De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 11 maart pagina 5

11 maart 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 553 DE AMSTERBAMB4EH, WEEKBLAD VOOB NEDERLAND. 3 genoemd worden, omdat hij altyd gewerkt en ge ploeterd heeft voor alles wat conservatief heet. Bij alle Haagsche verkiezingen is hij de groote drijf kracht, en menigeen heeft op die wijze aan hem niet weinig verplichting, 't Is nu weer een druk ken tijd voor hem. Eene verkiezing toch laat hem rust noch duur. Nog meer dan gewoonlijk ziet men hem dan op straat loopen en allerlei menschen aanklampen. 's Nachts kan hij niet slapen van politieke koorts. Maar den eersten middag na een gelukkigen verkiezingsuitslag eet hy weer zijn biefstukje in vrede en met verheuging des harten. HU staat met zijn politiek geloof op den bodem van vóór 1848, en al kwamen er nog tien nieuwe Grondwetten, hjj blijft uit hetzelfde vaatje tappen. Met het conservatieve na den nieuwen toestand, maar het conservatieve voor den eenmaal geworden toestand, blijft hij bepleiten. Met het volste recht wordt hij dan ook altijd de laatste conservatief in Nederland" genoemd. Naar men zegt is hij daar niet weinig trotsch op. En dat is misschien zijn eenige ijdelheid, waar zelfs Heemskerk vormaak in schept. Eenigen t\jd geleden had, vooral met het oog op d« vermeerdering van het aantal kiezers, het bestuur der oude conservative kiesvereeniging Vaderland en Koning, een concept gereed gemaakt tot herziening van het reglement. Men had den heer Visser netjes buiten alles gehouden, en zou ia eene namiddag-vergadering, wanneer de meeste burgerleden niet konden tegenwoordig z\jn, dat zaakje wel eens klaar spelen. Maar de ander was er eek en had a»;'» conservatief woordje te spreken. Hjj moet zulk een gloeiende en amusante speech gehouden hebben, dat de meerderheid der aan-wezigen toch op zijn* hand kwam, en het regle ment later naar z\jne inzichten is gewijzigd. Op de tegenwerping yan een der heeren, die beweerde dat hjj het ware conservatieve geloof had en van jongs af conservatief was geweest, gaf de heer Visser in edele verontwaardiging ten ant woord: Menheer de voorzitter, ik was \il con servatief voor mjjn geboorte." Is dat niet aardig en kenschetsend voor den man? Ik heb het maar bjj toeval vernomen, daar ik onwillekeurig een gedeelte van een gesprek opving, zooals in het societeits-uurtje voor den eten allicht kan gebeuren. Een binnenkomende verweet zyn vriend aan het tafeltje naast mij dat hij niet ter verga dering wa» geweest. Later begreep ik pas welke. Oeh, dat politiek gezeur!" was het antwoord. Neen geen gezeur, 't was soms heel amusant," en daarop volgden eenige mededeelingen, die het mij deden bejammeren dat de vergaderingen der genoemde kiesvereenigingen zoo geheim' worden gehouden, eïi alleen het Dagblad nu en dan een mager berichtje met uitdrukkelijke toestemming, vermeldt.' Intusschen is de Nationale Unie met haar Haagsche atdeeling bezig Vaderland en Koning in de wielen te rijden. Oud-liberalen en jong-conservatieven hebben zich bij de nieuwe vereeniging aan gesloten, die wat meer speling laat in haar voorzichtig ge stelde algemeene beginselen, 't Gevolg van dit alles kon wel eens zijn dat Schimmelpenninck van Nijenhuis, de conservatief, en Greeve, de liberaal, bij eerste stemming werden verkozen, en eene her stemming zal plaats grijpen tusschen Van Kempen, den anti-revolutionnair-protectionist en Michiels Tan Verduynen, den jongen Roomsch-Katholieken wethouder. Zoo denken velen, maar door de vermeerdering der kiezers tast men in het duister. In mijn volgenden een en ander over de candidaten. WTTEHHAGE. NASCHRIFT. DEN HAAG, 8 Maart. Geachte Redactie, het speet me te vernemen, dat mijn schrijven voor het nummer van 4 Maart te laat was ontvangen. Ik had zeker den tijd niet goed berekend, maar daar dit tegenwoordig aan de orde van den dag is op politiek gebied, zult ge het mij voor ditmaal wel ten goede hou den. Ook heb ik er geen bezwaar tegen mijn brief van 2 Maart onveranderd te laten drukken. Wel heb ik de waarschijnlijkheid uitgesproken, dat Schimmelpenninck van Nijenhuis de conserva tief en Greeve de liberaal, bij eerste stemming Haagsche afgevaardigden zouden worden, en blijkt het nu dat alleen Graaf Rutger Jan, heelemaal uit de stembus is gekomen, maar daarbij moeten uwe lezers maar bedenken dat een politiek weerberichtje in zijn soort gelijk is aan een gewoon weerberichtje. Als Prof. Buys Ballot en zijne mannen alle gegevens had den die ze wenschten, zouden ze alles haarfijn van weer en wind kunnen voorspellen. Maar nu letten ze op de waarneembare verschijnselen en de gegevens die ze ontvangen, en deelen dan mede hunne verwachting". Intusschen blijkt mijn politiek weerberichtje in de goede richting van uitkomst te zijn geweest. De Nationale Unie heeft inderdaad veroorzaakt dat Graaf Schimmelpenninck werd verkozen en de heer Greove een paar honderd stemmen meer be kwam dan de andere meest gewilde liberale candidaten. W. VERKIEZINGSSTRIJD IN NEDE RLAND IN BELGIË. (Bij de Plaat.) 't Was meer dan druk aan de stem-bureau's op Dinsdag O Maart 11. De kiezers verdronen zich voor het Armenhuis, en bovenal iii et Henriëttenhofje waar de nauwe toegang nu en dan aanleiding gaf tot eenige verwar ring. Voor 't Stadhuis werd queue gemaakt en menig burger moest bij 't Odéon, op 't Singel, een uurtje van zijn kostbaren tijd op offeren, om zijn plicht als kiezer te kunnen vervullen. Hier en daar zag men in de straten en langs de grachten mannen met aanplakborden rondloopen, waarop door deze of gene partij candidaten werden aanbevolen. In enkele stadsgedeelten reden aapjes som migen versierd door aangeplakte portretten van candidaten met stemgerechtigden er in naar de bureau's en schier overal zag men in de onmiddellijke omgeving der verschillende bureelen groepjes kiezers in min of meer le vendig gesprek. Een groote, met reusachtige aanplakbilletten beplakte wagen, een soort van vierkante kast op wielen reed gedurende eenige uren rond tot verwondering van de oude en nieuwe kiezers, die in hunne deftige Amstelstad nog nimmer eene dergelijke uiting van politiek leven hadden aanschouwd. In 't algemeen heerschte er, zonder dat men 't nu juist overal bemerken kon, een zenuwachtige beweging d. w. z. alleen onder de kiesgerechtigden, het gewone publiek nam er geen deel aan en een vreemdeling zou. in Amstels-veste nauwelijks iets meer drukte dan anders hebben opgemerkt. Wij Amster dammers echter vonden dat er al heel wat te doen was, en menig eerzaam koomenijsbaas heeft zeker bedenkelijk het hoofd ge schud als hij zich voor den geest haalde hoe 't vroeger was, nu is geweest en in de toe komst worden kan, als de voorstanders van algemeen kiesrecht eens hun zin kregen. «Jongens ! jongens!" hoorde ik een kalm win kelier zeggen, waar moet dat heen als 't nu al zoo druk is. 't Wordt ten slotte nog moord en doodslag even als in Belgiëbij de verkie zingen." De goede man was vroeger eenmaal in Antwerpen geweest juist toen de kiezingen" de gemoederen in beweging brachten. »O !" riep hij uit, «daar moest je eens bij zijn ge weest, de clericalen brachten de boeren bij wagens vol in de stad en onthaalden ze op een glas Leuvens of Faro en een broodje met nam, om zoodoende hun stem machtig te worden en maar kijk daar komt juist de reiziger van, Colignard uit Leuven aan, die kan je er meer van vertellen. Niet waar meneer Peeters? in Antwerpen, gaat 't heel wat drukker toe als er verkiezingen zijn 't is hier van daag ook wel erg maar " »Awel menier! ge wilt toch niet zeggen dat ier van daog de kiezing is, zulle ?" Zeker, en wel roor 'teerst met meer uit gebreid kiesrecht: heb je dan niet overal die aanplakbiljetten gezien ? " Ah zoo! ikkik eb wel zoo'ne poar affichen gezien moar dat's n' bagatel zulle ikkik eb gemiend dat 't inoar zoo 'ne preliminaire waor. Da zou-de in Anvers anders stoan te kijken -- daor is gien uis da'ge beziet zon der dat er 'n candldoat aon is geafficheerd. Verdikie! da kost-de bij oens iel wa meer zien, zulle! Smergens vrög zie-de zealroendlöpen mit voanen en benieren, fanfaore-moeziek an de front, bloas-de niet zoo ebde niet. Da's oem de kiezers af te-oalen van destoaties; doar binnen dan zoo van die volksvrinden die conduiseeren de kiezers noar de bureelen. Miestal zie-de k batailles, want den ienen gunt den anderen 't licht in de eugen niet. »Weg met de Japneuzen" (dat 's de noam van de Clericalen) schrauwt de eene partie. «Leve de Franskillons", roepen de anderen. Potverdikke kerel! doar ebben ze mekoar dan seffens in de perruuk; ze sloan der mêr op en als na den noen of s'oavends do kiezing gedoan is, dan wordt er nog eris goed noa gevochten. Mit 'n bloedige kop goat er menigeen noar uis. Over een joar of _zes eb ik in Antwerp eris 'n spektoakel gezien da 'k nooit vergeten zal. Da" za 'k oe 's vertellen. Zoo'n iele troep Japneuzen was mit vijf of zes groote char-a-bancs vol boerkes in de stad gevoitureerd. Die stomkoppen zouen >in den witten Beer" aan de Natie-stroat ia 'n erberg 'n potteken Leuvens vatten mit 'n schelleken hesp en brood en dan kwam d'r laoter 't druppelke k nog bij om ze te tractieren. Die boerenbiesten kennen miestal geen A veur 'n B en doaryeur woaren dan de Japneuzen in de erber» en vulden veur die lui de briefkens in. Dan kwaemen ze mit 'tkiezingsbiljet de'n achterdeur uit om seffens naar 't Bureau van votatie te goan. Die manoeuvre was vróger al ens meer door de zwarten gemoakt en goed gelukt, moar nau kregen de Flaminganten 't in de neuze verstoa-de 'i en doar was 'n iele bataille. Mon onkel Josef eeft mij introduceert bij zijn »cpmpagnie de batonneurs" en 'k bin veur mijn plezier meeg-egoan. A wel! ik ikkik ik was content da'k 't gedoan 'ad, want 'k eb 'iien kostelijk amusement ge-'ad. We giengen 'r 'hen allegansch gewoapend mit stokken ; van die dikke knoestige knuppels zulle! Zoo'ne man of twientig stond oan de achterdeure en toen nau zoo vijf, zes halfzatte boeren d'oit kwaemen, lieten we die 'n pas of tien in de stroat veuroit marchieren en toen was 't: Allo! jong's sloat ze nau d'r zatte kop moar ien! Verdikke! wat ebben we op die boerenbiesten gerammeld ; ze kos ten geen zon of moan nie meer zien ; ik ad er mijnen schik in; ze liepen als zotten weer in uis; toen kwaemen er seffens vijfden of'twin tig a lafoismaor zyloi hadden gien stekken en wij sleugen d'r op dat go 's mergens vrög van den anderen dag, nog bloed kost zien oan de'n achterdeur. Der is d'r gien enkele an 't Bureel gewest om te vöteeren want oan de yeurdeur stonden ook zoo'n zestien of zeuvcntieu beste battonneurs om als zoo'n boerenkernalie te kijk kwaem 'em 't strooi oit den kop te sloan. Ze prebiei-den 't nog courageus '11 poar reizen om 'n uitval te doen, moar 't was onmeugelijk, ze mosten retirieren anders hadden walui ze gewoon dood geslaegen. Toen begon 't aorlui der binnen te ennuijeeren en om toch 'n beetje divertissement te ebben gaven de boerkens de Japneuzen 'n rammeling, smeten ze de deur oit teugen ons oan en wij rammel den de zwarten op nieuw. Verdikke! da' was 'n plesante dag! Op 't lest gingen de boerkes onder makander aan 'tquerelleeren ; ze waeren zoo zat as slekken, d-'crbergier zat met z'ne vrauw van angst in de'n caveau; daor kosten ze ooren, dat ze alles den ielen boel oan stukken sloegen. Awel zulle! bij oens in Belgiëis zoo'ne kiezing nog ens oardig en plesant, moar ier ge moet me niet kwaolik nemmen da'k 't zeg ier bij oe is 't 'ne dooie boel zulle! Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg: Gepantserd. Salon des Variétés: Jan Dwars. Er steekt, als ik mij niet vergis, rien déplaise het koele publiek, een merkwaardig talent in de pan, die het door de Koninklijke Vereeniging ge geven Tooneelspel Gepantserd" geschreven heeft: gave eu oefening. Er zyn in 't Hollandsen niet voel tooneelwerken ten papicre gebracht, die zich door zulk een juiste aftnenging van natuur en kunst, in de gesprekken, onderscheiden en waarbij de auteur zich zoo levendig rekenschap gegeven heeft van elke personaadje, die aan 't woord is. Het stuk geeft, wat dat betreft, getuigenis van veel en juiste waarneming. Ook blijkt de auteur in Je gelegenheid geweest te zijn in een bepaal den kring van menschen zijn fotografiesch toestel te laten werken en geene schilderijen te maken van dingen, die hem slechts van hooren zeggen bekend zijn. Indien de auteur een vrouw is (al spelt zij haar pseudonyem dan een weinig onbeholpen E L IJ), is er uit het stuk ook nog al wat, voor de beoefenaars van dat groote mysterie, dat men een vrouwenhart noemt, te leeren, en komen de openbaringen hiervan zeer waarschijnlijk voor. Toe juiching verdient de wijze, waarop, in het stuk, zekere modeverschijnsels fijn bespot worden. 't Is jammer, dat in dit tooneelspel de fantazie, dio schept, geen gelijke macht heeft gehad als de blik, die waarneemt. Wanneer men den titel Gepantserd" leest, heeft men vrij wat verwachting van de beproevin gen, waaraan het hart zal blootstaan, dat zich heeft moeten of willen pantseren. Maar nu is het niet genoeg, dat men onderstellen kan, welken strijd de te-leur-gestelde en grootmoedige Clara heeft te voeren gehad; het is niet genoeg, op een schilderdoek te schrijven: een zee": men dient een Mesdag te zijn, en de zee aanschouwelijk te maken. Moeilijk laat zich ook voor de rechtbank van de goede smaak de peripetie rechtvaardigen, dat de tragische heldin, Clara, zich werpende tusschen twee die duëlleeren, haar vrienden en het publiek verrast met de rnededeeling, dat zij werkelijk een Spaansch harnas of pantser" over haar japon en onder haar manteltjen had aangetrokken! een harnas, dat trouwens niet zonder dramatiesch be leid onder haar bereik was gebracht. Ik zeide zoo even, dat de auteur persoon voor persoon, die het woord neemt, zich duidelijk in zijn doon had voorgesteld. De kracht schijnt haar echter ontbroken te hebben, om zich de groepen levendig voor te stellen; iets dat min gunstig op het samenspel werkt. Er komen 19 personen in het stuk voor, waar over do verdeeling van licht on schaduw niet met groot effekt is aangebracht. De personen zijn weinig gecharakterizeerd, en de auteur is het niet altijd met zich-zelf eens geweest, in hoe verre zij de sympathie van het publiek voor de individuus moest trachten te winnen. De schilderij is wat het koloriet betreft, weinig meer dan een aanleg, hoe keurig sommige onder deelen ook getoekend zijn. Do taal is beschaafd. Hier en daar wordt nog wel wat niet u heeft" en u bent" en gij" en jij" gehaspeld. Ik heb ook nooit gehoord, dat fatsoenlijke menschen den Heer van Lijnden of den Heer R. J. Schimmelpenninck met den titel lieer Graaf" aanspraken. Ik houd het voor onwaarschijnlijk, dat zoo iets gebeurt, ten minste wanneer de toesprekers in kalm-ernstige of wel willende stemming zijn. Nu ligt dit misschien aan mijn amsterdamschen landaard en omgeving. Veel Graven en Markiezen hebben wij hier niet. Ook komt het duëlleeren, zooals ik hoor en om mij heen waarneem, in ons bedaarde landtjen weinig voor. Het woord secondanten is ons dan ook gemeenzamer, wanneer we de herinneringen onzer vroegste schooljaren raadplegen, dan wanneer er van do getuigen bij een tweegevecht gesproken wordt. Voor het overige juich ik toe. dat do uit daging zoo min als do strijd voor het publiek plaats heeft, iets dat licht theatraal wordt, 't Is waar, dat de aktie in het stuk er wel niet aan intensiteit door wint. Eenige taal- en drukfoutjens zal ik maar niet vermelden: maar do Barones van Eiseldoorn zal toch wel niet gezegd hebben (I, 9): Charmant u hier te zien!" 't Is charmant van u, dat je gekomen bent," wordt bedoeld. Ook begrijp ik niet de finesse in de uitspraak van het woord douairière" (I, 4), te onrechte met a (in plaats van ai) geschreven en uitgesproken. Van de hoofdrollen in het stuk, werd bizonder die van WilJem (door den Heer Schulze) voor treffelijk gespeeld. Tot de zedige talenten, die hunne oorspron kelijke tooneelstukkcn ook wol in don Salon der Heeren Kreuknict en Muiters voor liet voetlicht brengen, behoort do lieer J. Ilubertus Janssen, een amsterdamsch muzikus, bij wien ook de dra matische kunst hoog staat aangeschreven. Ondanks zijne reeds vele jaren met ijver bekleede maatschappelijke betrekking, heeft de lieer Janssen tijd gevonden met een zestal blijspelen en vier drama's ons Tooneel te verrijken. De Rijx.\vecp" en De Geneesheer" beleefden reeds vier of vijf uitgaven. Het in een Zuid-Ncderlandschen wedstrijd be kroonde blijspel Jan Dwars", vroeger vertoond met den titel De schoonvader, of de man van den blaauwen brief", wordt dezer dagen in den Salon das Variélt's, tot groot vermaak van hot vrij talrijk en dankbaar publiek, vertoond. liet is een aardige charakterschets van den man. wiens norschheid eigenlijk voortkomt uit onvrede met zijn eigen gedrag en die met goeden uitslag bestreden wordt door het exploiteeren van een andere leelijke hartstocht bij hem de vrees. Het thema met zijn gevolgen wordt, in een reeks van kleine tafereelen, die, vooral aan het slot, zeer verras send zijn, aardig uitgewerkt. De Heer Mutters speelt de rol met al de juist heid van waarneming en vindingsinspiratio, waar over deze talentvolle kunstenaar beschikt. Zijn grime, houding, gebaar, stem, alles was met zorg bestudeerd en het koloriet niet overdreven. De Heer Holtrop stond, als de humane, flinke, rijke koopman tegenover hem. De Heer Barendse speel de voor den zoon van dezen. Hij had zijne ver loofde, do dochter van Dwars (Mevr. de Boervan Rijk) wel wat mér mogen bezighouden, toen, in het eerste bedrijf, de vaders in gesprek waren. De Heer van den Heuvel had de rol van vriend van don huize en bezitter vau het geheim om Dwars te kalmeereii. De Heer van den Heuvel heeft, in zijn optreden en in zija toon wel eens iets overspauneus, dat gerezumeerd wordt door een houding, die soms meer achterover dan rechtop is. Alleraardigst was do tjrime van den Heer Sprinkhuysen, die optrad voor Van der Snip, den brui gom van Jufvrouw Lora, Dwars* zuster. Als door velerlei misverstand (zonder 't welk 't wordt in het stuk gezegd de auteurs geen tooneelstukken kunnen maken) de oude Jan Dwars door al de aanwezigen verdacht wordt van iets wat niet was comme il faut, maakten de fyzionomiën van Van der Snip en zijne aanstaande, Mevr. Huysers, een zeer schilderachtig element uit in de galerij der verwonderden en geërgerden. Mevr. van 01lefen-Kley heeft de rol der vriendin van Dwars' dochter met gevoel en bevalligheid gespeeld. Wij hopen den Heer Janssen, die vroeger ook als tooneelkritikus optrad en daardoor gewoon werd zich van de drama-techniek rekenschap te geven, nog menigmaal op het dramaturgiesch ge bied te ontmoeten. 8 Maart, '88. A. TH. COCARD et BICOQÜET. Tweemaal in eene veertien dagen hebben de Franscho tooneelcritici met vreugde op een wer kelijk aardige nouveau f^ te wijzen; zij zijn er dan ook zoo mee iugonomen, dat de twee voornaamsten, Sarcey en Jules Lemaitre, er zelfs hun geheele feuilleton aan wijden. Voor veertien dagen was het Décoré, een grappige komedie, die in som mige oogenblikken, door fijnheid en juistheid van opmerking, de haute eomédie naderde; uu is het niet veel meer dan een klucht, met zang gemengd, een ouderwctsche vaudeville, van de heeren Hippolyle Raymond en Maxime Boucheron, maar zoo grappig, dat er ver over de reglementaire honderd voorstellingen var. een succes aan voorspeld worden. Het succes was den eersten avond zoo verbazend, schrijft Sarcey dat ik vreesde, mij daardoor te hebben laten opwinden; ik ben er weer heen ge gaan, en het was weer even amusant." Het stuk heet Cocard et Bicoquet. Beiden zijn n persoon: do heer Bicoquct, fabrikant in vermiceUi en macaroni. Hij komt te Thibouville aan, met een dubbel doel: I. zich af te maken van Thcodora, on mooie brunette, die hij in een trein ontmoet heeft, een maand vroeger .... Après Ie tunnel", zegt hij, nous ne pouvions plus nous rogarder sans rougir. Alors nous fiiries connaissance." II. te trouwen met juffrouw Francino Tamerlan, een erfdochter, wier hand hij per corresponpondentie gevraagd heeft. Bicoquet is een voorzichtig man, en Théodora een verstandig vrouwtje. Zij heeft haar gloeiende minnebrieven niet zelf geschreven, zij heet Madame Farjassier en is de vrouw van den muire, ??maar heeft ze laten schrijven door madanio Dubonnel, haar vriendin. Hij, van zijn kant, heeft steeds onderteokeiid Cocard, en komt nu ook ia het hotel in eene vermomming: valscbe baard, groote ulster, bonte muts. Zoo zal hij Théodora ontmoeten, aan den kant van een sloot, en het met haar afmaken. Hij is een weinig geagiteerd, en de hötclhoudstcr, madame Tringlot, bemerkt dat wel en ziet hem argwanend na. Coquard komt spoedig terug. Het heeft niet lang geduurd. Hij heeft een kolossale oorvijg ge had en een paar krabben in het gezicht, maar het is gedaan ; hij heeft zijn valschen baard, zijn jas en zijn muts maar op het slagveld gelaten en komt nu als Bicoquet terug, honderd pond lichter. Maar de kleine twist, in't duister, is uit de verte opgemerkt, door Dubonnel. Deze is naar de plaats van de worsteling gesneld en heeft niemand meer gevonden, maar wel, aan den slootkant. een jas en een muts. Blijkbaar is daar iemand vermoord, uitgeplundcrd en in het water geworpen ! Dubon nel straalt van vreugde. Thibouville heeït in geen twintig jaar een beroemde misdaad gehad, terwijl het naburige Fouilly in de laatste veertien dagen twee moorden had. Thibouville was jaloersch, het zal nu niet meer behoeven te blozon. Hierin wordt reeds de ongezonde liefde voor reclame en dagbladbcroemdheid aangeduid, die verder het fond van liet stuk uitmaakt. Dubonnel snelt naar de societeitszaal in het hotel, waar de maire Farjassier aan het biljarten is. Hij brengt den jas en de muts mee; zij wor den terstond door de hutelhoudster, madame Tringlot, herkend. Zij zijn van mijnheer Cocard!" Mijnheer Cocard is dus vermoord. Door wien ? Bicoquet komt binnen, eu huiverend bespeurt zij in zijn hand Cocard's wandelstok, aan zijn vinger Cocard's juweelen ring! Bicoquet moet de moordenaar van Cocard zijn. De goede hótelhoudster rilt bij ieder woord dat Bicoquet spreekt, en bedient hem al sidde rend. Zij durft niet in zijn buurt te komen. Zij brengt hem een kip aan het eind van oen spit ; zij zet de fiesch op twee pas afstand van hem op den grond. Zij valt uijna flauw, als hij zijn blaker vraagt. Intusschen geeft de maire zich veel drukte. Ilij beraadslaagt met Dubonnel, mot den advokaat Jacquin, die den beschuldigde zal verdedigen, met den secretaris Malgachon. Drie moedige man nen dringen in de kamer waar Bicoquet slaapt, en halen hem uit zijn bed. Hij protesteert, vruch teloos; geheel Thibouville is verrukt; het heeft

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl