De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 26 februari pagina 1

26 februari 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

557 DE AMSTERDAMMER A*. 1888 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 26 Februari. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. ? 1.15» Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel ...?0.40. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: Hoe Laust Sillesen Bjerg ten" strijde toog, I. In het .... damsch Gemeentehuis, door A. I. Eene volkswijk in Utrecht, door Heis. Een benauwde droom in den Verkiezingstijd, (bij de plaat). KUNST EN LETTEREN'. Het tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Het nieuwe drama van Paul Heyse. Muziekaal Overzicht, door V. Een Italiaansch Bayreuth. Schopenhaner, door K. Anton Mauve, door Alb. Th. VARIA. SCHAAKSPEL. Oud-Amsterdamsche Verscheidenheden. Voor Damèi, door E-e. ALLERLEI. RE CLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVER TENTIËN. Van verre en van nabij. De politieke barometer is in de laatste week in Europa een weinig gerezen, al heeft hij het ten slotte nog niet veel verder dan tot «veranderlijk" gebracht. Een paar weken geleden hadden zich de wolken aan den ho rizont zoo dicht en zoo dreigend samengepakt, dat eene uitbarsting onvermijdelijk scheen, thans is de vrees voor noodlottige gebeurte nissen weer wat verminderd. Het is niet gemakkelijk, de reden hiervoor met zekerheid aan te geven. Voor een deel moet men dien ongetwijfeld zoeken in de meer en meer veldwinnende overtuiging, dat de triple alliantie niet slechts op het papier be staat, maar ernstig gemeend is, en dat ieder aanvaller het qui s'y frotte, s'y pïque" tot zijn schade en schande zal moeten ondervin den. De vrucht van een gemeenschappelijke sympathie is deze alliantie zeker niet. Zij beantwoordt evenmin aan de eischen der Czechen als aan de aspiratiën der Magyaren; zij is den Italiaanschen irredentisten een doorn in het oog. Zij is niet de uiting van een groot beginsel, dat geestdrift wekt, en vermijdt zorgvuldig zelfs den schijn der sentimentaliteit, zooals men kon bemerken uit de minachtende wijze, waarop de toongevende bondgenoot spreekt over het nationale streven der jonge natiën in den Balkan. Maar z\j heeft een positieven grondslag: de behoefte aan vrede, het verlangen om te behouden, wat men met moeite heeft verkregen, en de over tuiging, dat zelfs eenebetrekkelijke veiligheid groote offers waard is. Geen wonder, dat nu eens deze, dan gene mogendheid van den Feuilleton. loe Laust Sillesea BjerE ten strp toon, Ja, zij hadden elkander lief, die twee eerbaar, standvastig en van verre, want het is een bewijs van ware liefde, dat de af stand haar niet verzwakt. Hij stond in de brouwerij, zij in de keuken; zoo dikwijls hij een der openstaande luiken voorbij ging, zag hij naar haar aan den overkant; zij deed van uit haar venster hetzelfde en dichter kwamen zij zelden bij elkaar. Den laatsten April had Jes echter, bij wijze van nadere verklaring, een gele narcis voor zijn luik gezet en in Juni een groote gloeiend roode tulp. Den dag daarna plakte Marie, of zooals vader Laust haar gewoonlijk noemde, Mieke, een smalle strook wit papier boven aan de keukendeur en daaronder een ander omgebogen stuk, zoodat de geheele figuur op de letter J geleek. Dat was toch duidelijk genoeg. Marie was het eenige kind van den rijken bierbrouwer Laust Sillesen Bjerg. Er was ook een Hans Peter bij hem in huis, een hoog opgeschoten jongen met kromme beenen, een groezelig gezicht vol zomersproeten en een vuurrpoden kuif, die bovenaan in het gele overging, maar hij was Laust's broederszoon, Jes daarentegen niets meer dan een knecht, die de brouwerij bestuurde, een onvermoeid werker, een trouwe ziel, dien Laust uit het weeshuis tot zich genomen en voor zijn vak had opgeleid, eensdeels omdat dit hem het goedkoopste uitkwam, anderdeels, omdat de stad hem in de eerste jaren ook nog een som gelds voor de opvoeding van den knaap be talen moest. Op _ zekeren Zaterdagavond ging Jes na werktijd naar de pomp op de plaats, wiesen zich zorgvuldig, kamde zijn welige bruine lokken volgens de mooiste toenmaals heerschende_ mode naar achteren , trok een lang lichtbruin wambuis aan en klopte aan <ie deur van Laust's huiskamer. Laust Sillesen Bjerg gold voor den rijksten burger in Aebeltost, hij had zitting in den gemeenteraad en was tevens voorzitter van het Brouwers- en Brandewijnstokersgild. Hij had twee schepen op zee en zijn brouwerij voorzag den geheelen omtrek. Vnn persoon was hij een klein, dik man tweeden rang voorgesteld wordt als aanklop pende om in den bond dier sterken te wor den toegelaten, al moet men bij eenig naden ken toegeven, dat de verplichtingen, die zulk eene toetreding zou medebrengen, voor zwakke schouders nauwelijks te dragen zouden zijn. Geen wonder, dat in het Engelsche parlement op allerlei wijzen beproefd wordt, aan de re geering het geheim van hare verhouding tot deze machtige coalitie te ontlokken Geen wonder eindelijk, dat zij, tegen wie deze coa litie ongetwijfeld is gericht, zich beginnen af te vragen, of zij geen avontuurlijke politiek zouden toepassen, ja erger nog; met het hoofd tegen een muur zouden loopen, als zij thans eene poging beproefden, om de macht der triple alfiance te verbreken. Het duidelijkst openbaart die twijfel aan het geoorloofde eener meer of min agressieve houding zich in Frankrijk. Van de meest verschillende zijden wordt daar gewezen op den ernst van den toestand en gewaarschuwd voor eene lichtzinnigheid, die, onder den schijn van patriotisme, het vaderland ten verderve zou kunnen brengen. Eene bekwame hand heeft in de Revue des deux mondes op overtuigende wijze aangetoond, dat een boncfSsnootschap met Rusland voor Frankrijk echts nadeelen en gevaren zou kunnen op leveren, en de waarheid bevestigd van het geen de heer Von Bismarck zeide, dat Frank rijk een _hooge troef kaart in het spel van Rusland is, terwijl omgekeerd Rusland in het spel van Frankrijk slechts eene kaart van zeer twijfelachtige beteekenis kan worden ge noemd. En dit artikel, ofschoon klaarblij kelijk geschreven door een man, die geen bewonderaar is van de republikeinsche instel lingen, vindt instemming tot in de gelederen der uiterste linkerzijde. Daarbij vraagt men zich af of niet zelfs een gelukkige oorlog het einde der republiek zou beteekenen, en of de herwinning van de verloren provinciën niet het begin zou wezen van eene nieuwe periode van caesarisme. Mogelijk is het wel aan al deze aarzelingen en twijfelingen toe te schrijven, dat het Kabinet-Tirard niet bij de stemming over de geheime fondsen is omvergeworpen, maar, wederom met eene zeer kleine meer derheid is gehandhaafd. De Kamer heeft geene bijzondere redenen om den heerTirard en diens collega's te sparen, nu zij reeds met zoovele dozijnen ministers het jeu du massacre heeft gespeeld. Indien zij toelaat, dat de door een vijandig votum of een hatelijken uitval netje met bolle wangen, lichtblond haar en een dikken stompneus, die eenige jaren gele den aanleiding- gaf tot een gebeurtenis, zóó gewichtig, dat zij in deze ware geschiedenis onmogelijk kan worden overgeslagen. Behalve dat Laust Bjerg's neus zpo'n akelig opvallenden vorm had, onderscheidde hij zich ook nog door een bijna purperrood© kleur, die bij toe nemende koude in het violette overging en bij strenge vorst zelfs donkerblauw kon worden. Laust had over de kleurschakeeringen van dien neus reeds veel moeten hooren, de menschen in Aebeltost \yaren nu eenmaal boos aardig en spotziek uitgevallen ; 's zomers, als zijn neus mooi rood was, noemden zij hem Laust Rozenberg en op zekeren winteravond had een spotvogel met krijt op zijn vensterkozijn Laust Blauwberg geschreven. Het was op den duur niet uit te houden. Na dus de zaak met verwanten en vrien den grondig te hebben overwogen, was Laust naar het raadhuis gegaan en had der hooge overheid voor zich en zijn nakomelingen het recht afgesmeekt, den naam Bjerg te mogen weglaten, zoodat hij in het geboorte-register, in 't gildenboek en op zijn deurpost voortaan slechts Laust Sillesen heette- Dit werd hem toe gestaan en ik deel de geschiedenis dezer naams verkorting hoofdzakelijk mede ten gerieve dergenen, die, als zij Laust Sillesen's heldenfeiten hebben vernomen, den wensch mochten koesteren, hun verwantschap met hem te laten gelden. Op dien Zaterdagavond klopte Jes dus aan des brouwers deur en stak zijn hoofd naar binnen ; toen hij echter zag- dat er vreemden waren, kreeg hij een kleur, trok zich terug en bleef buiten in de gang wachten. Een poosje later trof hij het beter; Laust was alleen en stond voor het venster te fluiten. Jes kuchte, hemde en gaf alle teekenen van groote verlegenheid, toen hij den heer des huizes vertelde, hoezeer hij Marie beminde, dat zij reeds vele jaren lang zijn hoop en troost was geweest, en dat hij onmogelijk zon der haar kon leven. Laust Sillesen liet hem bedaard uitspreken en er speelde zelfs een welwillend glimlachje om zijn mond, terwijl Jes in steeds moediger termen zijn hart voor hem uitstortte. Toen hij eindelijk niets meer wist te zeggen, ging de brouwer op de bank zitten en sprak: »Neem plaats, ^waarde Jes, dan zullen wij getroffen leden van het Kabinet weer worden overeind geholpen en pp hun beenen gezet, dan heeft de menschlievendheid daarmede bitter weinig te maken. Doch instinctmatig gevoelt men, dat eene ministrieele crisis, die het optreden van een Kabinet-Floquet noodig zou maken, in en buiten het land wantrouwen zou wekken. Wij zouden daarom aan het ministerie-Tirard geen lang leven durven voorspellen; integendeel, wij gelooven, dat zijne dagen geteld zijn. Wij wijzen alleen op de aarzeling, om aan de wankelende regeering den laatsten slag toe te brengen als op een merkwaardig teeken des tijds. _Voor zoover in Rusland de openbare mee ning zich in de zoogenpemd onafhankelijke organen der pers kan uiten, is een gevoel van ontevredenheid over den tragen loop der zaken in Bulgarije en van gekrenKten trots over de openbaarmaking van het Duitsch Oostenrijksch tractaat niet te miskennen. Doch de officieuse pers heeft van de regeering blijk baar het bevel ontvangen om uiterst vrede lievend, uiterst kalm en gematigd te zijn. Zoeter dan honig zijn de vredelievende ver klaringen, welke deze organen ten beste geven. In de rede van den heer Von Bismarck leggen zij den vinyer op al wat liefelijk is en al wat welluidt. Zij kunnen niet ontkennen, dat de rijkskanselior ook eenige voor Rusland minder aangename duigen heeft gezegd, maar verklaren dit door aan te nemen, dat de heer Voii Bismarck geen ander doel kon hebben, dan den Rijksdag gunstig te stemmen voor de aanneming van de legenyet, en dat hij dus hier en daar wel wat schrille kleuren en scherpe tegenstellingen moest gebruiken. En wat Rusland zelf betreft: hoe zou het er aan kunnen denken, de autonomie van Bulgarije, die door Russisch geld en Russisch bloed is gekocht, te willen aantasten ? Neen, het wil net herstel eener wettelijke orde van zaken in het ongelukkige vorstendom slechts langs den weg der overreding, hoogstens door zede lijke pressie verkrijgen. Als de mogendheden nu eens samen verklaarden, dat de Coburger geen wettig vorst van Bulgarije is ? Maar dat is niet noodig, antwoordt men ; geen der mogendheden heeft hem immers als zoodanig erkend? Ja maar, zoo is het ook niet bedoeld. De mogendheden zouden de Porte moeten uitnoodigen om aan den Coburger te bedui den, dat deze Sofia zoo spoedig mogelijk dient te verlaten. de zaak bespreken. Ge kent mij nu reeds sedert jaren en weet, welk een flink en uit geslapen koopman ik ben. Komt er een boer met een voer koren onze binnenplaats oprijrijden en ik hoor dat hij in geldverlegenheid zit, dan ding ik af en pingel zoo lang tot dat ik zijn gerst voor de helft der waarde krijg. Is hier boven in de brouwerij een kuip mout aangebrand en bedorven en ik kan het iemand, die geen verstand er van heeft, in zijn maag stoppen, dan moet en zal hij het bij mijn ziel en zaligheid slikken; dat is het recht van den handelsman en ieder is een dief in zijn nering. Maar luister mijn jongen: met verlies eu schade verkoopen, de waren weggeven en er niets voor terug krijgen, dat kan, ronduit gezegd, alleen een ezelskop doen, maar niet Laust Sillesen. Wat zijt gij, mijn waarde Jes, anders als een _arme slokker, die niet eens traan genoeg bezit, om zijn laarzen mee te kunnen smeren, en wat is Mieke ? De rijkste juffer in de stad." »Vier jaar lang heb ik mijn loon bij u laten staan," waagde Jes in te brengen. Ik kan spoedig een eigen zaak beginnen." »Zoo! waar is dat loon dan ? Ik heb je geld beloofd, zeker! maar als ge dwaasheden gaat verzinnen, neem ik mijn woord terug. Een eigen zaak beginnen! Ei! zie eens aan! Ik ontken dat ge n schelling van mij te vorderen hebt, gij kunt het tegendeel niet bewijzen. Ik zeg, dat ge uw loon gekre gen hebt en daarmee is alles uit. Zelf beginnen wel! wel! - Gij zijt mij inte gendeel geld schuldig, veel geld duizende kronen, voor alles wat ik aan u deed. Komt ge mij zóó aan boord, dan zult ge van een Feelijke reis terugkomen ik ben niet voor niet elf' jaar schepen van de rechtbank ge weest. Een man van de wet zet wel strikken uit, maar waarachtig niet om er zelf in te loopen." Daar stond de arme Jes en weende over al de dreigementen en sombere vooruitzichten die Laust hem voorspiegelde. »Wanneer alles mislukt, dan heb ik toch nog twee sterke armen; die kan niemand mij ontnemen en wordt gij al te gestreng, dan zal ik pp een andere brouwerij nog wel een plaatsje krijgen." «Geloof het niet, jongelief'! Niemand zal iets met je te doen willen hebben, want zoodra ik je heb weggejaagd, ga ik je bij al de ande ren zwart maken: Neem u voor dien deug niet in acht; hij is heel anders dan hij lijkt, Hier begint reeds het verschil van meening. De Porte zal dit toch niet doen, zegt de een. Als de Porte het doet, zal de Coburger het zich toch niet aantrekken en rustig blijven waar hij is, zegt de ander. Hoe zult gij dan uw zedelijke pressie uitoefenen ? Gesteld, dat de Coburger gaat vraagt een derde wat zal er dan gebeuren ? Wie zal dan de candidaat zijn voor den Bulgaarschen troon? En wie zal dien candidaat verkiezen, als gij de Sobranja onwettig noemt ? Eii wie zal zich gedurende het interregnum met de leiding der zaken belasten, als met den vorst ook diens ministers, op uw bevel, van het tooneel zullen zijn verdwenen ? De "Oostersche quaestie, men zal het moeten erkennen, is, niettegenstaande al de welwil lendheid, waarmede zij in de laatste dagen wordt besproken, verder dan ooit van hare oplossing. De Belgische regeering heeft, na zich lang te hebben laten bidden en plagen, eene kategorische verklaring afgelegd omtrent de verhouding van Belgiëtot de tegenwoordige groepeering der mogendheden. Van sommige zijden was beweerd, dat Belgiëzich bij de triple alliantie had aangesloten. Zoolang deze bewering slechts in de oppositiebladen te vinden was, bewaarde de regeering een voornaam stilzwijgen. Toen echter de buitenlaudBche pers het gerucht in meer of minder steil i gen vorm verspreidde, scheen de tijd van spreken gekomen te zijn. Er werd eene kleine scène voorbereid, waarin de heerNeujean, door zijne interpellatie, de rol van compère vervulde. De minister en de interpellant vulden elkanders verklaringen aan, en men weet nu, dat Belgiëgeenerlei alliantie gesloten heeft, om de eenvoudige reden, dat het dit als neutrale staat niet doen kan, en dat de neutraliteitsverklaring van later dagteekening is dan het artikel der grondwet, dat aan den koning het recht toekent om alliantiën te sluiten, behoudens latere goed keuring van de wetgevende macltt. Mogelijk zou het niet overbodig zijn, indien ook in andere kleinere landen eene dergelijke stellige verklaring omtrent de verhouding tot andere mogendheden werd uitgelokt. Het Europeesch evenwicht schijnt goed verzekerd, maar het gelijkt op dat van een schip, dat zoolang het op de helling staat, door hon derden schragen gesteund wordt, en toch met onwederstaanbare kracht in beweging geraakt, pas op! 't heeft mij anders genoeg ge kost om hem gedaan te geven, maar ik kon hem niet langer houden. Ik zeg niets bepaalds, zoodat ge geen vat op mij hebt, maar ik zal wel zorgen dat geen mensch je neemt. Ja stellig! Loop dan gerust de andere brouwerijen plat en vertel overal wat voor kunstgrepen ik je geleerd bob gemeene gagel in plaats van hop te gebruiken en het mout te bruinen, opdat het bier er krachtiger uit zou _ zien pure verbeelding! Neen, gij blijft 'hier en zet je dien gril, Mieke tot vrouw te nemen, uit het hoofd. Kwam het tot trou wen, dan zou ik jelui beidenden kost moeten geven en kleeden en ik zou toch niet half zooveel nut van je hebbeu als nu. Heb haar mijnentwege lief' zooveel ge wilt, dat verbied ik je volstrekt niet; want ik ben een verstandig vader en zal nooit iemand een onschuldig genoegen ontzeggen; maar ge waagt het niet haar te naderen, en smoespelt niet met haar achter de deur. Tref ik je bij elkander. dan zal ik je duchtig de oo>eu wasschen, daar kun je een vloek op doen, Mieke mag niet in opspraak komen, want ze is verloofd." «Verloofd!" herhaalde Jes, met van schrik wijd starende oogen. »Verloofd?" »Ja, op mijn woord, met den zoon van kuiper Mads. Dat zaakje werd denzelfden dag, dat ik mijn nieuwen hoed kreeg, opgeknapt." »Daar weet ik geen woord van," stamelde Jes. »Wat gaat het je ook aan, voor dat zij elkander krijgen? Mads en ik hebben alles netjes in orde gebracht wij tweeën be hoeven er dus niet verder over te praten; goeden avond, beste Jes.' Wacht daar valt mij nog juist iets in. Van het oorlogschip daarbuiten in de baai is mij een bierleverautie opgedragen. Het geheele laatste brouwsel moet morgen vroeg aan boord van het Hollandsche schip worden gezonden. Het zou nog wel iets dunner als anders kunnen lijden, ge begrijpt mij wel, zorg daarvoor. Ik en Hans Peter zullen het zelf afleveren." Jes boog en ver liet het vertrek. Laust begon weer te fluiten. Onze geschiedenis greep plaats in het onge lukkige jaar 1659. Karel Gustaaf belegerde Kopenhagen; keurvorst Frederik Wilhelm trok, met een leger Brandenburgers, koizerlijkeii en Polen, Jutland binnen. Zoon!s ui j beweerden, kwamen zij om ons tegen de Zweden te helpen en begonnen daarom in onze steden te plunderen en te brandschat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl