De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 19 februari pagina 4

19 februari 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 556. ifêfaters wierpen over die gruwelen den purperen «aniel hunner schoone verzen; Nikita roept maar: .Het schreit! Het is niet dood! Ik heb het ttooren schreien <. - De psycholog is che studie van het berouw is zeer oppervlakkig, zeer onvoldoende; in de meeste Videre melodrama's gaat dat dieper en waarder. te ontknooping, waarin de schuldige, geroepen om een zegen uit te spreken, zich zelf vloekt, is honderdmaal gezien; het drama is dus alleen freffender door een physiek middel, het kraken Y»a die beentjes,... het lichaam spreekt tot het lichaam." .Er Is nog een reden, die aan het drama van zijne waarde ontrooft, en het zelfs op het tooneel nog minder beduidend maakt, dan voor de lec tuur. Al die lieden zjjn in duisternis gedom peld, zonder bijna de geringste schemering van geweten; zjj zijn afschuwelijk verdorven, zonder zelts .te vermoeden dat zij het zijn, zonder zedeIjjken stryd, zonder mogelijkheid van strijd zelfs. Dat is zoo, omdat het zoo is. Matriona, de oude gifmengster, raadt hun die monsterachtige mid delen aan en bedrijft ze zelve, met een onverstoor bare koelbloedigheid, zonder reden, zonder veróntschuldiging, door een soort van noodlottige kwaal, die haar beheerscht. Anicia en Akoulina ifln passieve wezens, die geen enkel oogenblik weerstand bieden aan het dierlijk instinct dat hen drjjft; Nikita is enkel.lafheid en weekheid. Al die wezens zyn dieren met menschenaangezichten, die brood in plaats van gras eten. Men kan hun honne walgehjkheden, hun cynisme, hunne schand daden evenmin kwalijk nemen als aan de honden op straat. En dan roept men: Wat is dat waar!" Ik zeg niet dat het niet waar is. Maar interessant ? dat il; wat anders. Men gevoelt een onbeschrijfelijken afkeer, die met elk bedryf toeneemt, voor die redelooze schepsels, die rondwentelen in hun verdierlijking. Die wezens behooren niet tot ons ras. Ik kan voor hen noch medelijden noch haat, noch verontwaardiging gevoelen. Ik zie hen met nieuws gierigheid hun vuil en monsterachtig werkje doen. Zjj zullen mijn ziel niet treffen. Tolstoi heeft nergens een flauwen glans van zedelijk bewustzijn gelegd, dan bij een ouden man, 'die te weinig ontwikkeld is om zich behoorlijk uittedrukken. Hy kan nooit het woord vinden dat hjj zoekt en maakt zijn zinnen niet af. De anderen zyn eenvoudig dieren. Dit is (ik bedoel wat betreft het tooneel) het onherstelbaar gebrek van La puissance des ténèbres. Ea dat gebrek is niet te veranderen of te ver minderen; het is het werk zelf. Wat den roman betreft, hy is het werk van een wijsgeer en van een romanschrijver; ik raad u zeer aan, hem te lezen, hij heeft bewonderenswaardige gedeelten." Gelukkig is er onder de velen, die zich, mot het publiek, alleen door hunne geschokte zenuwen hebben laten influenceeren, nog eene stem ge weest, die getracht heeft aan de kunst en hare eischen te herinneren. Wanneer men op den weg voortgaat, door de martelscène in Iheodora, die in La, losca, en het gruweltooneel in La Puistance des lénèbres aangegeven, moet men op het stierengevecht en de arena uitkomen. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Ofschoon ei heel wat jaren verloopen zijn, se dert wij professor Wilhelmj het laatst gehoord en bewonderd hadden, zoo was de herinnering aan den indruk, dien zijn vioolspel indertijd op ons maakte zoo levendig, dat wij onmiddellijk het eigenaardig karakter van dezen virtuoos herken den, toen h\j in Odéon optrad. Wij hebben alle reden om het woord virtuoos" te bezigen, nu wüover Prof. Wilhelmj schrijven. Wanneer wij den kunstenaar vermelden, die onlangs in de zaal van Felix Meritus het concert voor piano en vi ool van Brahms met onzen stadgenoot, den Heer Julius Röntgen uitvoerde, kan het haast ongepast heeten de aandacht op zijne virtuositeit te vesti gen, al moge dan ook waar zijn, dat zij aan den heogsten eisch voldoet. Bij Joachim toch is het de kunst in haar edelste uitdrukking die de vleu gelen uitslaat, en de virtuoos blijft geheel achter het kunstwerk verscholen. Eene hooge mate van objectiviteit wordt er vereischt om zich in de vertolking vaa verschillende tydperken en scholen t' huis te gevoelen en de geheime stemmen te beluisteren die in ieder werk de gedachten en ? gevoelens van den componist weergeven. In die objectiviteit, welke eene krachtige persoonlijkheid niet uitsluit, ligt de hooge beteekenis van Joachim. Intusschen is de plaats door Prof. Wilhelmj in de kunstenaarswereld ingenomen, zoo groot, dat w\j met een gerust geweten onzen lezers het ver haal van zjjne tochten in de oude en nieuwe wereld kunnen besparen. Met hoeveel kruisen en ordeteekenen deze violist wel versierd was, toen hjj ih de hoofdstad optrad, is met geen moge lijkheid te bepalen, doch iedere onderscheiding hem geschonken, wijst toch op een triumf in ver schillende landen gevierd en wordt ook uit dien hoofde belangrijk. De technische voortreffelijkheid van zijn spel kunnen onze violisten zelven het best prijzen en wat er zooal bij de dubbelgrepen, octavengangen, flageolettonen te bewonderen viel is op den avond van het concert breed genoeg uitgemeten. Over een beerlijken toon beschikt Wilhelm ongetwyfeld; hij weet het zelf beter dan een zijner toe hoorders en verlustigt er zich in de breedheid naar welgevallen te doen uitkomen. In de klassieke echool gevoelt hu zich niet zoo volkomen terecht als in de compositiën van de modernen en dan dient nog eenige reserve gemaakt. Brahms b.v. zal hem weinig moeten toelachen. Daarom bleek de uitvoering van het concert van Beethoven niet aan de verwachting van velen te beantwoorden, terwijl de executie van de nummers in het tweede deel van het concert Ave Maria" Schuber-Wil helmj; Nocturne Chopin-Wilhelmj: AllaPolacca" Wilhelmj onverdeelde bewondering wekte, al liet ook de keuze der compositiën te wenschen over. De heer Niemann trok door zijn klavierspol niet bizonder de aandacht, ofschoon het onbillijk ware van zy'ne technische bekwaamheid geene melding te maken. Dat het den heer Wilhelmj aan toejuichingen niet ontbrak, behoeven -wij nauwelijks te vermel den. De zaal. was druk bezet en het publiek was over het spel in waarheid opgetogen. Zou het vermoeden dat wij voor eenigen tijd uitspraken omtrent den ongunstigen invloed, dien de soirees Röntgen-Messchaert op het bezoek bij de kamermuziekavonden in Felix konden uitoe fenen, zich gaan bevestigen ? Te oordeelen naar de slechte opkomst van het publiek op Zaterdag 1.1. is er grond om het te meenen. Welnu dan zorge het Bestuur spoedig, dat op n avond niet meer dan twee quartetten of instrumentale nummers worden gegeven en dat ook aan den zang de noodige plaats worde afgestaan. Men werpe ons niet het argument voor de voeten, dat men heeft te waken voor het karakter der kamermuziekavon den; wie het geheel liefheeft, dient alle pogin gen aan te wenden om een deel te behouden en het is noodzakelijk dat zulks thans in herinne ring wordt gebracht. Men moge niet vergeten, dat bij het optreden van den Heer Messchaert da zaal geheel bezet was en dat het instrumen tale gedeelte dien avond door gepaste afwisseling te meer indruk maakte. Het programma bevatte Zaterdagavond het D-dur quartet No. 8 van Haydn, vol frisschen een voud en bevalligheid, het groote quintet in C-dur (op 130, B-es-dur) van Beethoven. Als uitvoerenden traden op de Heeren Cramer, Hofmeester, Timner en Bosmans, terwiji bij het quintet van Schubert de Heer Meerloo de tweede violoncelloparty op zich had genomen. Indien wij verklaren, dat de uitvoering van het quartet in Bes-dur van Beethoven aan de executanten eischen stelt, die niet gering zijn te noemen, zal eene oppervlakkige kennismaking met de partituur onzen lezers die overtuiging ook schenken en de auditie zelve heeft het immers aan den dag gebracht. Voor de artisten was misschien de keuze van dit belangrijke werk nog aangenamer dan voor een deel der toehoorders, wier onverstoorde belangstelling niet altijd tot de geheimen van deze compositie mocht doordringen. Eene volgende maal mag zij gerustelijk nog eens op het muzikale menu voorkomen; zij blijft eene pièce de résistance." Wij zouden in herhaling vallen, indien wij de eigenschappen van het spel der uitvoerenden in den breede omschreven, die den geheelen winter hun talent aan de vertolking van zooveel kunst werken hebben besteed. Voor den Heer Meerloo maken wij thans eene uitzondering, wijl hij naast den Heer Bosmans zijne plaats op zeer verdien stelijke wijze innam en het zelden voorkomt dat zijne medewerking behoeft verkregen te worden. Hem behoort de waardeering van allen, die zijn spel konden hooren en den muzikalen zin leerden opmerken, waarvan hij in het samenspel blijken gaf. ruggeroepen en ter eere van den componist wer den door het orkest fanfares aangeheven. Namens de abonnés bood de Heer Barbe hem een fraai bewerkt bloemenstuk aan als dankbetuiging voor de eer aan de hoofdstad bewezen door de opera zelf te willen leiden. Over Le Cid" in een vol gend nummer. H. C. P. D. LODEWIJK XVIII. Op gezag van Ed. Arnd, tracht de heer Dr. De voorstelling van Manon door het opera gezelschap uit 's Hage, in den zaal van den Stads schouwburg werd door een talrijk publiek bijge woond. Men wist, dat de componist zelf zijn werk zou leiden en tevens dat in de titelrol eene artiste van meer dan gewone gaven Mlle Ada Palmer, haar eigenlijke naam is Sibyl Sanderson zou optreden. Wie de gewoonte hebben kennis te nemen van wat te dezer plaatse door ons over muziek in de hoofdstad" wordt medegedeeld, kunnen zich herinneren, dat wij verleden jaar in groote trekken de beteekenis van deze opera hebben trachten uiteentezetten en het eigenaar dig karakter van den componist, zooals het ook uit andere werken spreekt, aangegeven. Heel wat beter dan in het vorige seizoen slaagde thans de opvoering. In plaats van Mlie Wilhem, die alleen over een zekere mate van keelvaardigheid be schikte en verder alle gegevens miste om als Manon op te treden, kwam nu eene jeugdige kunstenaresse met volle frischheid en bekoorlijk heid en met die schuchtere bevalligheid, die zich zelf niet schijnt te kennen, de hoofdrol vervullen. De Heer Massenet, dien wij de gelegenheid had den bij de orkestrepetitie persoonlijk te ontmoe ten, heeft veel verwachting van het ontluikend talent der jeugdige artiste, die zich geheel aan de kunst kan wijden en door hare onafhankelijk heid de plaats zal innemen, waarop hare schoone gaven haar later aanspraak kunnen doen maken. Hare stemmiddelen zijn nog niet geheel ontwikkele; het timbre is zeer welluidend en de zuiver heid laat bijna nimmer te wenschon over. De uitspraak kan hier en daar wat verbeteren; in den zang is er weinig merkbaar van, doch de dialoog heeft nu en dan een uitheemsch tint j en, waarin de Franschen, zooals het ook bij Sigrid Arnoldson heette wellicht nn charme de plus" zullen erkennen. Men weet intusschen wat zulks beduiden moet en het a bon entendeur etc." is nergens meer clan in Frankrijk van toepassing. Het zou ons leed doen, indien de stem de kracht miste om de zangstudicn te voltooien ; een licht vibrato, dat bijwijlen kon waargenomen worden, kan aan minder goede methode, doch ook aan zwakheid van het orgaan -worden toegeschreven. Het eerste vermoeden moge het juiste wezen. In tusschen stelt zich de Heer Massenet voor, eene opera in vier bedrijven te componeeren, waarin Ada Palmer de hoofdrol te Parijs zal creëeren. Aan toejuichingen ontbrak het deze Manon niet. Vooral wanneer zij hare stem niet behoefde uit te zetten en teere of bevallige passages had weer te geven. De dames Clary, Duvals en Cartoux behaalden eveneens succes, terwijl de Heer Villefranck de rol van den graaf Des Grieux met waardigheid en soms met een pointe d'ironie wist te vervul len. De ténor-legcr speelde goed en zong verdien stelijk. Over het timbre zijner stem behoeven wij onzen lezers niets te melden. Men moet dezen zanger eenigen tijd hooren om aan zijne stem te wennen. Het orkest, onder de leiding van den componis, speelde met groote voortreffelijkheid. . De repetitie, door Massenet zelven geleid, had de orkestleden tot recht begrip van al de inten ties van den componist gebracht, die trouwens over de uitvoering van verschillende gedeelten zijne tevredenheid betuigde en menig instrumen talist over de executie van enkele passages lof toebracht. De chanteuse légere" werd herhaaldelijk teSteringa Kuyper (in zijn pennestrijd met Mr. Levy, zie de Amsterdammer, Dagblad voor Nederland, van einde Januari) ons te doen gelooven, datLo dewijk XVIII getoond heeft zijne aangeboren neigingen en meeningen zoo geheel te kunnen vergeten, dat hij zich geenszins blind turend op 't absolute koningschap van voor 1789, maar ver over de grenzen van het heden met zijn blik op de toekomst gericht, liet hoogste gezag vrijwillig beperkte." Die Bourbon wordt onder zijne handen een soort ideaal vorst, die Frankrijk op den weg bracht, waarlangs het zonder onge lukken stellig het doel van zijn streven bereikt zou hebben. Tot staving van zijne meening wijst hij ons op de omwenteling van 1830, toen het volk opstond om Lodewijks grondwet te behouden; en op diens vermeende grootmoedigheid na den slag van Waterloo, toen het hem zeer gemakkelijk zou zijn gevallen, het onbeperkte koningschap te vestigen. Bij 't eerste schijnt de schrijver vergeten te zijn, dat een half ei toch altijd nog beter is dan een leege dop; terwijl hij bij 't tweede uit 't oog verliest, dat Lodewijk volstrekt niet meester was van den toestand. Naar de verzekering van Sismondi, een betrouwbaar ooggetuige, die uitstekend in de gelegenheid was alles goed waar te nemen, waren de royalisten volstrekt niet onbezorgd over de naaste toekomst. Le Roi ne s'était point attendu a trouver Fesprit public tel qu'il est." En Vaulabelle verhaalt, dat de koning den eersten tijd een aanslag op zijne kroon en zijn leven duchtte. Zoozeer was hij onder den indruk van de vijandige stemming zijner onderdanen. Lodewijk zou vrijwillig zijne grondwet gegeven hebben? Alsof Alexander van Rusland, die de Franschen zelven de hoofdbeginselen hunner toe komstige staatsregeling wilde laten vaststellen, een lijdelijk toeschouwer bleef tegenover de kuiperijen der royalisten! Moge de Heer Kuyper zijn invloed niet bespeuren, Lodewijk XVIII kan er zich niet aan onttrekken. De valschheid, waaraan die vorst zich schuldig maakte om zijne regeering te vestigen, kan hier best buiten beschouwing blijven. Zijne gewaande zelfverloochening zal men evenmin ontdekken in de zonderlinge samenstel ling zonderling voor een koning, die zijn blik op de toekomst gericht houdt van de commis sie, die bij 't ontwerpen der grondwet hare mede werking zou mogen verlecncn, als in de wijze, waarop men die belofte nakwam, en evenmin bij de afkondiging dior wet in tegenwoordigheid van de beide Kamers met uitsluiting ovenwei van al hare leden* die de Republiek oi 't Keizerrijk had den gediend. Lodewijk zelf dacht er ook geen oogenblik aan met 't verleden te breken. In de Kéflexions du Roi au sujet de Vagence de Souabe spreekt hij van de rol, die hij speelde in de contre-révolution en uit de stukken aan Artois en St. Priest blijkt, dat hij alleen koning wilde zijn par la grace de Dien. Hetzelfde denkbeeld huldigde hij in't openbaar toen hij zich in 1795 bij den dood van den kroonprins den titel van Lodewijk XVIII toekende, de grondwet in 't negentiende jaar zijner regee ring uitvaardigde en bij die gelegenheid ver klaarde, dat hij de plaats innam van Lodewijk XVI en bij 't ontwerpen der charte steeds 't oog had op diens testament, dat onsterfelijke werk". De kerkelijke diensten, die op last en kosten des konings niet alleen voor zijne ongelukkige familie, maar ook voor de landverraders Cadoudal, Pichegru en Morcau met veel vertoon gevierd werden, waren evenmin geschikt om de Franschen den tijd der vorstelijke willekeur te doen vergeten als de regeeringsdaden van 't nieuwe goovernement. Zelfs in kleinigheden bleken de Bourbons niets geleerd en niets vergeten te hebben, 't Wei nige, dat zij geleerd hadden, was niets tegenover 't vele, dat zij hadden moeten leoren. De ge meenteraad van Parijs bood do koninklijke fa milie oen feest aan en de koning werd uitgenoodigd de personen te noemen, die hij aan zijne tafel wilde hebben. De hooge burgerij werd voor bijgegaan evenals de dames dor gemeenteraads leden, die zelf hunne koninklijke gasten mochten bedienen. Terzelfder tijd bwd Berlijn den offi cieren van de Pruisische en Russische garde een feest aan, waarop de koning van Pruisen aan tafel plaats nam tegenover den burgemeester der stad! Toch begrepen de koning en de prinsen, zegt Viel-Gastel, dat de troon oen goeden steun hard noodig had. Maar zij zochten dien niet, waar hij alloen te vinden was, dans de larges satisfactions accordées aux sontirnents et même aux susceptibilitcs d'une nat ion, qui s'était renouvelée en leur absence." En in do eerste opwelling van blijdschap met de aandoenlijke overeenstemming tusschen 't kabinet en do beruchte royalistische kamer, verklaarde de koning, volgens Vaulabelle, aan eene deputatie uit haar midden, qu'une pareille chambre semhlait introuvable " De heer Kuyper zal zeker wel willen toegeven, dat 't ge zag van die schrijvers in dezen meer waarde heeft dan dat van Ed. Arnd. De berichten van Sismondi over dien tijd aan zijne moeder te Pcscia zijn met het bovenstaande geheel in overeenstemming. Er gaat haast geen dag voorbij," schrijft hij haar (Januari en Februari 1815) of ik hoor een royalist zeggen, dat de grondwet dient om 't volk bezig to houden en dat do koning vast besloten is. haar op te heffen. Do dagbladen, die in denzelfden geest spreken (La Quotidieno en Le Journal Royal) en voortdurend 't vaderlandsch gevoel dor Fran schen op do onboschaamdste wijze kwetsen, sont coux justement, que lo ministère pare et auxquels Ie roi fournit des articles."' Nauwlijks is Napoleon een eind in 't land, of de regeering verklaart bij elke gelegenheid, dat zij de grondwet zal eerbiedigen, tandis que la cour ne cesse de s'en moquer et que toutes les ordonnances de chaque ministère y sont contraires." Hoe grooter 't gevaar wordt, hoe meer zich de regeering aan de grondwet laat gelegen liggen in woorden. De koning en zijn broer zweren zelfs, haar te zullen handhaven, de wet qu'ils ont attaquée sans cesse, tant qu'ils njont pas eu de crainte." Evenals Alexander I noemde ook Sismondi den hertog van Orleans den eenigen prins die met zijn tijd was meegegaan. In een gesprek met La Fayuette kon de kei zer van Rusland niet nalaten zijn hart eens uit te storten. De eerste meende, dat de Bourbons toch wel iets beter zouden zijn geworden. Wat! riep Alexander uit, die ze reeds in zijn rijk had leeren kennen, corrigés? lis sout incorrigés et incorrigibles." Lodewijk was evenwel geen dolleman, gelijk Artois en de zijnen, die hij evenmin vertrouwde als de vorst, wiens plaats hij wilde innemen. Na_ zijne langdurige zwerftochten eindelijk in 't bezit gekomen vaa de vurig begeerde kroon, wilde hij vóór alles daarvan volop genieten. En dat deed hij op zijne manier. Rotterdam. KIEKSCH. De lotgevallen der Amsterdamsche beurzen, door ALAKD VAN AMSTER DAM. Amsterdam, C. L. van Langenhuysen, 1888. In het Middeleeuwsch Latijn noemde men byrsa wat v ij thands beurs, geldbeura, noemen en, bij uitbreiding, een schatkamer, b\j toepassing een plaats , bestemd om schatten te winnen. Sir Thomas Gresham, diplomaat en koopman, had van zijn verblijf, als Koninklijk Engelsch Agent te Antwerpen, naar Londen het denkbeeld meegebracht om zijnen gildegenoten met de stichting van een burse" te gerieven. Den 23n Januari 1570 werd het gebouw geopend door Koningin Elizabeth, die tot dat einde met haren adel van haar huis at the Strande, callcd Somerset House" naar Sir Thomas Gresham's in Bishopsgate-streef' beenkwam, om daar met den edel moedigen koopman te dineeren, na den eten de beurs geopend te verklaren en door een Heraut te doen uittrompetten, dat voortaan de beurs geen anderen naam dan dien van Royal Exchange zou dragen. In 1607 werd onze stadsbeeldsnijder en bouwmeester Henrick de Keyser naar Londen afgevaardigd, om een kijkjen van de Londensche beurs te nemen, en kwam die hier te Atnterdam netjens nabouwen. Een Engelsche Latinist bezong, in een dramatiesch gedicht, den bouw van wat hij, onder den invloed zijner romeinsche herinneringen, de Byrsa Basilica" noemt eeno benaming die beter uit het gebruik der oude bazilieken te rechtvaardi gen is, dan uit eenige architektonische over-eenkomst mot onze beurzen, hetzij de vier galerijen, rondom den open rechthoek, zoo als het gesticht van Mr. Ilenrick 14 bogen in de lengte en 8 in de breedte hebben, hetzij, zoo als dat van Sir Thomas, 11 in de breedte en in de lengte ad venant. De Amsterdamsche beurs was een kopie van de Engelsche, zelfs wat de pilasters boven de kolommen on de nissen tusschen de pilasters be trof; maar te Londen kregen de nissen haar beelden, te Amsterdam natuurlijk niet. Men is hier zóó anti-beeld, dat zelfs de Mercwius, in 1670 door Bartholompeus Eggers aan 't Rokin tegen don zuidelijken buitenmuur van do Beurs geplaatst, naar ik verneem is zoek geraakt. Van de lotgevallen, die onze amsterdamsche beurzen doorworsteld hebben, geeft een nazaat van Alardus Amstelaidamensis een beknopt en onderhoudend verslag in het boven aangeduide boekjon, dat met drie aardige afbeeldingen voor zien is, en aan welks uitgave zeker het a-propos niet ontbreekt. Om nog eens terug to komen op de in 1666 afgebrande londensche beurs: De Keyser volgde zelfs de plaatsing van een bovenvenster (tor vervanging eencr nis) in eene der smalle zijden" van binnen. Voor dat venster is, ginds, Koningin Elizabeth verschonen. Te Amsterdam verscheen, na den slag van Watcrloo. Keizer Alexander van Rusland er voor, en op verzoek van de Stads-overheid ver vaardigde Hendrik Harmen Klijn, mijn goede leer meester in de vaerskunst, en solide" bezoeker van den Suikerhoek", de volgende zinrijke en fraaye alexandrijnen, die in een steen, onder het venster , ter eeuwiger memorie (!) werden uitge beiteld : Vorst Alexander sluit het krijgszwaard in de schede, En zegent Amstels Beurs met oenen blik van vrede. 15 Febr. Ai.u. TH. VARIA. Het nieuwe Burgtheater te Weenen. Het nieuwe Burgtheater zal in het najaar te Weenen worden geopend, waarschijnlijk den 4en October, op den verjaardag van den Keizer van Oostenrijk. Dit werk van den architect Hasenauer heeft thans reeds de algemeene nieuwsgierigheid opgewekt. Tevens is, na jarenlangen on ingespannen arbeid, eindelijk ook het nieuwe decoratief voltooid. Dit is het werk van den schilder Joseph Fux, die gedu rende een reeks van jaren aan don reusachtigen arbeid bezig was, geholpen door een talrijken staf van kunstenaars en leerlingen. Het resultaat is dan ook eenig in zijn soort. Wan delt men door de zalen, waarin deze duizenden decoratieve voorwerpen liggen opgestapeld, dan KOU men denken dat men zich bevond in een historisch museum, in plaats van in een magazijn van oen schouwburg. Beelden en voorstellingen uit alle tijdperken zijn hier bijeen. Zoo vindt men hot oude Rome met al zijn pleinen, gebouwen en standbeelden, ten gerieve zoowel van de stukken van Shakespeare als een Wilbrandt's Arria en Messalina". Stukken die in het algemeen tot een hooge oudheid opklimmen, zooals de Macbeth" en Koning Lear", hebben ook een eigenaardig decoratief ontvangen. Men vindt er afbeeldingen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl