Historisch Archief 1877-1940
l
"M?
No. 559
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
sprijzen; veroordeelen is niet onze zaak, wij die
nooit zulk een last gedragen hebben. Het is niet
de zaak der pygmeeën, wien het goed gaat, kritiek
te oefenen over den titan, die aan de rots
gesmeed is."
George Eliot, die innig godsdienstig, bijna zelfs
?te theologisch godsdienstig voor eene moderne
wereldbeschouwing is, is eene verpletterende
auto?riteit wanneer z\j op deze -wijze den hofprediker
de les leest.
VARIA.
In Frankryk heeft de strenge doorvoering van
het beginsel van algemeenen dienstplicht weder doen
zien, hoe gelijkheid denkbeeldig, en het hoogste
recht de grootste onbillijkheid kan zijn. De tenor
Duc, van de groote Opera, moet eene maand sol
daat z\jn. Er bestaat alle kans, dat Raoul",
Manrico", Fernand", Arnold", bij de beproe
vingen van het soldatenleven hun hooge C ver
liezen. Duc weet zeer goed, dat eene stem van
eene kracht, zuiverheid, buigzaamheid en omvang
als de zijne, voor een deel een kunstproduct is,
en alle mogelijke zorgen vereischt; de directeu
ren der opera weten dat ook en zijn wanhopig.
Zy dienden b\j het ministerie van oorleg een verzoek
om fcratie in, subsidiair om verlof voor den te
nor om een zijden cachenez te dragen, van mar
senen en exercitiën verschoond te worden, de
berookte wachtlokalen te ontvlieden, en in een
hotel te mogen logeeren.
Alles is geweigerd. Duc zal, wanneer zijne stem
geruïneerd wordt, tegen den Staat een eisch tot
schadeloosstelling indienen, maar ook dit zal hem
niet veel helpen.
In Amerika speelt men het drama Narziss in
eene omwerking naar den Amerikaanschen smaak;
een Duitsch acteur, Bandmann, die de rol gaarne
speelt, heeft haar aldus gefatsoeneerd: de acte
waarin Mad. Pompadour optreedt, speelt in den
tuin, en wordt voor de helft met een ballet ge
vuld; aan het eind van het stuk sterft Mad. Pom
padour in de armen van Narziss, die haar als
lijkrede nageeft, dat zij toch een brave vrouw"
geweest is, en dan met de actrice Doris Quinault
trouwt.
De Engelsche Afrika-reiziger Joseph Thomson
zal de volgende week eene reis naar Marokko
aanvaarden. De onderneming wordt door verschil
lende geleerde genootschappen gesteund, en heeft
ten doel, het onderzoeken van het Atlasgebergte
en Zuid-Marokko.
De Daily Neics ontvangt uit Athene bericht,
dat op het eiland Cyprus, op de plaats waar vroe
ger de groote tempel der Venus van Paphos heeft ge
staan, allerlei merkwaardige voorwerpen en vooral
opschriften gevonden zijn. De bouwmeester der
Britsch archaeologische school te Athene, die de op
gravingen leidt, zal een plan van den tempel
teekenen.
Er is een nieuwe bijdrage tot de geschiedenis
van Göthe's Faust ontdekt, verborgen in een
hoekje van het Göthe-archief te Weimar. De dichter
heeft het voornemen gehad, een overzicht en plan
van het tweede deel van Faust in Wahrheit und
Dichtung intelasschen; hij liet echter, toen hij
der Tragödie zweiten Thcil" afmaakte, dit voor
nemen varen. Het thans gevonden stuk verschilt
in vele opzichten van den afgewerkten Faust, de
klassieke Walpurgisnacht ontbreekt er geheel in;
Faust wint en verliest Helena op geheel andere
wijze; de geheele opzet is moer sprookjesachtig.
DoDr de nieuwe vondst vervallen verscheidene
hypothesen der meest scherpzinnige
Faustcommentatoren, die er zeker allen wel een woordje
over zullen ten beste geven.
LOÜISE ALCOTT.
Te ew-York is onverwachts overleden de be
kende kinderschrijfster Louise Alcott, in den
ouderdom van 56 jaar. Haar vader, Mr. Bronson
Alcott, een intiem vriend van den philosoof Emer
son, overleed den vorigen dag. Louise reed Dins
dag naar haars vaders ziekbed, en vatte eene
verkoudheid, die aanleiding gaf tot
ruggemergsmeningitis en haar in weinig uren ten grave
sleepte.
Louise Alcott begon reeds jong, verhalen te
schrijven, in den beginne zonder eenig honorarium
te ontvangen, in 1855 verscheen haar eerste boek
Flower Fables. In 1862 ging zij naar AVashington
als ziekenoppaster in het militair hospitaal, en
werd er, om haar ijver en nauwgezetheid, spoedig
gewaardeerd. Zij werd daarna ziek aan de typhus
en genas slechts moeielijk: hare vroegere gezond
heid en kracht kwamen nooit terug. Tot herstel
van gezondheid ging zij ia 1867 naar Europa en
schreef bij haar terugkeer in Amerika, het werk
Little Women, dat haar naam vestigde. Het is
bekend, dat Louise en haar twee zusters de
origineelen zijn van Jo, Bcth en Meg. In 1869
kwam An old-fashioned girl, en in 1871 LitUe
men. Wie onzer zonen en dochteren kent niet
Op eigen wieken, onder moeders vleugels, De
kostschool van mvjnheer Peer, Goudsbloempje, enz.
Louiae Alcott woonde de laatste jaren te
Concord, Massachusetts, vereerd door allen die haar
kenden. Zij was, evenals haar vader, op 2!) No
vember geboren, en stierf een dag na hem.
De Wagner-Vereeniging hier ter stede hooft
een zaakrijk verslag uitgegeven van haren arbeid
sedert hare oprichting (29 Aïig. 1883) tot Sep
tember 1887. De bescheidenheid van don steller
van het verslag, Mr. H. Viotta, heeft hem ver
hinderd te zeggen, dat hij zelf gedurende al dien
tijd de ziel der vereeniging is geweest. Over het
streven der vereeniging schrijft de heer Viotta
o. a. het volgende:
Ten slotte zij nog eens gewezen op het ka
rakter der Wagnervereeniging. Zij is geen publieke
zaak, en kan dat in de gegeven omstandigheden
niet zijn; want het eigenlijke publiek verlangt
het geheele, volledige kunstwerk met al zijn
toebehooren; en dat te geven, is voor het oogenblik
nog niet mogelijk. Maar juist omdat het niet mogelijk
is, daarom dient eene Wagnervereeniging: eene
vereeniging die het mogelijk kan maken; eene
vereeniging van gelijkgezinden, zich voor het
oogenblik bepalende tot het bewonderen van den
rijkdom der stoffen en de schoonheid der
bouwsteenen, overtuigd dat het mogelijk zal zijn, daar
mede eens met vereende krachten het kunstwerk op
te bouwen; eene vereeniging eindelijk, waarvan
elk lid het zijne bijdraagt, om een doel te be
reiken, dat wel nog ver verwijderd ligt, maar toch
aan allen bekend is.
Bestond de mogelijkheid, Wagner's werken
door een gewoon operagezelschap korrekt te laten
uitvoeren, dan zou eene Wagnervereeniging geen
reden van bestaan hebben. Maar dit is, op het
oogenblik althans, niet het geval: de opera
ondernemingen missen, wegens de zorg voor een
dagelijks afwisselend repertoire, de gelegenheid
om die werken met ernst voor te bereiden en zich
met den stijl daarvan vertrouwd te maken; en
vergelijkt men de uitvoeringen, zelfs van de
hoftheaters, met die van Bayreuth, dan ontdekt men,
dat tusschen beiden een hemelsbreed verschil be
staat."
Lord Aylesford's beroemde bibliotheek komt
volgens berichten uit Londen, in Maart in het
verkooplokaal van Christie onder den hamer. De
kostbare handschriften en boeken zijn thans reeds
verwijderd uit Packingtonhall, het erfslot der fa
milie Aylesford. Onder de zeldzaamste werken
bevat deze bibliotheek o. a. de vier eerste folio
uitgaven van Shakespeare, Caxton's, Polycronicon,
enz. Haar waaide wordt geschat op 8000 pond
sterling, en de verkooping zal 9 dagen duren.
Een der curiosa is de English Gentleman" van
Braithwait, een exemplaar dat Koningin Anna
indertijd aan den Hertog van Marlborough ten
geschenke gaf.
In de diepte van den oceaan. Voor eenigen
tijd is van wetenschappelijke zijde beweerd dat
in de diepte van den oceaan volslagen duisternis
heerscht. De methode van onderzoek was even
eenvoudig als scherpzinnig. Men liet
broomzilvergelatineplaten in de diepte zinken, en men
vond dat zij bij 300 Meter diepte geen
lichtreactie meer gaven, d. i. geen spoor van veran
dering toonden, al liet men ze geruimen tijd
onbedekt. Hoewel hiertegenover staan de uit
komsten der Challenger-expeditie, die in den
Atlantischen Oceaan nog op een diepte van 1100
tot 2100 vadem schaaldieren vond, met merk
waardig ontwikkelde oogen, hebben toch de ge
talion 3 a 400 meter als uiterste lichtgrens in
alle handboeken der oceanographie ingang ge
vonden.
Toch schuilt in die bewijsvoering een fout, die
Professor Pouchet te Parijs volgens een
mede-deeling van het tijdschrift La Nature op ver
nuftige wijze heeft aangetoond. Pouchet wijst er
op dat die uiterst gevoelige
broomzilvergelatineplaten nooit in volkomen donker worden vervaar
digd; men gebruikt gewoonlijk bij do bereiding
daarvan licht, dat door robijnrood glas gegaan
is, en in don laatsten tijd ook wel door een sa
menstel van gele en groene glazen, waardoor een
olijfgroen Jicht wordt verkregen.
Een dergelijk rood of groen licht heeft geen
uitwerking op de gelatineplaten; in de diepte der
zee kan dus evenzeer zulk eon licht nog hoor-,
schen, zonder dat het met die platen -aan1* te"
toonen is. Dat inderdaad daar nog sporen van
eenig licht moeten zijn, daarvoor pleit de omstan
digheid dat die diepzeebewoners duidelijke
gezichtsorganen bezitten, gescherpt omdat zij na
tuurlijk alleen aan zulk een liauw licht gewend
zijn,
Vindt men daarentegen dieren, tot dezelfde
diergroep behoorcnde, werkelijk in volkomen don
kere ruimte, zooals in holen of in lichamen van
andere dieren, dan zijn de gesichtsorganen altijd
zeer weinig ontwikkeld of ontbreken geheel. Met
deze uitkomsten van Pouchet, dat op groote
diepte van den Oceaan nog een donkerrood of
olijfgroen licht moet heersenen, stemmen de waar
nemingen van duikers overeen.
Wij meenen echter er op te moeten wijzen, dat
vele dier zeebewoners phosphoresceeren, d w. z.
zelf licht verspreiden, schoon de verklaring van.
Pouchet ons niet geheel en al verwerpelijk toe
schijnt wijst dit feit o. i. op een volslagen duister.
Men herinnert zich, hoe de eerste en tweede
afleveringen van Het Biograpliisch Woordenboek
der Noord- en Zuidnederlandsclio Letterkunde,
door dr. W. J. A. Huberts, W. A. Elbcrts en
F. Joz. P. v. d. Branden," een algemeenen storm
in de pors deden opgaan. De eenvoudigste eischcn,
aan zulk een werk gesteld, waren nauwelijks
vervuld. Men heeft sedert een anderen weg inge
slagen ; uitgever on redactie zijn veranderd. De
nieuwe uitgever, de heer L. J. Veen te Amster
dam, schrijft thans aan de inteokenarcn:
De zeer ongunstige booordeelingen, over de
eerste en tweede aflevering uitgesproken, leerden
mij, dat het niet doenlijk was op denzeltden weg
voort te gaan. Hot roeds gedrukte raoost ver
nietigd, hot afgezondene ingetrokken worden, het
geheel als een ander bock opnieuw verschijnen.
De samenstelling van een zoo omvangrijk werk.
dat bij weinig ruimte volledig, bij zaakrijkheid
nauwkeurig behoort te zijn, kan alleen door
samenwerking van velen volbracht worden.. ..
Daarom, toon mijn plan vaststond om de twee
afleveringon te herdrukken, moest ook de redactie
uitgebreid of veranderd worden, te meer daar de
hoeren dr. W. J. A. Huberts en W. A. Elbcrts
mij hun verlangen te kennen gaven, de redactie
neer te willen leggen, mij do copie en proeven
latende, door hen roeds verzameld."
Voor Zuid-Nederland blijft nu do hooidlciding
opgedragen aan don heer F. Joz. l', van den
Branden, in het Noorden wordt do redactie opgo
dragen aan den heor J. G. Frcderiks, woonach
tig te Amsterdam; hij zal de bijdragen tot een
geheel brengen. Wie don hoar Frederiks. don
getrouwen medewerker aan Spectator, Nufor.-'chcr
en anderen historische en letterkundige tijdschrif
ten kent, zal ongetwijfeld met deze keus zeer
.ingenomen zijn. Onder de autoriteiten die horn
hunne hulp hebben toegozegd, bohoorcn de II.II.
Prof. Dr. J' A. Alberdingk Thijm, Prof. Dr. P. J.
Blok, Mr. W. B. S. Boeles, Prof. Dr. Jan ten
Brink, Pastoor J. W. Brouwers, J. J. Hacker
Dirks, Dr. G. Kalff. Prof. Mr. Moltzer, Prof. Dr.
J. C. Naber, F. Nagtglas, Mr. J. Nanninga
Uitterdijk, Louis D. Petit, Jhr. Mr. Quarles v. Ufford,
Mr. N. de Roever, J. H. W. Unger, Mr. R. W.
Veder, Dr. Jan te Winkel, Dr. J. A. Worp en
anderen.
Is het werk nu op deze wijze aangevat," zegt
de heer Veen, dan is het niet meer dan plicht
matig van mij, den inteekenaren de twee eerste
afleveringen in eene andere bewerking aan te
bieden, verder om te zorgen, dat het uiterlijk
met de waarde van den inhoud overeenstemt, en,
met inachtneming der eisenen eener deugdelijke
bewerking, onze wederzijdsche belangen bevor
derende, mij te beijveren om het Woordenboek
spoedig als een voltooid werk af te leveren."
Men kan verwachten, dat de uitgever zijne
daden naar zijne woorden zal richten, en de
inteekenaren zullen zich niet te beklagen hebben.
Hoe de verzameling liederen van Manesse naar
Duitschland teruggekomen is Aan den onderne
mingsgeest van een Duitschen boekhandelaar, den
heer Karl Trübner uit Straatsburg, hebben de
Duitschers te danken, wat de diplomatieke ge
zantschappen herhaaldelijk doch te vergeefs be
proefd hebben: namelijk het terugkrijgen van de
verzameling liederen van Manesse uit de nationale
bibliotheek te Parijs. Zij is ongetwijfeld de rijkste
bron voor de kennis der MiddeMIoogduitsche
litteratuur, bevat 7000 strophen van 140 minne
zangers, is met 170 miniaturen versierd en bezit
voor Duitschland eene waarde, die men slechts
ten naasten bij in getallen opgeven kan. Zorgvuldig
hebben de Franschen tot nu toe dezen schat be
waard, die voor hen toch betrekkelijk weinig waarde
kan bezitten zij weigerden hem aan de
bizondere gezantschappen die in 1815 en 1823 te Parijs
op de teruggave aandrongen, en moeten (naar
men verneemt) ook in 1871 liever land en ves
tingen, dan den vreemden schat hebben willen
missen. Zij zijn nu van meening veranderd, omdat
zij hem geruild hebben voor iets, wat hun van
meer waarde toeschijnt,
Naar uit Londen aan de Kolnische Zeitung
wordt medegedeeld, komt aan genoemden heer
Trübner de eer toe dezen ruilhandel tot een ge
lukkig einde te hebben gebracht. Dit heeft zich
toegedragen als volgt. In Engeland bezit Lord
Ashburnham een kostbare bibliotheek, die geborgen
is in twee groote zalen in zijn slot bij Battle,
het laatste station voor Hastings. De vader van
den tegenwoordigen Lord, een bibliomaan, bracht
deze op een merkwaardige wijze bijeen; maar
zijn zoon, die meer belang stelt in schilderijen,
broeikassen en industrie, bood voor cenige jaron
alleen de handschriften aan het Jiritsche Museum
voor 160,000 pond sterling aan! voor do rest der
bibliotheek eischt hij minstens 100,000 pond.
Wat aan de handschriften van Ashburnham zulk
een uitmuntende ruilwaarde geeft mot betrekking
tot het handschrift van Manesse, is het feit dat
zich in de eerstgenoemde verzameling een 100-tal
'manuscripten bevinden, die vroeger het eigendom
van Fransche bibliotheken geweest zijn on blijk
baar door diefstal naar Engeland zijn overgebracht,
liet Britsche Museum vond den prijs van
100,000 pond sterling te hoog. De Franschen aan
den anderen kant. wien ovenzeer de collectie van
Ashburnham werd aangeboden, stonden evenmin
met open beurs gereed j, zij draalden, en do
onderhandelingen werderi' gerekt. Nu heeft de
heer Trübner zo in dit jaar op een heel geschikte
wijze weder opgevat. Wat hem het eerst gelukte
was de gedeeltelijke aankoop der handschriften,
die de Lord vroeger slechts in hun geheel wilde
verkoopen. Nadat hij op zulk een manier de voor
den ruil geschikte voorwerpen had gevonden,
reisde hij naar Parijs, waar men met boide han
den er naar grerp en het aanbod deed om het
handschrift van Manesse, met bijbetaling van het
onderscheid in geld (naar men zegt 0000 pond)
daarvoor te ruilen. Daarop werden do 160 ma
nuscripten der Libri- en Barraisverzameling (de
bovon bodooldo Franscho) te Ashburnham Palace
in drie kisten gepakt en naar Londen gestuurd; hier
nam ze de eerste bibliothecaris der stad Parijs, Dolisle
mot twee beambten zo in ontvangst om ze naar de
Franscho hoofdstad over te brengen, terwijl daar
terzolfdcrtijd het handschrift van Manosse werd
afgeleverd aan eon vertrouwd persoon, door den
heer Trübner aangewezen. De laatstgenoemde
beoft daarvoor aa,n den Engelschman een prijs
van 26000 pond betaald; wanneer derhalve, ge
lijk men verwacht, kot kostbare handschrift eigen
dom dor Duitsche natie zal worden, zal de
regeering voor die som moeten opkomen.
Het handschrift van Manesse is, naar men aan
neemt, in 't begin der 14de eeuw door Küdiger
Manesse, vader eu zoon, te Zürich. aangelegd. In
l(j()7 kwam deze verzameling naar Heidelbcrg,
vanwaar zij in den ;?((-jarigen oorlog naar Parijs
ontvoerd word. Eerst door Bodmer gedeeltelijk
uitgegeven, werd zij in 18,11 en later volledig en
kritisch in Duitschland gepubliceerd.
Van de Geilludreerde Vaderltndsclie Geschie
denis door P Louwcrse, uitgave van Tj. van
Ilolkoma to Amsterdam, is aflevering 7 ver
schonen, liet werk is versierd ruet ruim honderd
platen, door Johan Braakensiek getcckend; de
portretten, in aflevering 7 voorkomend, prinsen,
schilders, zeehelden, zijn alle zeer karakteristiek
on geven zeer gelukkig de bekende typen weer.
De ontvluchting van llugo de Groot is oen aardig
tafereeltje, Maria van teigersbergeu maakte in
do gevangenis zeker weinig werk van haar toilet;
Elsje, dio op reis gaat, ziet er daarentegen aller
liefst uit.
Do boor Louwerse vertelt op zvjn gewonen
gezelligen toon do geschiedenis des vaderlands,
zonder daarom zijne overige vrienden, het pnbliok
van Voor 'tjonge Volkje on Voor tle
Kmderku?iner uitgaven van Joh. Ykema to 's-llago
in den stook to laten.
:t Is oen good jaar voor Sarcey'', zegt Jules
Lemaitrc in do Dfü'ils. Do zaak i-\ dat reeds oen
derde vandoville het genre dat Sarcey bovenal
aanprijst, in dit seizoen uitbundig succes gehad
hooft. Na do uitvoerige verslagen, dio wij van de
twoo vorige. Decor c on Coctird et Blcnqnct, gaven,
willen wij doze nieuwe, Les surprises du dit'orce,
van Bisson on Mars, niet analyseoren. De ver
warringen on verrassingen komen voort uit het
feit, dat do heer Duval. van zijae vrouw geschei
den omdat hij zijne schoonmoeder niet kan uit
staan, en thans hertrouwd, in het tweede bedrijf
zyn nieuwen schoonvader als man van zijn eerste
vrouw ziet verschijnen en dus voor n schoon
moeder er twee krijgt, vaa welke hij de eene
tot eiken prijs ontvlucht heeft en de andere liefst
nooit weer zou zien.
Sedert Ebers zijn roman De Egyptische Konings
dochter schreef, is de belangstelling in het land
der Pharao's steeds toegenomen; de latere onder.
zoekingen van Mariette-Bey, van prof. Maspéro,
werden niet enkel door het wetenschappelijk
publiek met aandacht gevolgd. Eene zeer ver
klaarbare nieuwsgierigheid naar hetgeen er in
Ebers' romans werkelijk op waarheid berust, naar
hetgeen er in de wetenschappelijke onderzoekin
gen werkelijk van algemeen belang is, heerscht
onder de gewone lezers. Aan deze nieuwsgierig
heid wil het boek, Het oude wonderland der
Pyramiden, van dr. Oppel, voldoen. Het behan
delt de oudste geschiedenis, de opkomst, den bloei
en den val der verschillende dynastieën in het land
van den Nijl. Het is eene zeer volledige en zeer
belangwekkende compilatie, door dr. H. C. Rogge
(den vertaler van Ebers) met een voorwoord voor
zien, en met een paar honderd houtsneden, eene
kaart en vier chromo's versierd. Naar het schijnt
heeft de hooge prijs, dien de uitgever C. L.
Brinkman er voor maken moest, het publiek af
geschrikt, althans het is reeds nu, kort na de
uitgave, voor een derde van den prijs bij Bolle
verkrijgbaar.
Uit Cairo wordt den 27en Februari geschre
ven : Dr. Schliemann is gisteren met Prof.
Virchow naar Opper Egypte vertrokken. De opgra
vingen aan het Kamleh-station te Alexandri
zijn wel niet opgegeven, maar toch tijdelijk ge
staakt. Do onbeteekende vondsten zijn aan het
Egyptisch museum alhier geschonken. Op de plaats,
waar Dr. Schliemann het graf van Alexander den
Grooto vermoedde, staat eene moskee, en daarom
kunnen daar geene opgravingen plaats hebben.
Dr. Schliemann heeft nu hot plan een tunnel
onder de moskee aan te leggen, of haar volgens
Amerikaansche methode op zijde te schuiven.
Te Stratford-on-Aeon, de geboorteplaats van
Shakespeare, is volgens bericht in Londensche
bladen een interessante ontdekking gedaan. In
do Guildhall aldaar vond men namelijk duizenden
oorkonden uit de 16e en 17e eeuw, en men koes
tert de hoop, dat daardoor eenig nieuw licht zal
worden verspreid over de duistere
levensbijzonderhoden van den grootsten Engelschen dichter.
HAELEKIJN'S LAATSTE S?RONG.
Met langzame, afgemeten schreden komt een
agent van politie de hoofdstraat uit en betreedt
de groote brug over de rivier. Een jankend ge
huil treft zijn ooren on als hij opkijkt ziet hij
een hond, die bibberend van angst en koude in
het donkere water tuurt.
Onder de leuning ligt eon mannenhoed een
paar krukken staan er tegen aan geleund.
Na eenigen tijd gedrcgd te hebben, vindt de
politie het lijk van een man, dat aan den
wallekant wordt neergelegd.
Medelijdende handen vegen eerbiedig don mod
der van het bleek gelaat en de hond sluipt
tusschen de beonen der omstanders door en likt
erbarmelijk huilend de handen van zijn doodcn
baas.
Een geneesheer wordt geroepen. De dood is,
ongeveer tien minuten geleden ingetreden" con
stateert hij.
Nog wordt wel beproefd de levensgeesten op
te wekken, maar vergeefs! ze zijn onherroepelijk
gevloden.
Op het lijk wordt een pakje brieven gevonden,
bijeengehouden door eon verschoten blauw zijden
lintje. Ze zijn allen door een vrouwenhand ge
schreven op twee na. Stelt go or belang in hun
inhoud te weten, lezer? hier zijn. er een paar van.
No. 1.
Geadresseerd aan den lieer WILLBM BEUKEN,
Pantomime-llieater; 'onderteckend ROOSJE.
Mi^n lieve, leste Wlml
Je gezellige brief is zooeven aangekomen en.
ik ben in de wolken van vreugd. Wat ben ik
blij! Verbeeld jo wij zijn boidon bij hetzelfde
gezelschap geëngageerd. Heerlijk, hè'i En het
nieuwe ballot wordt bepaald een week of tien
achtereen gespeeld misschien wel twaalf. Stel
je voor! Drie heole maanden zullen wij bij elkan
der zijn on dan do repetities wat zullen
wij heerlijk repeteereu ' Nog nooit hoeft er zulk
een gelukkige (Jolumbine op de planken godanst,
als ik wezen zal.
En Wim! nog nooit heeft een Colurabine zoo
veel van haar Harlekijn gehouden, als ik. Natuur
lijk, malle jongen! ik heb je nog even lief als
vroeger. Hoe kun je zoo'n dwaze vraag doen? Ik
krijg vijftig gulden 's wooks en voor elke
ocbtendvoorstclling vijf'extra. Vijftig gulden, Wim! Mij
dunkt, daarvan zal ik wel iets kunnen overhou
den en vader en moeder eu de jongens
zijnvoorloopig geborgen. Tegen Paschcn moot ik zorgen,
weor iets te krijgen. Ik hoop maar, dat het spoe
dig lukken zal, want 't is eon harde dobber.
V'ader is altijd zoo knorrig maar dat komt van
die nare rumatiek en moeder doet niets dan kla
gen, dat zo zoo sjofel gekleed moet gaan en dat
de jongens zoo armoedig rondloopen. Zo meent
het zoo kwaad niet, en ik zou er ook tegen nie
mand anders een woord van zeggen, Wim! maar
soms lijkt het mij wol ecu beetje hard toe, dat
ik voor zoovelen te zorgen heb. Enfin! dat wordt
mettertijd beter; de jongens worden grooter en
zullen gauw voor zich zelf kunnen zorgen. Dat
vader ooit weer aan zijn werk zal kunnen gaan,
betwijfel ik ??en moodor is altijd min of meer
onbeholpen geweest. Maar nu heb ik lang genoeg
geklaagd, is 't niet Wira ? Wat zullen wij dan
sen V dat 's een andere vraag. De horlepijp, met een
solo voor jou? ik geloof zeker dat er geen
tweede op de werold bestaat, die hem zoo goed
danst, als gij, Wim. En hoe dunkt je don
Spaanschen waaierdans voor mij? Wat zal ik blij zyn,
als 't December is! Wat 'n vroolijk, gezellig tr