De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 4 maart pagina 5

4 maart 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 558 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gravures die den kunstenaar tot model dienden lijken de koppen goed. Het geheel is mooi gemodelleerd. Waar het onderste gedeelte van de groep eenigzins mager zou zy'n, door de korte broek die bij het costuum behoort, is hieraan op bekwame wyze tegemoet gekomen door het aan brengen op de plint van eenige attributen, een kanon, «en anker, palmbladeren, enz. Het geheel is harmo nisch; er spreekt waardigheid en energie uit. HET HEINE-MONUMENT EN DE BERLIJNSCHE HOFPREDIKER SToCKER. Ter gelegenheid van eene beschrijving van Heine's hals en de stad Düsseldorf, in dit Weekblad opgenomen kon worden opgemerkt hoe de keizerin van Oostenrijk, zich meer voor Duitschland's letterkundigen roem interesseerend, dan de leden van het Duitsche keizershuis zelf, duor hare vorstelijke bijdrage het oprichten van «en monument had mogelijk gemaakt. Weinige . weken later trof het ons, hoe Heme uit het Liebesnummer van Schorer's Familiënblatt was ge bannen. De maat is volgemeten door den Berlynschen hofprediker Stöcker, die, zeker niet zon der hooge goedkeuring,?den 26sten dezer eene rede tegen Heine en het Heine-monument heeft uitgesproken. De Frankfurter geeft van de bij eenkomst een verslag, waarvan de spottende toon ? zeker niet onverdiend is. en waarvan de conclu sie by de tallooze vereerders die de dichter van .hetSuchder Lieder en der ReiseUlder hier telt, "wel instemming zal vinden. Vrijdagavond trad de hofprediker Stöcker te Berlijn in de zaal der Tonhalle op. Eene meeting ?van verontwaardiging tegen de oprichting van het Heine-monument te Düsseldorf was inde stad der intelligentie bijeengeroepen, en ruim 1500 personen, voor twee derden uit studenten bestaande, weerstonden de verzoeking niet, den heer Stöcker als kunstkriticus te hooren. Het publiek, dat de christelijk-sociale volksvergadering" bijwoonde, scheen «en weinig onrustig en woelig; de zware bezorgdheid overeen ideaal goed van het Duitsche volk Meld in allen gevalle de krachtige gespierde menschen die er verschenen waren, niet beklemd. Alleen van tyd tot tyd vernam men een kernachtigen vloek (vol onvervalscht Teutonische kracht) over het ellendige burger- en arbeidersvolk, dat zich onverschillig betoonde tegenover zulk een aanran ding van de eer der Duitsche natie. Eindelijk, tegen 9 uur, verscheen hij, de gevierde, door daverend gejubel ontvangen. Hij betreedt, zeker ?van den triomf, de estrade, en roept een helder, frisch goedenavond, op die nederbuigend vriendelyke wyze waarop een hoog kommandovoerende zijne grenadiers begroet, tot de menigte, die honderdvoud Goeden avond!" terugroept. Het contact met het publiek" is dus tot stand ge komen. Er zijn jaren verloopen, sedert ik den heer Stöcker het laatst gehoord heb; de man is intusschen grijs geworden, maar om der waarheid hulde te doen, moet ik bekennen dat hij aan tal«nt gewonnen heeft. Hij is zelfbewuster gewor?den: om de eenigszins saamgeknepen trekken in het benedengedeelte van bet gezicht, die aan den satermond van den Weener komiek Meixner her inneren, speelt de vreugde, het boosaardige ge not van hetgeen er komen zal. Arme Heinrich Heine, ge zuit in hart en nieren geproefd worden. De heer Stöcker heeft het in ,de moeielyke kunst, zyne middelen te beheerschen, ver gebracht. Hy dondert niet meer, zooals vroeger; hij laat zijn welluidend orgaan niet meer zoo vaak ele gisch blaten, zyn handgebaar i& niet zoo leven dig meer als vroeger, zijne mimiek nog zeer wel sprekend, maar niet zoo verwarrend vlug als vroeger. Hij heeft geleerd te woekeren en te sparen met zijn effecten, en dat is veel. Toch heeft hy het in, toorn zwellende crescendo, evenals het contrast daarmede, het zacht wegsterven der stem, alsof de hofprediker zich schaamt over de opwelling van toorn, die hem onchristelyk medesleepte, trouw bewaard, en hij wendt het telkens aan met nooit missende uitwerking. Nu laat hy de linkerhand op den rand der tafel rusten, en begint met gedempt orgaan, als wilde hij bij eene preek de opmerkzaamheid met geweld veroveren, de aesthetisch-kritische voor dracht. Zijn hart is vol medelijden met den ?armen zondaar Heinrich Heine; hij is immers mensch, hij is christen.... Niet den Jood in Hoinrich Heine, zegt hij, zal hij zijne plaats aan wijzen, maar den dichter, den kunstenaar, den patriot. Over de dooden moet men wel is waar niets dan goeds zeggen, Stöckers stem daalt hier tot een weemoedig klagend tremolo, maar wanneer de hand van den doode onheilstichtend in het tegenwoordige Duitschland grijpt, Stöc ker staat daar als een wrekend profeet, met de eene hand tot eene vuist gebald, de andere ten hemel geheven, dan is het eene mis daad, ja een onmogelijkheid, dezen doode, dezen onduitschen dichterling", het woord wordt met veel kracht in de zaal geslingerd een gedenkteeken op te richten. Te München, te Weenen, te Frankfort, hebben zich, treurig genoeg, «n beschamend voor het nationaal gevoel der Duitschers, comités gevormd tot het oprichten van een monument op Pruisiscken grond, met Oostersche gezwollenheid" wordt in de oproepin gen vermeld, dat Göthe en Walther von der Vo gelweide den dichter Heine in het Paradijs de rech terhand toesteken. Welk een godslastering! Göthe is daartoe te voornaam, Walther te Duitsch. In het Carrarisch marmer zelfs vindt men enkele donkere stippen, die de schoonheid van het mar mer nog meer doen uitkomen, maar Heine was een omgekeerd Carriarsch marmer, geheel zwart en slechts met heel nietige witte vlekjes." Na deze geestige vergelijking, die met een Homerisch gelach werd opgenomen, laat de heer S cker zijn pince-nez van zijn neus glijden, spot tend trekt hij de bovenlip omhoog en werpt het hoofd met het breede voorhoofd trotsch in den nek, tot het stormend handgeklap heeft opgehou den. Hoe kan Heine een dichter zijn ? Wat weet hij van liefde?" Hij, die door zijn losbandig Parijsch leven aan het ziekbed gekluisterd werd. Onjuist, verward en duister is iedere gewaarwor ding in Heine. Men denke slechts aan het gedicht, waarin de dichter, tegen zijn doode geliefde geleund, het einde der wereld wil overleven. Dit, mijne heeren, is woeste lijkenschennis," roep Stöcker in een fortissimo van stichtelyke verontwaardiging, en een storm van toejuichingen geeft antwoord, het is lykenschennis l" Door dichterlyke visioenen wer den blijkbaar deze goede lieden nooit gekweld. De heer Stöcker droeg deze passage mot hoogst volmaakte mimiek voor; het was alsof hij de ontbinding rook, zoo vertrok hij zijn gezicht, wreef zich den neus als Carlos bij Clavigo, wan neer hij van de teringlyderes spreekt en beweert dat een verliefde geen neus heeft." Van dat oogenblik is in den verzoenenden Stöcker de leeuw ontwaakt, die voor de geheele wereld volhoudt, dat Heine niet alleen oen ver raderlijke Duitsche Jood, een hater van Pruisen en het Pruisische leger, van de Hohenzollern en Wittelsbach's, een verachter van Christus is, noen hij is niet eens een oorspronkelijk dichter. Hij was enkel een dichter uit de tweede hand. Bewijs daarvoor, zoo redeneert Stöcker volgens zijn eigen logica, is dit: de componisten houden van Heine's liederen omdat deze zich, wegens hun onduidelijk zwevende aandoening, zoo goed leenen tot de muziek. Is Göthe's serenade: Ueber allen Wipfeln," wel zoo dikwijls en zoo voortreffelijk op muziek gezet gewerden als Heine's: Das Meer erglanzte weit hinaus," dat in waarde door de bekende muziek, die Schumann er bij gemaakt heeft, honderdmaal overtroffen wordt. (De muziek is van Schubert, maar op zulke kleinigheden kan de heer Stöcker, als hij kritisch de waarde van Heine's gedicht en die der compositie tegen elkander opweegt, niet letten). Heine zelf, zeide Stócker, heeft Parijs het nieuwe Jeruzalem genoemd, Jeruzalem," Stöcker maakt hier, vol kunstvawdigheid, eene kleine pause, laat den pince-nez vallen, knipoogt, en zendt dan deze parenthesis naar het publiek, zacht, heel zacht: Ge zoudt zeker niets er tegen heb ben, als zijne stamgenooten en vereerders maar naar het nieuwe Jeruzalem trokken... ?" (Dave rende hoerahs). Dan gaat hij voort: In dit zijn Jeruzalem heeft hij in den zondenpoel der wellust geleefd." Hier toonden Stöckers oogen een vochtige schemering als van extase, toch niet alsof hij Heine den zondenpoel benijdde? In dit Jeru zalem moge men hem een monument oprichten uit die stof, waarin hij zelf, zooals hij bekend heeft, zich het behagelijkst gevoelde, uit vuil! En de Duitschers die het monument wenschen, mogen dat aandragen!" Met deze aardigheid van betwistbaren smaak besloot Stöcker, terwijl hij nog in volle extase de beide vuisten balde, zijn rede, las toen een tele gram van gelukwensching, dat hem gebracht werd, voor, en verkreukelde het in zijn opgewondenheid tot een prop. Ja," sprak hij nog, als Heine zich gelijk een neefje van Beëlzebub gedroeg, moest er wel een neefje van den aartsengel Michaël op staan " Wie echter dit neefje was, liet Stöcker aan de beleefdheid zijner toehoorders over." Nu zou het tot het vaststellen eener resolutie komen. Wie voor Heine een gedenkteeken wil oprichten, is even onbeschaamd als Heine zelf," zeide een spreker, mochten er zulke lieden in deze vergadering tegenwoordig zijn, dan gelieven zy vóór de stemming de zaal te verlaten." In derdaad vertrokken de weinige verstandige lieden, die opgekomen waren, onder het luid gebrul van het Jong-Duitsche studentendom, de vergadering. Eenstemmig werd nu de resolutie aangenomen, om den minister Puttkamer te verzoeken, te be werken, dat het oprichten van een Heine-monument op Pruisischen grond verboden wordt. Een der gelijke resolutie werd naar Düsseldorf gezonden. De berichtgever van de Frankforter herinnerde zich bij het zien der naar huis trekkende jonge lingschap, die heftig gesticuleerend en opgewonden de vergaderzaal uitstroomde, deze woorden van een Berlijnsch professor: Houd de lieden voor zoo onwijs als ge wilt, ge zult toch tot uwe eigen verbazfng ondervinden, dat zij nog onwijzer zijn dan gij dacht." Wat zou Heine zeggen, als hij dit tooneel had bijgewoond? Een groot denkbeeld van zijn landgenooten in Noord-Duitschland had hij niet, maar na een halve eeuw had hij zeker iets beters van hen verwacht. Hy zou hun wellicht weemoedig ondeu gend glimlachend op een der voorreden van het Buch der Lieder wijzen, waar te lezen staat: OPhoebus Apollo!... Du vcrstehst mich, strahlender Gott, der du ebenfalls die goldene Leier zuweilen vertauschtest mit dcm starken Bogen und den tödlichen Pfeilen,. .. Erinnerst du dich auch noch des Marsyas, den du lehendig geschunden? Es ist schon lange her, und ein ahnlicbes Beiispel that' wiederNoth... Du lachelst, o mein ewi«-er Vator!" DOORTJE VLAS. Dit is een roman van Bram van Dam. Daar ik geenerlei vertrouwelijke mededeeling omtrent dezen pseudoniem heb gekregen, heb ik op mijn gemak mogen gissen, wie of die Bram van Dam toch wel kon wezen; en nu denk ik dat het Frans Netscher is. Dat vind ik wel aardig; niet dat de maatschappelijke naam van den schrijver Bram van Dam Frans Netscher is, maar dat de schrijver Bram van Dam en de schrijver Frans Netscher n persoon zijn. Dat vind ik aardig, want veel van wat ik vroeger in het werk van Frans Notscher heb meenon op te merken vind ik terug in het werk van Bram, en een heel stel aar dige beweegredenen moet Frans Jfptscher er toe gebracht hebben onder den naam Bram van Dam het hoofdredactcurschap van De Ooievaar" op zich te nemen en dezen roman uit te geven. Frans Netscher, de naturalist, in gezelschap van tweede- en derde-handsche realisten aan 't rcdigeeren van een weekschrift, en die in de voor reden van zijn weekschrift schrijft over de humor" van het gezonde realisme" hum, hum! wonderlijk! Ik herhaal dat ik slechts veronderstel, en de heer Netscher kan mij onmiddelijk een démenti geven, dat ik gaarne zal aannemen. Elk hoofdstuk van Doortje Vlas heeft zijn afzonderlyken naam, waarbij er zijn die waarschijn lijk het publiek tot lezen moeten opwekken: Een straattooneeltje", Van eene schoone we duwe", De eerste huwelijksnacht", en zoo meer. Er ontbreekt in het boek maar een inhoudsop gave met herhaling dezer titels, om de technische faktuur van Doortje Vlas heelemaal te doen ver schillen van de wijze waarop de naturalisten ge woon zijn hun werken in te deelen. Ten tweede spreekt hier en daar in het werkje de auteur zelf tot zijn lezers, geeft causeurs-beschouwingen over het badseizoen, dat teneinde loopt", over den frisschen avond" en over het heerlijke schouwspel" van den volschoonen Oceaan". Dit is ook een bij naturalisten ongebruikelijke manier, om dat zij meenen daardoor de eenheid hunner werken te verbreken. Maar, als ik wel heb, was het idee van van Dam op die wijze zijn natura lisme binnen te smokkelen, ik bedoel naturalis tisch te zijn zonder er het voorkomen van te hebben, een soort van niet-afschrikwekkend, po pulair naturalisme te geven. Dit is half gelukt, tot en met blz. 236 ; maar daar, te beginnen met hoofdst. IV, herneemt de volbloed naturalist het woord, en als die laatste helft van het boek niet geschreven is door Frans Netscher, dan,.... nu, dan zal ik gaan gelooven dat ik een betere ge dachte van mijn stijlkennis had dan zij ver diende. Het is al heel goed, als een auteur dermate zijn eigen manier heeft, dat men hem aanstonds kan herkennen. Daar blijkt uit, dat hij een per soon is, dat hij een van alle andere nog-al zeer verschillende individualiteit heeft. De taal, waarin Doortje Vlas werd geschreven, is onverzorgd; wel meer verzorgd dan die van andere niet-naturalistische schrijvers, maar niet zóó verzorgd, elk woord is niet zoo doordacht, als dat wenschelyk is. En wél nog zijn verzorgd de adjektieven en substantieven, maar niet de zinbouw, niet de ver bindingswoorden, niet de stijl in n woord. Het is ook, meen ik, een theorie van den heer Netscher dat men daarom zooveel niet geven moet. De eerste helft van Doortje Vlas is naar mijn. meening minder dan de tweede. Vooral de hoofd stukken Op de koffie" en Het soireetje" zijn onbeteekenend, niet van eigen observatie, maar erg franschachtig en nog meer gelijkend op Dumas en Sardou dan op Zola. Maar de tweede helft, van Doortjes komst bij den bleeker af tot het moment dat zij zich met haar kind in 't water stort, is goed, zeer goed zelfs. Dat is zuiver en onvermengd naturalisme, dat is het drama van het leven naar het echt naturalistische begrip, het drama van de moederliefde, sober en innig, koud en waar. Zoodra Doortje bij den bleeker komt begint het lijden, de langzame ondergang van dit menschen-organisme. Twee vernielings-factoren dooden dit vrouwelijk wezen: de verdwenen geluksstaat, die in herinneringen in haar voortleeft om het tegenwoordige ongeluk des te zwaarder te doen drukken, en de moederliefde die voort durend in onafweerbare smarten wordt aangedaan door het langzaam zien doodgaan van het teer beminde kind. En steeds wordt het lijden heviger, steeds doen de motieven, die onvermijdelijk tot den dood zullen leiden, zich krachtiger voor: er is een voortdurende styging van verdriet, een aan houdend heviger zielekoorts in deze vrouw, tot aan de wanhoop, den waanzin, en den dood. Met een angstige nauwgezetheid heeft de schrij ver nagegaan hoe beurtelings de verschillende lijdensfaktoren zich zullen voordoen: dan zijn de herinneringen in de hersens der te analyzeeren vrouw, dan blijven zij weer weg, om later met des te meer kracht weer op te komen. Eerst kan Doortje zelf haar kind voeden, maar dan kan zij het niet meer en met een groot verdriet moet zij haar kind aan een min geven, die het zogen zal. Het geval van den bleeker, die bij Doortje bin nendringt, waardoor zij schrikt en haar kind niet meer kan voeden, is een der beste gedeelten van het boek. Het is ook zeer goed gezien, dat Karel Straap, Doortjes minnaar, alleen zwak is, maar niet slecht, niet hardvochtig, dat, m. a. w., niet door toedoen van een zeer exceptioneel individu, maar door de omstandigheden", door de samenkomende krachten zelf van het gewone leven, buiten de liefde van Karel en Doortje om, Doortje ondergaat. Alleen tegen de Eerste huwelijksnacht" heb ik als fyziologische observatie iets te zeggen. Ik ge loof niet, dat Karel, al houdt hij ook nog zooveel van Doortje. aan zijn vrouw al die bekentenissen zal doen en niets met haar te doen zal willen hebben. Dat is een niet genoegzaam uit zijn*temperamont te verklaren handelwijze. Aardige Zolaïstische dingetjes zijn ook het in een-stortende kachelvuur op Doortjes kamer als Karel haar komt vertellen, dat hij misschien gaat trouwen; en het gezicht van den aankomenden sneltrein uit Parijs, bij Doortjes terugkomst in de residentie. De heer Xetsclier, die tot dusverre een der beste Nederlandsche r.ovellisten was, is nu een goed ro mancier geworden. Laat hij zich in zijn week schrift echter niet te veel verbroederen met die realisten en laat hij in zijn theoretische opstellen niet een slechten stijl schrijven om bet naturalisme toch vooral populair te maken. 2 Maart '88. A. J. VARIA. De zangeres mej. Xuccld zal binnenkort te St. Petersburg in het huwelijk treden mot den jongen prins Basetscliikoff. De Petersburger Jockeyclub beeft der kunstenares een zeer merkwaardig hu welijkscadeau toegedacht. Het is een zilveren drinkservies van 100 stukken, elk in den vorm van een balschoen. Deze wijn- en waterglazen, bierbo kalen, enz., die allen een grooten of een kleinen balschocn voorstellen, maken een allerzonderlingston indruk. Een reusachtige schoen met hoogen hak moet een soort van punschbowl voorstellen, voor den rhum dient een sierlijk zilveren pantoffeltje met gegravccrden rand. Het geschenk, dat een hooge waarde moet hebben, zal aan de dan seres op don dag der bruiloft worden aangebo den; er wordt tevens deze beteekenis aan gehecht, dat de aristokratische hoeren van St. Petersburg thans in de mesalliance van hun standgenoot berusten. T)e zangeres Claïstina Nihson heeft zich, vol gens bericht van Londensche bladen, geheel in het privaat leven teruggetrokken. Sedert haar huwelijk vindt zij geen bevrediging meer in het tooneel, waarop zij toch haar eerste en schitte rendste lauweren ingeoogst heeft. Zij wil in het volgend jaar, onder directie van den heer Kuhe, twee afscheidsconcertea geven, een in Royal-AlbertHall en een in de St. James-Hall te Londen. 'Of met deze twee concerten het optreden der be roemde prima-donna voor goed een einde neemt, zal overigens alleen de tijd kunnen leeren. De Jconing van Belgiëheeft den vyijaarlykschen prijs van 25,000 frs. thans uitgeloofd voor een inter nationalen wedstrijd, naar aanleiding van het vol gende onderwerp: Over de beste en goedkoopste manier om voor groote steden en in het bijzonder voor Brussel, goed drinkwater te verkrijgen, hierbij in aanmerking genomen de waarschijnlijke ver meerdering van het aantal inwoners." Zoowel manuscripten als gedrukte werken mogen mede dingen. De nieuwe uitgave van een reeds uitge geven boek mag alleen in zooverre in aanmer king komen, als er belangryke veranderingen en uitbreidingen in geschied zijn; daarenboven moe ten zoodanige werken, evenals de overige, binnen den voor den wedstrijd bepaalden tijd nl. in 1889, 1890, 1891 of 1892, in het licht zijn versche nen. De werken kunnen geschreven zijn in het Fransch, Vlaamsch, Engelsch, Duitsch, Italiaansch of Spaansch. Buitenlanders, die aan den wedstrijd willen* deelnemen, moeten hun gedrukt of geschre ven werk vóór l Januari 1893 inzenden aan het Ministère de l'Agriculture, de l'Industrie et dea Travaux Publiés. Een werk in handschrift, dat bekroond wordt, moet in den loop van hetzelfde jaar, waarin de prijs wordt toegekend, gepubli ceerd worden. De jury bestaat uit zeven leden, te benoemen door den koning van België; drie van hen moeten Belgen, vier buitenlanders zijn. De Parijsche componist en orkestdirecteur Vin cent d'Indy, die onlangs de koren voor de op voering van Lohengrin met bijna ongeëvenaarde juistheid en volmaaktheid had doen instudeeren, en eenige jaren geleden das Lied von der Glocfc& als cantate op de concerts-Lamoureux deed uitvoe ren, heeft thans in deWallenstein-trilogie van Schil ler aanleiding tot eene symphonie gevonden, die thans ook op een dezer concerten is opgevoerd. Het werk, geheel in Wagneriaanschen stijl, werd goed ontvangen. De Noorsche dichter Henrik Ibsen viert deft 20sten dezer maand zijn zestigsten verjaardag. Ia Duitschland zal de feestdag gevierd worden met opvoeringen van zijn drama's, en het verschijnen der vertaling van een zijner vroegste werken, Ein Fest auf Solhang. Voor Grillparzer zal 21 April in den Volksgarten te Weenen een monument onthuld worden; het is dan de zeventigste verjaardag der première van zijne Sappho. Het standbeeld is van den beeld houwer Kundmann, het voetstuk van den beeld houwer Weyr. Galeotto, van JoséEcchegaray, is na eerste opvoering in den hofschouwburg te Coburg door den hertog aldaar van het repertoire geschrapt. Men vraagt waarom. Het nieuwste werk van den schilder Franz Dofregger stelt weder Andreas Hofer voor; thans op den avond vóór den slag bij den berg Isel. Adolf Wilbrandt. die zijn ambt als tooneeldirecteur heeft nedergelegd en zich in zijn vader stad Rostock heeft teruggetrokken, om er onge stoord te kunnen werken, heeft als eerste vrucht zijner vrijheid een dramatisch gedicht, in verheven stijl, doen verschijnen, Der Meister von Palmyra. Men zegt, dat de Amerikanen meer vasthoudend dan eenig ander volk zijn wat geld betreft en toch nooit genoeg bezitten. Vaak wordt echter ook bewezen, dat royaliteit mede tot hunne goede eigenschappen behoort. Jozef Hofmann die als een engel speelt en spreekt als een boek", heeft. reeds weken achtereen het medelijden zijner toehoorders opgewekt door avond op avond voor de piano te gaan zitten en de moeielijkste werken der groote meesters te spelen. Zijne ouders zagea er in het eerst tegen op om de goudmijn eenige jaren te sluiten door den kleine, in plaats van zijne gezondheid te benadeelen door te groot inspanning, eene degelijke opleiding te geven. Daarop hebben Jozefs begunstigers in Amerika^ een fonds voor hem bijeengebracht, dat eene waarde van 100,000 dollars bedraagt, welke som voor zijne opleiding zal gebruikt worden. Eindelijk hebben nu de ouders het wonderkind voorloopig met rust gelaten. Het eerste gevolg van dit be sluit is een proces, dat de concertdirekteur den ouders aandoet, omdat zij het kontrakt verbroken hebben. Hij verlangt 57,000 dollars schadever goeding. De jonge Hofmann is overigens zeermet zijnen rusttijd ingenomen. Ik ben geene machine," zeide hij den korrespondent van de Daily News, die voor 52 con certen opgewonden wordt. Ik ben moe, want bet is te veel voor een jongen. Zij moeten wach ten tot ik dertig jaar ben, dan zal ik meer spelen. Nu moet ik eigenlijk naar San Francisco, maar ik zal tegen mijnheer Abbey (den imprcssario) zeg gen, dat ik bet niet doe. Wanneer hij wil, dat ik morgenavond zal spelen, dan ga ik dood." De hierboven genoemde berichtgever voegt erbij, dat de kleine er bleek uit ziet, blauwe kringen onder zijne oogen heeft, onrustig is en 's morgens nog geen oog toegedaan beeft. Den Gden Maart a. s. gedenkt de heer G. Kok, (firma Gebr. Kok, muziek-instrumentniakers, St. Jansstraat, Amsterdam) het 40 jarig bestaan zjner zaak, die thans bij alle musici der hoofdstad in eere is. Menige Amati, Stradivarius. Guarneri enz. is door zijne handen gegaan, en heeft door uit stekende reparatuur zyn hooge waarde behouden. Het zal den verdienstelijken instrumentmaker, die met zijn broeder deze zaak oprichtte en tot bloei bracht, zeker op G Maart aan belangstelling van de zijde der Amsterdamsche musici niet ontbreken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl