Historisch Archief 1877-1940
No. 558
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
gravures die den kunstenaar tot model dienden
lijken de koppen goed. Het geheel is mooi
gemodelleerd. Waar het onderste gedeelte van de
groep eenigzins mager zou zy'n, door de korte
broek die bij het costuum behoort, is hieraan op
bekwame wyze tegemoet gekomen door het aan
brengen op de plint van eenige attributen, een kanon,
«en anker, palmbladeren, enz. Het geheel is harmo
nisch; er spreekt waardigheid en energie uit.
HET HEINE-MONUMENT EN DE
BERLIJNSCHE HOFPREDIKER SToCKER.
Ter gelegenheid van eene beschrijving van
Heine's hals en de stad Düsseldorf, in dit
Weekblad opgenomen kon worden opgemerkt
hoe de keizerin van Oostenrijk, zich meer voor
Duitschland's letterkundigen roem interesseerend,
dan de leden van het Duitsche keizershuis zelf,
duor hare vorstelijke bijdrage het oprichten van
«en monument had mogelijk gemaakt. Weinige
. weken later trof het ons, hoe Heme uit het
Liebesnummer van Schorer's Familiënblatt was ge
bannen. De maat is volgemeten door den
Berlynschen hofprediker Stöcker, die, zeker niet zon
der hooge goedkeuring,?den 26sten dezer eene
rede tegen Heine en het Heine-monument heeft
uitgesproken. De Frankfurter geeft van de bij
eenkomst een verslag, waarvan de spottende toon
? zeker niet onverdiend is. en waarvan de conclu
sie by de tallooze vereerders die de dichter van
.hetSuchder Lieder en der ReiseUlder hier telt,
"wel instemming zal vinden.
Vrijdagavond trad de hofprediker Stöcker te
Berlijn in de zaal der Tonhalle op. Eene meeting
?van verontwaardiging tegen de oprichting van
het Heine-monument te Düsseldorf was inde stad
der intelligentie bijeengeroepen, en ruim 1500
personen, voor twee derden uit studenten bestaande,
weerstonden de verzoeking niet, den heer Stöcker als
kunstkriticus te hooren. Het publiek, dat de
christelijk-sociale volksvergadering" bijwoonde, scheen
«en weinig onrustig en woelig; de zware bezorgdheid
overeen ideaal goed van het Duitsche volk Meld
in allen gevalle de krachtige gespierde menschen
die er verschenen waren, niet beklemd. Alleen
van tyd tot tyd vernam men een kernachtigen
vloek (vol onvervalscht Teutonische kracht) over
het ellendige burger- en arbeidersvolk, dat zich
onverschillig betoonde tegenover zulk een aanran
ding van de eer der Duitsche natie. Eindelijk,
tegen 9 uur, verscheen hij, de gevierde, door
daverend gejubel ontvangen. Hij betreedt, zeker
?van den triomf, de estrade, en roept een helder,
frisch goedenavond, op die nederbuigend
vriendelyke wyze waarop een hoog kommandovoerende
zijne grenadiers begroet, tot de menigte, die
honderdvoud Goeden avond!" terugroept. Het
contact met het publiek" is dus tot stand ge
komen. Er zijn jaren verloopen, sedert ik den
heer Stöcker het laatst gehoord heb; de man is
intusschen grijs geworden, maar om der waarheid
hulde te doen, moet ik bekennen dat hij aan
tal«nt gewonnen heeft. Hij is zelfbewuster
gewor?den: om de eenigszins saamgeknepen trekken in
het benedengedeelte van bet gezicht, die aan den
satermond van den Weener komiek Meixner her
inneren, speelt de vreugde, het boosaardige ge
not van hetgeen er komen zal. Arme Heinrich
Heine, ge zuit in hart en nieren geproefd worden.
De heer Stöcker heeft het in ,de moeielyke kunst,
zyne middelen te beheerschen, ver gebracht. Hy
dondert niet meer, zooals vroeger; hij laat zijn
welluidend orgaan niet meer zoo vaak ele
gisch blaten, zyn handgebaar i& niet zoo leven
dig meer als vroeger, zijne mimiek nog zeer wel
sprekend, maar niet zoo verwarrend vlug als
vroeger. Hij heeft geleerd te woekeren en te
sparen met zijn effecten, en dat is veel. Toch heeft
hy het in, toorn zwellende crescendo, evenals het
contrast daarmede, het zacht wegsterven der
stem, alsof de hofprediker zich schaamt over de
opwelling van toorn, die hem onchristelyk
medesleepte, trouw bewaard, en hij wendt het telkens
aan met nooit missende uitwerking.
Nu laat hy de linkerhand op den rand der
tafel rusten, en begint met gedempt orgaan, als
wilde hij bij eene preek de opmerkzaamheid met
geweld veroveren, de aesthetisch-kritische voor
dracht. Zijn hart is vol medelijden met den
?armen zondaar Heinrich Heine; hij is immers
mensch, hij is christen.... Niet den Jood in
Hoinrich Heine, zegt hij, zal hij zijne plaats aan
wijzen, maar den dichter, den kunstenaar, den
patriot. Over de dooden moet men wel is waar
niets dan goeds zeggen, Stöckers stem daalt
hier tot een weemoedig klagend tremolo, maar
wanneer de hand van den doode onheilstichtend
in het tegenwoordige Duitschland grijpt, Stöc
ker staat daar als een wrekend profeet, met de
eene hand tot eene vuist gebald, de andere
ten hemel geheven, dan is het eene mis
daad, ja een onmogelijkheid, dezen doode, dezen
onduitschen dichterling", het woord wordt
met veel kracht in de zaal geslingerd een
gedenkteeken op te richten. Te München, te
Weenen, te Frankfort, hebben zich, treurig genoeg,
«n beschamend voor het nationaal gevoel der
Duitschers, comités gevormd tot het oprichten
van een monument op Pruisiscken grond, met
Oostersche gezwollenheid" wordt in de oproepin
gen vermeld, dat Göthe en Walther von der Vo
gelweide den dichter Heine in het Paradijs de rech
terhand toesteken. Welk een godslastering! Göthe
is daartoe te voornaam, Walther te Duitsch. In
het Carrarisch marmer zelfs vindt men enkele
donkere stippen, die de schoonheid van het mar
mer nog meer doen uitkomen, maar Heine was
een omgekeerd Carriarsch marmer, geheel zwart
en slechts met heel nietige witte vlekjes."
Na deze geestige vergelijking, die met een
Homerisch gelach werd opgenomen, laat de heer
S cker zijn pince-nez van zijn neus glijden, spot
tend trekt hij de bovenlip omhoog en werpt het
hoofd met het breede voorhoofd trotsch in den
nek, tot het stormend handgeklap heeft opgehou
den. Hoe kan Heine een dichter zijn ? Wat weet
hij van liefde?" Hij, die door zijn losbandig
Parijsch leven aan het ziekbed gekluisterd werd.
Onjuist, verward en duister is iedere gewaarwor
ding in Heine. Men denke slechts aan het gedicht,
waarin de dichter, tegen zijn doode geliefde geleund,
het einde der wereld wil overleven. Dit, mijne
heeren, is woeste lijkenschennis," roep Stöcker in een
fortissimo van stichtelyke verontwaardiging, en een
storm van toejuichingen geeft antwoord, het
is lykenschennis l" Door dichterlyke visioenen wer
den blijkbaar deze goede lieden nooit gekweld.
De heer Stöcker droeg deze passage mot hoogst
volmaakte mimiek voor; het was alsof hij de
ontbinding rook, zoo vertrok hij zijn gezicht,
wreef zich den neus als Carlos bij Clavigo, wan
neer hij van de teringlyderes spreekt en beweert
dat een verliefde geen neus heeft."
Van dat oogenblik is in den verzoenenden
Stöcker de leeuw ontwaakt, die voor de geheele
wereld volhoudt, dat Heine niet alleen oen ver
raderlijke Duitsche Jood, een hater van Pruisen
en het Pruisische leger, van de Hohenzollern en
Wittelsbach's, een verachter van Christus is, noen
hij is niet eens een oorspronkelijk dichter. Hij was
enkel een dichter uit de tweede hand. Bewijs
daarvoor, zoo redeneert Stöcker volgens zijn eigen
logica, is dit: de componisten houden van Heine's
liederen omdat deze zich, wegens hun onduidelijk
zwevende aandoening, zoo goed leenen tot de
muziek. Is Göthe's serenade: Ueber allen
Wipfeln," wel zoo dikwijls en zoo voortreffelijk op
muziek gezet gewerden als Heine's: Das Meer
erglanzte weit hinaus," dat in waarde door de
bekende muziek, die Schumann er bij gemaakt
heeft, honderdmaal overtroffen wordt. (De muziek
is van Schubert, maar op zulke kleinigheden kan
de heer Stöcker, als hij kritisch de waarde van
Heine's gedicht en die der compositie tegen
elkander opweegt, niet letten).
Heine zelf, zeide Stócker, heeft Parijs het nieuwe
Jeruzalem genoemd, Jeruzalem," Stöcker
maakt hier, vol kunstvawdigheid, eene kleine
pause, laat den pince-nez vallen, knipoogt, en
zendt dan deze parenthesis naar het publiek, zacht,
heel zacht: Ge zoudt zeker niets er tegen heb
ben, als zijne stamgenooten en vereerders maar
naar het nieuwe Jeruzalem trokken... ?" (Dave
rende hoerahs). Dan gaat hij voort: In dit zijn
Jeruzalem heeft hij in den zondenpoel der wellust
geleefd." Hier toonden Stöckers oogen een vochtige
schemering als van extase, toch niet alsof hij
Heine den zondenpoel benijdde? In dit Jeru
zalem moge men hem een monument oprichten
uit die stof, waarin hij zelf, zooals hij bekend
heeft, zich het behagelijkst gevoelde, uit vuil!
En de Duitschers die het monument wenschen,
mogen dat aandragen!"
Met deze aardigheid van betwistbaren smaak
besloot Stöcker, terwijl hij nog in volle extase de
beide vuisten balde, zijn rede, las toen een tele
gram van gelukwensching, dat hem gebracht werd,
voor, en verkreukelde het in zijn opgewondenheid
tot een prop. Ja," sprak hij nog, als Heine zich
gelijk een neefje van Beëlzebub gedroeg, moest er
wel een neefje van den aartsengel Michaël op
staan " Wie echter dit neefje was, liet Stöcker
aan de beleefdheid zijner toehoorders over."
Nu zou het tot het vaststellen eener resolutie
komen. Wie voor Heine een gedenkteeken wil
oprichten, is even onbeschaamd als Heine zelf,"
zeide een spreker, mochten er zulke lieden in
deze vergadering tegenwoordig zijn, dan gelieven
zy vóór de stemming de zaal te verlaten." In
derdaad vertrokken de weinige verstandige lieden,
die opgekomen waren, onder het luid gebrul van
het Jong-Duitsche studentendom, de vergadering.
Eenstemmig werd nu de resolutie aangenomen,
om den minister Puttkamer te verzoeken, te be
werken, dat het oprichten van een Heine-monument
op Pruisischen grond verboden wordt. Een der
gelijke resolutie werd naar Düsseldorf gezonden.
De berichtgever van de Frankforter herinnerde
zich bij het zien der naar huis trekkende jonge
lingschap, die heftig gesticuleerend en opgewonden
de vergaderzaal uitstroomde, deze woorden van
een Berlijnsch professor: Houd de lieden voor
zoo onwijs als ge wilt, ge zult toch tot uwe eigen
verbazfng ondervinden, dat zij nog onwijzer zijn
dan gij dacht."
Wat zou Heine zeggen, als hij dit tooneel had
bijgewoond? Een groot denkbeeld van zijn
landgenooten in Noord-Duitschland had hij niet, maar
na een halve eeuw had hij zeker iets beters van hen
verwacht. Hy zou hun wellicht weemoedig ondeu
gend glimlachend op een der voorreden van het
Buch der Lieder wijzen, waar te lezen staat:
OPhoebus Apollo!... Du vcrstehst mich,
strahlender Gott, der du ebenfalls die goldene Leier
zuweilen vertauschtest mit dcm starken Bogen und
den tödlichen Pfeilen,. .. Erinnerst du dich auch
noch des Marsyas, den du lehendig geschunden?
Es ist schon lange her, und ein ahnlicbes Beiispel
that' wiederNoth... Du lachelst, o mein ewi«-er
Vator!"
DOORTJE VLAS.
Dit is een roman van Bram van Dam. Daar
ik geenerlei vertrouwelijke mededeeling omtrent
dezen pseudoniem heb gekregen, heb ik op mijn
gemak mogen gissen, wie of die Bram van Dam
toch wel kon wezen; en nu denk ik dat het
Frans Netscher is. Dat vind ik wel aardig; niet
dat de maatschappelijke naam van den schrijver
Bram van Dam Frans Netscher is, maar dat de
schrijver Bram van Dam en de schrijver Frans
Netscher n persoon zijn. Dat vind ik aardig,
want veel van wat ik vroeger in het werk van
Frans Notscher heb meenon op te merken vind ik
terug in het werk van Bram, en een heel stel aar
dige beweegredenen moet Frans Jfptscher er toe
gebracht hebben onder den naam Bram van Dam
het hoofdredactcurschap van De Ooievaar" op
zich te nemen en dezen roman uit te geven.
Frans Netscher, de naturalist, in gezelschap van
tweede- en derde-handsche realisten aan 't
rcdigeeren van een weekschrift, en die in de voor
reden van zijn weekschrift schrijft over de
humor" van het gezonde realisme" hum,
hum! wonderlijk!
Ik herhaal dat ik slechts veronderstel, en de
heer Netscher kan mij onmiddelijk een démenti
geven, dat ik gaarne zal aannemen.
Elk hoofdstuk van Doortje Vlas heeft zijn
afzonderlyken naam, waarbij er zijn die waarschijn
lijk het publiek tot lezen moeten opwekken:
Een straattooneeltje", Van eene schoone we
duwe", De eerste huwelijksnacht", en zoo meer.
Er ontbreekt in het boek maar een inhoudsop
gave met herhaling dezer titels, om de technische
faktuur van Doortje Vlas heelemaal te doen ver
schillen van de wijze waarop de naturalisten ge
woon zijn hun werken in te deelen. Ten tweede
spreekt hier en daar in het werkje de auteur
zelf tot zijn lezers, geeft causeurs-beschouwingen
over het badseizoen, dat teneinde loopt", over
den frisschen avond" en over het heerlijke
schouwspel" van den volschoonen Oceaan". Dit
is ook een bij naturalisten ongebruikelijke manier,
om dat zij meenen daardoor de eenheid hunner
werken te verbreken. Maar, als ik wel heb, was
het idee van van Dam op die wijze zijn natura
lisme binnen te smokkelen, ik bedoel naturalis
tisch te zijn zonder er het voorkomen van te
hebben, een soort van niet-afschrikwekkend, po
pulair naturalisme te geven. Dit is half gelukt,
tot en met blz. 236 ; maar daar, te beginnen met
hoofdst. IV, herneemt de volbloed naturalist het
woord, en als die laatste helft van het boek niet
geschreven is door Frans Netscher, dan,.... nu,
dan zal ik gaan gelooven dat ik een betere ge
dachte van mijn stijlkennis had dan zij ver
diende.
Het is al heel goed, als een auteur dermate
zijn eigen manier heeft, dat men hem aanstonds
kan herkennen. Daar blijkt uit, dat hij een per
soon is, dat hij een van alle andere nog-al zeer
verschillende individualiteit heeft. De taal, waarin
Doortje Vlas werd geschreven, is onverzorgd; wel
meer verzorgd dan die van andere
niet-naturalistische schrijvers, maar niet zóó verzorgd, elk
woord is niet zoo doordacht, als dat wenschelyk
is. En wél nog zijn verzorgd de adjektieven en
substantieven, maar niet de zinbouw, niet de ver
bindingswoorden, niet de stijl in n woord. Het
is ook, meen ik, een theorie van den heer Netscher
dat men daarom zooveel niet geven moet.
De eerste helft van Doortje Vlas is naar mijn.
meening minder dan de tweede. Vooral de hoofd
stukken Op de koffie" en Het soireetje" zijn
onbeteekenend, niet van eigen observatie, maar erg
franschachtig en nog meer gelijkend op Dumas
en Sardou dan op Zola. Maar de tweede helft,
van Doortjes komst bij den bleeker af tot het
moment dat zij zich met haar kind in 't water
stort, is goed, zeer goed zelfs. Dat is zuiver en
onvermengd naturalisme, dat is het drama van
het leven naar het echt naturalistische begrip, het
drama van de moederliefde, sober en innig, koud
en waar. Zoodra Doortje bij den bleeker komt
begint het lijden, de langzame ondergang van dit
menschen-organisme. Twee vernielings-factoren
dooden dit vrouwelijk wezen: de verdwenen
geluksstaat, die in herinneringen in haar voortleeft
om het tegenwoordige ongeluk des te zwaarder
te doen drukken, en de moederliefde die voort
durend in onafweerbare smarten wordt aangedaan
door het langzaam zien doodgaan van het teer
beminde kind. En steeds wordt het lijden heviger,
steeds doen de motieven, die onvermijdelijk tot den
dood zullen leiden, zich krachtiger voor: er is
een voortdurende styging van verdriet, een aan
houdend heviger zielekoorts in deze vrouw, tot
aan de wanhoop, den waanzin, en den dood.
Met een angstige nauwgezetheid heeft de schrij
ver nagegaan hoe beurtelings de verschillende
lijdensfaktoren zich zullen voordoen: dan zijn de
herinneringen in de hersens der te analyzeeren
vrouw, dan blijven zij weer weg, om later met
des te meer kracht weer op te komen. Eerst kan
Doortje zelf haar kind voeden, maar dan kan zij
het niet meer en met een groot verdriet moet zij
haar kind aan een min geven, die het zogen zal.
Het geval van den bleeker, die bij Doortje bin
nendringt, waardoor zij schrikt en haar kind niet
meer kan voeden, is een der beste gedeelten van
het boek.
Het is ook zeer goed gezien, dat Karel Straap,
Doortjes minnaar, alleen zwak is, maar niet slecht,
niet hardvochtig, dat, m. a. w., niet door toedoen
van een zeer exceptioneel individu, maar door
de omstandigheden", door de samenkomende
krachten zelf van het gewone leven, buiten de
liefde van Karel en Doortje om, Doortje ondergaat.
Alleen tegen de Eerste huwelijksnacht" heb ik
als fyziologische observatie iets te zeggen. Ik ge
loof niet, dat Karel, al houdt hij ook nog zooveel
van Doortje. aan zijn vrouw al die bekentenissen
zal doen en niets met haar te doen zal willen
hebben. Dat is een niet genoegzaam uit
zijn*temperamont te verklaren handelwijze.
Aardige Zolaïstische dingetjes zijn ook het in
een-stortende kachelvuur op Doortjes kamer als
Karel haar komt vertellen, dat hij misschien gaat
trouwen; en het gezicht van den aankomenden
sneltrein uit Parijs, bij Doortjes terugkomst in de
residentie.
De heer Xetsclier, die tot dusverre een der beste
Nederlandsche r.ovellisten was, is nu een goed ro
mancier geworden. Laat hij zich in zijn week
schrift echter niet te veel verbroederen met die
realisten en laat hij in zijn theoretische opstellen
niet een slechten stijl schrijven om bet naturalisme
toch vooral populair te maken.
2 Maart '88. A. J.
VARIA.
De zangeres mej. Xuccld zal binnenkort te St.
Petersburg in het huwelijk treden mot den jongen
prins Basetscliikoff. De Petersburger Jockeyclub
beeft der kunstenares een zeer merkwaardig hu
welijkscadeau toegedacht. Het is een zilveren
drinkservies van 100 stukken, elk in den vorm van een
balschoen. Deze wijn- en waterglazen, bierbo
kalen, enz., die allen een grooten of een kleinen
balschocn voorstellen, maken een
allerzonderlingston indruk. Een reusachtige schoen met hoogen
hak moet een soort van punschbowl voorstellen,
voor den rhum dient een sierlijk zilveren
pantoffeltje met gegravccrden rand. Het geschenk, dat
een hooge waarde moet hebben, zal aan de dan
seres op don dag der bruiloft worden aangebo
den; er wordt tevens deze beteekenis aan gehecht,
dat de aristokratische hoeren van St. Petersburg
thans in de mesalliance van hun standgenoot
berusten.
T)e zangeres Claïstina Nihson heeft zich, vol
gens bericht van Londensche bladen, geheel in
het privaat leven teruggetrokken. Sedert haar
huwelijk vindt zij geen bevrediging meer in het
tooneel, waarop zij toch haar eerste en schitte
rendste lauweren ingeoogst heeft. Zij wil in het
volgend jaar, onder directie van den heer Kuhe,
twee afscheidsconcertea geven, een in
Royal-AlbertHall en een in de St. James-Hall te Londen. 'Of
met deze twee concerten het optreden der be
roemde prima-donna voor goed een einde neemt,
zal overigens alleen de tijd kunnen leeren.
De Jconing van Belgiëheeft den vyijaarlykschen
prijs van 25,000 frs. thans uitgeloofd voor een inter
nationalen wedstrijd, naar aanleiding van het vol
gende onderwerp: Over de beste en goedkoopste
manier om voor groote steden en in het bijzonder
voor Brussel, goed drinkwater te verkrijgen, hierbij
in aanmerking genomen de waarschijnlijke ver
meerdering van het aantal inwoners." Zoowel
manuscripten als gedrukte werken mogen mede
dingen. De nieuwe uitgave van een reeds uitge
geven boek mag alleen in zooverre in aanmer
king komen, als er belangryke veranderingen en
uitbreidingen in geschied zijn; daarenboven moe
ten zoodanige werken, evenals de overige, binnen
den voor den wedstrijd bepaalden tijd nl. in 1889,
1890, 1891 of 1892, in het licht zijn versche
nen. De werken kunnen geschreven zijn in het
Fransch, Vlaamsch, Engelsch, Duitsch, Italiaansch
of Spaansch. Buitenlanders, die aan den wedstrijd
willen* deelnemen, moeten hun gedrukt of geschre
ven werk vóór l Januari 1893 inzenden aan het
Ministère de l'Agriculture, de l'Industrie et dea
Travaux Publiés. Een werk in handschrift, dat
bekroond wordt, moet in den loop van hetzelfde
jaar, waarin de prijs wordt toegekend, gepubli
ceerd worden. De jury bestaat uit zeven leden,
te benoemen door den koning van België; drie
van hen moeten Belgen, vier buitenlanders zijn.
De Parijsche componist en orkestdirecteur Vin
cent d'Indy, die onlangs de koren voor de op
voering van Lohengrin met bijna ongeëvenaarde
juistheid en volmaaktheid had doen instudeeren,
en eenige jaren geleden das Lied von der Glocfc&
als cantate op de concerts-Lamoureux deed uitvoe
ren, heeft thans in deWallenstein-trilogie van Schil
ler aanleiding tot eene symphonie gevonden, die
thans ook op een dezer concerten is opgevoerd.
Het werk, geheel in Wagneriaanschen stijl, werd
goed ontvangen.
De Noorsche dichter Henrik Ibsen viert deft
20sten dezer maand zijn zestigsten verjaardag. Ia
Duitschland zal de feestdag gevierd worden met
opvoeringen van zijn drama's, en het verschijnen
der vertaling van een zijner vroegste werken, Ein
Fest auf Solhang.
Voor Grillparzer zal 21 April in den
Volksgarten te Weenen een monument onthuld worden;
het is dan de zeventigste verjaardag der première
van zijne Sappho. Het standbeeld is van den beeld
houwer Kundmann, het voetstuk van den beeld
houwer Weyr.
Galeotto, van JoséEcchegaray, is na eerste
opvoering in den hofschouwburg te Coburg door
den hertog aldaar van het repertoire geschrapt.
Men vraagt waarom.
Het nieuwste werk van den schilder Franz
Dofregger stelt weder Andreas Hofer voor; thans
op den avond vóór den slag bij den berg Isel.
Adolf Wilbrandt. die zijn ambt als
tooneeldirecteur heeft nedergelegd en zich in zijn vader
stad Rostock heeft teruggetrokken, om er onge
stoord te kunnen werken, heeft als eerste vrucht
zijner vrijheid een dramatisch gedicht, in verheven
stijl, doen verschijnen, Der Meister von Palmyra.
Men zegt, dat de Amerikanen meer vasthoudend
dan eenig ander volk zijn wat geld betreft en
toch nooit genoeg bezitten. Vaak wordt echter
ook bewezen, dat royaliteit mede tot hunne goede
eigenschappen behoort. Jozef Hofmann die als
een engel speelt en spreekt als een boek", heeft.
reeds weken achtereen het medelijden zijner
toehoorders opgewekt door avond op avond voor
de piano te gaan zitten en de moeielijkste werken
der groote meesters te spelen. Zijne ouders zagea
er in het eerst tegen op om de goudmijn eenige
jaren te sluiten door den kleine, in plaats van
zijne gezondheid te benadeelen door te groot
inspanning, eene degelijke opleiding te geven.
Daarop hebben Jozefs begunstigers in Amerika^
een fonds voor hem bijeengebracht, dat eene waarde
van 100,000 dollars bedraagt, welke som voor
zijne opleiding zal gebruikt worden. Eindelijk
hebben nu de ouders het wonderkind voorloopig
met rust gelaten. Het eerste gevolg van dit be
sluit is een proces, dat de concertdirekteur den
ouders aandoet, omdat zij het kontrakt verbroken
hebben. Hij verlangt 57,000 dollars schadever
goeding. De jonge Hofmann is overigens
zeermet zijnen rusttijd ingenomen.
Ik ben geene machine," zeide hij den
korrespondent van de Daily News, die voor 52 con
certen opgewonden wordt. Ik ben moe, want
bet is te veel voor een jongen. Zij moeten wach
ten tot ik dertig jaar ben, dan zal ik meer spelen.
Nu moet ik eigenlijk naar San Francisco, maar ik
zal tegen mijnheer Abbey (den imprcssario) zeg
gen, dat ik bet niet doe. Wanneer hij wil, dat
ik morgenavond zal spelen, dan ga ik dood." De
hierboven genoemde berichtgever voegt erbij, dat
de kleine er bleek uit ziet, blauwe kringen onder
zijne oogen heeft, onrustig is en 's morgens nog
geen oog toegedaan beeft.
Den Gden Maart a. s. gedenkt de heer G. Kok,
(firma Gebr. Kok, muziek-instrumentniakers, St.
Jansstraat, Amsterdam) het 40 jarig bestaan zjner
zaak, die thans bij alle musici der hoofdstad in
eere is. Menige Amati, Stradivarius. Guarneri enz.
is door zijne handen gegaan, en heeft door uit
stekende reparatuur zyn hooge waarde behouden.
Het zal den verdienstelijken instrumentmaker, die
met zijn broeder deze zaak oprichtte en tot bloei
bracht, zeker op G Maart aan belangstelling van de
zijde der Amsterdamsche musici niet ontbreken.