De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 11 maart pagina 4

11 maart 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.659 .wezen. Jy en ik, en die goeie beste r de clown en Hein ovini onze Pierrot! oude kennissen. Ik heb een prachtig idee TOOT mijn costuum wit met rood, maar ik zeg Biets,-boor! Wacht maar je zult eens zien! Cag mjjn lieve, lieve Wim! ik wil je niet lan ger met nujn gezeur vervelen. Schrijf per omme*a*nde terug aan het adres Théatre royal waar * ..?ik nog tot de volgende week bljjf. O, Wim! hoe 8*%, M ? 't Is haast te heerlijk om waar te kun ne» cgn zoo eiken avond elkander te zien, en drie maanden samen te dansen! Nu dag Ueteling l » . Je gelukkige, liefhebbende ROOSJE. No. 2. Gedateerd 30 December. Geadresseerd aan den heer W. BKBKEL, Zwkenverphf/in-y. 01 m\jn lieveling, nnjn arme, arme, goeie Wim! Ik ben er geheel van in de war. Ik heb sedert oergisteren avond nog geen oog toegedaan. Wat moet ik beginnen? Och! Och! wat 'n vreeselijke ramp en nog wel bij de eerste voorstelling! Hoe is 't met je arme been ? Die ellendige timmerman koe kon hij zóó onvoorzichtig wezen ? Waarom heeft hij het luik niet eerder- gesloten. Hij rtond er b\j, om je op te vangen, toen je -; dept sprong deed en met een smak in den kelder terecht kwaamt. Mjjn arme lieveling! Hooit zal ik je bleek verwrongen gezicht ver," «eten, toen ze je opnamen en wegdroegen. Q, Wim l myn eenige, goeie Wim! ik hoor dat la de eerste acht dagen niemand by je mag wor, ? des toegelaten. Wat moet ik toch beginnen? Gisteren heb ik zoolang voor de Ziekenverpleging heen en weer gedrenteld, dat de menschen op straat erg kregen en bleven staan, zoodat ik tegen wil en dank moest doorloopen, en aldaar naar boven gekeken of ik ook ontdekken kon achter Trelk raam ze je hebben gelegd. Ot die lange vervelende dagen en eindelooze «achten t Het tooneel walgt m\j ik durf er baast niet overheen te loopen. Mander is erg deelnemend, diégoeie jongen! en doet zooveel mogelijk zijn best om mij te troosten en moedia te «preken, maar ik walg van den heelen boel. *tlg alsof ik lood in mijn voeten heb/dansen kan ik niet en Stevens die voor jou in de plaats Harlekjjn is geworden hij kan 't niet helpen, natuurlijk maar ik kan niet velen dat hy mij aanraakt of dicht by my komt. 't Is verschrikkeIp:, myn lieveling te denken dat jij daar op de ziekenzaal in pijn en ellende nederligt en ik laajjn best moet doen om te dansen en te lachen met een ander. O, Wim! 't Is zoo vreeselijk, hè? na alles wat wij ons hadden voorgesteld. Maar xa$& liefde zal niet verflauwen Wim, wees daarYan verzekerd integendeel! ik houd nog veel meer van je dan vroeger, omdat je zoo lijden moet. Als de dokter het toestaat schrijf je mij toch terug, niet waar? Dag mijn arme, lieve Wim! duizend kussen van je bedroefde ROOSJS. P. S. Ja moet gauw beter worden, hoor! Toet heel gauw zóó kan ik het onmogelijk uithouden; het is zoo akelig zonder jou! No. 3. Gedateerd 28 Februari; Geadresseerd aan den Iteer W. BBBKBL, Ziekenverpleging. Onderteeltend THOMAS MANDEB. Arme Vriend! Je mededeeling heeft mij diep getroffen, 't Is een zware beproeving op jou leeftijd, voor je leven verminkt te worden. Wie gezond van lijf en leden is, heeft in ons vak toch al moeite genoeg om aan den kost te komen, dus de' hemel mag weten hoe je het nu zult aanleggen. Ik had grooten lust om dien timmerman door elkaar te schudden, dat bet hem groen en geel voor zijn oogen wordt, maar hij beweert dat 't zijn schuld niet was. Hij Stond klaar om het luik te sluiten, maar je sprongt te vroeg, zegt hij. Er is niet weinig herrie over gemaakt, dat begrjjp je maar 't heeft niets gegeven; natuurlek! 'k Heb een dikke honderd pop voor je bijeenge bracht, ouwe jongen! 't is niet veel maar toch iets altijd nog beter dan niemendal, hè? Ik weet niet of ik wel goed doe met het te zeggen, maar ik vind, dat ik het toch niet voor je mag verzwij gen. Er wordt werk van Rosa gemaakt, man! door een groote meneer die op de eene of andere manier kennis aan haar vader en moeder heeft ge kregen nu, je weet hoe ze zyn bloedzuigers noem ik ze. Hij schijnt het eerlijk te meenen en hij is rijk en hij heeft het er op gezet, Roosje te trouwen. De arme meid heeft er ontzettend veel weet van. Ik kan mij voorstellen, hoe ze haar thuis het leven zuur maken 't is een schande! na alles wat zy deed, om den boel bijeen te hou den. Die heer Molin heet hij zit geregeld iederen avond in de stalles of beneden-loge een poosje geleden zond hij haar na elke voorstelling een bouquet totdat hij merkte dat ze er het land aan had en de bloemen weggaf?toen heeft liïj 't gelaten. Ik geloof dat ze nog altijd veel van .je houdt, Willem, maar vrouwen schijnen niet veel wilskracht te hebben en met de oudelui aan den eenen kant en Molin, hoewel hij mij voorTtomt een degelijk mensch te zijn aan den an deren is er geen zeggen van hoe dat zal afloopen. 't Is hard, je dit te moeten vertellen, ouwe jongen, maar ik oordeelde het mijn plicht. Ver leden, toen ik bij je was, had ik er al over wil len beginnen, maar ik had er den moed niet toe en daarom dacht ik, was het misschien beter het je te schrijven, 't Spijt me geducht voor je, arme vriend, meer dan ik je zoggen kan, want beter Harlekijn of trouwer kameraad dan jij, heb ik nooit op de planken aangetroffen. Houd moed. ouwe jongen! Misschien loopt het nog beter af dan je verwacht! Ontvang met mijn beste wenschen voor je herstel een hartelijken handdruk van Je toegenegen THOMAS MANDEE. No. 4. Gedateerd 15 October en geadresseerd aan den Heer WILLEM BBEKEL. St. Joris r/asthuis, saai 3. Lieve Willem! Hoe moet ik het aanleggen om je iets te schrij den, waarmee ik je achting voor goed zal verleuren en dat je liefde voor mij onherroepelijk zal doen verkeeren in haat? Toch, als je wist wat ik lijd, geloof ik, dat je medelijden met ine zoudt hebben. Arme Wim! geloof mij ach! geloof mij toch ik heb je nog zoo lief, maar O! hoe zal ik het uitdrukken? maar wij moeten trachten elkander te vergeten. Alles moet uit zijn tusschen ons. Ik ben ja! schrij ven moet ik het met iemand anders verloofd. O, Willem! beoordeel mij niet te hard ik ben niet valsch waarlijk niet ik houd nog van je, onnoemelijk veel maar wij moeten elkander niet weerzien. Stond ik alleen op de wereld, o! hoe geheel anders zou het zyn, maar daar zijn vader en moeder en de jongens, die allen van my'n verdiensten afhangen, en sedert ons ballet heb ik niets dan een engagement voor zes weken kunnen krijgen, van vijf en twintig gulden 's weeks honderd vijftig gulden om vijf raenschen zeven maanden lang te onderhouden! Al dien tijd hebben zij mij gesmeekt en gebeden hem te trouwen, want hij is rijk. Onophoudelijk en weer aan heb ik hun geantwoord, dat ik niet wilde dat ik niet kon, dat ik er nooit toe zou overgaan maar kon ik hen gebrek zien lyden, Willem ? Bedenk, lieveling, wat het mij heeft gekost, hun ellende aan te zien nacht en dag hun verwijten te moeten hooren, dat het mijn schuld is, dat ik hun kon helpen en rijk en gelukkig maken als ik wilde, maar dat ik hen door mijn koppigheid liever laat verhongeren. Verleden merkte ik toevallig dat zij zijn geld en sijn hulp hebben aangenomen en.... O l 't is zoo vreesel\jk! Hij is vriendelijk en goed; ik heb hem ronduit over onze verhouding gesproken en hij begrijpt alles, maar niettegenstaande dat, wil hy my toch nog hebben en zegt, dat ik hem metter tijd zal leeren liet hebben. Dat kan ik natuurlyk niet, het ia onmogelijk, maar ik zal trachten een goede vrouw voor hem te worden. O! mijn arme lieveling! dat ik je voor het allerlaatst nog zulke wreede dingen moest schryven! Ik weet dat je mij diep verachten zult, maar dan dacht ik weer aan vader en moeder... wat moest ik doen ? Ik mocht niet eens over je spre ken of je naam noemen. Hy wil je helpen, heeft hy beloofd en hy zou je schrijven. Lieve Wim! ik smeek je voor het allerlaatst tracht mij te vergeven; geloof my, dat ik o! zoo gaarne an ders gehandeld zou hebben en dat dit nooit ge beurd zou zijn, als ik alleen was geweest. Heb medelijden met mij en tracht zonder boosheid aan mij te denken. Ik kan niet alles zoo uitdrukken als ik het wel gevoel, maar o! mijn liefste, het harte breekt mij, en mijn hoofd duizelt; nauwe lijks kan ik de letters onderscheiden, door de tranen die mijn oogen verduisteren en ik kan ter nauwernood do pen vasthouden, zóó beeft myn hand. Mijn arme, lieve, ongelukkige Wim l leef wel en vergeef mij al het leed dat ik je aandoe. Ik zal altijd aan je denken altijd. Tracht mij te vergeven en vergeet Jo diep rarapzaligo ROSE. No. 5. Met potlood geschreven op een paar velletjes papier, pescheivrd uit een portefeuille. Onderteekend WIM. Geadresseerd aan THOKAS MANDEB, Panto mime Ihéater. Beste Torn! Terwijl ik dezen schrijf, oogst gij uw welver diende lauweren bij de gewone jaarlijksche kinder voorstelling. En waar denk je dat ik ben, trouwe vrienden? Tegen de borstwering van de groote brug geleund, waarop ik deze regelen neerschrijf. de laatste die ik ooit schrijven zal. Het is heden juist twaalf maanden geleden, sedert wij samen voor het laatst hebben gerepeteerd en de toekomst mij zoo heerlyk scheen; twaalf maanden zijn voor bijgegaan, sedert het oogenblik dat ik mijn laatsten sprong deed (eigenlijk op een na den laatsten) en er niemand was aan den anderen kant om mij op te vangen. Om kort te gaan, mijn beste Torn ik heb haar zien trouwen. Ik heb haar een anderen man zien volgen. Moge haar huwelijk gelukkig zijn ! Haar beschuldig ik niet had ik mijn been niet gebroken, dan zou zij mij trouw zijn gebleven; maar haar vader en moeder hebben er haar toe genoodzaakt. Ik zal het hem gemakke lijker maken en haar misschien ook. Het is niet te verwachten, dat hy het idee prettig zal vin den, dat ze eigentlijk een ander lief heeft, dan hem, want niettegenstaande alles, ben ik vast en zeker overtuigd, dat ze mij nog bemint, Torn! maar dat ze mijn nagedachtenis liefheeft, zal hem waarschijnlijk niet deren en dat zal alles zijn wat er, als gij dezen ontvangt, van je armen, kreupelen makker zal zijn overgebleven. Ter wille van onze oude vriendschap verzoek ik je zorg voor mijn ouden Pollux, als ge hem ooit mocht vinden. Hot trouwe dier kijkt mij met zijn verstandige oogon zoo wanhopend droefgeestig aan, alsof hij wist wat ik doen ga ik geloof het zeker en ook dit nog, als mijn lijk gevonden wordt, laat haar brieven dan met mij begraven worden, evenals hot lintje dat er om zit. Zij droeg het bij den eersten dans, dien wij samen deden en ik heb haar dien avond zoo lang geplaagd, totdat ze hot mij gaf?'t zou mij geluk aanbrengen," zei ik schertsend. Ik heb het altijd bij mij gedragen, maar rt geluk is weg gebleven, Torn. Tracht baar te sproken te krij gen, zeg dat ik haar alles beb vergeven en dat ik zoo best begrijpen kon, hoc zij er toe werd ge dwongen. Het hierbij ingesloten bankje van f 100 moet ge hem teruggeven or was taal noch teeken bij, maar ik v.'oet dat het van hem kwam. Zeg hem, dat ik niets van hom verlang dan een be lofte aan een afgestorvene dat hij goed en welwillend voor baar zal zijn, want beter, trouwer vrouwtje bestaat er niet, al heeft ze mij .. . maar daar zal hij haar zeker nooit een verwijt van maken. Mijn banden zijn zóó verstijfd van de koude, dat ik het moet opgeven Torn. Straks zullen ze nog kouder zijn. Denk niet al te hard over je ouden makker het is beter zoo. Ik ben hulpe loos, ik zou toch niets kunnen verdienen maar mijn vrienden tot last zijn dat wil ik niet! Vaarwel, Torn breng mijn laatsten groet aan Rovini en al de anderen over en denk om de brieven. Ik zal rustiger slapen, als ze bij mij liggen. Leef gelukkig, brave, trouwe Torn! Je vriend WIM. P. S. Nu mijn laatsten sprong, Torn! Zou er nu iemand staan aan den anderen kant om mij op te vangen? God weet het l Schaakspel. No. 115. Driezet van M. EHRENSTEIN te Prellen Kirchen. Scli.zeitung. ZWAKT. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Te laat vorige week juiste oplossingen ontvan gen van Mei" no. 112 met bis en 113 te Am sterdam. Juist opgelost door H. J. den H. no 113, H. J. da C. met 113 bis en ter en 113 quater. alsmede no. 114 en probleem Fuss; C. C. W. M. dezelfden als boven; Mei" no. 112 met bis 113 met bis ter en quater en quater bis. Vroeger ook juist opgelost 104 met bis 105 allen te Amsterdam. D. D. te Rotterdam 114 bis met 113 ter, quater en quater bis, insgelijks vierzet no. 113 met bis idem J. A. W. te Gouda. Henri te Amsterdam no. 112 met bis, 113 ter en 113 quater en 113 quater bis. W. v. H. te Delft dezelfde uommers. A. P. te Arnhem, dito. B. B. te W. no. 113 da Costa. a b o d e f g WIT. Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. (Wit 6 en Zwart 7 stukken met K. e5). OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 113. Vierzet van H. Mendes da Costa. l g7 f51 K e4 1) 2 gS gl! e4 f3 a); 3 b4 - c3, onv. 4 f5 of gl zet mat. 2 e4 e5 b) 3 gl b6 onv.; 4 bG e3 f mat. B 1) 2) d) 2 e4 d3 ' 3 gl f2, d3 e4; 4 f2 e3 f mat. d3 'e2 2) 2 g8 g2 f, e2 el c) 3 b4 c3 el dl; 4 g2 enz 2 e2 dl (d 3 f5 d4, K. onv.; 4 2 e3 d3; 3 gl - f2, d3 e4; 4 f2 enz. 2 d3 e4; g8 3 gl, c4 f4; 4 gl enz. Twéezet 113 bis van denzelfden, l c3 e2! b.5 g7; 2 17 _ f4 -f mat. Met nog zes varianten c3 X b5 faalt door dl X b3; l f7 f5 door e3 d4. l c3 - e2 dl X 03 2 f7 geeft f mat. Bij f8 g7 volgt h5 X g? en f7 X e8 volgt f3 f2 f met nog ver schillende varianteu. No. 113ter l K. e2, h5 hG; 2 f3 e5, hG g5; 3 bl gG f, K. onv. 4Pd.ofD. enz Kofhtz en C. Kochelkorn. l Als boven 2 f3 e5, hög7; 3 bl gG f K. onv.; 4 Pd of D. enz. l fl e2, h5 g4; 2 bl gG f, g4 - f4; 3 gG go f, & c4, 4 g5 _ e5 enz. l idem; 2 idem g4 h3; 3 e2 f2, onv.; 4 D. enz. fijn! No, 113 quater Jan Dobrusky te Praag, l d4 dG e5 X dG; 2 d8 - c7 f mat l . . . e7 X dG; 2 d2 d4 enz. l . . . f2 f5; 2 g4 d4 enz. (f No. 113 quater bis Idem l e2 e8, a4 b5; 2 bl X c3 f mat t) l ? ? f2 f6;2euz.. l ... anders ; 2 cG aöof c4 f f mat. Anders, 2 dG eG f mat. l d8 X e7 faalt door l f2 f4. Beiden nommers zijn behagelijk en spaarzaam bewerkt. No. 115 bis driezet van Hugo Toscani to Praag (Boli. Collectie. Wit K. f7, T c4, D c2 R c3 Pd d3 pion h2 (6. Zwart K. f5 R f3 Pd hl pions a5 e5 h5 en hG (7 met K. f5. No. 115ter. Driezet van Aurelio Abela te Malaga. Wit K. a,J, D. b2., Pd. el, R c7 pion e2 wit 5) Zwart K. e4. No. 11S Pd. c3 en c4, ^ in 't tornooi van The Wanderer. Wit speelt voor in deze problemen. Stand eener partij gespeeld in hot leeskabinet te Rotterdam tusschen v. W. (wit) en D. (zwart, 15 Febr. 1888. Wit K. hl D. g4 T. fl en f5, R. hG pions a2 b,'! c2 e4 g2 en h2 (11. Zwart K. g8 D. c3 T. a6 en f8 Pd. eG pions a7 c5 c7 f7 g7 en h7 (11. Zwart aan den zet kwam schijnbaar wit in zijn aanval to gemoct, maar spande hem een strik, waar wit in liep en die terstond besliste. Welke was die zet vragen wij onze lezers? art .. e*. 15 quater. Twéezet van A. W. Ohlsson te Born. Wit K. a2, R. al en a8, D. d2, T d4 en b8 c4, pions b3 en e4 (10. Zwart K. c5 Pd. b? R. e(J (Zwart 3 met K ca. Eervol vermeld /-il xroii rPliö\Vanrlpr/>?' \VJt snpplf. vonr in ilp^A rimhlmnpn. VOOR DAMES. Oostersche tapijten. Voorjaarsmodes. Matinees. Putti.?Engelsehe tafelloeelde. Het is een opmerkelijk feit, dat al de vorde ringen der tecliniek niet in staat geweest zijn, om liot Oostcrsch tapijtvverk, dat met de hand vervaardigd wordt, te verdringen of zelfs iets beters in de plaats te stellen. Men kan goedkooper tapijtwerk maken, en duurder, maar voor den prijs geen beter. De waarde die het Oostersch tapijtwerk heeft, en blijft houden, was reeds in de oudheid bekend. Men weet, dat het tapijt oorspronkelijk niet bestemd was om op den grond te liggen, maar ter versiering van huis- en tempclwanden diende, en in liet Oosten als voornaamste meubelstuk en kostbaarheid der huizen beschouwd werd. Van de Grieken en Romeinen, die schatten uitgaven voor Oosterscbe tapijten, nam do Christelijke Kerk den smaak voor deze versiering over. Door alle eeuwen heen vindt men dan ook proeven van navolging dezer industrie in het Westen; allen mislukten. Men kon gobelins maken, en borduurwerken en kant, maar geen Oostersche tapijten. De Pruisische regecring zond nog in 1851 eene commissie naar Smyrna, om er op de plaats zelve de vervaardi ging der Oostersche tapijten aftezien, en het ge volg barer zending was de stichting eener fabriek te Schmiedeberg in Silezie, maar -wie zal een tapijt uit Smiedeberg voor een Smyrnaaseh aanzien? Hot is vooreerst de kleurenmenging, die, schijn baar zoo eenvoudig, in de echte tapijten zoowel meer gloed als fijnheid kan hebben, omdat deze geknoopt zijn, en aan de hand der weefster alle speelruimte laten. Maar verder is het materiaal alleen de beste schaaps- en geitenwol, met kemels haar gemengd. De soliditeit der kleuren en hun duurzaamheid ligt in het uitsluitend gebruik van natuur- en plantenkleurcn, door langzame bewer king volgens overgeleverde recepten verkregen. De patronen zijn terstond als origineel te herken nen, omdat de weefster ze meestal zelf onder het weven bedenkt, en er met eerbied en liefde aan werkt. Vandaar ook, dat het tapijt in liet Oosten een voorwerp voor versiering is. liet blijkt uit de spreek woorden. De man" zegt een spreekwoord in l'erzie, moet het tapijt in huis zijn," dat wil niet zeggen de voetveeg, maar krachtig, vastberaden, volhar dend en degelijk. Een groot kwaad wordt op dit oogenblik aan de tapijtindustie gedaan, doordien men de weef sters Europeosche patronen heeft aan do hand ge daan ; zij werken nu voor do Parijscho, Londensche en Berlijnsche markt,?evenals de Japansche porceloin- en lakyferkers, evenals de Italiaansche mozaiokwerkers, do Hollandsche platteelwerkers en al wat eenmaal oorspronkelijk en echt en curieus was. * vt * Van de wintermodes gaat de aardigheid reeds af, de crécnses der groote magazijnen hebben reeds de modellen voor het voorjaar geschapen. en zijn bezig deze aan te passen. Zulk oene revue der nieuwe scheppingen, die nog niet in liet publiek komen, is een der belangwekkendste dagen voor de enkoio ingewijden in de geheimen der grootcateliers. De mooiste 011 elegantste der werksters worden met de nieuw bedachte toiletten aange kleed en paradeeren op eene estrade als op een tooneel voor den kritischen blik der ondernemers, door eenige deskundigen, dames en hoeren, bijge staan, terwijl de créeiisc weinig minder in angst is dan de auteur bij eene première. Zooveel is reeds bekend van de voorjaarsmodes. dat de groote revolutie, gelijk reeds aangeduid werd, het vervallen van den kraag zal zijn. Een geheel gladtoeloopende hals komt daarvoor even wel nog niet in de plaats; de overgang wordt gevormd door eene reeks of een dubbcie reeks van kleine kopjes, têtes, gevormd uit het ingehaalde boveneind der oploopende plooien van het corsage. De gladde mouw heeft ook uitgediend; in overeen stemming met den Empire-styl moet hij een weinig gedoft zijn, en de toekomst zal hierin dezelfde overdrijving vertoonen, die onze grootmoeders zich herinneren. Onder de nieuwe stoffen worden wonderen ver teld van eene stof, muharadja genaamd, een soort van effen eoiZe-stof, roso naar het terra-cotta zweemcnd, met strepen van rieil-or en vert-amandier, door elkander gesmolten, zóó, dat, men op het eerste gezicht niet ondcrscheide uit welke der beide nuancen de strepen bestaan. Men kan op den rand goudborduursel plaatsen en als ceinturc een lint van vert-aiitandicr met een matgouden gesp en lang afhangende einden gebruiken. Men geeft dezen winter te Parijs veel matinees. Zij onderscheiden zich van de fice o'elocl: («a's, die nog zeer gezocht zijn, alleen in het een weinig vervroegde uur, en in eenige kleinigheden. Op de eene zoowel als de andere krijgt men tegen woordig artisten te hooren ; van do eene zoowei als van de andere vindt men twee soorten, de gevraagde", en de geïmproviseerde" op do ge wone ontvangdagon, waarvan men het bezoeken beschouwt als het maken van eene visite en waar een vriend een vriend presenteert; hij de <_ene zoowel als bij de andere bestaat het hoerenpersoneel voornamelijk uit zeer oude hoeren, die geen zaken meer hebben, zeer jonge, die no;; niets te doen hebben, of zeer ledigloopende, die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl