De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 11 maart pagina 3

11 maart 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

l "M? No. 559 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. sprijzen; veroordeelen is niet onze zaak, wij die nooit zulk een last gedragen hebben. Het is niet de zaak der pygmeeën, wien het goed gaat, kritiek te oefenen over den titan, die aan de rots gesmeed is." George Eliot, die innig godsdienstig, bijna zelfs ?te theologisch godsdienstig voor eene moderne wereldbeschouwing is, is eene verpletterende auto?riteit wanneer z\j op deze -wijze den hofprediker de les leest. VARIA. In Frankryk heeft de strenge doorvoering van het beginsel van algemeenen dienstplicht weder doen zien, hoe gelijkheid denkbeeldig, en het hoogste recht de grootste onbillijkheid kan zijn. De tenor Duc, van de groote Opera, moet eene maand sol daat z\jn. Er bestaat alle kans, dat Raoul", Manrico", Fernand", Arnold", bij de beproe vingen van het soldatenleven hun hooge C ver liezen. Duc weet zeer goed, dat eene stem van eene kracht, zuiverheid, buigzaamheid en omvang als de zijne, voor een deel een kunstproduct is, en alle mogelijke zorgen vereischt; de directeu ren der opera weten dat ook en zijn wanhopig. Zy dienden b\j het ministerie van oorleg een verzoek om fcratie in, subsidiair om verlof voor den te nor om een zijden cachenez te dragen, van mar senen en exercitiën verschoond te worden, de berookte wachtlokalen te ontvlieden, en in een hotel te mogen logeeren. Alles is geweigerd. Duc zal, wanneer zijne stem geruïneerd wordt, tegen den Staat een eisch tot schadeloosstelling indienen, maar ook dit zal hem niet veel helpen. In Amerika speelt men het drama Narziss in eene omwerking naar den Amerikaanschen smaak; een Duitsch acteur, Bandmann, die de rol gaarne speelt, heeft haar aldus gefatsoeneerd: de acte waarin Mad. Pompadour optreedt, speelt in den tuin, en wordt voor de helft met een ballet ge vuld; aan het eind van het stuk sterft Mad. Pom padour in de armen van Narziss, die haar als lijkrede nageeft, dat zij toch een brave vrouw" geweest is, en dan met de actrice Doris Quinault trouwt. De Engelsche Afrika-reiziger Joseph Thomson zal de volgende week eene reis naar Marokko aanvaarden. De onderneming wordt door verschil lende geleerde genootschappen gesteund, en heeft ten doel, het onderzoeken van het Atlasgebergte en Zuid-Marokko. De Daily Neics ontvangt uit Athene bericht, dat op het eiland Cyprus, op de plaats waar vroe ger de groote tempel der Venus van Paphos heeft ge staan, allerlei merkwaardige voorwerpen en vooral opschriften gevonden zijn. De bouwmeester der Britsch archaeologische school te Athene, die de op gravingen leidt, zal een plan van den tempel teekenen. Er is een nieuwe bijdrage tot de geschiedenis van Göthe's Faust ontdekt, verborgen in een hoekje van het Göthe-archief te Weimar. De dichter heeft het voornemen gehad, een overzicht en plan van het tweede deel van Faust in Wahrheit und Dichtung intelasschen; hij liet echter, toen hij der Tragödie zweiten Thcil" afmaakte, dit voor nemen varen. Het thans gevonden stuk verschilt in vele opzichten van den afgewerkten Faust, de klassieke Walpurgisnacht ontbreekt er geheel in; Faust wint en verliest Helena op geheel andere wijze; de geheele opzet is moer sprookjesachtig. DoDr de nieuwe vondst vervallen verscheidene hypothesen der meest scherpzinnige Faustcommentatoren, die er zeker allen wel een woordje over zullen ten beste geven. LOÜISE ALCOTT. Te ew-York is onverwachts overleden de be kende kinderschrijfster Louise Alcott, in den ouderdom van 56 jaar. Haar vader, Mr. Bronson Alcott, een intiem vriend van den philosoof Emer son, overleed den vorigen dag. Louise reed Dins dag naar haars vaders ziekbed, en vatte eene verkoudheid, die aanleiding gaf tot ruggemergsmeningitis en haar in weinig uren ten grave sleepte. Louise Alcott begon reeds jong, verhalen te schrijven, in den beginne zonder eenig honorarium te ontvangen, in 1855 verscheen haar eerste boek Flower Fables. In 1862 ging zij naar AVashington als ziekenoppaster in het militair hospitaal, en werd er, om haar ijver en nauwgezetheid, spoedig gewaardeerd. Zij werd daarna ziek aan de typhus en genas slechts moeielijk: hare vroegere gezond heid en kracht kwamen nooit terug. Tot herstel van gezondheid ging zij ia 1867 naar Europa en schreef bij haar terugkeer in Amerika, het werk Little Women, dat haar naam vestigde. Het is bekend, dat Louise en haar twee zusters de origineelen zijn van Jo, Bcth en Meg. In 1869 kwam An old-fashioned girl, en in 1871 LitUe men. Wie onzer zonen en dochteren kent niet Op eigen wieken, onder moeders vleugels, De kostschool van mvjnheer Peer, Goudsbloempje, enz. Louiae Alcott woonde de laatste jaren te Concord, Massachusetts, vereerd door allen die haar kenden. Zij was, evenals haar vader, op 2!) No vember geboren, en stierf een dag na hem. De Wagner-Vereeniging hier ter stede hooft een zaakrijk verslag uitgegeven van haren arbeid sedert hare oprichting (29 Aïig. 1883) tot Sep tember 1887. De bescheidenheid van don steller van het verslag, Mr. H. Viotta, heeft hem ver hinderd te zeggen, dat hij zelf gedurende al dien tijd de ziel der vereeniging is geweest. Over het streven der vereeniging schrijft de heer Viotta o. a. het volgende: Ten slotte zij nog eens gewezen op het ka rakter der Wagnervereeniging. Zij is geen publieke zaak, en kan dat in de gegeven omstandigheden niet zijn; want het eigenlijke publiek verlangt het geheele, volledige kunstwerk met al zijn toebehooren; en dat te geven, is voor het oogenblik nog niet mogelijk. Maar juist omdat het niet mogelijk is, daarom dient eene Wagnervereeniging: eene vereeniging die het mogelijk kan maken; eene vereeniging van gelijkgezinden, zich voor het oogenblik bepalende tot het bewonderen van den rijkdom der stoffen en de schoonheid der bouwsteenen, overtuigd dat het mogelijk zal zijn, daar mede eens met vereende krachten het kunstwerk op te bouwen; eene vereeniging eindelijk, waarvan elk lid het zijne bijdraagt, om een doel te be reiken, dat wel nog ver verwijderd ligt, maar toch aan allen bekend is. Bestond de mogelijkheid, Wagner's werken door een gewoon operagezelschap korrekt te laten uitvoeren, dan zou eene Wagnervereeniging geen reden van bestaan hebben. Maar dit is, op het oogenblik althans, niet het geval: de opera ondernemingen missen, wegens de zorg voor een dagelijks afwisselend repertoire, de gelegenheid om die werken met ernst voor te bereiden en zich met den stijl daarvan vertrouwd te maken; en vergelijkt men de uitvoeringen, zelfs van de hoftheaters, met die van Bayreuth, dan ontdekt men, dat tusschen beiden een hemelsbreed verschil be staat." Lord Aylesford's beroemde bibliotheek komt volgens berichten uit Londen, in Maart in het verkooplokaal van Christie onder den hamer. De kostbare handschriften en boeken zijn thans reeds verwijderd uit Packingtonhall, het erfslot der fa milie Aylesford. Onder de zeldzaamste werken bevat deze bibliotheek o. a. de vier eerste folio uitgaven van Shakespeare, Caxton's, Polycronicon, enz. Haar waaide wordt geschat op 8000 pond sterling, en de verkooping zal 9 dagen duren. Een der curiosa is de English Gentleman" van Braithwait, een exemplaar dat Koningin Anna indertijd aan den Hertog van Marlborough ten geschenke gaf. In de diepte van den oceaan. Voor eenigen tijd is van wetenschappelijke zijde beweerd dat in de diepte van den oceaan volslagen duisternis heerscht. De methode van onderzoek was even eenvoudig als scherpzinnig. Men liet broomzilvergelatineplaten in de diepte zinken, en men vond dat zij bij 300 Meter diepte geen lichtreactie meer gaven, d. i. geen spoor van veran dering toonden, al liet men ze geruimen tijd onbedekt. Hoewel hiertegenover staan de uit komsten der Challenger-expeditie, die in den Atlantischen Oceaan nog op een diepte van 1100 tot 2100 vadem schaaldieren vond, met merk waardig ontwikkelde oogen, hebben toch de ge talion 3 a 400 meter als uiterste lichtgrens in alle handboeken der oceanographie ingang ge vonden. Toch schuilt in die bewijsvoering een fout, die Professor Pouchet te Parijs volgens een mede-deeling van het tijdschrift La Nature op ver nuftige wijze heeft aangetoond. Pouchet wijst er op dat die uiterst gevoelige broomzilvergelatineplaten nooit in volkomen donker worden vervaar digd; men gebruikt gewoonlijk bij do bereiding daarvan licht, dat door robijnrood glas gegaan is, en in don laatsten tijd ook wel door een sa menstel van gele en groene glazen, waardoor een olijfgroen Jicht wordt verkregen. Een dergelijk rood of groen licht heeft geen uitwerking op de gelatineplaten; in de diepte der zee kan dus evenzeer zulk eon licht nog hoor-, schen, zonder dat het met die platen -aan1* te" toonen is. Dat inderdaad daar nog sporen van eenig licht moeten zijn, daarvoor pleit de omstan digheid dat die diepzeebewoners duidelijke gezichtsorganen bezitten, gescherpt omdat zij na tuurlijk alleen aan zulk een liauw licht gewend zijn, Vindt men daarentegen dieren, tot dezelfde diergroep behoorcnde, werkelijk in volkomen don kere ruimte, zooals in holen of in lichamen van andere dieren, dan zijn de gesichtsorganen altijd zeer weinig ontwikkeld of ontbreken geheel. Met deze uitkomsten van Pouchet, dat op groote diepte van den Oceaan nog een donkerrood of olijfgroen licht moet heersenen, stemmen de waar nemingen van duikers overeen. Wij meenen echter er op te moeten wijzen, dat vele dier zeebewoners phosphoresceeren, d w. z. zelf licht verspreiden, schoon de verklaring van. Pouchet ons niet geheel en al verwerpelijk toe schijnt wijst dit feit o. i. op een volslagen duister. Men herinnert zich, hoe de eerste en tweede afleveringen van Het Biograpliisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsclio Letterkunde, door dr. W. J. A. Huberts, W. A. Elbcrts en F. Joz. P. v. d. Branden," een algemeenen storm in de pors deden opgaan. De eenvoudigste eischcn, aan zulk een werk gesteld, waren nauwelijks vervuld. Men heeft sedert een anderen weg inge slagen ; uitgever on redactie zijn veranderd. De nieuwe uitgever, de heer L. J. Veen te Amster dam, schrijft thans aan de inteokenarcn: De zeer ongunstige booordeelingen, over de eerste en tweede aflevering uitgesproken, leerden mij, dat het niet doenlijk was op denzeltden weg voort te gaan. Hot roeds gedrukte raoost ver nietigd, hot afgezondene ingetrokken worden, het geheel als een ander bock opnieuw verschijnen. De samenstelling van een zoo omvangrijk werk. dat bij weinig ruimte volledig, bij zaakrijkheid nauwkeurig behoort te zijn, kan alleen door samenwerking van velen volbracht worden.. .. Daarom, toon mijn plan vaststond om de twee afleveringon te herdrukken, moest ook de redactie uitgebreid of veranderd worden, te meer daar de hoeren dr. W. J. A. Huberts en W. A. Elbcrts mij hun verlangen te kennen gaven, de redactie neer te willen leggen, mij do copie en proeven latende, door hen roeds verzameld." Voor Zuid-Nederland blijft nu do hooidlciding opgedragen aan don heer F. Joz. l', van den Branden, in het Noorden wordt do redactie opgo dragen aan den heor J. G. Frcderiks, woonach tig te Amsterdam; hij zal de bijdragen tot een geheel brengen. Wie don hoar Frederiks. don getrouwen medewerker aan Spectator, Nufor.-'chcr en anderen historische en letterkundige tijdschrif ten kent, zal ongetwijfeld met deze keus zeer .ingenomen zijn. Onder de autoriteiten die horn hunne hulp hebben toegozegd, bohoorcn de II.II. Prof. Dr. J' A. Alberdingk Thijm, Prof. Dr. P. J. Blok, Mr. W. B. S. Boeles, Prof. Dr. Jan ten Brink, Pastoor J. W. Brouwers, J. J. Hacker Dirks, Dr. G. Kalff. Prof. Mr. Moltzer, Prof. Dr. J. C. Naber, F. Nagtglas, Mr. J. Nanninga Uitterdijk, Louis D. Petit, Jhr. Mr. Quarles v. Ufford, Mr. N. de Roever, J. H. W. Unger, Mr. R. W. Veder, Dr. Jan te Winkel, Dr. J. A. Worp en anderen. Is het werk nu op deze wijze aangevat," zegt de heer Veen, dan is het niet meer dan plicht matig van mij, den inteekenaren de twee eerste afleveringen in eene andere bewerking aan te bieden, verder om te zorgen, dat het uiterlijk met de waarde van den inhoud overeenstemt, en, met inachtneming der eisenen eener deugdelijke bewerking, onze wederzijdsche belangen bevor derende, mij te beijveren om het Woordenboek spoedig als een voltooid werk af te leveren." Men kan verwachten, dat de uitgever zijne daden naar zijne woorden zal richten, en de inteekenaren zullen zich niet te beklagen hebben. Hoe de verzameling liederen van Manesse naar Duitschland teruggekomen is Aan den onderne mingsgeest van een Duitschen boekhandelaar, den heer Karl Trübner uit Straatsburg, hebben de Duitschers te danken, wat de diplomatieke ge zantschappen herhaaldelijk doch te vergeefs be proefd hebben: namelijk het terugkrijgen van de verzameling liederen van Manesse uit de nationale bibliotheek te Parijs. Zij is ongetwijfeld de rijkste bron voor de kennis der MiddeMIoogduitsche litteratuur, bevat 7000 strophen van 140 minne zangers, is met 170 miniaturen versierd en bezit voor Duitschland eene waarde, die men slechts ten naasten bij in getallen opgeven kan. Zorgvuldig hebben de Franschen tot nu toe dezen schat be waard, die voor hen toch betrekkelijk weinig waarde kan bezitten zij weigerden hem aan de bizondere gezantschappen die in 1815 en 1823 te Parijs op de teruggave aandrongen, en moeten (naar men verneemt) ook in 1871 liever land en ves tingen, dan den vreemden schat hebben willen missen. Zij zijn nu van meening veranderd, omdat zij hem geruild hebben voor iets, wat hun van meer waarde toeschijnt, Naar uit Londen aan de Kolnische Zeitung wordt medegedeeld, komt aan genoemden heer Trübner de eer toe dezen ruilhandel tot een ge lukkig einde te hebben gebracht. Dit heeft zich toegedragen als volgt. In Engeland bezit Lord Ashburnham een kostbare bibliotheek, die geborgen is in twee groote zalen in zijn slot bij Battle, het laatste station voor Hastings. De vader van den tegenwoordigen Lord, een bibliomaan, bracht deze op een merkwaardige wijze bijeen; maar zijn zoon, die meer belang stelt in schilderijen, broeikassen en industrie, bood voor cenige jaron alleen de handschriften aan het Jiritsche Museum voor 160,000 pond sterling aan! voor do rest der bibliotheek eischt hij minstens 100,000 pond. Wat aan de handschriften van Ashburnham zulk een uitmuntende ruilwaarde geeft mot betrekking tot het handschrift van Manesse, is het feit dat zich in de eerstgenoemde verzameling een 100-tal 'manuscripten bevinden, die vroeger het eigendom van Fransche bibliotheken geweest zijn on blijk baar door diefstal naar Engeland zijn overgebracht, liet Britsche Museum vond den prijs van 100,000 pond sterling te hoog. De Franschen aan den anderen kant. wien ovenzeer de collectie van Ashburnham werd aangeboden, stonden evenmin met open beurs gereed j, zij draalden, en do onderhandelingen werderi' gerekt. Nu heeft de heer Trübner zo in dit jaar op een heel geschikte wijze weder opgevat. Wat hem het eerst gelukte was de gedeeltelijke aankoop der handschriften, die de Lord vroeger slechts in hun geheel wilde verkoopen. Nadat hij op zulk een manier de voor den ruil geschikte voorwerpen had gevonden, reisde hij naar Parijs, waar men met boide han den er naar grerp en het aanbod deed om het handschrift van Manesse, met bijbetaling van het onderscheid in geld (naar men zegt 0000 pond) daarvoor te ruilen. Daarop werden do 160 ma nuscripten der Libri- en Barraisverzameling (de bovon bodooldo Franscho) te Ashburnham Palace in drie kisten gepakt en naar Londen gestuurd; hier nam ze de eerste bibliothecaris der stad Parijs, Dolisle mot twee beambten zo in ontvangst om ze naar de Franscho hoofdstad over te brengen, terwijl daar terzolfdcrtijd het handschrift van Manosse werd afgeleverd aan eon vertrouwd persoon, door den heer Trübner aangewezen. De laatstgenoemde beoft daarvoor aa,n den Engelschman een prijs van 26000 pond betaald; wanneer derhalve, ge lijk men verwacht, kot kostbare handschrift eigen dom dor Duitsche natie zal worden, zal de regeering voor die som moeten opkomen. Het handschrift van Manesse is, naar men aan neemt, in 't begin der 14de eeuw door Küdiger Manesse, vader eu zoon, te Zürich. aangelegd. In l(j()7 kwam deze verzameling naar Heidelbcrg, vanwaar zij in den ;?((-jarigen oorlog naar Parijs ontvoerd word. Eerst door Bodmer gedeeltelijk uitgegeven, werd zij in 18,11 en later volledig en kritisch in Duitschland gepubliceerd. Van de Geilludreerde Vaderltndsclie Geschie denis door P Louwcrse, uitgave van Tj. van Ilolkoma to Amsterdam, is aflevering 7 ver schonen, liet werk is versierd ruet ruim honderd platen, door Johan Braakensiek getcckend; de portretten, in aflevering 7 voorkomend, prinsen, schilders, zeehelden, zijn alle zeer karakteristiek on geven zeer gelukkig de bekende typen weer. De ontvluchting van llugo de Groot is oen aardig tafereeltje, Maria van teigersbergeu maakte in do gevangenis zeker weinig werk van haar toilet; Elsje, dio op reis gaat, ziet er daarentegen aller liefst uit. Do boor Louwerse vertelt op zvjn gewonen gezelligen toon do geschiedenis des vaderlands, zonder daarom zijne overige vrienden, het pnbliok van Voor 'tjonge Volkje on Voor tle Kmderku?iner uitgaven van Joh. Ykema to 's-llago in den stook to laten. :t Is oen good jaar voor Sarcey'', zegt Jules Lemaitrc in do Dfü'ils. Do zaak i-\ dat reeds oen derde vandoville het genre dat Sarcey bovenal aanprijst, in dit seizoen uitbundig succes gehad hooft. Na do uitvoerige verslagen, dio wij van de twoo vorige. Decor c on Coctird et Blcnqnct, gaven, willen wij doze nieuwe, Les surprises du dit'orce, van Bisson on Mars, niet analyseoren. De ver warringen on verrassingen komen voort uit het feit, dat do heer Duval. van zijae vrouw geschei den omdat hij zijne schoonmoeder niet kan uit staan, en thans hertrouwd, in het tweede bedrijf zyn nieuwen schoonvader als man van zijn eerste vrouw ziet verschijnen en dus voor n schoon moeder er twee krijgt, vaa welke hij de eene tot eiken prijs ontvlucht heeft en de andere liefst nooit weer zou zien. Sedert Ebers zijn roman De Egyptische Konings dochter schreef, is de belangstelling in het land der Pharao's steeds toegenomen; de latere onder. zoekingen van Mariette-Bey, van prof. Maspéro, werden niet enkel door het wetenschappelijk publiek met aandacht gevolgd. Eene zeer ver klaarbare nieuwsgierigheid naar hetgeen er in Ebers' romans werkelijk op waarheid berust, naar hetgeen er in de wetenschappelijke onderzoekin gen werkelijk van algemeen belang is, heerscht onder de gewone lezers. Aan deze nieuwsgierig heid wil het boek, Het oude wonderland der Pyramiden, van dr. Oppel, voldoen. Het behan delt de oudste geschiedenis, de opkomst, den bloei en den val der verschillende dynastieën in het land van den Nijl. Het is eene zeer volledige en zeer belangwekkende compilatie, door dr. H. C. Rogge (den vertaler van Ebers) met een voorwoord voor zien, en met een paar honderd houtsneden, eene kaart en vier chromo's versierd. Naar het schijnt heeft de hooge prijs, dien de uitgever C. L. Brinkman er voor maken moest, het publiek af geschrikt, althans het is reeds nu, kort na de uitgave, voor een derde van den prijs bij Bolle verkrijgbaar. Uit Cairo wordt den 27en Februari geschre ven : Dr. Schliemann is gisteren met Prof. Virchow naar Opper Egypte vertrokken. De opgra vingen aan het Kamleh-station te Alexandri zijn wel niet opgegeven, maar toch tijdelijk ge staakt. Do onbeteekende vondsten zijn aan het Egyptisch museum alhier geschonken. Op de plaats, waar Dr. Schliemann het graf van Alexander den Grooto vermoedde, staat eene moskee, en daarom kunnen daar geene opgravingen plaats hebben. Dr. Schliemann heeft nu hot plan een tunnel onder de moskee aan te leggen, of haar volgens Amerikaansche methode op zijde te schuiven. Te Stratford-on-Aeon, de geboorteplaats van Shakespeare, is volgens bericht in Londensche bladen een interessante ontdekking gedaan. In do Guildhall aldaar vond men namelijk duizenden oorkonden uit de 16e en 17e eeuw, en men koes tert de hoop, dat daardoor eenig nieuw licht zal worden verspreid over de duistere levensbijzonderhoden van den grootsten Engelschen dichter. HAELEKIJN'S LAATSTE S?RONG. Met langzame, afgemeten schreden komt een agent van politie de hoofdstraat uit en betreedt de groote brug over de rivier. Een jankend ge huil treft zijn ooren on als hij opkijkt ziet hij een hond, die bibberend van angst en koude in het donkere water tuurt. Onder de leuning ligt eon mannenhoed een paar krukken staan er tegen aan geleund. Na eenigen tijd gedrcgd te hebben, vindt de politie het lijk van een man, dat aan den wallekant wordt neergelegd. Medelijdende handen vegen eerbiedig don mod der van het bleek gelaat en de hond sluipt tusschen de beonen der omstanders door en likt erbarmelijk huilend de handen van zijn doodcn baas. Een geneesheer wordt geroepen. De dood is, ongeveer tien minuten geleden ingetreden" con stateert hij. Nog wordt wel beproefd de levensgeesten op te wekken, maar vergeefs! ze zijn onherroepelijk gevloden. Op het lijk wordt een pakje brieven gevonden, bijeengehouden door eon verschoten blauw zijden lintje. Ze zijn allen door een vrouwenhand ge schreven op twee na. Stelt go or belang in hun inhoud te weten, lezer? hier zijn. er een paar van. No. 1. Geadresseerd aan den lieer WILLBM BEUKEN, Pantomime-llieater; 'onderteckend ROOSJE. Mi^n lieve, leste Wlml Je gezellige brief is zooeven aangekomen en. ik ben in de wolken van vreugd. Wat ben ik blij! Verbeeld jo wij zijn boidon bij hetzelfde gezelschap geëngageerd. Heerlijk, hè'i En het nieuwe ballot wordt bepaald een week of tien achtereen gespeeld misschien wel twaalf. Stel je voor! Drie heole maanden zullen wij bij elkan der zijn on dan do repetities wat zullen wij heerlijk repeteereu ' Nog nooit hoeft er zulk een gelukkige (Jolumbine op de planken godanst, als ik wezen zal. En Wim! nog nooit heeft een Colurabine zoo veel van haar Harlekijn gehouden, als ik. Natuur lijk, malle jongen! ik heb je nog even lief als vroeger. Hoe kun je zoo'n dwaze vraag doen? Ik krijg vijftig gulden 's wooks en voor elke ocbtendvoorstclling vijf'extra. Vijftig gulden, Wim! Mij dunkt, daarvan zal ik wel iets kunnen overhou den en vader en moeder eu de jongens zijnvoorloopig geborgen. Tegen Paschcn moot ik zorgen, weor iets te krijgen. Ik hoop maar, dat het spoe dig lukken zal, want 't is eon harde dobber. V'ader is altijd zoo knorrig maar dat komt van die nare rumatiek en moeder doet niets dan kla gen, dat zo zoo sjofel gekleed moet gaan en dat de jongens zoo armoedig rondloopen. Zo meent het zoo kwaad niet, en ik zou er ook tegen nie mand anders een woord van zeggen, Wim! maar soms lijkt het mij wol ecu beetje hard toe, dat ik voor zoovelen te zorgen heb. Enfin! dat wordt mettertijd beter; de jongens worden grooter en zullen gauw voor zich zelf kunnen zorgen. Dat vader ooit weer aan zijn werk zal kunnen gaan, betwijfel ik ??en moodor is altijd min of meer onbeholpen geweest. Maar nu heb ik lang genoeg geklaagd, is 't niet Wira ? Wat zullen wij dan sen V dat 's een andere vraag. De horlepijp, met een solo voor jou? ik geloof zeker dat er geen tweede op de werold bestaat, die hem zoo goed danst, als gij, Wim. En hoe dunkt je don Spaanschen waaierdans voor mij? Wat zal ik blij zyn, als 't December is! Wat 'n vroolijk, gezellig tr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl