De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 18 maart pagina 5

18 maart 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 560 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. tuigd was, dat mijne bewering er door te niet gedaan werd, dan had ik dit toch ongetwijfeld ?van te voren bedacht en niet geschreven. Doch ter zake. Van een geboren vorst, en nog wel van een uit het stamhuis van Frankrijk en Navarre, op gevoed in de ideeën van het ancien régime, te vorderen, dat hij vrijzinnig zoude zijn, overeen komstig ons begrip van liberalisme, dat bij geheel en al zou breken met de tradities van zijn ge slacht, is een bovenmenschelyke en dus onzinnige eisch. Zelfs Gervinus, Gesch. des XIX Jahrhunderts, Lpzg. Engelmann 1855, Bnd. I. p. 63, kan niet nalaten dit te erkennen in deze woorden: Diesen Erfordernissen aber zu genügen, jedem nachtragenden Gefühle, jeder gegenrevolutionaren Versuchung, jedem RückgrifF nach der alten unbeschrankten Fürstengewalt zu entsagen, dies schien fast bermenschliche Eigenschaften zu verlangen, die selbst viel gröszere Menschen, als sich jetzt in der Bourbonenfamilie vorfanden, in ahnlichen und leichtern Verhaltnissen nicht bewahrt batten. Die Klaft zwischen einem Volke und einem Fürstenhause, zwischen zwei Parteien auszufüllen, die gegenseitige Blutschuld in erbitterter Feindschaft trennte, war selbst ihrem groszen Ahnen Heinrich IV nicht gelungen." Hieruit volgt, dat niemand er Lodewijk een grief van mag maken, dat hij weigerde het con stitutie-oat werp van den Senaat te aanvaarden. Integendeel, men moet reeds zeer tevreden zijn, dat hij verklaarde zelf aan de Fransche natie eene Grondwet te willen schenken. Hierdoor toonde hij, z\j het op zijne wijze, dat hij met de gewij zigde toestanden rekening hield, en wel degelijk leering getrokken had uit dat, wat de in zijn oog illegitieme staatsvormen hadden gebracht. want dat hij zijne Charte decreteerde in het negentiende jaar zijner regeering bewijst alleen, dat bij de Republiek en het Keizerrijk niet er kende als wettig gezag. De Heer Kiersch zegt: Lodewijk was evenwel geen dolleman, gelijk Artois en de zijnen," welnu: in deze weinige woorden ligt de gansche quaestie; want geen rekening houden met veranderde toe standen, in casu Frankrijk regeeren geheel volgens het ancien régime (juist dat wat Artois begeerde) ware dollemansweik geweest. Deze beide zaken zijn hier volkomen identisch. Dat Lodewijk op zijne wijze het land met eene constitutie begiftigde, is alleszins verklaarbaar. Het is echter duidelijk dat ieder suo iure de verdiensten van den koning in deze hooger of lager kan aanslaan; maar daarom heeft men nog niet het recht, hem gelijk te stellen met Karel van Artois; en dat doet men door te zeggen, dat Lodewijk niets geleerd en niets vergeten had. Wanneer ik nu mijne door den Heer Kiersch geciteerde woorden nog eens aan een kritiek on derwerp, dan kom ik tot de volgende uitkomst: Lodewijk heeft getoond, zijne aangeboren neigingen en meeningen zoo geheel te kunnen vergeten, dat hij met zijn blik op de toekomst gericht het hoogste gezag vrijwillig beperkte: want anders had hij onmogelijk kunnen overgaan tot dezen voor hem reeds zoo geweldigen stap; voorts zeide hem zijn verstand, dat de natie niet zou blijven staan op het toen ingenomen standpunt, en dat het dus wenschelijk was haar eene grondwet te verleenen, opdat deze eene wegbereidster zou kunnen worden voor volgende tijden Hij heeft zich geenszins blind getuurd op het absolute koningschap van vóór 1789: immers, in dat geval zou hij standvastig moeten geweigerd hebben, iets te proclameeren, wat ook maar in de verte op eene constitutie geleek. Wat Alexander van Eusland betreft schrijft de Heer Kiersch: Moge de Heer Kuyper zijn invloed niet bespeuren, Lodewijk XVIII kan er zich niet aan onttrekken." Hoe weet de Heer Kiersch dat ik Alexanders invloed niet bespeur? Ik wees in mijn tweede stuk in het Dagblad De Amster dammer op het tegenstrijdige in een uit Weber geciteerden volzin; tot op dit oogenblik kan de Heer Kiersch echter onmogelijk weten wat ik van den invloed van den Czaar op Lodewijk al of niet heb bespeurd. Overigens is het een feit, dat toen Alexander te Compiègne den koning de verdiensten van den Senaat, de wenschen der mogendheden en het voorbeeld van Hendrik IV voor oogen hield, Lo dewijk zijn verzoek om het Senaats-ontwerp aan te nemen, met alle kracht van de hand wees. Do uitroep van den zijn hart uitstortenden Czaar aller Russen: les Bourbons corrigés ? ils .sont incorrigés et incorrigibles!" klinkt voorzeker zeer fraai, maar wekt toch min of meer de ver denking van niet ernstig gemeend te zijn, wan neer men overweegt dat hij, die dezen uitroep slaakte, despoot was en als de vader der heilige Alliantie kan worden beschouwd. Houdt men verder in het oog, dat Gervinus II, p. 694 die Unbestandigkeitden Mittelpunct seines Charakters noemt en das Zweiseitige und Zweidentige die Gewöhnung seiner Natur; dat dezelfde Gervinns II, p. 695 zich aldus over Alexander uitlaat: In den auszeren Beziehungen seiner Politik machte er berall hin den Eindruck der Unverliissigkeit, ja des Trugs und der Arglist; in den inneren Dingen in seiner reformistischen Staatsthatigkeit bewies er sich obne Ausdauer und beharrliche Kraft. Leiclit entzündlich und reizbar wie er war, führte er vor seinen Ministern gern starke Worte im Munde, die Meinungen und Weisungen aber, die sich daran knüpften, waren selten fest und entschieden ausgesprochen" (vgl. Ie comte Steding, mem. posthumes 2, 183) houdt men dit alles in het oog, dan wordt het gansche optreden van den Russischen Keizer te Parijs, de rol die hij in Frankrijk speelde, tot louter theatraal vertoon. Hoe men ten slotte aan het feit, dat de koning van Pruisen aan een diner plaats nam tegenover de burgemeester van Berlijn plaats nam, eenig gewicht kan hechten, verklaar ik niet te begrijpen. Wat toch was dit in een land, waar de ^reactie inderdaad zóó onverbiddelijk bleek te zijn, dat zelfs een zoo getrouw onderdaan als Niebuhr van den overigens als mensch goedaardigen Frederik Willem III, getuigde dat hij bij hem den Despotismus in seinen rohesten Formen kennen gelernt habe, wat was dit daar anders dan een wassen neus? Dr. B. H. STERINGA. KUYPER. 6 Maart 1886. VARIA. Wagner's Lohengrin, Evenals in Florence heeft ook in Milaan de Lohengrin bij zijn première stonnachtigen bijval gevonden. De muziek werd voortdurend geapplaudisseerd, het voorspel van het Ie en 3e bedrijf, evenals de lieve melodie bij het verschijnen van de zwaan, moesten herhaald worden. De opvoering was voortreffelijk, en de beroemde tenor Gagasse zoowel als Mevrouw Mila Kupler-Berger vierden een waren triomf. Oratoria in costwwn wil men te Parijs in het Théatre du Vaudeville gaan opvoeren, om te beginnen eiken Donderdag en op goeden Vrijdag. Onder de laatste oratoria, die zich hebben ge handhaafd, noemt men behalve Gounod's Tobias" ook De Schepping" van den Duitscher Haydn. Sïiakespeare. Over de vondst van documenten te Stratford-on-Avon, de geboorteplaats van Shakespeare, waardoor het mogelijk is geworden nieuwe bijzonderheden over den dichter mede te deelen, bericht men uitvoerig aan den Standard het volgende: Het aantal documenten klimt tot ongeveer 3000, maar vele daarvan zijn wegens hun defecten toestand nauwelijks te ontcijferen. Het grootste deel der papieren is daarom waar deloos voor de studie van Shakespeare. Doch eenige honderdtallen zijn afkomstig uit de jaren, waarin Shakespeare deels te Stratford leefde, deels te Londen zijne stukken schreef. Reeds zijn op enkele dezer papieren, die meest het karakter van officieele stukken van overheidspersonen dragen, na men ontdekt, die voor de kenners van Shakes peare als vrienden en bekenden van den dichter volstrekt niet nieuw zijn. Zeer eigenaardig was de wijze waarop men de stukken heeft gevonden. Men zou denken dat in verloop van tijd door de groote menigte letterkundigen, die Stratford heb ben bezocht, elk officieel stuk uit den ouden tijd reeds lang opgesnuffeld en bestudeerd is. Des te verrassender is de vondst, die men nu nog heeft kunnen doen in een ongebruikt lokaal der lagere school van de stad. Het is hetzelfde gebouw,waarin Shakespeare lezen en schrijven leerde. Het huis is meer dan 400 jaar oud. Met zijn groote kamers, met zijn muren en plafonds van eikenhout, stelt het duidelijk voor oogen, hoe een groote provinciale school voor drie of vier eeuwen er uitzag. In de benedenste verdie ping is een groote kamer, waarin vroeger rond reizende tooneelspelers hun tooneel opsloegen. Tegenover de poort is een deur, die naar een ander vertek geleidt, dat nog voor korten tijd door vrijwilligers ten behoeve hunner wapenen gebruikt werd, en vroeger ook een wapenkamer was. Hierboven bevindt zich een andere kamer, waarin vroeger een schuttersgild vergaderde, en die tegenwoordig voor schoollokaal dient. Beide vertrekken zijn verbonden door een trap, maar de deuren die daarheen geleiden zijn sedert jaar en dag gesloten geweest en van de trap zelf is geen gebruik gemaakt. Voor eenige dagen nu werd ook de wapenkamer der vrijwilligers ten bate der school ingericht, en het hoofd der schooi, de heer Laffan, betrad bij deze gelegenheid het eerst de bedoelde trap. Terwijl hij dit deed, ont dekte hij op de gang een kleine zijkamer Hij opende haar en vond haar vol ouderwetsche dingen, met spinnewehben bedekt, vooral gevuld met oor konden, onder een laag stof verborgen. Ook de vloer was bestrooid met oude documenten. Reeds het eerste papier, dat de verbaasde onderwijzer opnam, droeg een datum uit den tijd van koningin Elizabeth. De gelukkige vinder deed onmiddellijk van een en ander mededeeling aan den secretaris der gemeente, en nu bevinden zich de stukken in het Shakespeare-Museum, het huis waarin de dichter geboren is,?om daar door deskundigen onderzocht en gelezen te worden. Iets over dramatiseren zang is de titel van een essay van Richard Wagner, die tot dusver nog niet was uitgegeven, maar thans door den bezitter van het manuscript voor den druk is afgestaan. Het opstel is afkomstig uit de jeugd van den maestro, het is geschreven te Königsber.| en ver dient zeker algemeen bekend met het oig op de tegenwoordige opcratoest-inden, en vooral de over haasting waarmede onrijpe kunstenaars heden ten dage zich op het tooneel durven wagen. Door ons Duitschers (zegt Wagnor) wordt zoo ongerijmd en smakeloos over gezang geheuzeld, dat men reeds hierdoor ten duidelijkste kan zien hoe weinig wij over het algemeen de echte goddelijke gave van het gezang bezitten. Wat men niet heeft, daar spreekt men het meest van, en in plaats van te willen leeren hetgeen ons ontbreekt, trach ten wij door een woordenrijke philosophic ons zelf een soort van nonsens voor te liegen, dien wij in onze onkunde en ons zelfbedrog eindelijk zelfs als zuivere waarheid gaan beschouwen. Dat is een ongeluk van ons. Waarom willen wij Duitschers toch volstrekt niet inzien, dat wij niet alles be zitten; waarom willen wij niet ronduit bekennen dat de Italiaan in het gezang, de Franschman in een lichtere en meer levendige behandeling der operamuzick boven den Duitscher uitblinkt? Kan de laatste niet daartegenover stellen zijn diepere wetenschap, zijn grondiger vorming en vooral zijn gelukkige _ eigenschap, dat hij zich de beide ge noemde uitmuntende hoedanigheden zonder veel moeite eigen kan maken, terwijl de andere volken daarentegen nooit die Duitsche voortref felijkheid zullen bereiken ? Een gelukkige aanleg maakt den Italiaan tot een geboren zanger, en dit betreft niet alleen de sclioone stem die, hoewel zelden, aan ons Duitschers ook gegeven is, maar iets dat ons geheel en al vreemd is. namelijk de natuurlijke buigzaamheid en de eigenschap om zoowel in kracht als in weekheid allerlei graden in acht te nemen. Dit, waarin die andere natiën uitmunten, moeten wij ons eerst eigen maken, en wij kunnen het ons eigen maken, zooals vele voor beelden bewijzen. Maar vóór alles is noodig studie, en nu is het ten opzichte van den vlijt en de volharding, die ons volk anders kenmerkt, bepaald verrassend en ergerlijk als men moet hooren dat zulk een studie onnoodig is, en dat wij alleen met de impressie al die dingen kunnen volbrengen! Het ware dwaas tegen te spreken dat een schoone stem en gevoel do voornaamste deugden van een zanger zijn. en moeten zijn; maar nog dwazer is het wanneer men niet wil inzien hoe vele rijk be gaafde talenten reeds te gronde zijn gegaan, omdat zij geloofden dat met deze twee hoofddeugden reeds alles bereikt was. Zonder de noodige gron dige studie is geen zelfstandigheid te bereiken of meent gij misschien, dat het genie van Mozart allén voldoende zou zijn geweest om hem te maken tot eene zoo merkwaardige figuur in de muzikale wereld ? Juist Mozart had het groote voorrecht dat hij zich reeds in zijn kinderjaren de techniek volkomen eigen kon maken, zoodat hij in de jaren waarin zijne scheppende fantasie ont waakte, de moeielijkste problemen der muziek reeds geheel en al beheerschte en dikwijls, zonder er misschien aan te denken, de moeielijkste techniscbe kwesties kon oplossen met een gemak, dat het slechts op een spel van zijne verbeeldingskracht gelijkt. Dit alles moeten wij ook toepassen op het zingen; wij hebben nu eenmaal niet de gelukkige natuur der Italianen en moeten dus door studie hierin trachten te voorzien. Zulk een studie moet een zanger, zoo mogelijk, reeds achter den rug hebben voordat hij de planken betreedt, want op het tooneel, waar de heerschappij van de impres sie" begint, kan men de verwaarloosde studie niet meer inhalen; hetgeen men vroeger geleerd heeft moet dan reeds tot een tweede natuur zijn ge worden. En nu is er niet het geringste verschil tusschen hetgeen een dramatisch zanger moet hebben geleerd en hetgeen de eigenschap moet zijn van een concertzanger. De hoogste zuiverheid van toon, de grootste nauwkeurigheid en ronding, de fijnheid der overgangen en de regelmatige aaneenschakeling der perioden, waarbij tevens een zoo zuiver mogelijke uitspraak niet mag wor den vergeten, dit alles vormt, de basis voor de voordracht van den zanger, hetzij hij zich in een concertzaal ot' op het tooneel laat kennen. De grootste Duitsche dramatische zangeres, Schröder-Devrient, was in de jaren van den bloei harer jeugd op het punt hare stein, die volstrekt niet artn was aan kunstmiddelen, totaal te ver liezen. Dit scheen zeer begrijpelijk toe aan die genen, die haar in Fidelio en Euryanthe gezien en gehoord hadden, die hadden opgemerkt hoe zij in alles, in de meerdere of mindere ronding van haar tonen, in versnellen zoowel als in aanhou den, ja zelfs bij het breken van den toon wat soms in de hoogste momenten tot aan de grenzen van het harde en snijdende naderde alleen de impressie liet heersenen. Beeds had zij zich geheel en al voorbereid omy^e opera voor goed vaarwel te zeggen, toen in haar leven een keer punt kwam en het lot haar naar Parijs voorde. Daar hoorde zij Pasta, Malibran en hoe de sterren der groote Italiaansche opera nog meer heetten, zij liet zich daar ook engageeren. nam op nieuw onderricht in den zang en leerde nu eigenlijk pas het echte zingen, zoodat zij nu nog hare kracht ten volle bewaard heeft. Men geloove echter vooral niet, dat hare stem thans een soort van koude glad heid had verkregen, integendeel. Eer zou men denken dat deze niet alleen in kunstige ge lijkmatigheid, maar ook in kracht en gloed van impressie had gewonnen. Men hoore haar thans in Fidelio, in Euryanthe, Norma of Romeo. Na zulk een opera te hebben gezongen, zou men denken, moet zij doodelijk zijn uitgeput en in vollen ernst bekent zij zelve dat zij in hare vorige periode telkens door een doodelijk gevoel van matheid werd overvallen, terwijl zij tegenwoordig gemakkelyk op n avond tweemaal zulk een partij zou kunnen zingen. Dit zou haar echter niet mogelijk zijn, wanneer zij niet dezen hoogsten trap van kunstvoordracht had bereikt, die daarin be staat dat men een hartstochtelijkcn toestand zóó voorstelt alsof onze laatste droppel bloed er bij in beweging komt, terwijl men toch feitelijk niets anders doet dan het teweegbrengen van een zuiver kunstmatig effect." Eonige maanden geleden werden door leden der Académie de Médiciue Ie Parijs proeven genomen betreffende genezing door suggestie, door dr. Luys van de Cliaritó. Wij maakten daarvan melding. Hij veroorzaakte braking, door de zieken met ecu luchtdicht gesloten buisje, dat een braakmid del bevatte, te naderen; op dezelfde wijze slaap door opium of morphine, enz. De Académie was verbaasd eiv besloot, wegens het belang, dat deze toepassing voor de therapie kou hbben, de zaak door eene commissie te laten onderzoeken. Het rapport, thans door dr. Dujardin-Beaumetz na mens de commissie opgesteld, doet zien, dat dr. Luvs liet slachtoffer is geweest van eenige zijner hysterische patiënten, die hem alles voorgelogen hebhen, en de uitwerking der middelen veinsden. Met ledige buis-jes verkreeg men dezelfde uitwer king, al naar deu aanleg en de fantazie der zieken. De IIII Frederik Muller en Co., Doelenstraat te Amsterdam, hebben weder een hunner belang rijke eatalogen doen verschijnen. Ditmaal zijn het boeken betrekkelijk de Alyemcene (rKSchicdenis die zij in voorraad en geprijsd hebben, welke den inhoud uitmaken. Van do eenvoudige dissertatiën en orationis inaitgurales, voor weinige stuivers verkrijgbaar, tot kostbare boeken, als de Galerie du Pulais du Luxembourg 1710, naar de schilderijen van Rtibens, de Mauritiadc van Plante. met portret van Jan-Maurits van Nassau en vier kaarten van Brazilië, de compleote collectiën van het Tijdschrift voor Nederl. Indic, het Natuurkundig vjdxclirift voor Nederl.Indie', en andere Indische Tijdschriften, den Mercure fran cais van 1G05?1G,'!7, zijn er juist '2500 num mers, die hun weg wel door geheel Europa zul len vinden. Voor collectionneurs en specialisten zijn de ratalogen van de firma Frederik Mulder steeds welkome verschijningen, maar ook ieder die een belangrijk onderwerp bestudeert, raadpleegt ze, teneinde tegen niet al te hoogen prijs eige naar te worden van de bronnen, die hij in de openbare bibliotheken vaak lang en te vergeefs zoekt. Onze voormalige landgenoot Jacob Kwast, zich tlians noemende en .schrijvende James Kwast, die in de vorige \vcek op een hofcor.eert bij de groothertog van Oldenburg speelde, ontving bij die clegeuheid de gouden medaille voor kunst. Bij den uitgever W. Cremer, te 'sHage, is het eerste nummer verschenen van: Qnatuor, tijdschrift in vier talen (Fransch, Engelsch, Spaansch en Ita~ liaansch), onder redactie van de H.H. Taco H. de Beer en E. Rittner Bos. »Dit tijdschrift," leest men in het prospectus, zal, ook voor hen die weinig van de vreemde talen kennen, door korte noten aan den voet der blad zijden, de lezing van alle artikelen mogelijk makea en voor eerstbeginnenden allereenvoudigste oefe ningen ter vertaling geven, waarvan de juiste over zetting in het volgend nummer wordt opgenomen. Ue inhoud is zeer afwisselend en zal bestaan uit: Feuilletons, oorspronkelijke Causerieën over kunst en letteren uit Parijs, Londen, Madrid, Rome en New-York, en artikelen over het huise lijk eu maatschappelijk leven der volken, gemengde berichten, aneedoten, enz." Dit eerste nummer bevat: Fransch. Correspondance Parisienue. Paul Solauges, Cent sous et Ie diner. De vlugge ritmeester (ter vertaling in het Fransch).?TJue Poésie de Napoleon Ier. Choses et autres. Charade. Spaanse!). Algemeene regelen omtrent den klem toon. El libro del ano. Correspondencia de Madrid. Felicia. Sinónimos espanoles. Miseelanea. Poesias. Charada. Eugelsch. Jack T. Grein, ChatteringLondon. The Story of a Sorrow. En Engelsch diner, door Mej. W. de B. (ter vertaling in het Engelsch, maar interessant om te lezen). A Legend of the Violet, bij Clara Thwaites. Miscellaneous. Conundrums. Italiaansch. - Algemeene regelen omtrent den klemtoon. F. A. Cannizaro, Rivista Letteraria dell'anno I8S7. Regole di buona societa: La Corrispondenza. De kapelmeester (ter vertaling in het Italiaansch). Alla Riufusa. G. Crescimanno, Se avessi l'ali. Sciarada. Er wordt heel wat gegeven per maand; tijdschrift eu omslag (geteekeiid door A. Reyding) zien er keurig uit; bij de belangstelling, ook voor Itali aansch en Spaansch, die zich gedurende de laatste jaren openbaart, eu ouder de bekwame leiding der beide redacteuren, zal Qaaiaor zeker veel inteekenaars vinden. OUD-AM3TERDAMSCIIE VERSCHEIDENHEDEN. Jordaan en Fransche pad. In onze goede stad zijn enkele straten bekend, die, behalve haren officieelen naam, een naam dra gen waarmede liet volk en zelfs deftige Amster, dammers van ouden huize in den gemeenzamen spreektaal ze noemen. De spraakmakende gemeente kantte zich in het gebruik van beide benamingen niet zelden met zooveel energie tegen de eerste, dat deze het tegen den volksnaam moest afleggen en verdween. Een sterk sprekend voorbeeld heb ben wij in den naam van den Singel, die, ofschoon door de Regeering Koningsgracht gedoopt, zijn deftig klinkenden naam moest prijsgeven, om een officieel karakter aan zijne gemeenzame be naming te zien verleenen. Zulke bijnamen zijn niet uit de lucht gegrepen. Zij wijzen, gelijk hier bij den Singel ook het geval is, op den ouden toestand terug, en bewaarden er gedurende eeuwen de herinnering aan. In de zeven tiende en achttiende eeuwen waren die dubbele namen nog veel talrijker. Van lieverlede zijn er een aantal in onbruik geraakt, zoodat nog slechts de officieele naam in onzen tijd overbleef'. Nog op het einde der vorige eeuw heette de oostzijde van de Geldersche kade Lastage. Thans zouden er echter weinig stadgenooten gevonden worden, die, zonder thuis te zijn in de geschiedenis onzer stad, u zouden woten te vertellen waar gij de Lastage te zoeken hebt. Zeer populair is nog de benaming van Jor daan voor dat uitgestrekte stadsdeel met zijn tal rijke grachten en straten en stegen, dat bij de vergrooting van het begin der zeventiende eeuw binnen de vesten getrokken werd en tusschen de Prinsen- en Baangrachten gelegen is. Omtrent de afleiding van dit woord zijn de deskundigen het nog gansch niet eens. Do een zegt, dat het eene ver bastering is van het woord Jurisdictie. En dit is niet onmogelijk, want vóór de vergrooting behoorde heel die nieuwe stad tot bet rechtsgebied der stede. Maar waarom zou dan juist dit deel en niet b.v. de vroegere vergrooting, tusschen Singel en Prinsengracht gelegen evengoed dien naam ge kregen hebben? Een ander is van meening, dat het woord is afgeleid van het Fransche jardin, en hij beroept zich op al de aan planten en bloe men ontleende gracht- en straatnamen. Hij voegt daar nog bij, dat zich juist in deze stadswijken vele Fransche of Waalsche uitgewekenen ves tigden, die hunne bloemen- en plantenwijken allicht met den naam jardin konden bestempeld hebben. En dit beweren ondersteunt hij weder met eene verwijzing naar don ouden volksnaam voor do thans in Willemstraatverdoopte Goudsbloemgracht, die ieder Amsterdammer als Fransche pad en zijne bewoners als Fransche-patters kent. Eon derde zal u weder verrassen met de geestige opmerking, dat onze bijbelvaste voorouders wellicht den uit hoek van de Prinsengracht schertsend, het land over de Joidaan'' noemden. Een vierde veronder stelling is nog niet geuit, dat namelijk de naam aan het uithangteeken kan ontleend zijn van eeH huis, dat b.v. ieder moest passeercn, die dit stads deel wilde bezoeken. Het zou niet voor de eerste maal zijn, dat op deze wijze heel een buurt of buurtje een uithangbord tot peetvader had. Het Hemelrijk en het Keizerrijk verkeeren b.v. in dit geval. Maar hoe dit zij, niemand heeft nog den weetgierigen hieromtrent zekerheid kunnen verschaf ten. Het is bij conjecturen gebleven. Wat nu de benaming Franschepad aangaat, hier slaat men don bal geheel mis als men meent, dat het pad want vóór de gracht gegraven werd, schijnt daar tor plaatse een pad te zijn onfstaan, dat weldra geheel met woningen bezet weid zijn naam te danken heeft aan zijne oudste franscho of waalsche bewoners. In stukken van de vorige eeuw wordt het grachtje nog vaak oude Fransche padt" genoemd en men is geneigd te vragen of er in tegenstel ling daarmede dan ook een nieuw fransche pad, te vinden was, evenals men nog een Schoon"en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl