Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 558.
Dit tooneel is grootsch en treffend. Het tweede
tableau van dit bedryf is vol beweging en drukke
muziek. Men onthoofdt er den bisschop. De
menigte zingt allerlei liederen, een kinderkoor,
een koor van de beruchte tricoteuses, een mannen
koor, een soldatenkoor. vermengen zich en wisse
len elkander af; eindelijk komt de martelaar,
zegent eenige vrouwen ontvangt den zegen van
Jocelyn en wordt geguillotineerd.
Het vierde tableau, als Laurence, weder m de
arendsgrot, zich niet in den toestand schikken
?wil en van Jocelyn, dien zij bemint, geen afstand
wil doen, is vol hartstocht en heeft den componist de
gelegenheid gegeven tot prachtige dramatische
muziek; als Jocelyn's moeder komt, door een
ouden herder geleid, wordt het duo een quatuor
rol uitdrukking en schoonheid.
indelyk komt men te Parys. Laurence is op
gegaan in de vermaken der wereld, en tracht, in
buitensporigheden hare liefde te vergeten. Men
ziet een plein met straatlantarens en daarachter
het verlichte hotel, waar een allerliefste gavotte
gespeeld wordt. Jocelyn komt zijne geliefde be
spieden en Mad. Rose Caron verschijnt aan het
venster in schitterend baltoilet. Zij zingt een lied,
een herinnering aan hare jeugd, het wordt een
duo vol gloed, met de woorden:
Dne nuit avec toi, puis a jamais mourir!
Une nuit avec toi, puis l'enfer et ses flammes,
Une nuit avec toi, puis la mort a nos ames!
Het laatste tableau is Laurence's dood. Zij is
opweg naar Italië, en komt in een dorpje waar
men feest viert. Zij voelt dat z\j sterven zal, en
vraagt een priester. Het is Jocelyn, en in een
duo vol mystische liefde, geheel in den stijl
van Gounod, blaast zy den laatsten adem uit.
*
* *
Ondanks de moeielijkheden van het libretto,
dat te lang, te veel Lamartine en te kerkelijk
is, zoodat zelfs de koningin van Belgiëde
directie verzocht heeft^» Jocelyn niet in eene
werkelyke sontane, maar in eene fan taisie-kleeding
te laten optreden zijn er tal van belangwekkende
tooneelcn in. De monteering was onberispelijk;
van de uitvoerenden werden Mad. Rose Caron
(Laurence), de tenor Engel (Jocelyn) en de bis
schop (Seguin, die vijf jaar geleden bjj de
Haagschfl opera was) het meest geroemd.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Le Cid."
Opéra en quatre actes et dix tableaus, de
M. M. d'Ennery, Louis Gallet et Edouard Blau,
musique de M. J. Massenet,
Jules Massenet, in 1842 te Montaud geboren,
is een leerling van Marmontel en Ambroise
Thomas. Op jeugdigen leeftijd verwierf hij den
prix de Rome" en werd in 1878 als leeraar in
compositie aan het conservatorium te Parijs ver
bonden. In Nederland is deze toondichter in de
laatste jaren een goede bekende geworden, wiens
naam op onze concertprogramma's nevens die van
Bizet en Saint-Saëns, om slechts enkelen te
te noemen, eene eervolle plaats inneemt. Zijne
Suites, Serenades en z\jne fraaie liederen zijn den
meesten onzer lezers bekend, terwyl de uitvoering
van zijne religieuse muziek het aantal zijner ver
eerders niet weinig heeft doen toenemen. Op het
gebied der muzikale dramatiek, wij hebben thans
in engeren zin de opera op het oog, zijn het
vooral Le Roi de Labore" en Hérodiade" te
Parijs en te Brussel het eerst voor het voetlicht
gebracht, die belangstelling in de ontwikkeling
van deze z\jde van zijn talent hebben opgewekt.
De opvoering van Manon, onder leiding van den
componist zelven, in de zaal van den Stadsschouw
burg, heeft niet weinig bijgedragen om ook in de
hoofdstad de aandacht by vernieuwing op zijne
béteekenis als componist te vestigen.
Verleden jaar werd om redenen, naar beweerd
werd, aan den inhoud van het libretto ontleend,
de opvoering van Hérodiade" verhinderd en moes
ten de operabezoekers zonder de toegezegde uit
breiding van het répertoire het seizoen ten einde
brengen. Met de keuze van Le Cid "was de Heer
De Suiten inzooverre reeds gelukkig, wijl althans
zjjn wensch om het répertoire uittebreiden en
te verrijken geen moeilijkheden werden in den
weg gelegd.
Het trekt de aandacht, dat Massenet bij de
keuze der figuren, die hij zich voorstelde in zijne
vocale werken te teekenen, van geen beschroomd
heid blijk heeft gegeven. Eve, Marie-Magdeleine,
Manon, Hérodiade, op elk harer is haast het
woord van Musset van toepassing:
Si vaste et si puissant qu'il n'estpas de poète
Qui ne l'ait soulevédans son coeur ou sa tête
Et, pour Pavoir ten té, ne soitrestéplus grand".
Veilig bewere men, dat de componist op geen
harer nog het onuitwischbare merkteeken van
het genie heeft gedrukt, in den strijd is zijne
kracht gestaald en heeft zijn talent aan lenigheid
kunnen winnen.
Men verhaalt dat de componist op het denk
beeld is gekomen om Ie Cid" als opera te be
werken, toen hy Mlle Rousseil in de Comédie
. Franc,aise de rol van Cohimèn zag spelen. Dat is
nu ongeveer vijftien jaren geleden, doch na dien
tyd moesten ook Ze Roi de Lahore en Manon
afgewerkt; men kan intusschen aannemen, dat
gedurende tal van jaren de samenstelling der
opera, wier opvoering wij onlangs in de hoofdstad
bijwoonden, den componist heeft moeten bezig
houden.
Le Cid", zooals het tekstboek hem voorstelt,
wijkt in karakterteekening heel wat af van dien,
welken het klassieke treurspel van Pierre Corneille
ons heeft leeren kennen. D'Ennery heeft het
drama van Guillen de Castro Las Mocedades del
Cid" geraadpleegd, welks stoute tafereelen den
smaak der t\jdgenooten van den kardinaal
Richelieu hadden kunnen beleedigen, en de heeren
Gallet en Blau waren, zooals bekend is, in het
bezit van een libretto, dat naar het treurspel van
Corneille bewerkt was. Zóó is door vergelijking
van twee teksten een libretto ontstaan, dat aan
Massenet geschikt voorkwam en de grondslag werd
van Le Cid". Dat men het met de historische
juistheid niet te nauw moet nemen, spreekt wel
van zelf; zoo wordt o. a. Boabdil, die aan het
einde der 15e eeuw het Alhambra bewoonde, tot
een tijdgenoot van den Cid" gemaakt
*
* *
De Ouverture" begint met korte, langzame
motieven op een langaangehouden orgelpunt, zoe
kend en tastend, tot eindelijk een marschthema
wordt vernomen, dat in den loop der opera te
herkennen zal wezen. Na een glanzend Cmajeur,
komen drie bemols aan den sleutel en worden
achtereenvolgens de hoofdthema's der partituur,
o. a. het zwaardmotief, het Chimène-motief, door
harpen en fluit gespeeld, en alle melodische
phrases die den held zullen teekenen door liefde en
kinderlijken plicht bewogen, in de instrumentale
inleiding verwerkt, geven den toehoorder als een
beeld van het geheele drama.
Het gordijn gaat op en aan het oog van den
toeschouwer toont zich eene zaal van den graaf
Gormas te Burgos. Trompetgeschal weerklinkt, de
koning zal aan Rodrigo den ridderslag geven;
Gormas hoopt dat hy tezelfder tijd tot gouver
neur van den infant zal worden benoemd. De
infante brengt een bezoek aan Chimène en doet
vermoeden dat zij Rodrigo bemint. Een fraai duet,
waarbij de bede van Chimène weerklinkt:
Laissez Ie doute dans mon ame,
Laissez l'espérance a mon coeur,
Ne l'aimez pas, madame!
Het antwoord der infante:
Garde sans peur, ma Chimène,
Le rêve qui te vient charmer! ....
Sois heureuse! . , . . tu n'es pas reine.
staat in bes-dur, terwijl de bede van Chimène in
bes-moll geschreven staat.
Het tweede tafereel stelt een galerij voor, die
naar de Kathedraal leidt. Het volk zingt een
danklied, waarbij zich klokgelui doet hooren, tot
eene phrase voor violoncel de komst van Rodrigo
aankondigt. Hij legt den eed van trouw op het
evangelie af en ontvangt het zwaard. Dan weer
klinkt het martiale lied:
O noble lame tincelante
Pure comme un regard d'enfant!
dat intusschen vrij banaal mag heeten; de aan
roeping van St. Jacques de Compostella en de
hulde aan de geliefde scheidt de twee coupletten,
terwijl het orkest het Chimène-motief doet hooren.
Chimène zelf zingt met halve stem:
Serment de tendresse ternelle,
Je l'accepte et n'ai plus d'effroi.
Het lied van Rodrigo wordt ook door het koor
aangeheven.
De keuze des konings is bepaald; Don Diego
is tot gouverneur van den infant benoemd. Het
bekende tooneel uit Corneille is te dezer plaatse
behouden en de verzen uit de Scène du soufflet"
zijn niet gewijzigd. De aanvang van de ontmoe
ting van Diego en Rodrigo Rodrigue, as-tu du
coeur?" is beter in muzikalen zin dan het ver
dere deel. In de verte echter en dit is een
gelukkige greep ziet men Chimène uit de Ka
thedraal komen, op het oogenblik dat Rodrigo
den naam vernam van hem, door wien zijn vader
beleedigd werd. Het orkest teekent met den
klank van harpen en fluit de verschijning van
Rodrigo's bruid. Na korten zielestrijd snelt de
zoon heen om de eer des vaders te wreken.
*
Het tweede bedryf vangt aan in eene straat te
Burgos, vóór het huis van den graaf Gormas. Al
vorens zyn tegenstander uit te dagen, zingt Ro
drigo de bekende stances:
Percéjusques au fond du coeur,"
die weinig muzikale waarde hebben. Dan volgt
het duel, waarbij het orkest in zijn onregelmatig
rhytmus de afwisselende kansen aanschouwelijk
maakt. Een tooneel, aan Guillen de Castro ontleend,
trekt daarna de aandacht. Chimène komt uit het
paleis waarin het lijk van Gormas werd gebracht.
Zij ondervraagt alle ridders, blijft eindelijk staan
voor Rodrigo en als door eene plotselinge in gering
treedt ze terug, hem als den moordenaar aan
duidend. Het gordijn valt langzaam neder en van
uit het paleis weerklinkt het sombere Requiem".
Thans volgt het feest op het groote marktplein
te Burgos, De strophen door de Infante gezongen:
Le printemps sans la joie humaine,
Serait-il encor Ie printemps ?
met het refrain Alleluia, Alleluia! zijn voortref
felijk en het zou ons niet verwonderen, dat en
kele onzer lezeressen ze met pianobegeleiding
gaarne zullen zingen. De balletmuziek, die te
rechter plaatse aangebracht is, toont het talent van
den componist weder in volle kracht.
Daar verschijnt echter Chimène om de gerechte
straf te vragen voor het misdrijf, dat gepleegd
werd. Don Diego verdedigt zijn zoon en biedt
zijn eigen leven aan om dat van Rodrigo te red
den. Alvorens echter de koning uitspraak kan
doen, treden Moorsche ruiters op het tooneel
de gezanten van Boabdill om het christenle
ger ten strijd te dagen. Aan Rodrigo wordt het
bevel over de troepen gegeven; een schitterend
koor zingt den lof van Rodrigo, en de vrienden
van Gormasheffen met Chimène de klacht aan, dat
de koning de goede zaak ontrouw is geworden.
* *
Met een preludium, waarin het motief, dat
Chimène in het geheele drama vergezelt, zich bij
herhaling doet hooren, worden wij tot aan de
roerende klacht van Chimène gebracht:
De eet affreux combat, je sorsl'amebrisée!....
Maïs enfin je suis libre etjepourraidumoins
Soupirer sans contrainteetsouffrir sans témoins.
Met de komst van Rodrigo ontstaat een der
fraaiste vocale nummers uit de geheele partituur,
de smart der beide geliefden wordt door den com
ponist op treffende wn,ze uitgedrukt. En de tekst
steunde den toondichter.
Jours perdus, vous n'êtes plus!
Qui de nous deux, Rodrigue, a la plus
rude peine ?
Celui-la qui n'a pas l'oubli de ses amours !
En dan later:
Hélas! si d'un autre que toi j'avais appris les larmes,
Mon ame aurait trouvédans Ie bien de te voir,
L'unique allègement qu'elle eüt pu recevoir;
Mais quand c'est de toi seul que viennent mes
Mon taible coeur se brise.... (alarmes,
Het martiale lied, waarmede dit tafereel eindigt,
staat in béteekenis heel wat beneden het duet.
Het klinkt zelfs vulgair. Bij het zesde tooneel
komen we in het kamp van Rodrigo. De soldaten
zingen een opgewekt koor, dat door eene danse
mauresque" gevolgd wordt. In het volgende tafe
reel zien wij de tent van Rodrigo bij de op
voering in den Stadsschouwburg was het zesde
tafereel weggelaten! De aanvoerder is in gebed
verzonken en bereidt zich tot den slag. Hemelsche
stemmen komen zich mengen bij zijne bode en
een visioen verschijnt hem, St. Jacques" spreekt
den jeugdigen held toe:
Qui donne Ie fardeau prête aussi Ie soutien,
Et je l'apporte au fils, au soldat, au chrétien!
Tu seras vainqueur!
Daarna verdwijnt het visioen; bliksemflitsen
doorklieven de lucht, de donder rolt, de tent
wordt door den storm weggerukt, de fanfares
naderen uit de verte, in groepen komen de krijgs
lieden toesnellen, het geroep weerklinkt: Alerte,
amis, aux armës! De slag wordt geleverd. Het
lied van het zwaard, dat wij vroeger vermeldden,
wordt aangeheven en door het koor in volle kracht
gezongen.
Het laatste bedrijf begint in het paleis des
konings. Eene korte inleiding voor orkest in lang
zaam tempo gespeeld, voert tot de klacht van
Diego Ainsi, mon fils est mort!" waarop de vluch
telingen, dia rondom hem geschaard staan, ant
woorden :
.... Son imprudent courage
L'a jetésur les rangs d'ennemis trop nombreux.
De aria, waarmede don Diego zijne smart uit
drukt is zeer goed geslaagd en vol majesteit,
Minder indruk maakt de zang van Chimène, die
thans onbelemmerd hare liefde voor Rodrigo komt
uitspreken. Aan dit nummer ontbreekt alle ka
rakter. Doch het trompetgeschal in de verte kon
digt den triomfantelijken intocht van Rodrigo aan
en de koning bericht in persoon de zegepraal,
door den jeugdigen held bevochten. Het overwin
nende leger defileert op het binnenplein van het
Alhambra; een koor in marschtempo wordt aan
geheven, waarop eene soort van mauresque en
eenige maten van ernstig karakter volgen, die de
komst der bisschoppen en priesters melden, het
klokgelui mengt zich met het koor, dat met volle
kracht het Gloire au Cid!'- doet weergalmen.
De ovei winnaar treedt voor den koning en brengt
hem hulde. Daarna knielt hij neder voor Chimène
en smeekt haar over zijn lot te beslissen. Het
koor spreekt haar toe Parle! prononce!" tot ein
delijk haar de kreet ontsnapt Sire, je l'aime."
Bij de herhaling van het Gloire au Cid ! Gloire
au Vainqueur!" Valt het gordijn.
* *
Massenet heeft zelf verklaard, dat hij Ie Cid"
schreef zonder vooringenomenheid met eenige
richting, doch met vreugde en passie beide. Daar
uit valt het feit misschien te verklaren, dat ver
schillende richtingen op het gebied der dramati
sche muziek dit werk voor zich opeischen. De
volgelingen van Meijerbeer, van Gounod, zelfs van
Bellini voeren gronden aan om hunne rechten
op deze opera te doen gelden.
De discipelen van Wagner zelfs erkennen er
der invloed van den meester in van den
gebreidelden meester mogen we er bijvoegen.
De partituur het kan uit het bovenstaande
blijKen is van ongelijke beteekenis ; zij bevat
schoonheden van den eersten rang, doch zij mist
op vele plaatsen distinctie en werkt nu en dan
met vulgaire middelen.
Prachtige mise en scène, pittoreske costumes,
forsche koren kunnen het effect bij de opvoering
verhoogen. doch de innerlijke waarde zal er niet
door gewijzigd worden.
Aan het meerendeel der artisten van het
Haagsche Operagezelschap dient een woord van lof te
worden gebracht voor de wijze, waarop zij hunne
rollen hebben gespeeld en gezongen. De heer
Lestellier heeft met zijne omvangrijke
stemmiddelen weten te woekeren en aan zijne moeilijke
rol allen glans geschonken. Mm Lematte-Schweyer,
Chimène, zong met veel uitdrukking en speelde
met talent. De heer Joussaume heelt het orgaan,
dat voor de vertolking der rol van don Diègue
noodzakelijk is; doch wat hij aan kracht verspilt,
ontbreekt hem vaak aan werkelijke passie;
Villefranck wist het karakter van don Gormas met
welbegrepen trots en sarcasme voor te stellen; de
rol der infante werd door Mme Duvals wat kleur
loos doch met waardigheid gezongen, terwijl de
heer Guillemot aan de zwakke figuur van don
Fernand het noodige relief wist te geven.
De koren gaven blijk van goede studie, het
orkest speelde sommige gedeelten zeer nauwgezet,
de mise- en- scène was beneden den eisch.
* *
Bij de tweede opvoering was de zaal niet zóó
bezet als de directie van het operagezelschap had
mogen verwachten. Wij vestigen ernstig de aan
dacht van allen die de Fransche operavoorstel
lingen in de hoofdstad hebben lief gekregen, op
het feit, dat bij noviteiten herhaald bezoek, plicht
en genot tegelijkertijd moetwezen. Wanneer dit door
velen niet zoo wordt opgevat, is het aan geen enkele
directie mogelijk haar repertoire uit te breiden.
Te meer mag de afwezigheid van een gedeelte van
het publiek verwondering wekken, wijl er in deze
opera paarden op het tooneel verschijnen en die
te mogen bewonderen is toch zeker geen gering
esthetisch buitenkansje- Pauvres animaux.
H. C. P. D.
MUZIKAAL OVERZICHT.
König Arpad, romantische Opera
van Fiore della Neve, muziek van
Th H. H. Verhey.
Reeds voorlang was de belangstelling in onze
muziekminnende kringen gaande gemaakt voor het
werk, dat onze begaafde stadgenoot Verhey naar
men vernam, onder handen had; temeer daar een
zoo gunstig bekend dichter als Fiore della Neve
zich met het libretto belastte. Af en toe lekte een
en ander omtrent de compositie uit, van hen wien
er door Verhey fragmenten uit voorgespeeld waren;
dan weder hoorde men de verzen prijzen, door
den tekstdichter geleverd Kortom, de uitvoe
ring werd met groote spanning tegemoetgezien.
Voor velen was het ook als 't ware eene ver
ademing, dat het werk eindelijk publiek eigendom
werd, voor mij persoonlijk bijvoorbeeld; en 't is
niet onaardig eens te vertellen waarom. Ongeveer
een jaar geleden met Verhey sprekende, noodigde
hij mij uit, eens met de partituur kennis te maken,
maar .,... op voorwaarde dat ik mij verbond er
niet opzettelijk of onwillekeurig melodieën uit
natefluiten of te zingen als ik met anderen in gezel
schap was, daar zij dan bij eene opvoering dezen
of genen als bekend zouden voorkomen.
Ronduit gezegd vond ik die conditie wat vreemd;
want om van een geheel nieuw werk, dat men op
de piano voor de eerste maal voor hoort spelen,
zooveel mee naar huis te nemen dat men het
nazingen of fluiten kan. is dunkt mij wel
wat veel verondersteld. En evenwel reeds na
weinige dagen begreep ik dat de voorwaarde niet
overbodig was geweest; want de ballade van Liska
o a. in het eerste bedrijf is mij sedert niet uit
de gedachte gekomen, terwijl ik mijzelf herhaal
delijk betrapte op hét begin van overtreding van
het verbod; en zoo zijn er meer melodieën in.
Het libretto werd getrokken uit van Lennep's
novelle de Hunneriborg en ofschoon de han
deling zich geheel aansluit aan vele andere opera
teksten de bewerking verdient, met uitzonde
ring van de wijze waarop Stephan tot een huwe
lijk komt, alle lof. Het tekstboek vloeit over van
rijke gedachten en zoetvloeiende verzen en het
is geen wonder dat de componist tot menige
schoone bladzijde in zijne partituur door de taal
van zijn libretto geïnspireerd is geworden.
En zoo was dan jl. Zaterdag de avond daar,
waarop de eerste uitvoering zou plaats hebben; de
schouwburg was meer dan goed bezet en de stem
ming onder het publiek welwillend genoeg; reeds
de Ouverture werd levendig toegejuicht. Componist
en dichter hadden zich den geheelen avond door
in de ovaties van het publiek te verheugen; men
vierde beiden na elk bedrijf; reeds na het eerste
verscheen Verhey voor het voetlicht, na het tweede
en derde ook de tekstdichter, mr. van Loghem,
wiens werkelijke naam genoeg bekend was om hem
door de aanwezigen daarbij vóór te doen roepen.
Vele kransen, palmtakken, etc. hadden beiden in
ontvangst te nemen, en bet orkest drukte het
zegel op al deze buldebewijzen door welgemeende
fanfares.
Enkele nummers pakten reeds dadelijk het pu
bliek in, zooals Liska's Ballade in het eerste be
drijf met het meêsleepende slot (ware aan den
wensch der aaawezigen gevolg gegeven, dan had
dit moeten gebisseerd worden); Arpad''s Romance
aan het einde der eerste acte, Trio Du bist l)ei
mir en de oorlogszang der Zigeuners in het tweede
bedrijf; Step]ian's Es ist f/enug in het laatste,
alsmede de herkennings-scène tusschen jgraaf
Balderich en zijne dochter, enz.
Aan de uitvoering kleefden de gewone gebreken
eener première, terwijl eene betere bezetting het
geheel ongetwijfeld beter tot zijn recht zou ge
bracht hebben; Mevr. Weiser (Reyna).kan er zich
niet over beklagen dat ik hare stemmiddelen niet
vaak genoeg geprezen heb, wanneer zich de aan
leiding daartoe voordeed, maar een schoon geluid
is nog niet alles. Ook ditmaal was haar zingen
zeer fraai (een enkel ongelukje mag wel op re
kening van het eerste optreden in eene belangrijke
solo-partij gesteld worden), maar actie en distinctie
ontbraken geheel. De Heer Basch zal het bezwaarlijk
in de rol van Arpad tot succes brengen, ofschoon
daarin toch menig dankbaar oogenblik voorkomt
De heer Grüning (Stephan) zong zeer goed.
zijn grime mag echter wel een weinig gewijzigd
worden : hij heeft een te gunstig uiterlijk om zich
zonder bepaalde noodzaak zoo leelijk te maken.
Mevr. laidc (Liska) overtrof zich zelve, de heer
Sieglitz (Graf Balderich) was recht goed en ook
de overige kleine partijtjes vonden in Mej.
Bodenius, Mej. Frank en de heeren Tachauer en
Pikaniser voldoende vertolking.
Het koor was over 't geheel verdienstelijk en
bewees goed ingestudeerd te zijn; de heeren
kapelmeesters Frank en Prill verdienen een woord
van lof voor voorbereiding en leiding, eerstge
noemde werd eveneens voor het voetlicht geroepen.
Rotterdam, Februari 1888. V.
Omtrent het standbeeld voor de gebr. De Witt,
door den heer Leenhoff ontworpen, schrijft men
ons uit Parijs:
De groep staat nog in gips in 't atelier, waar
zij gemaakt is. Onder degenen, die haar hebben
gezien, zijn er die de opmerking gemaakt heb
ben, dat er wat te veel bonhomie" uitsprak.
Dit zal niemand verwonderen, die het Fransche
algemeen karakter en de Fransche beeldbouwwer
ken met hunne dikwijls overdreven bewegingen
kent. Dezelfde opmerking kan men hier dage
lijks hooren maken, als er gesproken wordt over
antieke groepen of beelden. Wie echter kalmte
en waardigheid stelt boven onstuimige drift en
beweging, schijnt zij dikwijls misplaatst. M. i. ook
in dit geval.
De figuren, die de gebr. De Witt voorstellen,
zijn door den Heer Leenhoff kalm en waardig
daargesteld. Vooral Cornelis, als staat
scoinmissaris gekleed met breede omgeslagen mouwen 't
gegeheele costuum is stijl Louis XIV is onver
beterlijk. Hij staat in rust met 't rechterbeen een
weinig vooruit, met de eene hand op 't gevest van
zijn degen, die aan zijn linkerzijde hangt, de
rechterhand, waarin hij een opgerold papier houdt,
op zijn borst. Met dit beeld op zichzelf reeds
heel mooi n geheel vormend, is met groote
bekwaamheid dat van Jan de Witt er naast ge
steld. Deze is minder in rust, maar schijnt zijn
broeder mee vooruit te willen voeren. Zijn lin
kerarm heeft hij om de schouders van Cornelis
geslagen en met zijn rechter houdt hij de hand
op diens borst stevig vast. Met 't hoofd een wei
nig meer opgeheven dan zijn broeder, vormt zijne
geheele figuur met de andere een aangenaam
contrast, dat nog verhoogd wordt door den man
tel, los van zijn schouders afhangend. Buider
kleeding, op zichzelf reeds schilderachtig, is niet
buitengewonen smaak gearrangeerd. Volgens de