Historisch Archief 1877-1940
No. 5?0
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
aan het einde van het carnaval er wekelijks drie
moest geven.
Het gebouw van de opera besloeg toen de rech
terzijde van het Palais Royal, op de plek waar
tegenwoordig de rue de Valois uitloopt in de
rue Saint-Honoré. Op de balavonden vertoonde
de zaal een acht-en tachtig voet lange galerij; de
loges aan weerskanten waren evenals de balustrades
'met tapijtwerk van de rijkste stoffen en de schit
terendste kleuren versierd. Twee buffetten, aan
elke zyde n. vormden de afscheiding tusschen
de zaal en het tot salon ingericht tooneel. De
zaal was, een ongekende weelde, verlicht door
meer dan driehonderd waskaarsen, zonder nog te
rekenen de vetkaarsen, de lampions en de vetglazen,
die tusschen de coulissan zijn aangebracht. Dertig
instrumenten, vijftien aan ieder einde van de zaal,
vormen de symphonie of het orkest voor het bal.
Maar gedurende een half uur vóór dat dit aan
vangt, vereenigt zich het geheele orkest in den
achthoekigen salon, en geeft daar, versterkt met
pauken en trompetten, een concert, waarbij groote
muziekstukken van de beste meesters worden
uitgevoerd."
Naar allen schijn stonden sedert dien tijd de
bals der Opera niet in al te goeden reuk, ten
minste als men mag afgaan op het volgend couplet
?nit-die dagen:
DOMS aes lieux enchcmteurs tout charme, tout
engage;
lous les dieux de la volupt
Yrefoivent sang cesse, wn eclatant hommage,
Le dieu de l'hyménée est Ie seul multraité.
#
* *
Op den Lundi gras van het jaar 1737 geeft het
Jounial de Barbier een verhaal van de wijze,
waarop Lodewyk XV met een gevolg van acht
personen, van uit Versailles incognito een be
zoek bracht aan het bal der opera. De hertog
d'Ayen .had met den koning gesoupeerd, die hem
van zijn plan om naar het bal te gaan niets had
gezegd. Nadat het geheele hof zich ter ruste had
begeven, ging de koning, voorgelicht door een
kamerjonker, de trap op naar het vertrek van den
hertog d'Ayen, die reeds in bed lag. Hij klopte
aan. De hertog vroeg, wie daar was. De koning
antwoordde: Ik ben het. Ik weet niet wie
ik is. Ik ben al in bed. Ik ben de Koning.
De hertog deed nu open en vroeg: Waar gaat
gy heen, sire, in dit late uur ? Kleed je maar
spoedig aan. Wacht even, dat ik om myn
M boenen bel, zeide de hertog. Neen, hernam
i koning; doe dat niet, laat niemand hier komen!
Waar gaan we daan heen ? Naar het opera
bal. Nu goed dan, sprak de hertog, dan zal ik
zelf mijn schoenen maar halen, die ik beneden
gelaten heb. Zoodra hij aangekleed was, verlieten
zij het slot. De koning, die zyn blauw lint had
afgelaten, nam den hertog onder den arm bij het
passeeren der echildwachteu. Zyn metgezel maakte
zich bekend: Ik ben het, de hertog d'Ayen.
Ik heb de eer u te herkennen, monseigneur !
antwoordde de wacht. Zij gingen dus verder en
stapten in de koetsen die buiten het groote hek
hen wachtten ; te Sèvres stonden reeds sedert zes
uur des avonds wisselpaarden gereed.
De Koning droeg een blauwen rok onder een
rosekleurigen domino. In de rue Saint-Nicaise
verliet hij het rytuig en begaf zich met zijn acht
metgezellen, eveneens in domino's gehuld, naar
de opera. Daar zij uit onachtzaamheid niet meer
dan zeven biljetten hadden genomen, werden zij
bij den ingang tegengehouden en moesten zij
eerst twee kronen van 6 francs bybetalen, om
allen te kunnen binnengaan. Het duurde meer
dan andertialf uur eer de Koning herkend werd;
iy amuseerde zich kostelyk, werd zeer gef
teerd en keerde eerst om zes uur naar Versailles
terug.
Maar daar moest men de welgesloten en be
waakte appartementen passeeren. Men klopte aan
een deur en toen de garde der corps vroeg wie
daar was, en men antwoordde: doe open, 't is
de Koning! verklaarde hij kortweg, dat de Koning
rustig en wel lag te slapen en hij dus niet open
doen zou en niemand, wie dan ook kan binnen
komen. Na lang wachten en nadat er licht ge
haald was, opende de wacht de poort, herkende
den Koning en zeide: Sire, ik vraag uwe Majes
teit eerbiedig verschooning, maar ik mag hier
niemand laten passeeren; heb dus do goedheid,
mij eerst van mijn consigne te ontslaan."
De Koning, voegt Barbier er bij, is zeer te
vreden geweest over de nauwgezetheid van de
wacht.
*
* *
In 1779 vertoont zich Marie-Antoinette op het
bal der Opera, zoo berichten ons de brieven van
den graaf de Mercy. Zy was er eens met den
koning geweest, die haar aanmoedigde om er
alleen nog eens heen te gaan, maar dan in het
diepst geheim en in geen "ander gezelschap dan
dat van eene dame du palais.
De koningin verliet dua Versailles zonder gevolg,
en toen zij buiten het park was gekomen, nam
zy plaats in een huurrijtuig om maar niet herkend
te worden. Ongelukkig was dit voertuig zoo oud
en wrak, dat het in een straat in de buurt van
het theater brak. De koningin was metdegra\in
d Hénin, die haar vergezelde, verplicht in het eerste
het beste huis, dat open was en aan een zijde
handelaar behoorde, binnen te gaan; zij nam haar
masker niet af, maar daar het rijtuig onmogelijk
gemaakt kon worden, riep men den eersten fiacre,
die voorby kwam, aan en in dat rijtuig bereikte
Marie-Antoinette het operagebouw. Zij vond daar
verscheidene personen van haar gevolg, die zich
ieder afzonderlijk daarheen hadden begeven en
haar hier nu geen oogenblik alleen lieten. De
byzonderheden van dit ongeval maakten te Ver
sailles geen anderen indruk, dan dat zij den koning
hartelijk deden lachen en stof gaven tot allerlei
spotternijen over de noodzakelijkheid om in een
huurkoets te moeten rijden, zegt de heer de Mercy. ?
Maar hierin bedriegt hij zich. De talrijke
vijanden, welke de ongelnkkigo koningin zich
reeds aan het hof had gemaakt, lieten zulk een
schoone gelegenheid tot lasteren niet ongebruikt
voorbijgaan. Zij strooide het praatje rond, dat
de koningin in een particulier huis een rendcz-vous
had bijgewoondj dat haar door den hertog de
Coigny was gegeven.
De bals^der Opera waren toen zeer vruchtbaar
in voorvallen van allerlei aard. Twee dagen na
het avontuur, dat aan Marie-Antoinette was over
komen, had er een andere gebeurtenis plaats,
welke veel gerucht maakte. In den nacht van
den Mardi-gras veroorloofde zich de graaf van
Artois onder beschutting van zijn masker, naar
het schijnt, zeer ongepaste uitdrukkingen tegen
over de hertogin de Bourbon, in zoo erge mate
zelfs, dat deze in een oogenblik van feilen toorn
met een slag van baar waaier den mousselinen
rand van het masker oplichtte, dat het gelaat van
den toekomstigen Karcl X. bedekte, De prins,
die woedend werd, rukte haar los van den arm
van haar cavalier, M. de Roncherolles en verfrom
melde haar masker op haar gezicht.
Den volgenden dag daagde M. de Bourbon zijn
neef tot een tweegevecht uit, maar de koning
verbood hem uitdrukkelijk, dit aan te nemen. De
graaf van Artois wilde zijn broeder niet onge
hoorzaam zijn ; maar de meeste prinsen en edelen
hadden onder elkander besloten en dit den prins
doen weten, dat, wanneer hij den hertog de Bour
bon geen satisfactie gaf, de grooten des rijks hem
alle dienst en eerbewijzing zouden weigeren, ja
dat zelfs zijn regiment hem niet langer als zijn
chef zou willen erkennen.
De beide prinsen gingen dus duelleeren. Op het
oogenblik dat de degens zich zouden kruisen,
richtte de heer de Crussol, kapitein der gardes,
het verzoek tot de vechtenden, dat zij hun kost
baar bloed voor een voor den Staat meer nuttige
zaak zouden sparen. Het duel had plaats in het
Bois de Boulogne en tijdens het gevecht woonde
de koningin met haar gevolg in de Com
die-Frangaise de eerste voorstelling bij van Irene. Eens
klaps gaat bet geheele parterre opstaan en klapt
in de handen. De graaf van Artois, licht aan de
hand gewond komt binnen arm in arm met den
hertog de Bourbon. De geheele zaal staat op,
roept bravo en de opgewondenheid van het pu
bliek gaat alle grenzen te buiten, als het den
broeder des konings in zijn loge naar voren ziet
treden en op galante wijze met zijn gewonde
hand een kushand ziet toewerpen aan de hertogin
de Bourbon, die in de schaduw van een baignoire
zat weggedoken.
* *
Sedert dien tijd. zijn de bals der Opera ver
huisd van het Palais-Koyal naar de Tuileries, van
de Tuileries naar den Boulevard, van den Boule
vard naar de rue Richelieu, later naar de zaal
Ie Peletier, en waar zij in onze dagen gehouden
worden, dat is overbekend. Tegen al die ver
huizingen zijn zij bestand gebleken, want zij heb
ben voor de Parijzenaars altijd dezelfde bekoring
behouden als in den beginne. Zelfs in de som
berste dagen onzer omwentelingen danste men
tijdens het carnaval, en wel met zulk een harts
tocht, dat een knorrig Engelschman, die in het
laatst der vorige eeuw naar Parijs was gekomen
om op de plaats zelve de zeden te bestudeeren
van het volk dat toen de gansche wereld in rep
en roer bracht, zijn indruk aldus wedergaf:
De eenige zaak, die te Parijs met ernst en
als gold het een waarlijk Belangrijk iets, wordt
uitgevoerd.... dat is een quadrille."
A. B.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTEEDAM.
Koninkl. Vereeniging: Madame Favart.
Grand Théatre: De Mikado (in 't Hollandsen).
Tooneelvereeniging D. V. G.: De Stokebrand.
Sedert Mademoiselle Favart haren titel in Ma
dame heeft veranderd, is het niet onbeleefd op
te merken, dat de tijd, die de pyramiden gespaard
heeft, deze beroemde comédienne wel een weinig
ondermijnde. Do keus der beide eerst-gespeelde
stukken, ons door deze sociétaire de la comêdie
franyaise, bij het bezoek der hoofdstad, voorgezet,
laat trouwens reeds zien, dat zij meer als banier
draagster dan als Vorstin, te midden der artiesten,
die haar vergezellen, wenschte op te treden. Te
recht speelt zij in Gabrielle" van Augier en in
La joie fait peur" de oude rollen.
Nu, wij verheugen ons, dat de banier het def
tige publiek naar den Stadsschouwburg gelokt
heeft, al zal misschien ons klimaat niet heel
vleyend door de kunstenaresse worden
gecharakteriseerd; want zij had blijkbaar een hinderlijke ver
koudheid opgedaan. Dat zij, vóór den aanvang
der voorstelling, hare excuses niet liet aanbieden,
schrijft onze ijdelheid ongaarne op rekening
van het feit, dat Amsterdam den Parijzenaars
voorkomt tot la promnce te behooren, waarmee
men geen komplimenten maakt.
Met het grootste genoegen zagen wij Laty, den
bekwamen, bezielden tooneelspeler, te-rug, die
hier, met Roméal, zulke harde tijden heeft door
geworsteld.
Hij en ook Liverani en de Dames Valerio en
Castelli (jonger herinneringen) schijnen nu en
dan in ons midden te moeten komen, om ons
te verwijten, dat wij achterstaan bij het tijdvak
toen hier een vaste Franscho schouwburg was, en
do Calomnie en do Robert niet minder dan de
tragedies van Racine ons uit de eerste hand hier
vertoond werden.
Het Tooneelspcl Gabriolle" van mile Augier
is eigenlijk een onderhoudend, van dramatische
kracht doorgloeid pleidooi voor de waardigheid
van het huwelijk. Laty heeft er in uitgemunt.
Hij is, in zulke rollen, een waar model voor onze
Hollandsche kunstenaars.
Ik kan aan de verzoeking geen weerstand bie
den een zestiental der mooye vaerzen hier af te
schrijven.
Voila certc uuc belle et vive poésic.
J'cn sais une pourtaut plus saine et mieux choisie,
Dont plus aolidcmcnt uu coeui' d'homme est rcinpli:
C'est Ie contenteraent du devoir aceumpli,
C'eat Ie travail aride et la unit stuilicuse,
Tandis que la maisou s'eudort sileuciousc,
Et que, pour rafraicliiv sou labenr Vhaufl'ant,
Ou a tout pres de aui Ie somilieil il'uu enfant.
Lsissous aux cervcaux creux ou bieu mix egoïstes
Ces dpsordre?, au foud si vides et si tristes,
Ces amoui's saus lien et dotit l'impiéte'
A l'égal d'un malheur ci'aint la féconditc.
Mai?, nous aulres, goyons des pères c'eat a, dire
Mettons dans nos lüaisons, comme un cbaste sourh'e,
Une compapne pure en tout et d'un tel prix
Qu'il soit bon d'en tirer les ames de nos fils.
Mlle Valerio heeft de titelrol met smaak, ge
voel, met groote distinktie, tot in de kleinste
bizonderheden, gespeeld.
Het stuk is, gelijk men ziet, in vaerzen. Mis
schien heeft dit Mme Favart (Adrienne) er toe
gebracht (in modern wandelkostuum) een toon
aan te slaan (vooral in het Eerste Bedrijf), die
bij het treurspel beter past dan bij de komedie.
De Heer Schaub (Tamponnet) blonk vooral uit
in de sympathieke rol van Noël, den ouden
(Franschen) knecnt, uit Madame mile de Girardin
(Sophie Gay)s treffende komedie.
Dat schoone dramaatjen is hier, o. a. door het
optreden van Bouwmeester in do knechtsrol, over
bekend. Het laat nooit na een diepen indruk te
maken. Die zoon, die lieveling des huizes, jong
Zeeoificier, van wien verzekerd wordt, dat hij door
de wilden" vermoord is, zoo innig, met zoo fraayo
verscheidenheid van stemmingen betreurd door
zijn moeder, zijn zuster, zijn verloofde en zijn ouden
knecht en speeimakkcr wat stelt de toeschou
wer een belang in hem! De Heer Liverani gaf
hem zeer goed; Blanche, Mlle. Castelli, de piep
jonge zuster, was verrukkelijk, en ook Mej. Valerio
speelde voor Mathilde met veel begrip van het
eigen charakter en zonder een oogenblik Gabrielle
te herinneren. Zoo iets kan men, zelfs van be
roemde kunstenaars, niet altijd zeggen.
De fout van het stuk is, dat de auteur, uit
vrees van in herhalingen te vervallen, de ontmoe
ting van Adrien en Mathilde verwaarloosd heeft.
Ook het samenspel was uitmuntend. Het Nedeii.
Tooneel" heeft een dekoratie gegeven, die goed
paste by de algemeen gedragen in- en uitwendige
rouw.
*
* *
De Hoeren van Lier hebben, met veel beleid,
groote kosten en goeden uitslag, den Mikado '
in 't Hollandsen gemonteerd. Te-recht heeft men
zoo trouw mogelijk de Engelsche voorbeelden
gevolgd. Men heeft den Heeren Prot en hun
artieUcn geraden (om weer eens iets anders to
hebben) een nieuwen weg bij de voorstelling in
te slaan. Ik durf daarin geen advies geven.
't Hangt grootendeels van de min ot meer geluk
kige inspiratie der tooneelspelers af. In ieder
geval zullen decorateur, réf/isueur en tooneelmeester
weldoen zoo trouw mogelijk het kunstidee van
den Heer W. S. Gilbert te verwerkelijken op de
wijze zoo als hij-zelf dat uitgedrukt heeft in zijne
voorstellingen. Ik ben toch zeker, dat de Hoer
Hcuckeroth niet minder dan de lieer Bcnavente
zich beijveren zal, bij de leiding van het orchest,
do door den Heer Goorge Arnold aangegeven
tempoos te volgen, gelijk de Heer Saalborn (wiens
benefiet met dit stuk ik het beste succes wensen)
met prijslijken ijver en naauwgezetheid, zich op het
voetspoor van den Heer Mowbray van zijn taak
heeft gekweten.
De muziek van deze burleske operette is toch
zoo charakteristiek, en, in haar soort, zoo melodieus,
dav zij-alleen rseds de moeite verdient, welke
aan de voorstelling der Mikado" besteed kan
worden.
Het kwam mij voor, dat do in het Grand Ihéatre
gebruikte text het Engelsch niet kwaad te-rug-gaf,
al rijpt in Japan, zoo min als in Holland, de
wijn" in Mei". Dat onze taal iets zwaars, iets
te volledig grammatikaals heeft voor de kinderlijke
bokkesprongen die het Engelsch toelaat en die
zoo eigen schijnen aan do Japansche naïviteit, is
niet aan den schrijver der vertaling te wijten.
Wat de voorstelling betreft, spreekt het van zelf,
dat eene eerste uitvoering niet zoo vlot en vol
maakt van stapel liep als eene 4 of OO-ste. Bij
voortgezette oefening, zal het bedrijf der figu
ranten hoe langer hoe beter in elkander gaan
sluiten, en het verdient waarlijk erkenning, dat
de Direktie er in geslaagd is, in zoo korten tijd,
die zingende en dansende reyen" van Japansche
hovelingen, wachten en schoolmeisjens bij-een to
brengen en to oefenen.
Verdiende lof is. in de dagbladen, al gegoven
aan Mej. E. Kapper (Yum-Yttm) en Mej.
Meeuwissen (Peep-bo) Mej. E. van Biene stond zeer
zeker, als Pitti-Sïny, bij Miss Mary Duggan niet
achter. De Heer M. van Boem (Mikado) had niets
aan Mr. Muir te benijden. De Heer Jos. van Lier
was een Lord high Executioner, zijn koddigcn
voorganger David Fislier alleszins waardig. De
Heer Bigot lei eenige meerdere luim in het
personagie van Poo-Bah. Het impassible, door den
Heer Billiugton beoogd, grensde dan ook wel wat
heel dicht aan het onbezielde, ofschoon ik ver
neem, dat de rol overal op die wijs wordt opgevat.
De Heer Fresco(T>(s7i-rM.?7t)was een volmaaktekopio
van Mr. Marchmont. Mevr. Dassie-Heilbron had zich,
als Katigha, wel een beetjen leelijker mogen maken,
opdat do juistheid van Ko-koos veelkleurig beklag
in The tlowcrs that bloom in the spring" wat
meer ad rem mocht schijnen. De jongelieden, die
bij het Engelsche gezelschap achtervolgemls als
Nnnki-Poo optraden, legden hun hollandschen op
volger niet onder zware verplichtingen, en de
Heer J. van Biene heeft zijno tenoorpartij met
smaak gezongen.
Het is to verwachten, dat de Hoeren van Lier.
door een druk schouwburgbezoek, voor hun groote
opofferingen zullen worden schadeloos gesteld.
De Tooneelverccniging D. V. G. heeft, 14
dezer, O. V. Ruismans vrije vertaling van Bencdix'
.,Stürenfriod''indcn Fransche-Laanschouwburg,voor
een talrijk auditorium, ton tooncele gebracht.
In het Weekblad" van 2^ Jan. heb ik, tor gele
genheid der behandeling van Mev. Albregts Jubilee,
mijn oordeel over het stuk gezegd. Ofschoon do
door D. V. G. gebruikte overzetting in sommige
opzichten beter is dan die van F. I). Zimmcr Bz.
gaat het stuk steeds mank aan de zelfcïo
hoofdfout. Dit belet echter niet het talent der
uitvoeders te waardeeren. Ten dien aanzien verkeer ik,
ook nu weer, in het zelfde goval als de parijscho
tooneelkrititi, die óók meestal de leemten der
stukken e u do deugden der spelers hebben te
vermelden.
De Stokobrand" (do goed hollandsche titel,
waaronder dit maal het blijspel" vertoond werd)
viel eene vcelszins merkwaardige vertolking ten
deel. De beschaafde toon der gesprekvoerenden
deed aangenaam aan.
De hoofdrol werd, door Mev. M.-H. uitstekend
gezegd en gespeeld. Men zag de aanzienlijke
Dame voor zich. 't Was geen vrouw, die zich
aanstelde als een aanzienlijke Dame: 't was een
charakteristiek, geen karikatuur. Mej. A. heeft
met beminnelijken eenvoud de rol van Hermine
(Alvinc) gespeeld. De Heer en Mev. B. legden
(als het echtpaar Lonau- tot Loman
gehollandizeerd) blijken af van hunne vertrouwdheid met
het tooneel De Heer v. K., die te-recht voelt,
dat de Muzen zusters van gelijken rang zijn,
speelde met eene wel geschakeerde bonhomie voor
den ouden huisvriend. De Heer W. was, als
tuinmanszoon, niet minder onnoozel dan de Heer
Ruys, en Mevr. M. (de echtgenoot van den
ijverigen en beleidvollen voorzitter) verraste ons met
een bij-de-hante" Babette (in Befje omgeschapen).
De Heer Eéjiisseur M. had de goedheid even voor
den Graaf" op to treden; Mej. S. speelde voor
Mi-nette. Dat zij zich in geen hoogere mate een
katjen betoonde, strekt zeker niet tot hare oneer.
Nieuwelingen waren, als ik wel heb, de Heeren
die voor Mciberg en voor den ouden tuinman
speelden. Beiden gaven een aangenamen indruk.
Inderdaad, wanneer liefhebbers zoo veel ijver,
in de studie, en zoo veel talent, bij de uitvoering,
aan den dag leggen, dan zal allengs de domme
onderscheiding van kunstenaars en dilettanten
voor goed kunnen worden opgeruimd.
14 Mrt. '88. ALB. TH.
MTJZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 15 Maart 1888.
Ecu tweetal reprises van Köniy Arpad, met hier
en daar doelmatig aangebrachte coupures, strekten
om de schoonheden die het werk bezit nog hel
derder in het licht te stellen; daarna gaf de
Duitscho Opera ons eene vrij goede opvoering van
Tarjihauser, eene zeer goede van Der Barbier von
Si'eillit (waarbij men slechts bezwaar kon maken
tegen de wijzigingen, die Mevr. Biazzi zich in
Rossiiii's muziek veroorlooft te brengen) en eene
première van Die Itache des Regiments, eene
nactige Operette van Joh. C. Visser, gcorchestrecrd
door den lieer Blumentritt, die met groote wel
willendheid ontvangen is. Aanstaande Zaterdag
ter benellce van don heer Belirens (die ook in het
volgend seizoen aan onze Opera verbonden blijft)
Der Trompeter von Sakkinge.n, met v. Bongardt als
Werner, Belirens als Freiherv- en een gast (ecue
debutante waarschijnlijk), Mej. Gelbcr uit Leipzig,
als Marie.
liet tweede concert der vereeuigmg Symphonia
was slechts matig bezocht, het orkest voerde
Sveudsen's Symphonia no. 2 (in B-dnr), eeue Ouverture
(op. 5) vau Burgmüller, Eutr'aetc no. 3 uit
Beethoveu's Egmout-muziek en het Adagio uit,
Mcndelhohn's Lobgesang uit, waarbij slechts van de
beide laatstgenoemde werkjes goeds te zeggen viel;
de uitvoering der andere liet te wensciieu over,
hetgeen, te meer werd opgemerkt omdat de con
certen dezer dillettanten-vereeniging anders zooveel
aanleiding tot, prijzen geven. Als solisten werkten
mede mevr. H. d. K. (zang) en de heer v. P.
(violoncel, uit Leiden), die zich beiden iii
levendigen bijval mochten verheugen.
Het Luipziger Gewandhaus-quartet bezocht onze
stad gepassecrden Maandag avond en maakte op
het (helaas niet groote) auditorium grooten indruk;
ter uitvoering had het gtkoztn een Quartet vau
Cherubini (No. 3 D moïi), van Brahms (op 67
B dur) en vau Beethoven (op 50 E moll). Ik
weuscli mijn oordeel als volgt samen te vatten :
in de forto's schoon, soms zeer schoon, in de pi
ano's en pianissimo's wegslepeud, grenzende aan
het ideale. Men verzuime niet., wie er iiog too
iu de gelegenheid is, dit viertal kunstenaars (de
II.H. Pctri, Bollaud, Unkenstein eu Sclirodcr) te
gaau hooreu.
V.
Omtrent de opvoering van de in bovenstaand
verslag bedoelde Operette lezen wij iu de N.R.Ct.
van 13 dezer o. a. het volgende:
Voor eenon stadgenoot, een ijverig dilettant en
muziekvricnd, den heer Joh. C. Vis«er, was het gis
teren een heugelijke avond. Eene operette, wier tekst
en muziek beiden van hem afkomstig zijn een
werkje dat verleden jaar reeds onder den titel ,,/fe
wraak ron liet >?- iment" in den toenmaligen Grooteii
Schouwburg werd opgevoerd, maar thans, door den
heer Felix Michelsohn alhier in vloeiend Juitych
overgezet en door den componist met een paar vrou
wenrollen verrijkt, herdoopt is ala Die Hache des
keyimenls" beleefde in de Rotterdamscho Opera
eene eerste opvoering.
De conipoms twist over het gehee] den stijl der komi
sche operette met juistheid te treffen, beschikt» over
eone fri.syche, opgewekte, dikwijls pikante melodie,
en behandelde de zangstemmen met losheid en smaak.
Hoort men in deze partituur niets nieuws, men voelt
toch, onder deze veelgebruikte vormen en ett'ecten,
de vinding van eenon wezenlijk muzikalen geest.
De handeling van dit; Rachj diis Rfghn^ttts B eene
grap van het geslacht der Otfenbachiaden ; en bij dit
karakter slnit het grootste deel der muziek zich ge
trouwelijk aan. Men hoort dua eenige koren in den
welbektndcm rhythnms van den half gcdansten niarsch
en voorts een aantal coupletten mot refrein, die van
den gewonen vorm in geen enkel opzicht afwijken.
Hier en daar slaat den componist uit den stijl. Zóó
in het recitatief met aria van (rreffor'nr, Nein, tuin,
nicht lattijcr duld' ich dlese Qnalen", waar de heer
Visser, blijkbaar het genre van zijn werk uit het oog
verliezende, in tekst en muziek dramatische accenten
tracht aan te slaan, die in het kader der handeling
misstaan. Doch juist vóór en na deze minder ge
slaagde bladzijde verschijnen oen drietal nummers,
die niet dan met besliste ingenomenheid mogen worden
aangestipt, namelijk: hot intermezzo voor orkest, een
met poëtischen sin gedacht, in vorm goed afgerond
eu smaakvol georkestreerd muziekstuk dan het
kleine, maar warme duo, nSo nimnt niich hin'\ van
Gri'ijornw en 3Iinka eu terstond daarop het inder
daad zeer bevallige, met geest en fijnheid geschreven
quartet, dat dan ook op algemeen verlangen herhaald
moest worden. In deze nummers toont de heer Visser
eenen aanleg voor muzikale compositie, die hem prik
kelen mag tot verder streven en dit wel bij voor
keur op een gebied, dat hooger staat dan het ditmaal
door hem betredene.
De bezetting van het werkje is bij den heer Belirens
als Tor/(.se/J«<7, mojuft'r. Frank ais (7r?</oru?r, mejuffr.
Fischer als Alinku, do heer Sieglitz als Carbnlxkit en
de hoeren Grüning on Tachauer als Stiibby en SlitMij,
reporters vau Times en Daily News, iu do besto handen.