De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 18 maart pagina 3

18 maart 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 5?0 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. aan het einde van het carnaval er wekelijks drie moest geven. Het gebouw van de opera besloeg toen de rech terzijde van het Palais Royal, op de plek waar tegenwoordig de rue de Valois uitloopt in de rue Saint-Honoré. Op de balavonden vertoonde de zaal een acht-en tachtig voet lange galerij; de loges aan weerskanten waren evenals de balustrades 'met tapijtwerk van de rijkste stoffen en de schit terendste kleuren versierd. Twee buffetten, aan elke zyde n. vormden de afscheiding tusschen de zaal en het tot salon ingericht tooneel. De zaal was, een ongekende weelde, verlicht door meer dan driehonderd waskaarsen, zonder nog te rekenen de vetkaarsen, de lampions en de vetglazen, die tusschen de coulissan zijn aangebracht. Dertig instrumenten, vijftien aan ieder einde van de zaal, vormen de symphonie of het orkest voor het bal. Maar gedurende een half uur vóór dat dit aan vangt, vereenigt zich het geheele orkest in den achthoekigen salon, en geeft daar, versterkt met pauken en trompetten, een concert, waarbij groote muziekstukken van de beste meesters worden uitgevoerd." Naar allen schijn stonden sedert dien tijd de bals der Opera niet in al te goeden reuk, ten minste als men mag afgaan op het volgend couplet ?nit-die dagen: DOMS aes lieux enchcmteurs tout charme, tout engage; lous les dieux de la volupt Yrefoivent sang cesse, wn eclatant hommage, Le dieu de l'hyménée est Ie seul multraité. # * * Op den Lundi gras van het jaar 1737 geeft het Jounial de Barbier een verhaal van de wijze, waarop Lodewyk XV met een gevolg van acht personen, van uit Versailles incognito een be zoek bracht aan het bal der opera. De hertog d'Ayen .had met den koning gesoupeerd, die hem van zijn plan om naar het bal te gaan niets had gezegd. Nadat het geheele hof zich ter ruste had begeven, ging de koning, voorgelicht door een kamerjonker, de trap op naar het vertrek van den hertog d'Ayen, die reeds in bed lag. Hij klopte aan. De hertog vroeg, wie daar was. De koning antwoordde: Ik ben het. Ik weet niet wie ik is. Ik ben al in bed. Ik ben de Koning. De hertog deed nu open en vroeg: Waar gaat gy heen, sire, in dit late uur ? Kleed je maar spoedig aan. Wacht even, dat ik om myn M boenen bel, zeide de hertog. Neen, hernam i koning; doe dat niet, laat niemand hier komen! Waar gaan we daan heen ? Naar het opera bal. Nu goed dan, sprak de hertog, dan zal ik zelf mijn schoenen maar halen, die ik beneden gelaten heb. Zoodra hij aangekleed was, verlieten zij het slot. De koning, die zyn blauw lint had afgelaten, nam den hertog onder den arm bij het passeeren der echildwachteu. Zyn metgezel maakte zich bekend: Ik ben het, de hertog d'Ayen. Ik heb de eer u te herkennen, monseigneur ! antwoordde de wacht. Zij gingen dus verder en stapten in de koetsen die buiten het groote hek hen wachtten ; te Sèvres stonden reeds sedert zes uur des avonds wisselpaarden gereed. De Koning droeg een blauwen rok onder een rosekleurigen domino. In de rue Saint-Nicaise verliet hij het rytuig en begaf zich met zijn acht metgezellen, eveneens in domino's gehuld, naar de opera. Daar zij uit onachtzaamheid niet meer dan zeven biljetten hadden genomen, werden zij bij den ingang tegengehouden en moesten zij eerst twee kronen van 6 francs bybetalen, om allen te kunnen binnengaan. Het duurde meer dan andertialf uur eer de Koning herkend werd; iy amuseerde zich kostelyk, werd zeer gef teerd en keerde eerst om zes uur naar Versailles terug. Maar daar moest men de welgesloten en be waakte appartementen passeeren. Men klopte aan een deur en toen de garde der corps vroeg wie daar was, en men antwoordde: doe open, 't is de Koning! verklaarde hij kortweg, dat de Koning rustig en wel lag te slapen en hij dus niet open doen zou en niemand, wie dan ook kan binnen komen. Na lang wachten en nadat er licht ge haald was, opende de wacht de poort, herkende den Koning en zeide: Sire, ik vraag uwe Majes teit eerbiedig verschooning, maar ik mag hier niemand laten passeeren; heb dus do goedheid, mij eerst van mijn consigne te ontslaan." De Koning, voegt Barbier er bij, is zeer te vreden geweest over de nauwgezetheid van de wacht. * * * In 1779 vertoont zich Marie-Antoinette op het bal der Opera, zoo berichten ons de brieven van den graaf de Mercy. Zy was er eens met den koning geweest, die haar aanmoedigde om er alleen nog eens heen te gaan, maar dan in het diepst geheim en in geen "ander gezelschap dan dat van eene dame du palais. De koningin verliet dua Versailles zonder gevolg, en toen zij buiten het park was gekomen, nam zy plaats in een huurrijtuig om maar niet herkend te worden. Ongelukkig was dit voertuig zoo oud en wrak, dat het in een straat in de buurt van het theater brak. De koningin was metdegra\in d Hénin, die haar vergezelde, verplicht in het eerste het beste huis, dat open was en aan een zijde handelaar behoorde, binnen te gaan; zij nam haar masker niet af, maar daar het rijtuig onmogelijk gemaakt kon worden, riep men den eersten fiacre, die voorby kwam, aan en in dat rijtuig bereikte Marie-Antoinette het operagebouw. Zij vond daar verscheidene personen van haar gevolg, die zich ieder afzonderlijk daarheen hadden begeven en haar hier nu geen oogenblik alleen lieten. De byzonderheden van dit ongeval maakten te Ver sailles geen anderen indruk, dan dat zij den koning hartelijk deden lachen en stof gaven tot allerlei spotternijen over de noodzakelijkheid om in een huurkoets te moeten rijden, zegt de heer de Mercy. ? Maar hierin bedriegt hij zich. De talrijke vijanden, welke de ongelnkkigo koningin zich reeds aan het hof had gemaakt, lieten zulk een schoone gelegenheid tot lasteren niet ongebruikt voorbijgaan. Zij strooide het praatje rond, dat de koningin in een particulier huis een rendcz-vous had bijgewoondj dat haar door den hertog de Coigny was gegeven. De bals^der Opera waren toen zeer vruchtbaar in voorvallen van allerlei aard. Twee dagen na het avontuur, dat aan Marie-Antoinette was over komen, had er een andere gebeurtenis plaats, welke veel gerucht maakte. In den nacht van den Mardi-gras veroorloofde zich de graaf van Artois onder beschutting van zijn masker, naar het schijnt, zeer ongepaste uitdrukkingen tegen over de hertogin de Bourbon, in zoo erge mate zelfs, dat deze in een oogenblik van feilen toorn met een slag van baar waaier den mousselinen rand van het masker oplichtte, dat het gelaat van den toekomstigen Karcl X. bedekte, De prins, die woedend werd, rukte haar los van den arm van haar cavalier, M. de Roncherolles en verfrom melde haar masker op haar gezicht. Den volgenden dag daagde M. de Bourbon zijn neef tot een tweegevecht uit, maar de koning verbood hem uitdrukkelijk, dit aan te nemen. De graaf van Artois wilde zijn broeder niet onge hoorzaam zijn ; maar de meeste prinsen en edelen hadden onder elkander besloten en dit den prins doen weten, dat, wanneer hij den hertog de Bour bon geen satisfactie gaf, de grooten des rijks hem alle dienst en eerbewijzing zouden weigeren, ja dat zelfs zijn regiment hem niet langer als zijn chef zou willen erkennen. De beide prinsen gingen dus duelleeren. Op het oogenblik dat de degens zich zouden kruisen, richtte de heer de Crussol, kapitein der gardes, het verzoek tot de vechtenden, dat zij hun kost baar bloed voor een voor den Staat meer nuttige zaak zouden sparen. Het duel had plaats in het Bois de Boulogne en tijdens het gevecht woonde de koningin met haar gevolg in de Com die-Frangaise de eerste voorstelling bij van Irene. Eens klaps gaat bet geheele parterre opstaan en klapt in de handen. De graaf van Artois, licht aan de hand gewond komt binnen arm in arm met den hertog de Bourbon. De geheele zaal staat op, roept bravo en de opgewondenheid van het pu bliek gaat alle grenzen te buiten, als het den broeder des konings in zijn loge naar voren ziet treden en op galante wijze met zijn gewonde hand een kushand ziet toewerpen aan de hertogin de Bourbon, die in de schaduw van een baignoire zat weggedoken. * * Sedert dien tijd. zijn de bals der Opera ver huisd van het Palais-Koyal naar de Tuileries, van de Tuileries naar den Boulevard, van den Boule vard naar de rue Richelieu, later naar de zaal Ie Peletier, en waar zij in onze dagen gehouden worden, dat is overbekend. Tegen al die ver huizingen zijn zij bestand gebleken, want zij heb ben voor de Parijzenaars altijd dezelfde bekoring behouden als in den beginne. Zelfs in de som berste dagen onzer omwentelingen danste men tijdens het carnaval, en wel met zulk een harts tocht, dat een knorrig Engelschman, die in het laatst der vorige eeuw naar Parijs was gekomen om op de plaats zelve de zeden te bestudeeren van het volk dat toen de gansche wereld in rep en roer bracht, zijn indruk aldus wedergaf: De eenige zaak, die te Parijs met ernst en als gold het een waarlijk Belangrijk iets, wordt uitgevoerd.... dat is een quadrille." A. B. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTEEDAM. Koninkl. Vereeniging: Madame Favart. Grand Théatre: De Mikado (in 't Hollandsen). Tooneelvereeniging D. V. G.: De Stokebrand. Sedert Mademoiselle Favart haren titel in Ma dame heeft veranderd, is het niet onbeleefd op te merken, dat de tijd, die de pyramiden gespaard heeft, deze beroemde comédienne wel een weinig ondermijnde. Do keus der beide eerst-gespeelde stukken, ons door deze sociétaire de la comêdie franyaise, bij het bezoek der hoofdstad, voorgezet, laat trouwens reeds zien, dat zij meer als banier draagster dan als Vorstin, te midden der artiesten, die haar vergezellen, wenschte op te treden. Te recht speelt zij in Gabrielle" van Augier en in La joie fait peur" de oude rollen. Nu, wij verheugen ons, dat de banier het def tige publiek naar den Stadsschouwburg gelokt heeft, al zal misschien ons klimaat niet heel vleyend door de kunstenaresse worden gecharakteriseerd; want zij had blijkbaar een hinderlijke ver koudheid opgedaan. Dat zij, vóór den aanvang der voorstelling, hare excuses niet liet aanbieden, schrijft onze ijdelheid ongaarne op rekening van het feit, dat Amsterdam den Parijzenaars voorkomt tot la promnce te behooren, waarmee men geen komplimenten maakt. Met het grootste genoegen zagen wij Laty, den bekwamen, bezielden tooneelspeler, te-rug, die hier, met Roméal, zulke harde tijden heeft door geworsteld. Hij en ook Liverani en de Dames Valerio en Castelli (jonger herinneringen) schijnen nu en dan in ons midden te moeten komen, om ons te verwijten, dat wij achterstaan bij het tijdvak toen hier een vaste Franscho schouwburg was, en do Calomnie en do Robert niet minder dan de tragedies van Racine ons uit de eerste hand hier vertoond werden. Het Tooneelspcl Gabriolle" van mile Augier is eigenlijk een onderhoudend, van dramatische kracht doorgloeid pleidooi voor de waardigheid van het huwelijk. Laty heeft er in uitgemunt. Hij is, in zulke rollen, een waar model voor onze Hollandsche kunstenaars. Ik kan aan de verzoeking geen weerstand bie den een zestiental der mooye vaerzen hier af te schrijven. Voila certc uuc belle et vive poésic. J'cn sais une pourtaut plus saine et mieux choisie, Dont plus aolidcmcnt uu coeui' d'homme est rcinpli: C'est Ie contenteraent du devoir aceumpli, C'eat Ie travail aride et la unit stuilicuse, Tandis que la maisou s'eudort sileuciousc, Et que, pour rafraicliiv sou labenr Vhaufl'ant, Ou a tout pres de aui Ie somilieil il'uu enfant. Lsissous aux cervcaux creux ou bieu mix egoïstes Ces dpsordre?, au foud si vides et si tristes, Ces amoui's saus lien et dotit l'impiéte' A l'égal d'un malheur ci'aint la féconditc. Mai?, nous aulres, goyons des pères c'eat a, dire Mettons dans nos lüaisons, comme un cbaste sourh'e, Une compapne pure en tout et d'un tel prix Qu'il soit bon d'en tirer les ames de nos fils. Mlle Valerio heeft de titelrol met smaak, ge voel, met groote distinktie, tot in de kleinste bizonderheden, gespeeld. Het stuk is, gelijk men ziet, in vaerzen. Mis schien heeft dit Mme Favart (Adrienne) er toe gebracht (in modern wandelkostuum) een toon aan te slaan (vooral in het Eerste Bedrijf), die bij het treurspel beter past dan bij de komedie. De Heer Schaub (Tamponnet) blonk vooral uit in de sympathieke rol van Noël, den ouden (Franschen) knecnt, uit Madame mile de Girardin (Sophie Gay)s treffende komedie. Dat schoone dramaatjen is hier, o. a. door het optreden van Bouwmeester in do knechtsrol, over bekend. Het laat nooit na een diepen indruk te maken. Die zoon, die lieveling des huizes, jong Zeeoificier, van wien verzekerd wordt, dat hij door de wilden" vermoord is, zoo innig, met zoo fraayo verscheidenheid van stemmingen betreurd door zijn moeder, zijn zuster, zijn verloofde en zijn ouden knecht en speeimakkcr wat stelt de toeschou wer een belang in hem! De Heer Liverani gaf hem zeer goed; Blanche, Mlle. Castelli, de piep jonge zuster, was verrukkelijk, en ook Mej. Valerio speelde voor Mathilde met veel begrip van het eigen charakter en zonder een oogenblik Gabrielle te herinneren. Zoo iets kan men, zelfs van be roemde kunstenaars, niet altijd zeggen. De fout van het stuk is, dat de auteur, uit vrees van in herhalingen te vervallen, de ontmoe ting van Adrien en Mathilde verwaarloosd heeft. Ook het samenspel was uitmuntend. Het Nedeii. Tooneel" heeft een dekoratie gegeven, die goed paste by de algemeen gedragen in- en uitwendige rouw. * * * De Hoeren van Lier hebben, met veel beleid, groote kosten en goeden uitslag, den Mikado ' in 't Hollandsen gemonteerd. Te-recht heeft men zoo trouw mogelijk de Engelsche voorbeelden gevolgd. Men heeft den Heeren Prot en hun artieUcn geraden (om weer eens iets anders to hebben) een nieuwen weg bij de voorstelling in te slaan. Ik durf daarin geen advies geven. 't Hangt grootendeels van de min ot meer geluk kige inspiratie der tooneelspelers af. In ieder geval zullen decorateur, réf/isueur en tooneelmeester weldoen zoo trouw mogelijk het kunstidee van den Heer W. S. Gilbert te verwerkelijken op de wijze zoo als hij-zelf dat uitgedrukt heeft in zijne voorstellingen. Ik ben toch zeker, dat de Hoer Hcuckeroth niet minder dan de lieer Bcnavente zich beijveren zal, bij de leiding van het orchest, do door den Heer Goorge Arnold aangegeven tempoos te volgen, gelijk de Heer Saalborn (wiens benefiet met dit stuk ik het beste succes wensen) met prijslijken ijver en naauwgezetheid, zich op het voetspoor van den Heer Mowbray van zijn taak heeft gekweten. De muziek van deze burleske operette is toch zoo charakteristiek, en, in haar soort, zoo melodieus, dav zij-alleen rseds de moeite verdient, welke aan de voorstelling der Mikado" besteed kan worden. Het kwam mij voor, dat do in het Grand Ihéatre gebruikte text het Engelsch niet kwaad te-rug-gaf, al rijpt in Japan, zoo min als in Holland, de wijn" in Mei". Dat onze taal iets zwaars, iets te volledig grammatikaals heeft voor de kinderlijke bokkesprongen die het Engelsch toelaat en die zoo eigen schijnen aan do Japansche naïviteit, is niet aan den schrijver der vertaling te wijten. Wat de voorstelling betreft, spreekt het van zelf, dat eene eerste uitvoering niet zoo vlot en vol maakt van stapel liep als eene 4 of OO-ste. Bij voortgezette oefening, zal het bedrijf der figu ranten hoe langer hoe beter in elkander gaan sluiten, en het verdient waarlijk erkenning, dat de Direktie er in geslaagd is, in zoo korten tijd, die zingende en dansende reyen" van Japansche hovelingen, wachten en schoolmeisjens bij-een to brengen en to oefenen. Verdiende lof is. in de dagbladen, al gegoven aan Mej. E. Kapper (Yum-Yttm) en Mej. Meeuwissen (Peep-bo) Mej. E. van Biene stond zeer zeker, als Pitti-Sïny, bij Miss Mary Duggan niet achter. De Heer M. van Boem (Mikado) had niets aan Mr. Muir te benijden. De Heer Jos. van Lier was een Lord high Executioner, zijn koddigcn voorganger David Fislier alleszins waardig. De Heer Bigot lei eenige meerdere luim in het personagie van Poo-Bah. Het impassible, door den Heer Billiugton beoogd, grensde dan ook wel wat heel dicht aan het onbezielde, ofschoon ik ver neem, dat de rol overal op die wijs wordt opgevat. De Heer Fresco(T>(s7i-rM.?7t)was een volmaaktekopio van Mr. Marchmont. Mevr. Dassie-Heilbron had zich, als Katigha, wel een beetjen leelijker mogen maken, opdat do juistheid van Ko-koos veelkleurig beklag in The tlowcrs that bloom in the spring" wat meer ad rem mocht schijnen. De jongelieden, die bij het Engelsche gezelschap achtervolgemls als Nnnki-Poo optraden, legden hun hollandschen op volger niet onder zware verplichtingen, en de Heer J. van Biene heeft zijno tenoorpartij met smaak gezongen. Het is to verwachten, dat de Hoeren van Lier. door een druk schouwburgbezoek, voor hun groote opofferingen zullen worden schadeloos gesteld. De Tooneelverccniging D. V. G. heeft, 14 dezer, O. V. Ruismans vrije vertaling van Bencdix' .,Stürenfriod''indcn Fransche-Laanschouwburg,voor een talrijk auditorium, ton tooncele gebracht. In het Weekblad" van 2^ Jan. heb ik, tor gele genheid der behandeling van Mev. Albregts Jubilee, mijn oordeel over het stuk gezegd. Ofschoon do door D. V. G. gebruikte overzetting in sommige opzichten beter is dan die van F. I). Zimmcr Bz. gaat het stuk steeds mank aan de zelfcïo hoofdfout. Dit belet echter niet het talent der uitvoeders te waardeeren. Ten dien aanzien verkeer ik, ook nu weer, in het zelfde goval als de parijscho tooneelkrititi, die óók meestal de leemten der stukken e u do deugden der spelers hebben te vermelden. De Stokobrand" (do goed hollandsche titel, waaronder dit maal het blijspel" vertoond werd) viel eene vcelszins merkwaardige vertolking ten deel. De beschaafde toon der gesprekvoerenden deed aangenaam aan. De hoofdrol werd, door Mev. M.-H. uitstekend gezegd en gespeeld. Men zag de aanzienlijke Dame voor zich. 't Was geen vrouw, die zich aanstelde als een aanzienlijke Dame: 't was een charakteristiek, geen karikatuur. Mej. A. heeft met beminnelijken eenvoud de rol van Hermine (Alvinc) gespeeld. De Heer en Mev. B. legden (als het echtpaar Lonau- tot Loman gehollandizeerd) blijken af van hunne vertrouwdheid met het tooneel De Heer v. K., die te-recht voelt, dat de Muzen zusters van gelijken rang zijn, speelde met eene wel geschakeerde bonhomie voor den ouden huisvriend. De Heer W. was, als tuinmanszoon, niet minder onnoozel dan de Heer Ruys, en Mevr. M. (de echtgenoot van den ijverigen en beleidvollen voorzitter) verraste ons met een bij-de-hante" Babette (in Befje omgeschapen). De Heer Eéjiisseur M. had de goedheid even voor den Graaf" op to treden; Mej. S. speelde voor Mi-nette. Dat zij zich in geen hoogere mate een katjen betoonde, strekt zeker niet tot hare oneer. Nieuwelingen waren, als ik wel heb, de Heeren die voor Mciberg en voor den ouden tuinman speelden. Beiden gaven een aangenamen indruk. Inderdaad, wanneer liefhebbers zoo veel ijver, in de studie, en zoo veel talent, bij de uitvoering, aan den dag leggen, dan zal allengs de domme onderscheiding van kunstenaars en dilettanten voor goed kunnen worden opgeruimd. 14 Mrt. '88. ALB. TH. MTJZIEKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 15 Maart 1888. Ecu tweetal reprises van Köniy Arpad, met hier en daar doelmatig aangebrachte coupures, strekten om de schoonheden die het werk bezit nog hel derder in het licht te stellen; daarna gaf de Duitscho Opera ons eene vrij goede opvoering van Tarjihauser, eene zeer goede van Der Barbier von Si'eillit (waarbij men slechts bezwaar kon maken tegen de wijzigingen, die Mevr. Biazzi zich in Rossiiii's muziek veroorlooft te brengen) en eene première van Die Itache des Regiments, eene nactige Operette van Joh. C. Visser, gcorchestrecrd door den lieer Blumentritt, die met groote wel willendheid ontvangen is. Aanstaande Zaterdag ter benellce van don heer Belirens (die ook in het volgend seizoen aan onze Opera verbonden blijft) Der Trompeter von Sakkinge.n, met v. Bongardt als Werner, Belirens als Freiherv- en een gast (ecue debutante waarschijnlijk), Mej. Gelbcr uit Leipzig, als Marie. liet tweede concert der vereeuigmg Symphonia was slechts matig bezocht, het orkest voerde Sveudsen's Symphonia no. 2 (in B-dnr), eeue Ouverture (op. 5) vau Burgmüller, Eutr'aetc no. 3 uit Beethoveu's Egmout-muziek en het Adagio uit, Mcndelhohn's Lobgesang uit, waarbij slechts van de beide laatstgenoemde werkjes goeds te zeggen viel; de uitvoering der andere liet te wensciieu over, hetgeen, te meer werd opgemerkt omdat de con certen dezer dillettanten-vereeniging anders zooveel aanleiding tot, prijzen geven. Als solisten werkten mede mevr. H. d. K. (zang) en de heer v. P. (violoncel, uit Leiden), die zich beiden iii levendigen bijval mochten verheugen. Het Luipziger Gewandhaus-quartet bezocht onze stad gepassecrden Maandag avond en maakte op het (helaas niet groote) auditorium grooten indruk; ter uitvoering had het gtkoztn een Quartet vau Cherubini (No. 3 D moïi), van Brahms (op 67 B dur) en vau Beethoven (op 50 E moll). Ik weuscli mijn oordeel als volgt samen te vatten : in de forto's schoon, soms zeer schoon, in de pi ano's en pianissimo's wegslepeud, grenzende aan het ideale. Men verzuime niet., wie er iiog too iu de gelegenheid is, dit viertal kunstenaars (de II.H. Pctri, Bollaud, Unkenstein eu Sclirodcr) te gaau hooreu. V. Omtrent de opvoering van de in bovenstaand verslag bedoelde Operette lezen wij iu de N.R.Ct. van 13 dezer o. a. het volgende: Voor eenon stadgenoot, een ijverig dilettant en muziekvricnd, den heer Joh. C. Vis«er, was het gis teren een heugelijke avond. Eene operette, wier tekst en muziek beiden van hem afkomstig zijn een werkje dat verleden jaar reeds onder den titel ,,/fe wraak ron liet >?- iment" in den toenmaligen Grooteii Schouwburg werd opgevoerd, maar thans, door den heer Felix Michelsohn alhier in vloeiend Juitych overgezet en door den componist met een paar vrou wenrollen verrijkt, herdoopt is ala Die Hache des keyimenls" beleefde in de Rotterdamscho Opera eene eerste opvoering. De conipoms twist over het gehee] den stijl der komi sche operette met juistheid te treffen, beschikt» over eone fri.syche, opgewekte, dikwijls pikante melodie, en behandelde de zangstemmen met losheid en smaak. Hoort men in deze partituur niets nieuws, men voelt toch, onder deze veelgebruikte vormen en ett'ecten, de vinding van eenon wezenlijk muzikalen geest. De handeling van dit; Rachj diis Rfghn^ttts B eene grap van het geslacht der Otfenbachiaden ; en bij dit karakter slnit het grootste deel der muziek zich ge trouwelijk aan. Men hoort dua eenige koren in den welbektndcm rhythnms van den half gcdansten niarsch en voorts een aantal coupletten mot refrein, die van den gewonen vorm in geen enkel opzicht afwijken. Hier en daar slaat den componist uit den stijl. Zóó in het recitatief met aria van (rreffor'nr, Nein, tuin, nicht lattijcr duld' ich dlese Qnalen", waar de heer Visser, blijkbaar het genre van zijn werk uit het oog verliezende, in tekst en muziek dramatische accenten tracht aan te slaan, die in het kader der handeling misstaan. Doch juist vóór en na deze minder ge slaagde bladzijde verschijnen oen drietal nummers, die niet dan met besliste ingenomenheid mogen worden aangestipt, namelijk: hot intermezzo voor orkest, een met poëtischen sin gedacht, in vorm goed afgerond eu smaakvol georkestreerd muziekstuk dan het kleine, maar warme duo, nSo nimnt niich hin'\ van Gri'ijornw en 3Iinka eu terstond daarop het inder daad zeer bevallige, met geest en fijnheid geschreven quartet, dat dan ook op algemeen verlangen herhaald moest worden. In deze nummers toont de heer Visser eenen aanleg voor muzikale compositie, die hem prik kelen mag tot verder streven en dit wel bij voor keur op een gebied, dat hooger staat dan het ditmaal door hem betredene. De bezetting van het werkje is bij den heer Belirens als Tor/(.se/J«<7, mojuft'r. Frank ais (7r?</oru?r, mejuffr. Fischer als Alinku, do heer Sieglitz als Carbnlxkit en de hoeren Grüning on Tachauer als Stiibby en SlitMij, reporters vau Times en Daily News, iu do besto handen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl