Historisch Archief 1877-1940
No. 557
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Praag (?iool) als solisten; eerstgenoemde behaalde
met hare beide aria's (uit de Zatde en Figaro's
Hocheeit van Mozart) slechts een matig succes,
het geluid is goed, soms fraai en voor eene
soubrette zelfs groot; de voordracht echter vooral
van de aria Neue Freuden, neue Schmerzen
veel te forsch. Daarentegen won zij als lieder
zangeres met Wagner's Schlaf ein, holdes Kind,
Jensen's Der Schmied en vooral met Schumann's
Der Nustibawn aller harten: dit laatste lied werd
in 't mjzonder zeer schoon door haar voorgedragen.
De heer Ondrieck is ongetwijfeld een groot
meester op z\jn instrument, toch kon hij my slechts
matig voldoen wegens iets geforceerds in zijn
voordracht; hij laat zijn viool zingen als een
Fransche zangeres, met andere woorden hij wil het
gevoel in zyn spel uitdrukken door een naar mijne
meening al te sterk vibrato, waardoor eene ("ver
geef mij het woord) gemanireerdheid ontstaat, die
werkelijk genot verhindert. Ook was de keuze
van zijn programma, met uitzondering van
Gernsheim's D-dur Concert, waarvan speciaal het An
dante een prachtig muziek is minder gelukkig;
de Serenade mélancholique van Tschaikowsky en
de Airs variés Hongrois van Ernst zijn wel is
?waar nummers waarmede een violist bewijzen van
volmaakte techniek kan leveren (en dit deed de
Heer Ondrieck dan ook), maar het is geen ernstige
arbeid genoeg om er den kunstenaar aan te
toetsen; men kan daarbij slechts den virtuoos
bewonderen.
Het orkest gaf Beethoven'» Eroïca-Symphowie
en eene ouverture van J. Raff over het koraal
jBiw' feste Burg ist wnser Gott, met-gloed en
distinctie; de heer Gernsheim voerde met zijn
bekend talent den dirigeerstaf.
Op het oogenblik dat dit blad onder de oogen
der lezers komt, heeft de eerste uitvoering plaats
van König Arpad, romantische opera van Fiore
della Neve, muziek van Th. H. H. Verheij ; hier
over in het volgend nummer.
Kotterdam, 24 Febr. '8
V.
EEN ITALIAANSCH BAYREUTH.
Baron Franchetti, te Reggio, is gehuwd met
een dochter van de Weener Rothschilds, men
berekent zijn vermogen op 90 of 100 millioen.
Zyn zoon Albert is musicus; die jonge man heeft
acht jaren het conservatorium te Dresden be
zocht, er reeds eene symphonie in e-mol gecom
poneerd, en thans eene opera doen verschijnen,
Asraël.
Baron Franchetti heeft deze opera van zijn
zoon waardig willen doen encadreeren. In zijne
woonplaats Reggio heeft hij den stadsschouwburg
overgenomen, en twee troepen voor de groote
?opera geëngageerd, waarvan de eene Cfuillaume
lell en Carmen zingt, en de andere gebruikt is
tot het instudeeren van Albert Franchetti's Asraël.
Een uitstekend corps de ballet geeft er daaren
boven het prachtig gemonteerde ballet Excelsior,
zoodat de bewoners van vele mijlen in het rond
naar het kleine stadje Reggio komen, waarvan
de baron een Italiaansch Bayreuth wil maken.
Voor de première van Asraël waren, behalve
de Italiaansche pers ook de redacteuren van
Neue Freie Presse, Figaro en Frankfurter
genoo digd. Het was niets uitlokken ds", zegt de
redacteur van Figaro, twaalf uren in den trein te
zitten, om een opera te hooren, waarover wij toch,
naar de meening van het publiek, geen slecht
oordeel konden hebben, omdat zij van een
archimillionnair was". Gelukkig was de opera de
moeite waard om te hooren. De redacteur van
figaro zegt er niet veel van; het libretto vond
h (j zwak, althans lang niet ernstig genoeg voor
zulke doorwerkte muziek, het decoratief was uit
stekend geschilderd. Hij voorspelt dat de opera
in de jaarboeken der Italiaansche muziek een
datum zal hebben; Franchetti heeft zich met dit
werk een uitstekend musicus betoond, die aan
de Duitsche studie niet zijn Italiaansch talent
voor melodie heett opgeofferd.
De Frankfurter geeft een overzicht van den
tekst, die van Ferdinando Fontana is. Asraël
en Nefta, aldus vertelt de proloog, die echter
niet gesproken wordt, leven als goddelijke gelie
ven in het paradijs, tot de hemel door de demo
nen der hel bestormd wordt en Asraël in den
strijd tegen de geesten der hel het onderspit
delft. Hij wordt naar de hel gesleept, waar hij
in de gedaante van een demon leeft, en, . dit
vernemen wij in het eerste deel van het eerste
bedrijf, uit verlangen naar Netta verkwijnt.
Lucifer staat hem op zijn verzoek toe, een jaar
op de aarde te mogen vertoeven, mits hij in cV.
jaar eene vopr den hemel bestemde ziel weet te
rooven en mede naar de hel te brengen. Asraël
zweert dit en vertrekt. In de tweede helft van
het eerste bedrijt ziet men Nefta in het paradys
midden op de groote gouden ladder des hemels,
omgeven door scharen van engelen, de Heilige
Maagd om hare voorbede smeeken: zij wenscht
dat God haar zal toestaan, den hemel te verla
ten en tot de aarde af te dalen, waar haar ge
liefde Asraël vertoeft, dien zij naar den hemel
hoopt terug te voeren.
De drie volgende bedrijven spelen in Vlaande
ren, in de dertiende eeuw. Asraël komt als edel
man naar een feest, dat de landlieden bereiden,
en verneemt, dat sedert zeven jaren Lidoria, de
dochter van den koning van Brabant, op dezen
dag degenen die naar hare hand dingen, op de
proef stelt. Wie haar met den blik weet te over
winnen, zal haar echtgenoot worden. Asraël neemt
de uitdaging aan en behaalt de overwinning,
maar doet afstand van zijn rechten en wordt
verliefd op een aardig visschersmeisje, Loretta,
dat het feest bijwoont. Vertoornd over den haar
Aangedanen smaad, roept Lidoria hare mannen
tot den strijd op, tegen de visschers, die voor
Loretta partij kiezen. Dan treedt zuster Clotilde
op; het is Nefta, die in deze gedaante op aarde
vertoeft, zij begeeft zich tusschen de strijdenden
en vermaant hen tot vrede. Maar Lidoria zet
opnieuw hare getrouwen tot den strijd aan. Asraël,
met demonische kracht begaafd, verbreekt onder
donder en bliksem de zwaarden, en zuster Clotilde
terkent aan dit wonder haren geliefde.
In het derde bedrijf, dat in een landschap bij
avondlicht afgespeeld wordt, zien wij Loretta, die
haren minnaar wacht. Eerst komt Lidoria tot haar
en waarschuwt haar voor Asraël; zij zegt dat
deze het meisje bedriegt en doet haar een mid
del aan de hand om den naam zijner ware ge
liefde te weten te komen. Asraël komt en Lo
retta verneemt op de haar door Lidoria voorge
schreven wijze, dat Asraëls geliefde Nefta heet.
Zij wreekt zich daarover (misschien wel wat
modern, als vitrioleuse) door Asraël met een
vloeistof te overgieten, die hem helsche pijnen
bezorgt, maar hem. ook van zijne demonische
eigenschappen berooft.. Zuster Clotilde en andere
barmhartige zusters nemen den hjdende in het
klooster op.
In de laatste acte ziet men in dgn kloostertuin
Asraël, die, genezen, het klooster wil verlaten.
Zuster Clotilde houdt hem terug en zoekt hem te
bewegen, vooraf', als dank, voor het Madonnabeeld
te knielen en te bidden, want als hij maar eerst
gebeden heeft mag hij weer in den hemel komen,
en zuster Clotilde mag zich aan hem niet als
Nefta doen kennen. Maar hij kan niet bidden en
het gelukt haar slechts met veel moeite, hem er
toe te brengen, de knie te buigen. Zij vouwt
hem de handen en bidt met hem een Ave Maria.
Daar gevoelt hij zich als geheel herboren, het
klooster verdwijnt, het paradijs opent zich voor
hem, en zuster Clotilde staat omringd door de
engelenscharen als Nefta voor hem. Asraël zelf
is ook in een engel veranderd.
De Duitsche criticus vindt het libretto zeer
goed gearrangeerd en rijk aan oorspronkelijke
toestanden; de componist heeft er partij van ge
trokken voor een menigte van de meest verschei
dene orchestrale en vocale scheppingen : helsch
rumoer en duivelengeschater, engelenkoren, on
weder, maneschijn, hartstochtelijke liefde,
hemelsche verrukking, Ave Maria en ballades
De zangeressen Novelli (Loretta) en Damerini
(Nefta) voldeden zeer goed; de tenor Mierzwinski
(Asraël) daarentegen, vroeger een zanger van
naam, is zeer in zijn nadeel veranderd; zijn stem
is haid en onsympathiek geworden, en heeft hare
volheid en kracht verloren.
SCHOPENHAÜER.
Het was Woensdag 22 Februari honderd jaar
geleden dat een van Duitschlands grootste en meest
bekende wijsgeeren geboren werd: Arthur
Schopenhauer. Het is hier de plaats niet om de be
wering te staven, dat hij een der grootste is; wij
mogen ons ten dezen op het algemeen gevoelen
beroepen, dat hem met Schelling en Hegel op ne
lijn plaatst. Minst genomen. Want van beiden
wint hij 'tin helderheid van stijl en in levendig
heid van voorstelling, waardoor hij om zoo te zeg
gen lichaam geeft aan de abstracte redeneeringen der
Metapbysicia, Daaraan heeft Schopenhauor te dan
ken, dat hij ook onder de meest bekende wijsgee
ren behoort, in dien zin, dat zijne schriften niet
alleen bij name bekend zijn, maar ook gelezen
worden- buiten den engen kring der wijsgeerige
school. Schopenhauer's wijsbegeerte is dien ten
gevolge doorgedrongen in het geestelijk leven van
het ontwikkeld deel van het geslacht dat
onmiddelijk op het zijne volgde, ja, zij 't ook eerst in zijn
laatste jaren, hij heeft toch nog de vreugde ge
smaakt van zijn opkomenden roem te mogen be
leven, en hij was daarvoor zelfs gevoeliger dan wel
met zijne leer overeen te brengen is. Degeen wiens
leer en leven nooit anders dan in harmonie met
elkander zijn, werpe deswegen het eerst den steen
op hem! .
Natuurlijk heeft nu Schopenhauer zijne betrekke
lijke populariteit niet uitsluitend aan zijn helderen,
opgewekten schrijftrant te danken, maar in de
eerste plaats aan de gemakkelijkheid waarmee
zijne Metaphysica zich verbindt met de natuur
wetenschap en met do begrippen van het gezond
verstand, aan de nieuwheid der toch voor eene
onbevooroordeelde kritiek zooveel waarschijiüijks
bevattende leer, dat in de wereld en hot leven de
smart het van het genot in hoeveelheid wint, DU
aan de bevattelijkheid van zijn beginsel van hot
medelijden als grondslag der Moraal. Vooral zijn
pessimisme moet een diepen indruk maken op
een ieder, die er wel eens over heeft nagedacht,
hoe nu toch wel, eerlijk gezegd, de balans zich
houdt in welker ne schaal alle goede en in
welke andere schaal alle booze gaven worden ge
worpen, temeer omdat Schopenhauers philosophie
in dit opzicht de formule is voor de onuitgesproken
overtuiging van velen, ja misschien van de meer
derheid onzer geletterden.
Een en ander verklaart de belangstelling waar
mede geheel Duitschland. en de gchcele beschaafde
wereld zich den datum van Schopenhauers ge
boortedag herinnert.
Schopenhauers ontwikkelingsgang bewijst even
zeer als die van John Stuart Mill, maar op geheel
andere wijze dan deze, hoe groot het weerstands
vermogen is van een buitengowonen aanleg. Dreigde
voorden laatste het gevaar dat onder overlading van
het verstand de spontanieteit van het genie zon
verstikt worden, bij den eerste was het veeleer
gebrek aan cultuur die hem zijn roeping had
kunnen doen missen. Hij moest, omdat zijn vader
het zoo wilde, koopman worden, en eerst toen hij
reeds achttien jaren oud was, stelde het overlijden
zijns vaders hem in staat, aan zijnen lust om te
studeeren gevolg te geven.
Hij studeerde van 1809 tot 1812 to Göttingen
en Berlijn en promoveerde in 1813 te Jena. In
de jaren 1820 tot 31 was hij privaatdocont
aan de Berlijnsche universiteit, maar aangezien
hij met zijne lessen weinig succes had (men xcgt,
dat hij niet eens bracht tot het tres faciut collegium)
verliet hij die stad en woonde sedert te Frankfort
a/M., waar hij evenwel nog langen tijd meer bekend
was als de zoon van de novellenschrijfster Jobanna
Schopenhauer (Trosiener) dan als schrij\er van die
Welt als Willeiind Vorstellung, datweinigaandacht
trok. Zijne later verschenen Parerf/a und
Puralipomena gaven hem toegang tot een broederen
kring van lezers en baanden hem den weg tot
zijnen lateren roem, die zich nu echter meer aan
eerstgenoemd werk hechtte.
Dat Schopenhauer nog geen standbeeld heeft,
spijt ons niet. in de eerste plaats omdat wij in
het algemeen tegen standbeelden zijn, maar daaren
boven omdat wij niet begrijpen wat tet beteekent
voor hen die tijdens hun leven het lielst in de
studeerkamer vertoefden, na hun dood de aan
dacht van het straatslijpend publiek in te roepen.
H.
ANTON MAUVE.
Weder is ons een man van talent, een ui t den
groep der nieuwe schilders, ontvallen : de Heer
Anton Mauve; en dat op nog geen vyftigjarigen
leeftijd.
Had men, een paar perioden geleden, te Parijs
les quatre G. (Gros, Gérard, Guérin, Girodet), Den
Haag had de vier talentvolle M-s: Mesdag, twee
Marissen. Mauve (geb. te Haarlem, 18 Sept. 1838).
Als er niet eenige spraakverwarring, sedert de
laatste partijformatie, in de politiek ontstaan was,
zou men aan deze sfeer van denken en doen de
technische uitdrukking mogen ontleenen, dat Mauve
tot de matig geavanceerden behoorde.
De landschap- en veeschilder Mauve verstaat
het teekenen te goed, om er voordeel in te vin
den de omtrekken opzettelijk te verwaarlozen.
Zijne schapen zien er zeker heel anders uit dan
die van Jan van Ravenswaay, heel anders ook dan
die van Claos Berchem; maar men zou van zijn
zinnen moeten zyn, zoo als de edele dwaalgeest
van La Mancha, em eene kudde van Mauve voor
iets anders te houden dan wat de katalogus ver
meldt.
Het schijnt, dat de meeste zijner werken nog
al zeer verspreid zijn. Slechts op verschillende
ten-toon-stellingen tot in Weenen en Filadelfia
toe heeft men er kennis mee kunnen maken.
Hij heeft zijne opleiding in de kunst te danken
gehad aan Pieter Frederik van Os en de machtige
natuur onzer oostelijke provinciën. De
paardenschilder W. Verschuur, de stoutmoedige W.
Bilders, Israëls, in zijn tweede periode, hebben een
veelzijdigen invloed op hem geoefend.
Het landleven heeft hem bij voortduring ge
boeid: de natuur, die minder of meer speelruimte
voor figuren en verdere stoffeering laat.
Schapen en heide waren vaak zijn lievelings
motieven. Laat hij zijne kudde aan den oever
der beek weiden, hij geeft ons ook van het duin
landschap een beeld vol bekoorlijkheid. Er is
diepte en ruimte in zijne schilderijen; de plan
nen schuiven voortreffelijk achter elkaar, en de
kalmte der streek wordt uitnemend uitgedrukt." 1)
Er is een zekere weemoed in de schilderijen
en teekeningen van Mauve. Zelden wordt de fijne,
soms eenigszins sombere landschaptoon door een
zo*netjen vervrolijkt.
Vfas dit een zinnebeeld van zijn te vroeg ver
scheiden '>
Aan erkenning heeft het hem niet ontbro
ken. In '57 reeds werd zijn werk ter ten-toon
stelling aanvaard; in '73 behaalde hij te Weenen
een medalje (met een Jaagpaard langs den Rijn
oever"); in '76 te Filadelfia (met een tooneel aan
't zeestrand); in 't zelfde jaar had hij een succes
te Rotterdam (zijn: In de schaduw" kwam het
Mnzeüm Boymans vercieren); in '80 te Parijs
(met Schapen in 't Duin). De Heer J. F. van
Someren heeft een goede monografie aan hem
gewijd, in het fraaye werk Moderne kunst",
door déti moedigen uitgever Tj, van Holkema ter
perse .gelegd en vercierd met een kleurrijke ets
van Arendzen, naar Mauves Zomerdag". Zal men
ons geene aan zijn werken gewijde
ten-toon-stelling geven?
Wat had dit zelfstandig talent niet nog tot
onzen aalouden rnem als landschap- en veeschilders
kunnen bijdragen !
Feb. 1888. ALB. TH.
1) Joli. Gram.
V A R I A.
Oischoon men nog verre van de l'arijsehe wereld
tentoonstelling in 1889 verwijderd is, heeft dezo toch
reeds tot eenen twist aanleiding gegeven, die oor
zaak was, dat de kunstenaarswereld in twee par
tijen verdeeld werd. ,ln de geheele wereld is het
gebruikelijk, dat de leden van de jury geen prijs
mogen toekennen aan stukken, die zijzelf inzon
den, en slechts Frankrijk maakte hierop eene
uitzondering bij internationale tentoonstellingen
Zoolang de leden der jury beseheiden waren, ver
zette niemand zich daartegen en eerst in 1878
kwam hot tot ecno uitbarsting, toen de drie
hoogste prijzen, die do Staat uitreikte, zonder
uitzondering werden toegekend door de loden der
jury. In de kunstenaarswereld was men ver
ontwaardigd over deze zelf-tevredenheid der jury,
de pers nam de zaak ter harte en 't gevolg was
dat de regeoring, zoolang de tentoonstelling onder
haar toezicht stond, in bet reglement eene bepa
ling opnam, tengevolge waarvan alle leden der
jury niet voor prijzen in aanmerking zouden
komen.
Sedert is de leiding van den Salon in handen
van een partikuliere kunstenaarsvereeniging over
gegaan cu nu zal bij de wereldtentoonstelling
in 1889 voor 't eerst sinds 1878 de Staat de jury
benoemen. Deze jury kwam eenige dagen geleden
bijeen om baar reglement vasttestellen, en nam
het artikel, waarbij juryleden van de bekroning
waren uitgesloten, weer op, echter niet zonder
tegenspraak. De schilder Bouguereau, die tot de
jury behoort, kwam met Moissonnier en
RobcrtFleury heftig er tegen op en verlangde van den
minister van onderwijs, dat hij het genomen be
sluit wijzigen zou; van andere zijde wordt den
minister dringend verzocht, dat hij bet besluit zal
handhaven, 't geen ook gebeuren zal, want de pers
on de publieke opinie zijn tegen Bouguereau's
eisch. Nog is er besloten dat geen kunstenaar
meer dan 10 stukken mag inzenden, eeno bepa
ling die. daar de grootte der schilderijen toe- en
de bescheidenheid der schilders afneemt, niet
onnoodig schijnt te zijn, daar in 1878 n schilder
de ruimte van 18 schilderijen voor zich in be
slag nam.
Een merkwaardig verschijnsel op het gebied der
electriciteit wordt medegedeeld door de Lumière
Electrique", volgens een bericht van Dr.
Def'ontaine. Deze arts heeft in de werkplaatsen van
Creusot verschijnselen waargenomen, die alleen
met een zonnesteek kunnen worden vergeleken»
en die een gevolg zijn van het sterke electrisch
licht. Men deed proeven met het verhitten van
metalen. Tot dit doel maakte men de uiteinden:
van metalen stukken wit gloeiend, zonder de»
rest te verhitten, en dit geschiedde door middel
van een Volta'schen boog van enorme kracht
50 paardenkrachten alleen waren noodig om
deze lichtsterkte te ontwikkelen. De intensiteit
van het licht bedroeg ongeveer tienduizend
carcels. Wanneer het metaal slechts aan den rand.
van deze machtige elektrieke ontlading gebracht
is, wordt het reeds vloeibaar, maar daarbuiten.
bespeurt men bijna in 't geheel geen warmte.
Korten tijd na het begin van de proeven begon
nen de werklieden op hun huid de uitwerking van
het sterke licht te gevoelen. Ofschoon zij wel
5 a 10 meter van den lichthaard verwijderd waren,
op een afstand waarop men van stralende warmte
geen invloed meer ondervindt, hadden zij een
gevoel als van verbranding. Een hunner vergeleek
het met een zonnesteek op zijn arm, dien hij vroeger
eens gehad had. Hoewel het licht niet onophou
delijk maar met tusschenpoozen werkte, waren de
arbeiders aan hun hals, aan hun gelaat, aan alle
lichaamsdeelen die niet door hun kleeding bedekt
waren, zeer gevoelig en hadden eene kleur gekregen
als rood brons, hunne oogen, schoon beschut door
dikke brillen, die niet eens het licht van de zon
doorlieten, waren zoo ontstoken dat. toen z\j in
het daglicht kwamen, hun geheel gezichtsvermogea
eenige minuten lang als vernietigd was, alsof zij
zich in het stikdonker bevonden, en daarna namen
alle voorwerpen minstens een uur lang een
saffraankleur voor hun oogen aan. Minstens 48 uur lang
was dan ook de verbindingshuid ontstoken, ea
hadden zij een gevoel alsof zij zand onder de oog
leden hadden. Dezelfde begeleidende verschijn
selen, die een zonnesteek aanbiedt, namelijk hoofd
pijn, slapeloosheid, koorts, en daarop
huidvervelling tot den vijfden dag toe, werden ook hier
waargenomen. De lieden zelf gaven aan hun
ziekte den naam van olektrieken zonnesteek",
Een ondereoekingsreis door Groenland op
sneeuwschoenen wordt thans op touw gezet deor
den zooloog Nansen, conservator van het Museum
te Bergen. Hierover heeft hij uitvoerig geraad
pleegd met den bekenden Professor Nordenskjöld.
De expeditie zal aan de Oostkust bij Kaap Dan
beginnen, om over het ijs in het binnenland de
Dirkobaai aan de Westkust te bereiken. Deze afstand is
ruim 90 geographische mijlen. Als begeleiders zullen
twee Laplanders en n Noor fungeereh, terwijl
lichtgebouwde sleden de noodzakelijke levens
middelen mede zullen voeren. Nansen meent
dat de gevaren en moeielijkheden het grootst
zullen zijn in de nabijheid van de kust. Op de
binnenlandsche hoogvlakte (1560 meter boven den
zeespiegel) hoopt hij vaste sneeuw te vinden,
waarop een flink voetganger ongeveer 20 kilometer
daags kan afleggen. Een geoefend Noorsch
sneeuwschoenlooper zou dan 180, een Laplander zelfs
200 a 250 kilometer daags kunnen afteggen.
Volgens berekening zou men aldus 16 a 17 dagen
behoeven te reizen, hetgeen volgens de
neeningvan Nansen geen nadeoligen invloed op de ge
zondheid kan uitoefenen, daar Nordenskjöld reeds
3 L dagen op het ijs in het binnenland doorbracht^
Voor deze expeditie zijn 500Ükronen noodig, die;
de reiziger door een openbare inschrijving by'een
hoopt te brengen.
Een volkstouneelgezelschap. In Bretagne heeft
do Parijsche romanschrijver Pierre Zacctme eene
gewichtige ontdekking gedaan, namelijk een
volkstooneelgezelschap, dat middeleeuwscbe stukke»
opvoert, en wel tle Lijdensgeschiedenis, de
vier Heemskinderen, Sint Tryphine enz. Het
gezelschap bevindt zich in 't dorp
Plouarec, bij Lannion, en bestaat slechts uit boeren ea
haiulwcrksgezellen. Ofschoon zij dikwijls op de
bedevaartsieesten spelen, werd er tot nu toe niet
op gelet, wat daaraan moet toegeschreven worden,
dat de stukken in 't dialect van Bretagne gege
ven werden. Nu echter zal het gezelschap bij de
inwijding van bet komedie-gebouw te Morlaix
medewerken, dat uit een legaat van den graaf
Auge de Guemizal gebouwd werd. Aan de voor
stelling zullen verscheidene leden van het Th
atre francais medewerken. De aankondiging van
dit nieuw ontdekte tooneel-gezelschap heelt veel
opzien gewekt Daarom worden den 14den April
verscheidene kunstenaars, dichters, geleerden ea
liefhebbers verwacht.
Een mozaiekvondst. Uit Londen wordt
meedegedeeld, dat de arbeiders van een zekeren
mijnheer Frederick G. Nickolls in Salisbury den
vorige week bij opgravingen op eenen Romeinschea
mozaiekvloer stieten. Er is eene voorstelling op
van eenen slag tusschen Grieken en Perzen. Een.
jong krijgsman, in Griekscbe wapenrusting, met
ontbloot hoofd, zwaait zijne speer te midden van
een menigte strijders in golvend gewaad en
hoogen haardos. Hij tracht eenen Oosterschen ko
ning te dooden, die op eenen strijdwagen zit.
Waarschijnlijk zijn de beide helden Alexander en* .
Darius, eu stelt het gebeel een dier veldslagen.
voor, welke het lot van bet Perzische rijk beslis
ten, liet mozaïek is buitengewoon schoon bewerkt.
en zeer anistiek samengesteld. Hoogstwaarschijn
lijk is het een namaaksel van een beroemd schil-.
derij uit de oudheid.
l f et graf van Alexander den Groote. Naar
men verneemt wil de bekende Dr. Schliemannin
Alexandriënavorschingen beginnen naar het graf
van Alexander den Groote Uit Pera wordt daar
omtrent nog het volgende bericht: Met betrekking
tot de reis van Dr. Scblieraann tot
ontdekkingvan het graf van Alexander den Groote, is h<ït
tijd er aan te herinneren dat sedert den vorirjon.
zomer do sarkophaag van den grooten Alexarrflej-,
die door Hamdi Boy in Sidon gevonden en be «vaan!
is, zich hier bevindt. De beeldhouwwerken aan
dit reusachtig grafteeken, in schoonheid slechts
te vergelijken met liet fries van het Farthenon,
den Hermes van Olympia en het altr^ar van
Pergamon, laten door hunne voorst elhngen
gceatwijt'el meer over, dat dit het graf van Alexandet
den Groote is.