De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 26 februari pagina 5

26 februari 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 557 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Praag (?iool) als solisten; eerstgenoemde behaalde met hare beide aria's (uit de Zatde en Figaro's Hocheeit van Mozart) slechts een matig succes, het geluid is goed, soms fraai en voor eene soubrette zelfs groot; de voordracht echter vooral van de aria Neue Freuden, neue Schmerzen veel te forsch. Daarentegen won zij als lieder zangeres met Wagner's Schlaf ein, holdes Kind, Jensen's Der Schmied en vooral met Schumann's Der Nustibawn aller harten: dit laatste lied werd in 't mjzonder zeer schoon door haar voorgedragen. De heer Ondrieck is ongetwijfeld een groot meester op z\jn instrument, toch kon hij my slechts matig voldoen wegens iets geforceerds in zijn voordracht; hij laat zijn viool zingen als een Fransche zangeres, met andere woorden hij wil het gevoel in zyn spel uitdrukken door een naar mijne meening al te sterk vibrato, waardoor eene ("ver geef mij het woord) gemanireerdheid ontstaat, die werkelijk genot verhindert. Ook was de keuze van zijn programma, met uitzondering van Gernsheim's D-dur Concert, waarvan speciaal het An dante een prachtig muziek is minder gelukkig; de Serenade mélancholique van Tschaikowsky en de Airs variés Hongrois van Ernst zijn wel is ?waar nummers waarmede een violist bewijzen van volmaakte techniek kan leveren (en dit deed de Heer Ondrieck dan ook), maar het is geen ernstige arbeid genoeg om er den kunstenaar aan te toetsen; men kan daarbij slechts den virtuoos bewonderen. Het orkest gaf Beethoven'» Eroïca-Symphowie en eene ouverture van J. Raff over het koraal jBiw' feste Burg ist wnser Gott, met-gloed en distinctie; de heer Gernsheim voerde met zijn bekend talent den dirigeerstaf. Op het oogenblik dat dit blad onder de oogen der lezers komt, heeft de eerste uitvoering plaats van König Arpad, romantische opera van Fiore della Neve, muziek van Th. H. H. Verheij ; hier over in het volgend nummer. Kotterdam, 24 Febr. '8 V. EEN ITALIAANSCH BAYREUTH. Baron Franchetti, te Reggio, is gehuwd met een dochter van de Weener Rothschilds, men berekent zijn vermogen op 90 of 100 millioen. Zyn zoon Albert is musicus; die jonge man heeft acht jaren het conservatorium te Dresden be zocht, er reeds eene symphonie in e-mol gecom poneerd, en thans eene opera doen verschijnen, Asraël. Baron Franchetti heeft deze opera van zijn zoon waardig willen doen encadreeren. In zijne woonplaats Reggio heeft hij den stadsschouwburg overgenomen, en twee troepen voor de groote ?opera geëngageerd, waarvan de eene Cfuillaume lell en Carmen zingt, en de andere gebruikt is tot het instudeeren van Albert Franchetti's Asraël. Een uitstekend corps de ballet geeft er daaren boven het prachtig gemonteerde ballet Excelsior, zoodat de bewoners van vele mijlen in het rond naar het kleine stadje Reggio komen, waarvan de baron een Italiaansch Bayreuth wil maken. Voor de première van Asraël waren, behalve de Italiaansche pers ook de redacteuren van Neue Freie Presse, Figaro en Frankfurter genoo digd. Het was niets uitlokken ds", zegt de redacteur van Figaro, twaalf uren in den trein te zitten, om een opera te hooren, waarover wij toch, naar de meening van het publiek, geen slecht oordeel konden hebben, omdat zij van een archimillionnair was". Gelukkig was de opera de moeite waard om te hooren. De redacteur van figaro zegt er niet veel van; het libretto vond h (j zwak, althans lang niet ernstig genoeg voor zulke doorwerkte muziek, het decoratief was uit stekend geschilderd. Hij voorspelt dat de opera in de jaarboeken der Italiaansche muziek een datum zal hebben; Franchetti heeft zich met dit werk een uitstekend musicus betoond, die aan de Duitsche studie niet zijn Italiaansch talent voor melodie heett opgeofferd. De Frankfurter geeft een overzicht van den tekst, die van Ferdinando Fontana is. Asraël en Nefta, aldus vertelt de proloog, die echter niet gesproken wordt, leven als goddelijke gelie ven in het paradijs, tot de hemel door de demo nen der hel bestormd wordt en Asraël in den strijd tegen de geesten der hel het onderspit delft. Hij wordt naar de hel gesleept, waar hij in de gedaante van een demon leeft, en, . dit vernemen wij in het eerste deel van het eerste bedrijf, uit verlangen naar Netta verkwijnt. Lucifer staat hem op zijn verzoek toe, een jaar op de aarde te mogen vertoeven, mits hij in cV. jaar eene vopr den hemel bestemde ziel weet te rooven en mede naar de hel te brengen. Asraël zweert dit en vertrekt. In de tweede helft van het eerste bedrijt ziet men Nefta in het paradys midden op de groote gouden ladder des hemels, omgeven door scharen van engelen, de Heilige Maagd om hare voorbede smeeken: zij wenscht dat God haar zal toestaan, den hemel te verla ten en tot de aarde af te dalen, waar haar ge liefde Asraël vertoeft, dien zij naar den hemel hoopt terug te voeren. De drie volgende bedrijven spelen in Vlaande ren, in de dertiende eeuw. Asraël komt als edel man naar een feest, dat de landlieden bereiden, en verneemt, dat sedert zeven jaren Lidoria, de dochter van den koning van Brabant, op dezen dag degenen die naar hare hand dingen, op de proef stelt. Wie haar met den blik weet te over winnen, zal haar echtgenoot worden. Asraël neemt de uitdaging aan en behaalt de overwinning, maar doet afstand van zijn rechten en wordt verliefd op een aardig visschersmeisje, Loretta, dat het feest bijwoont. Vertoornd over den haar Aangedanen smaad, roept Lidoria hare mannen tot den strijd op, tegen de visschers, die voor Loretta partij kiezen. Dan treedt zuster Clotilde op; het is Nefta, die in deze gedaante op aarde vertoeft, zij begeeft zich tusschen de strijdenden en vermaant hen tot vrede. Maar Lidoria zet opnieuw hare getrouwen tot den strijd aan. Asraël, met demonische kracht begaafd, verbreekt onder donder en bliksem de zwaarden, en zuster Clotilde terkent aan dit wonder haren geliefde. In het derde bedrijf, dat in een landschap bij avondlicht afgespeeld wordt, zien wij Loretta, die haren minnaar wacht. Eerst komt Lidoria tot haar en waarschuwt haar voor Asraël; zij zegt dat deze het meisje bedriegt en doet haar een mid del aan de hand om den naam zijner ware ge liefde te weten te komen. Asraël komt en Lo retta verneemt op de haar door Lidoria voorge schreven wijze, dat Asraëls geliefde Nefta heet. Zij wreekt zich daarover (misschien wel wat modern, als vitrioleuse) door Asraël met een vloeistof te overgieten, die hem helsche pijnen bezorgt, maar hem. ook van zijne demonische eigenschappen berooft.. Zuster Clotilde en andere barmhartige zusters nemen den hjdende in het klooster op. In de laatste acte ziet men in dgn kloostertuin Asraël, die, genezen, het klooster wil verlaten. Zuster Clotilde houdt hem terug en zoekt hem te bewegen, vooraf', als dank, voor het Madonnabeeld te knielen en te bidden, want als hij maar eerst gebeden heeft mag hij weer in den hemel komen, en zuster Clotilde mag zich aan hem niet als Nefta doen kennen. Maar hij kan niet bidden en het gelukt haar slechts met veel moeite, hem er toe te brengen, de knie te buigen. Zij vouwt hem de handen en bidt met hem een Ave Maria. Daar gevoelt hij zich als geheel herboren, het klooster verdwijnt, het paradijs opent zich voor hem, en zuster Clotilde staat omringd door de engelenscharen als Nefta voor hem. Asraël zelf is ook in een engel veranderd. De Duitsche criticus vindt het libretto zeer goed gearrangeerd en rijk aan oorspronkelijke toestanden; de componist heeft er partij van ge trokken voor een menigte van de meest verschei dene orchestrale en vocale scheppingen : helsch rumoer en duivelengeschater, engelenkoren, on weder, maneschijn, hartstochtelijke liefde, hemelsche verrukking, Ave Maria en ballades De zangeressen Novelli (Loretta) en Damerini (Nefta) voldeden zeer goed; de tenor Mierzwinski (Asraël) daarentegen, vroeger een zanger van naam, is zeer in zijn nadeel veranderd; zijn stem is haid en onsympathiek geworden, en heeft hare volheid en kracht verloren. SCHOPENHAÜER. Het was Woensdag 22 Februari honderd jaar geleden dat een van Duitschlands grootste en meest bekende wijsgeeren geboren werd: Arthur Schopenhauer. Het is hier de plaats niet om de be wering te staven, dat hij een der grootste is; wij mogen ons ten dezen op het algemeen gevoelen beroepen, dat hem met Schelling en Hegel op ne lijn plaatst. Minst genomen. Want van beiden wint hij 'tin helderheid van stijl en in levendig heid van voorstelling, waardoor hij om zoo te zeg gen lichaam geeft aan de abstracte redeneeringen der Metapbysicia, Daaraan heeft Schopenhauor te dan ken, dat hij ook onder de meest bekende wijsgee ren behoort, in dien zin, dat zijne schriften niet alleen bij name bekend zijn, maar ook gelezen worden- buiten den engen kring der wijsgeerige school. Schopenhauer's wijsbegeerte is dien ten gevolge doorgedrongen in het geestelijk leven van het ontwikkeld deel van het geslacht dat onmiddelijk op het zijne volgde, ja, zij 't ook eerst in zijn laatste jaren, hij heeft toch nog de vreugde ge smaakt van zijn opkomenden roem te mogen be leven, en hij was daarvoor zelfs gevoeliger dan wel met zijne leer overeen te brengen is. Degeen wiens leer en leven nooit anders dan in harmonie met elkander zijn, werpe deswegen het eerst den steen op hem! . Natuurlijk heeft nu Schopenhauer zijne betrekke lijke populariteit niet uitsluitend aan zijn helderen, opgewekten schrijftrant te danken, maar in de eerste plaats aan de gemakkelijkheid waarmee zijne Metaphysica zich verbindt met de natuur wetenschap en met do begrippen van het gezond verstand, aan de nieuwheid der toch voor eene onbevooroordeelde kritiek zooveel waarschijiüijks bevattende leer, dat in de wereld en hot leven de smart het van het genot in hoeveelheid wint, DU aan de bevattelijkheid van zijn beginsel van hot medelijden als grondslag der Moraal. Vooral zijn pessimisme moet een diepen indruk maken op een ieder, die er wel eens over heeft nagedacht, hoe nu toch wel, eerlijk gezegd, de balans zich houdt in welker ne schaal alle goede en in welke andere schaal alle booze gaven worden ge worpen, temeer omdat Schopenhauers philosophie in dit opzicht de formule is voor de onuitgesproken overtuiging van velen, ja misschien van de meer derheid onzer geletterden. Een en ander verklaart de belangstelling waar mede geheel Duitschland. en de gchcele beschaafde wereld zich den datum van Schopenhauers ge boortedag herinnert. Schopenhauers ontwikkelingsgang bewijst even zeer als die van John Stuart Mill, maar op geheel andere wijze dan deze, hoe groot het weerstands vermogen is van een buitengowonen aanleg. Dreigde voorden laatste het gevaar dat onder overlading van het verstand de spontanieteit van het genie zon verstikt worden, bij den eerste was het veeleer gebrek aan cultuur die hem zijn roeping had kunnen doen missen. Hij moest, omdat zijn vader het zoo wilde, koopman worden, en eerst toen hij reeds achttien jaren oud was, stelde het overlijden zijns vaders hem in staat, aan zijnen lust om te studeeren gevolg te geven. Hij studeerde van 1809 tot 1812 to Göttingen en Berlijn en promoveerde in 1813 te Jena. In de jaren 1820 tot 31 was hij privaatdocont aan de Berlijnsche universiteit, maar aangezien hij met zijne lessen weinig succes had (men xcgt, dat hij niet eens bracht tot het tres faciut collegium) verliet hij die stad en woonde sedert te Frankfort a/M., waar hij evenwel nog langen tijd meer bekend was als de zoon van de novellenschrijfster Jobanna Schopenhauer (Trosiener) dan als schrij\er van die Welt als Willeiind Vorstellung, datweinigaandacht trok. Zijne later verschenen Parerf/a und Puralipomena gaven hem toegang tot een broederen kring van lezers en baanden hem den weg tot zijnen lateren roem, die zich nu echter meer aan eerstgenoemd werk hechtte. Dat Schopenhauer nog geen standbeeld heeft, spijt ons niet. in de eerste plaats omdat wij in het algemeen tegen standbeelden zijn, maar daaren boven omdat wij niet begrijpen wat tet beteekent voor hen die tijdens hun leven het lielst in de studeerkamer vertoefden, na hun dood de aan dacht van het straatslijpend publiek in te roepen. H. ANTON MAUVE. Weder is ons een man van talent, een ui t den groep der nieuwe schilders, ontvallen : de Heer Anton Mauve; en dat op nog geen vyftigjarigen leeftijd. Had men, een paar perioden geleden, te Parijs les quatre G. (Gros, Gérard, Guérin, Girodet), Den Haag had de vier talentvolle M-s: Mesdag, twee Marissen. Mauve (geb. te Haarlem, 18 Sept. 1838). Als er niet eenige spraakverwarring, sedert de laatste partijformatie, in de politiek ontstaan was, zou men aan deze sfeer van denken en doen de technische uitdrukking mogen ontleenen, dat Mauve tot de matig geavanceerden behoorde. De landschap- en veeschilder Mauve verstaat het teekenen te goed, om er voordeel in te vin den de omtrekken opzettelijk te verwaarlozen. Zijne schapen zien er zeker heel anders uit dan die van Jan van Ravenswaay, heel anders ook dan die van Claos Berchem; maar men zou van zijn zinnen moeten zyn, zoo als de edele dwaalgeest van La Mancha, em eene kudde van Mauve voor iets anders te houden dan wat de katalogus ver meldt. Het schijnt, dat de meeste zijner werken nog al zeer verspreid zijn. Slechts op verschillende ten-toon-stellingen tot in Weenen en Filadelfia toe heeft men er kennis mee kunnen maken. Hij heeft zijne opleiding in de kunst te danken gehad aan Pieter Frederik van Os en de machtige natuur onzer oostelijke provinciën. De paardenschilder W. Verschuur, de stoutmoedige W. Bilders, Israëls, in zijn tweede periode, hebben een veelzijdigen invloed op hem geoefend. Het landleven heeft hem bij voortduring ge boeid: de natuur, die minder of meer speelruimte voor figuren en verdere stoffeering laat. Schapen en heide waren vaak zijn lievelings motieven. Laat hij zijne kudde aan den oever der beek weiden, hij geeft ons ook van het duin landschap een beeld vol bekoorlijkheid. Er is diepte en ruimte in zijne schilderijen; de plan nen schuiven voortreffelijk achter elkaar, en de kalmte der streek wordt uitnemend uitgedrukt." 1) Er is een zekere weemoed in de schilderijen en teekeningen van Mauve. Zelden wordt de fijne, soms eenigszins sombere landschaptoon door een zo*netjen vervrolijkt. Vfas dit een zinnebeeld van zijn te vroeg ver scheiden '> Aan erkenning heeft het hem niet ontbro ken. In '57 reeds werd zijn werk ter ten-toon stelling aanvaard; in '73 behaalde hij te Weenen een medalje (met een Jaagpaard langs den Rijn oever"); in '76 te Filadelfia (met een tooneel aan 't zeestrand); in 't zelfde jaar had hij een succes te Rotterdam (zijn: In de schaduw" kwam het Mnzeüm Boymans vercieren); in '80 te Parijs (met Schapen in 't Duin). De Heer J. F. van Someren heeft een goede monografie aan hem gewijd, in het fraaye werk Moderne kunst", door déti moedigen uitgever Tj, van Holkema ter perse .gelegd en vercierd met een kleurrijke ets van Arendzen, naar Mauves Zomerdag". Zal men ons geene aan zijn werken gewijde ten-toon-stelling geven? Wat had dit zelfstandig talent niet nog tot onzen aalouden rnem als landschap- en veeschilders kunnen bijdragen ! Feb. 1888. ALB. TH. 1) Joli. Gram. V A R I A. Oischoon men nog verre van de l'arijsehe wereld tentoonstelling in 1889 verwijderd is, heeft dezo toch reeds tot eenen twist aanleiding gegeven, die oor zaak was, dat de kunstenaarswereld in twee par tijen verdeeld werd. ,ln de geheele wereld is het gebruikelijk, dat de leden van de jury geen prijs mogen toekennen aan stukken, die zijzelf inzon den, en slechts Frankrijk maakte hierop eene uitzondering bij internationale tentoonstellingen Zoolang de leden der jury beseheiden waren, ver zette niemand zich daartegen en eerst in 1878 kwam hot tot ecno uitbarsting, toen de drie hoogste prijzen, die do Staat uitreikte, zonder uitzondering werden toegekend door de loden der jury. In de kunstenaarswereld was men ver ontwaardigd over deze zelf-tevredenheid der jury, de pers nam de zaak ter harte en 't gevolg was dat de regeoring, zoolang de tentoonstelling onder haar toezicht stond, in bet reglement eene bepa ling opnam, tengevolge waarvan alle leden der jury niet voor prijzen in aanmerking zouden komen. Sedert is de leiding van den Salon in handen van een partikuliere kunstenaarsvereeniging over gegaan cu nu zal bij de wereldtentoonstelling in 1889 voor 't eerst sinds 1878 de Staat de jury benoemen. Deze jury kwam eenige dagen geleden bijeen om baar reglement vasttestellen, en nam het artikel, waarbij juryleden van de bekroning waren uitgesloten, weer op, echter niet zonder tegenspraak. De schilder Bouguereau, die tot de jury behoort, kwam met Moissonnier en RobcrtFleury heftig er tegen op en verlangde van den minister van onderwijs, dat hij het genomen be sluit wijzigen zou; van andere zijde wordt den minister dringend verzocht, dat hij bet besluit zal handhaven, 't geen ook gebeuren zal, want de pers on de publieke opinie zijn tegen Bouguereau's eisch. Nog is er besloten dat geen kunstenaar meer dan 10 stukken mag inzenden, eeno bepa ling die. daar de grootte der schilderijen toe- en de bescheidenheid der schilders afneemt, niet onnoodig schijnt te zijn, daar in 1878 n schilder de ruimte van 18 schilderijen voor zich in be slag nam. Een merkwaardig verschijnsel op het gebied der electriciteit wordt medegedeeld door de Lumière Electrique", volgens een bericht van Dr. Def'ontaine. Deze arts heeft in de werkplaatsen van Creusot verschijnselen waargenomen, die alleen met een zonnesteek kunnen worden vergeleken» en die een gevolg zijn van het sterke electrisch licht. Men deed proeven met het verhitten van metalen. Tot dit doel maakte men de uiteinden: van metalen stukken wit gloeiend, zonder de» rest te verhitten, en dit geschiedde door middel van een Volta'schen boog van enorme kracht 50 paardenkrachten alleen waren noodig om deze lichtsterkte te ontwikkelen. De intensiteit van het licht bedroeg ongeveer tienduizend carcels. Wanneer het metaal slechts aan den rand. van deze machtige elektrieke ontlading gebracht is, wordt het reeds vloeibaar, maar daarbuiten. bespeurt men bijna in 't geheel geen warmte. Korten tijd na het begin van de proeven begon nen de werklieden op hun huid de uitwerking van het sterke licht te gevoelen. Ofschoon zij wel 5 a 10 meter van den lichthaard verwijderd waren, op een afstand waarop men van stralende warmte geen invloed meer ondervindt, hadden zij een gevoel als van verbranding. Een hunner vergeleek het met een zonnesteek op zijn arm, dien hij vroeger eens gehad had. Hoewel het licht niet onophou delijk maar met tusschenpoozen werkte, waren de arbeiders aan hun hals, aan hun gelaat, aan alle lichaamsdeelen die niet door hun kleeding bedekt waren, zeer gevoelig en hadden eene kleur gekregen als rood brons, hunne oogen, schoon beschut door dikke brillen, die niet eens het licht van de zon doorlieten, waren zoo ontstoken dat. toen z\j in het daglicht kwamen, hun geheel gezichtsvermogea eenige minuten lang als vernietigd was, alsof zij zich in het stikdonker bevonden, en daarna namen alle voorwerpen minstens een uur lang een saffraankleur voor hun oogen aan. Minstens 48 uur lang was dan ook de verbindingshuid ontstoken, ea hadden zij een gevoel alsof zij zand onder de oog leden hadden. Dezelfde begeleidende verschijn selen, die een zonnesteek aanbiedt, namelijk hoofd pijn, slapeloosheid, koorts, en daarop huidvervelling tot den vijfden dag toe, werden ook hier waargenomen. De lieden zelf gaven aan hun ziekte den naam van olektrieken zonnesteek", Een ondereoekingsreis door Groenland op sneeuwschoenen wordt thans op touw gezet deor den zooloog Nansen, conservator van het Museum te Bergen. Hierover heeft hij uitvoerig geraad pleegd met den bekenden Professor Nordenskjöld. De expeditie zal aan de Oostkust bij Kaap Dan beginnen, om over het ijs in het binnenland de Dirkobaai aan de Westkust te bereiken. Deze afstand is ruim 90 geographische mijlen. Als begeleiders zullen twee Laplanders en n Noor fungeereh, terwijl lichtgebouwde sleden de noodzakelijke levens middelen mede zullen voeren. Nansen meent dat de gevaren en moeielijkheden het grootst zullen zijn in de nabijheid van de kust. Op de binnenlandsche hoogvlakte (1560 meter boven den zeespiegel) hoopt hij vaste sneeuw te vinden, waarop een flink voetganger ongeveer 20 kilometer daags kan afleggen. Een geoefend Noorsch sneeuwschoenlooper zou dan 180, een Laplander zelfs 200 a 250 kilometer daags kunnen afteggen. Volgens berekening zou men aldus 16 a 17 dagen behoeven te reizen, hetgeen volgens de neeningvan Nansen geen nadeoligen invloed op de ge zondheid kan uitoefenen, daar Nordenskjöld reeds 3 L dagen op het ijs in het binnenland doorbracht^ Voor deze expeditie zijn 500Ükronen noodig, die; de reiziger door een openbare inschrijving by'een hoopt te brengen. Een volkstouneelgezelschap. In Bretagne heeft do Parijsche romanschrijver Pierre Zacctme eene gewichtige ontdekking gedaan, namelijk een volkstooneelgezelschap, dat middeleeuwscbe stukke» opvoert, en wel tle Lijdensgeschiedenis, de vier Heemskinderen, Sint Tryphine enz. Het gezelschap bevindt zich in 't dorp Plouarec, bij Lannion, en bestaat slechts uit boeren ea haiulwcrksgezellen. Ofschoon zij dikwijls op de bedevaartsieesten spelen, werd er tot nu toe niet op gelet, wat daaraan moet toegeschreven worden, dat de stukken in 't dialect van Bretagne gege ven werden. Nu echter zal het gezelschap bij de inwijding van bet komedie-gebouw te Morlaix medewerken, dat uit een legaat van den graaf Auge de Guemizal gebouwd werd. Aan de voor stelling zullen verscheidene leden van het Th atre francais medewerken. De aankondiging van dit nieuw ontdekte tooneel-gezelschap heelt veel opzien gewekt Daarom worden den 14den April verscheidene kunstenaars, dichters, geleerden ea liefhebbers verwacht. Een mozaiekvondst. Uit Londen wordt meedegedeeld, dat de arbeiders van een zekeren mijnheer Frederick G. Nickolls in Salisbury den vorige week bij opgravingen op eenen Romeinschea mozaiekvloer stieten. Er is eene voorstelling op van eenen slag tusschen Grieken en Perzen. Een. jong krijgsman, in Griekscbe wapenrusting, met ontbloot hoofd, zwaait zijne speer te midden van een menigte strijders in golvend gewaad en hoogen haardos. Hij tracht eenen Oosterschen ko ning te dooden, die op eenen strijdwagen zit. Waarschijnlijk zijn de beide helden Alexander en* . Darius, eu stelt het gebeel een dier veldslagen. voor, welke het lot van bet Perzische rijk beslis ten, liet mozaïek is buitengewoon schoon bewerkt. en zeer anistiek samengesteld. Hoogstwaarschijn lijk is het een namaaksel van een beroemd schil-. derij uit de oudheid. l f et graf van Alexander den Groote. Naar men verneemt wil de bekende Dr. Schliemannin Alexandriënavorschingen beginnen naar het graf van Alexander den Groote Uit Pera wordt daar omtrent nog het volgende bericht: Met betrekking tot de reis van Dr. Scblieraann tot ontdekkingvan het graf van Alexander den Groote, is h<ït tijd er aan te herinneren dat sedert den vorirjon. zomer do sarkophaag van den grooten Alexarrflej-, die door Hamdi Boy in Sidon gevonden en be «vaan! is, zich hier bevindt. De beeldhouwwerken aan dit reusachtig grafteeken, in schoonheid slechts te vergelijken met liet fries van het Farthenon, den Hermes van Olympia en het altr^ar van Pergamon, laten door hunne voorst elhngen gceatwijt'el meer over, dat dit het graf van Alexandet den Groote is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl