prof. Wilhelmj schrijven. Wanneer wij
den kunstenaar vermelden, die onlangs in de zaal
van Felix Meritus het concert voor piano en vi
ool van Brahms met onzen stadgenoot, den Heer
Julius Röntgen uitvoerde, kan het haast ongepast
heeten de aandacht op zijne virtuositeit te vesti
gen, al moge dan ook waar zijn, dat zij aan den
heogsten eisch voldoet. Bij Joachim toch is het
de kunst in haar edelste uitdrukking die de vleu
gelen uitslaat, en de virtuoos blijft geheel achter
het kunstwerk verscholen. Eene hooge mate van
objectiviteit wordt er vereischt om zich in de
vertolking vaa verschillende tydperken en scholen
t' huis te gevoelen en de geheime stemmen te
beluisteren die in ieder werk de gedachten en
? gevoelens van den componist weergeven. In die
objectiviteit, welke eene krachtige persoonlijkheid
niet uitsluit, ligt de hooge beteekenis van Joachim.
Intusschen is de plaats door Prof. Wilhelmj in
de kunstenaarswereld ingenomen, zoo groot, dat
w\j met een gerust geweten onzen lezers het ver
haal van zjjne tochten in de oude en nieuwe
wereld kunnen besparen. Met hoeveel kruisen en
ordeteekenen deze violist wel versierd was, toen
hjj ih de hoofdstad optrad, is met geen moge
lijkheid te bepalen, doch iedere onderscheiding
hem geschonken, wijst toch op een triumf in ver
schillende landen gevierd en wordt ook uit dien
hoofde belangrijk.
De technische voortreffelijkheid van zijn spel
kunnen onze violisten zelven het best prijzen en
wat er zooal bij de dubbelgrepen, octavengangen,
flageolettonen te bewonderen viel is op den avond
van het concert breed genoeg uitgemeten. Over
een beerlijken toon beschikt Wilhelm
ongetwyfeld; hij weet het zelf beter dan een zijner toe
hoorders en verlustigt er zich in de breedheid
naar welgevallen te doen uitkomen. In de klassieke
echool gevoelt hu zich niet zoo volkomen terecht
als in de compositiën van de modernen en dan
dient nog eenige reserve gemaakt. Brahms b.v.
zal hem weinig moeten toelachen. Daarom bleek
de uitvoering van het concert van Beethoven niet
aan de verwachting van velen te beantwoorden,
terwijl de executie van de nummers in het tweede
deel van het concert Ave Maria" Schuber-Wil
helmj; Nocturne Chopin-Wilhelmj: AllaPolacca"
Wilhelmj onverdeelde bewondering wekte, al liet
ook de keuze der compositiën te wenschen over.
De heer Niemann trok door zijn klavierspol niet
bizonder de aandacht, ofschoon het onbillijk ware
van zy'ne technische bekwaamheid geene melding
te maken.
Dat het den heer Wilhelmj aan toejuichingen
niet ontbrak, behoeven -wij nauwelijks te vermel
den. De zaal. was druk bezet en het publiek was
over het spel in waarheid opgetogen.
Zou het vermoeden dat wij voor eenigen tijd
uitspraken omtrent den ongunstigen invloed, dien
de soirees Röntgen-Messchaert op het bezoek bij
de kamermuziekavonden in Felix konden uitoe
fenen, zich gaan bevestigen ? Te oordeelen naar de
slechte opkomst van het publiek op Zaterdag 1.1.
is er grond om het te meenen. Welnu dan zorge
het Bestuur spoedig, dat op n avond niet meer
dan twee quartetten of instrumentale nummers
worden gegeven en dat ook aan den zang de
noodige plaats worde afgestaan. Men werpe ons niet
het argument voor de voeten, dat men heeft te
waken voor het karakter der kamermuziekavon
den; wie het geheel liefheeft, dient alle pogin
gen aan te wenden om een deel te behouden en
het is noodzakelijk dat zulks thans in herinne
ring wordt gebracht. Men moge niet vergeten,
dat bij het optreden van den Heer Messchaert
da zaal geheel bezet was en dat het instrumen
tale gedeelte dien avond door gepaste afwisseling
te meer indruk maakte.
Het programma bevatte Zaterdagavond het
D-dur quartet No. 8 van Haydn, vol frisschen een
voud en bevalligheid, het groote quintet in C-dur
(op 130, B-es-dur) van Beethoven.
Als uitvoerenden traden op de Heeren Cramer,
Hofmeester, Timner en Bosmans, terwiji bij het
quintet van Schubert de Heer Meerloo de tweede
violoncelloparty op zich had genomen.
Indien wij verklaren, dat de uitvoering van het
quartet in Bes-dur van Beethoven aan de
executanten eischen stelt, die niet gering zijn te
noemen, zal eene oppervlakkige kennismaking met
de partituur onzen lezers die overtuiging ook
schenken en de auditie zelve heeft het immers
aan den dag gebracht. Voor de artisten was
misschien de keuze van dit belangrijke werk nog
aangenamer dan voor een deel der toehoorders,
wier onverstoorde belangstelling niet altijd tot de
geheimen van deze compositie mocht doordringen.
Eene volgende maal mag zij gerustelijk nog eens
op het muzikale menu voorkomen; zij blijft eene
pièce de résistance."
Wij zouden in herhaling vallen, indien wij de
eigenschappen van het spel der uitvoerenden in
den breede omschreven, die den geheelen winter
hun talent aan de vertolking van zooveel kunst
werken hebben besteed. Voor den Heer Meerloo
maken wij thans eene uitzondering, wijl hij naast
den Heer Bosmans zijne plaats op zeer verdien
stelijke wijze innam en het zelden voorkomt dat
zijne medewerking behoeft verkregen te worden.
Hem behoort de waardeering van allen, die zijn
spel konden hooren en den muzikalen zin leerden
opmerken, waarvan hij in het samenspel blijken
gaf.
ruggeroepen en ter eere van den componist wer
den door het orkest fanfares aangeheven. Namens
de abonnés bood de Heer Barbe hem een fraai
bewerkt bloemenstuk aan als dankbetuiging voor
de eer aan de hoofdstad bewezen door de opera
zelf te willen leiden. Over Le Cid" in een vol
gend nummer.
H. C. P. D.
LODEWIJK XVIII.
Op gezag van Ed. Arnd, tracht de heer Dr.
De voorstelling van Manon door het opera
gezelschap uit 's Hage, in den zaal van den Stads
schouwburg werd door een talrijk publiek bijge
woond. Men wist, dat de componist zelf zijn werk
zou leiden en tevens dat in de titelrol eene artiste
van meer dan gewone gaven Mlle Ada Palmer,
haar eigenlijke naam is Sibyl Sanderson zou
optreden. Wie de gewoonte hebben kennis te
nemen van wat te dezer plaatse door ons over
muziek in de hoofdstad" wordt medegedeeld,
kunnen zich herinneren, dat wij verleden jaar in
groote trekken de beteekenis van deze opera
hebben trachten uiteentezetten en het eigenaar
dig karakter van den componist, zooals het ook
uit andere werken spreekt, aangegeven. Heel wat
beter dan in het vorige seizoen slaagde thans de
opvoering. In plaats van Mlie Wilhem, die alleen
over een zekere mate van keelvaardigheid be
schikte en verder alle gegevens miste om als
Manon op te treden, kwam nu eene jeugdige
kunstenaresse met volle frischheid en bekoorlijk
heid en met die schuchtere bevalligheid, die zich
zelf niet schijnt te kennen, de hoofdrol vervullen.
De Heer Massenet, dien wij de gelegenheid had
den bij de orkestrepetitie persoonlijk te ontmoe
ten, heeft veel verwachting van het ontluikend
talent der jeugdige artiste, die zich geheel aan
de kunst kan wijden en door hare onafhankelijk
heid de plaats zal innemen, waarop hare schoone
gaven haar later aanspraak kunnen doen maken.
Hare stemmiddelen zijn nog niet geheel
ontwikkele; het timbre is zeer welluidend en de zuiver
heid laat bijna nimmer te wenschon over. De
uitspraak kan hier en daar wat verbeteren; in
den zang is er weinig merkbaar van, doch de
dialoog heeft nu en dan een uitheemsch tint j en,
waarin de Franschen, zooals het ook bij Sigrid
Arnoldson heette wellicht nn charme de plus"
zullen erkennen. Men weet intusschen wat zulks
beduiden moet en het a bon entendeur etc." is
nergens meer clan in Frankrijk van toepassing.
Het zou ons leed doen, indien de stem de kracht
miste om de zangstudicn te voltooien ; een licht
vibrato, dat bijwijlen kon waargenomen worden,
kan aan minder goede methode, doch ook aan
zwakheid van het orgaan -worden toegeschreven.
Het eerste vermoeden moge het juiste wezen. In
tusschen stelt zich de Heer Massenet voor, eene
opera in vier bedrijven te componeeren, waarin
Ada Palmer de hoofdrol te Parijs zal creëeren.
Aan toejuichingen ontbrak het deze Manon
niet. Vooral wanneer zij hare stem niet behoefde
uit te zetten en teere of bevallige passages had
weer te geven.
De dames Clary, Duvals en Cartoux behaalden
eveneens succes, terwijl de Heer Villefranck de
rol van den graaf Des Grieux met waardigheid
en soms met een pointe d'ironie wist te vervul
len. De ténor-legcr speelde goed en zong verdien
stelijk. Over het timbre zijner stem behoeven wij
onzen lezers niets te melden. Men moet dezen
zanger eenigen tijd hooren om aan zijne stem te
wennen.
Het orkest, onder de leiding van den
componis, speelde met groote voortreffelijkheid.
. De repetitie, door Massenet zelven geleid, had
de orkestleden tot recht begrip van al de inten
ties van den componist gebracht, die trouwens
over de uitvoering van verschillende gedeelten
zijne tevredenheid betuigde en menig instrumen
talist over de executie van enkele passages lof
toebracht.
De chanteuse légere" werd herhaaldelijk
teSteringa Kuyper (in zijn pennestrijd met Mr. Levy,
zie de Amsterdammer, Dagblad voor Nederland,
van einde Januari) ons te doen gelooven, datLo
dewijk XVIII getoond heeft zijne aangeboren
neigingen en meeningen zoo geheel te kunnen
vergeten, dat hij zich geenszins blind
turend op 't absolute koningschap van voor 1789,
maar ver over de grenzen van het heden met zijn
blik op de toekomst gericht, liet hoogste gezag
vrijwillig beperkte." Die Bourbon wordt onder
zijne handen een soort ideaal vorst, die Frankrijk
op den weg bracht, waarlangs het zonder onge
lukken stellig het doel van zijn streven bereikt
zou hebben.
Tot staving van zijne meening wijst hij ons op
de omwenteling van 1830, toen het volk opstond
om Lodewijks grondwet te behouden; en op diens
vermeende grootmoedigheid na den slag van
Waterloo, toen het hem zeer gemakkelijk zou zijn
gevallen, het onbeperkte koningschap te vestigen.
Bij 't eerste schijnt de schrijver vergeten te zijn,
dat een half ei toch altijd nog beter is dan een
leege dop; terwijl hij bij 't tweede uit 't oog
verliest, dat Lodewijk volstrekt niet meester was
van den toestand. Naar de verzekering van
Sismondi, een betrouwbaar ooggetuige, die uitstekend
in de gelegenheid was alles goed waar te nemen,
waren de royalisten volstrekt niet onbezorgd over
de naaste toekomst. Le Roi ne s'était point
attendu a trouver Fesprit public tel qu'il est."
En Vaulabelle verhaalt, dat de koning den eersten
tijd een aanslag op zijne kroon en zijn leven
duchtte. Zoozeer was hij onder den indruk van
de vijandige stemming zijner onderdanen.
Lodewijk zou vrijwillig zijne grondwet gegeven
hebben? Alsof Alexander van Rusland, die de
Franschen zelven de hoofdbeginselen hunner toe
komstige staatsregeling wilde laten vaststellen,
een lijdelijk toeschouwer bleef tegenover de
kuiperijen der royalisten! Moge de Heer Kuyper zijn
invloed niet bespeuren, Lodewijk XVIII kan er
zich niet aan onttrekken. De valschheid, waaraan
die vorst zich schuldig maakte om zijne regeering
te vestigen, kan hier best buiten beschouwing
blijven. Zijne gewaande zelfverloochening zal men
evenmin ontdekken in de zonderlinge samenstel
ling zonderling voor een koning, die zijn blik
op de toekomst gericht houdt van de commis
sie, die bij 't ontwerpen der grondwet hare mede
werking zou mogen verlecncn, als in de wijze,
waarop men die belofte nakwam, en evenmin bij
de afkondiging dior wet in tegenwoordigheid van
de beide Kamers met uitsluiting ovenwei van al
hare leden* die de Republiek oi 't Keizerrijk had
den gediend.
Lodewijk zelf dacht er ook geen oogenblik aan
met 't verleden te breken. In de Kéflexions du
Roi au sujet de Vagence de Souabe spreekt hij
van de rol, die hij speelde in de contre-révolution
en uit de stukken aan Artois en St. Priest blijkt,
dat hij alleen koning wilde zijn par la grace de Dien.
Hetzelfde denkbeeld huldigde hij in't openbaar
toen hij zich in 1795 bij den dood van den
kroonprins den titel van Lodewijk XVIII toekende,
de grondwet in 't negentiende jaar zijner regee
ring uitvaardigde en bij die gelegenheid ver
klaarde, dat hij de plaats innam van Lodewijk
XVI en bij 't ontwerpen der charte steeds 't oog
had op diens testament, dat onsterfelijke werk".
De kerkelijke diensten, die op last en kosten
des konings niet alleen voor zijne ongelukkige
familie, maar ook voor de landverraders
Cadoudal, Pichegru en Morcau met veel vertoon gevierd
werden, waren evenmin geschikt om de Franschen
den tijd der vorstelijke willekeur te doen vergeten
als de regeeringsdaden van 't nieuwe
goovernement. Zelfs in kleinigheden bleken de Bourbons
niets geleerd en niets vergeten te hebben, 't Wei
nige, dat zij geleerd hadden, was niets tegenover
't vele, dat zij hadden moeten leoren. De ge
meenteraad van Parijs bood do koninklijke fa
milie oen feest aan en de koning werd
uitgenoodigd de personen te noemen, die hij aan zijne
tafel wilde hebben. De hooge burgerij werd voor
bijgegaan evenals de dames dor gemeenteraads
leden, die zelf hunne koninklijke gasten mochten
bedienen. Terzelfder tijd bwd Berlijn den offi
cieren van de Pruisische en Russische garde een
feest aan, waarop de koning van Pruisen aan
tafel plaats nam tegenover den burgemeester der
stad!
Toch begrepen de koning en de prinsen, zegt
Viel-Gastel, dat de troon oen goeden steun hard
noodig had. Maar zij zochten dien niet, waar hij
alloen te vinden was, dans de larges satisfactions
accordées aux sontirnents et même aux
susceptibilitcs d'une nat ion, qui s'était renouvelée en
leur absence." En in do eerste opwelling van
blijdschap met de aandoenlijke overeenstemming
tusschen 't kabinet en do beruchte royalistische
kamer, verklaarde de koning, volgens Vaulabelle,
aan eene deputatie uit haar midden, qu'une
pareille chambre semhlait introuvable " De heer
Kuyper zal zeker wel willen toegeven, dat 't ge
zag van die schrijvers in dezen meer waarde heeft
dan dat van Ed. Arnd.
De berichten van Sismondi over dien tijd aan
zijne moeder te Pcscia zijn met het bovenstaande
geheel in overeenstemming.
Er gaat haast geen dag voorbij," schrijft hij haar
(Januari en Februari 1815) of ik hoor een
royalist zeggen, dat de grondwet dient om 't volk
bezig to houden en dat do koning vast besloten
is. haar op te heffen. Do dagbladen, die in denzelfden
geest spreken (La Quotidieno en Le Journal Royal)
en voortdurend 't vaderlandsch gevoel dor Fran
schen op do onboschaamdste wijze kwetsen, sont
coux justement, que lo ministère pare et auxquels
Ie roi fournit des articles."'
Nauwlijks is Napoleon een eind in 't land, of
de regeering verklaart bij elke gelegenheid, dat
zij de grondwet zal eerbiedigen, tandis que la
cour ne cesse de s'en moquer et que toutes les
ordonnances de chaque ministère y sont contraires."
Hoe grooter 't gevaar wordt, hoe meer zich de
regeering aan de grondwet laat gelegen liggen
in woorden. De koning en zijn broer zweren
zelfs, haar te zullen handhaven, de wet qu'ils
ont attaquée sans cesse, tant qu'ils njont pas eu
de crainte."
Evenals Alexander I noemde ook Sismondi den
hertog van Orleans den eenigen prins die met
zijn tijd was meegegaan.
In een gesprek met La Fayuette kon de kei
zer van Rusland niet nalaten zijn hart eens uit
te storten. De eerste meende, dat de Bourbons
toch wel iets beter zouden zijn geworden. Wat!
riep Alexander uit, die ze reeds in zijn rijk had
leeren kennen, corrigés? lis sout incorrigés et
incorrigibles."
Lodewijk was evenwel geen dolleman, gelijk
Artois en de zijnen, die hij evenmin vertrouwde
als de vorst, wiens plaats hij wilde innemen.
Na_ zijne langdurige zwerftochten eindelijk in
't bezit gekomen vaa de vurig begeerde kroon,
wilde hij vóór alles daarvan volop genieten. En
dat deed hij op zijne manier.
Rotterdam. KIEKSCH.
De lotgevallen der Amsterdamsche
beurzen, door ALAKD VAN AMSTER
DAM. Amsterdam, C. L. van
Langenhuysen, 1888.
In het Middeleeuwsch Latijn noemde men byrsa
wat v ij thands beurs, geldbeura, noemen en, bij
uitbreiding, een schatkamer, b\j toepassing een
plaats , bestemd om schatten te winnen.
Sir Thomas Gresham, diplomaat en koopman,
had van zijn verblijf, als Koninklijk Engelsch
Agent te Antwerpen, naar Londen het denkbeeld
meegebracht om zijnen gildegenoten met de
stichting van een burse" te gerieven. Den 23n
Januari 1570 werd het gebouw geopend door
Koningin Elizabeth, die tot dat einde met haren
adel van haar huis at the Strande, callcd Somerset
House" naar Sir Thomas Gresham's in
Bishopsgate-streef' beenkwam, om daar met den edel
moedigen koopman te dineeren, na den eten
de beurs geopend te verklaren en door een Heraut
te doen uittrompetten, dat voortaan de beurs
geen anderen naam dan dien van Royal Exchange
zou dragen. In 1607 werd onze stadsbeeldsnijder
en bouwmeester Henrick de Keyser naar Londen
afgevaardigd, om een kijkjen van de Londensche
beurs te nemen, en kwam die hier te Atnterdam
netjens nabouwen.
Een Engelsche Latinist bezong, in een
dramatiesch gedicht, den bouw van wat hij, onder den
invloed zijner romeinsche herinneringen, de Byrsa
Basilica" noemt eeno benaming die beter uit
het gebruik der oude bazilieken te rechtvaardi
gen is, dan uit eenige architektonische
over-eenkomst mot onze beurzen, hetzij de vier galerijen,
rondom den open rechthoek, zoo als het gesticht
van Mr. Ilenrick 14 bogen in de lengte en 8 in
de breedte hebben, hetzij, zoo als dat van Sir
Thomas, 11 in de breedte en in de lengte ad
venant.
De Amsterdamsche beurs was een kopie van
de Engelsche, zelfs wat de pilasters boven de
kolommen on de nissen tusschen de pilasters be
trof; maar te Londen kregen de nissen haar
beelden, te Amsterdam natuurlijk niet. Men is
hier zóó anti-beeld, dat zelfs de Mercwius, in
1670 door Bartholompeus Eggers aan 't Rokin
tegen don zuidelijken buitenmuur van do Beurs
geplaatst, naar ik verneem is zoek geraakt.
Van de lotgevallen, die onze amsterdamsche
beurzen doorworsteld hebben, geeft een nazaat
van Alardus Amstelaidamensis een beknopt en
onderhoudend verslag in het boven aangeduide
boekjon, dat met drie aardige afbeeldingen voor
zien is, en aan welks uitgave zeker het a-propos
niet ontbreekt.
Om nog eens terug to komen op de in 1666
afgebrande londensche beurs: De Keyser volgde zelfs
de plaatsing van een bovenvenster (tor vervanging
eencr nis) in eene der smalle zijden" van binnen.
Voor dat venster is, ginds, Koningin Elizabeth
verschonen. Te Amsterdam verscheen, na den slag
van Watcrloo. Keizer Alexander van Rusland er
voor, en op verzoek van de Stads-overheid ver
vaardigde Hendrik Harmen Klijn, mijn goede leer
meester in de vaerskunst, en solide" bezoeker
van den Suikerhoek", de volgende zinrijke en
fraaye alexandrijnen, die in een steen, onder het
venster , ter eeuwiger memorie (!) werden uitge
beiteld :
Vorst Alexander sluit
het krijgszwaard in de schede,
En zegent Amstels Beurs
met oenen blik van vrede.
15 Febr. Ai.u. TH.
VARIA.
Het nieuwe Burgtheater te Weenen. Het
nieuwe Burgtheater zal in het najaar te Weenen
worden geopend, waarschijnlijk den 4en October,
op den verjaardag van den Keizer van Oostenrijk.
Dit werk van den architect Hasenauer heeft thans
reeds de algemeene nieuwsgierigheid opgewekt.
Tevens is, na jarenlangen on ingespannen arbeid,
eindelijk ook het nieuwe decoratief voltooid. Dit
is het werk van den schilder Joseph Fux, die gedu
rende een reeks van jaren aan don reusachtigen
arbeid bezig was, geholpen door een talrijken staf
van kunstenaars en leerlingen.
Het resultaat is dan ook eenig in zijn soort. Wan
delt men door de zalen, waarin deze duizenden
decoratieve voorwerpen liggen opgestapeld, dan
KOU men denken dat men zich bevond in een
historisch museum, in plaats van in een magazijn
van oen schouwburg. Beelden en voorstellingen
uit alle tijdperken zijn hier bijeen. Zoo vindt men
hot oude Rome met al zijn pleinen, gebouwen en
standbeelden, ten gerieve zoowel van de stukken
van Shakespeare als een Wilbrandt's Arria en
Messalina". Stukken die in het algemeen tot een
hooge oudheid opklimmen, zooals de Macbeth"
en Koning Lear", hebben ook een eigenaardig
decoratief ontvangen. Men vindt er afbeeldingen