De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 18 maart pagina 6

18 maart 1888 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.560 ^ in den spreektaal.hoort noeküffen dergelijk onderscheid behoeft men echter , ttf .zoeken. In de zeventiende eeuw treit men ng aan die ons dichter brengt bij de die van ouwe France" of ouwe Franwaarvan de lieden die deftig amsterRilde .praten al zeer spoedig oude France "«naakten. Dat deed b. v. Melchior Fockens in ervermakelijkste stadsbeschrijving van 1662, flea paar jaren tijds verscheiden uitgaven Over den oorsprong van den naam maakt l .echter niets wijzer, en dat kunnen wy den iger niet kwalijk nemen. JDe (schrijfwijze Ouwe Fransenpad" wijst ons Achter den weg. Wij hebben niets te maken met jêoaen van Frankrijk of Waalsland, die hier ?? A*n goed onderkomen kwamen zoeken, wij hebben .jlechts te doen met n man, een amsterdammer uit den Kleinen burgerstand, die de eer : tpadpeeter te zyn alzoo deelt met Jan Hanssen, i persoon van vrij wat meer stand-en meer mido, die tusschen 1560 en 1570 veel geld besteedde 't bebouwen van het later binnen de stad j|Rtw>kken deel van 't naar hem genoemde pad. . '-«oze Gondabloemgracht heeft sinjeur Frans Dirksz., «we Frans, tot naamgever. Wie was ouwe Frans? 11 ,1)0 «n»n was sleper en rijtuigverhuurder, en »'<jp het einde van de zestiende en in 't begin van de volgende eeuw. Hij was eigenaar van land buiten de poort, waarin hij zijn paarden liet weiden. Toen dit land binnen de veste kwam werd het door de stad gekocht en bij de veiling in perceelen kocht Ouwe Frans er zelf eenige van, die hij vermoedelijk terstond bebouwde en door een pad verbond met den naastbij gelegen begaanbaren straatweg. Nog in 1614 is de naam Goudsbloemgracht onbekend en wordt in officieele stukken nog slechts van Ouwe Fransenpad gesproken. Men herinnere zich, dat de Palmgracht eerst tegen 't midden der zeventiende eeuw werd aangelegd en dat dus de Goud^bloemgracht een veertigtal jaren vroeger, toen zij nog een uithoek was, er weinig gracht- en zeker tamelijk pad achtig zal hebben uitgezien. Maar, om nog even op Ouwe Frans terug te komen. Bij de stadsregeering was hij geen vreemdeling. Hij reed de heeren dikwijls met der stede koetswagen, hetzy naar Haarlem, hetzij naar den Haag, ja zelfs schijnt die reiswagen bij hem te hebben gestald, en toen het voertuig in 1610 hier en daar wat geleden had en reparatie behoefde, toen werd Ouwe Frans in den arm genomen en hij ver diende er meer dan 16'/a gulden aan. De goede man zal niet gedacht hebben, dat meer dan twee en een halve eeuw later zijn naam nog zou leven in den mond der echte Amstelaren. Sehaakspel. Igte No. 116. van C. PLANK te Weibridge, Londen. in 't -tornooi der Montreal Gazette. ZWART. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Juist opgelost door Henri no. 114 bis Fuss en no. 115 met ter en quater, Mei" no. 114, met 114 bis, 115 met bis, ter en quater, alsmede partij v. W. en D., beiden te Amsterdam; insge lijks D. D. te Rotterdam en J. A. W. te Gouda, en W. v. H. te Delft dezelfde nommers. Mei" BRIEFWISSELING. Dank voor uwe aangename letteren. d e f g h WIT. Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. (Wit 6 en Zwart G stukken met K. do). OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 114. Driezet van H. Mendes da Costa. l a7 f2! d5 d4; 2 b4 b5, Onv.; 3 a2, f2, f7 of g8 zet mat. l Als boven, g3 X f2; 2 g8 h7 f, K d4; 3 h3 d3 f mat. Goed! l d5 d4; 2 17 g5 f, E4 e5 en geen mat. No. 114 bis van Otto Fuss te Hannover. l g3 e21 K X f5; 2 g2 e3 f enz.; 3 Pd of D f mat. l Als boven, K f3; 2 g2 f3! enz.; 3 Als boven. l K. h5 of 3; 2 D?hl f enz.; 3 g2 e3 t mat. l h6 hö; 2 g2 h4 f enz.; 3 gl g3 f mat. l e6 X fö; 2 g2 f4 t enz.; 3 dito dito. Mooi! onlangs gespeelt te Leeds, tusschen Mevrouw (wit) en de Heer Lashijer (zwart) Raadsheer spel met Berlijnsche verdediging. e2 tl gl e4 c4 f3 32 d3 £3 X «S e5 X c4 c4 e5 d3 d4 0 0 e5 f3 c2 c3 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. e7 e5 g8 f6 e4 d6 f6 X e4 d6 X c4 d7 do f8 - d6 0 0 f7 f6 c7 c5 b8 c6 cl c3 hl h2 fl dl a2 f3 «8 e3 f4 X e3 d4 c3 h3 el b3 a3 -g5 X e6 f4 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. c5 a7 b7 c8 d8 a8 f6 c8 d7 e6 d8 X d4 a6 b5 e6 d7 c8 f5 d8 e6 f7 d6 al f2 c3 el b3 e4 gl f2 e2 a2 c3 dl f3 e4 e2 a2 c3 f2 fl e3 d5 e4 23. 24. 25. 20. 27. 28 29 30. 31. f32. 33. f5 f4 f7 f5 dG g6 c6 a5 aT> f5 h5 c4 f4 g8 en X c4 h5 h4 f e3 f e3 h8 Zwlirt kondigt mat in 9 zetten aan. Een mooi slot en Mevrouw L. niet kwalijk te nemen dat zij iet .niet vooruit gezien heeft. llb bis Twee-zet van H. Davij te Shefflld. Wit K H4, D d2, R d3, Pd e4, T d5, pion f6, e4, R f7 (7). Zwart. K e6, Pd f7, T d7, pions c6, d4 en e5. (6 met K eö.) Wit speelt voor. EEN RUSSISCH BEDELAARSGILBE. Ongeveer op 100 werst afstand van Moskou tusschen Mojaisk en Borowsk ligt eene groep van «Hgeveer dertig dorpen, waarvan de bewoners een bedolaarsgüde vormen, dat in geheel Rusland telend is als de Schuwalike. Hun naam is afge leid van dien van graaf Schuwaloff, wiens vazallen en dienstplichtigen zij eeuwen lang zijn geweest. Men moet zich hier geene gewone bedelaars Voorstellen, die in traagheid van de hand in den tand leven. Het bedelen is voor hen een handwerk, een kunstig georganiseerd en wetenschappelijk beoefend bedrijf; zij zijn solidair in hun streven ter exploitatie van Russische welwillendheid en menschenmin, zooals er maatschappijen zijn ter ontginning van minerale schatten of industrieele Iralpbronnen. In de lente en den zomer blijven de Schuwaliki in hunne nette dorpen en lieve huisjes, zorgen voor het land en zamelen de rijke «ogsten in. Zij verbouwen de beste uien en in alle provinciën van het uitgestrekte rijk zijn hunne knollen gezocht. Nadert dan do herfst en bereidt de gewone boer, in zijne schapenvacht gehuld, zich voor op eene lange poos van rust, dan vangen de Schuwaliki hunne bedeltochten aan. Op de hun aangewezen wijze verkleed, beginnen zij hunne rondreis en bedelen de eene troep hier, de andere ginds, van de Oostzeeprovinciën tot den Oeral, altijd met schitterend succes. Déoorsprong van dit bedelaarsgilde dateert T au'het begin dezer eeuw; wel waren zij reeds zeer lang gewend, individueel te bedelen, maar toen in 1812 hunne woonplaatsen gedurende den Teldtocht der Franschen werden verbrand en zij allen tegelijk een beroep moesten doen op de ?openbare liefdadigheid, bleken de vereenigdo .pogingen zoo goede resultaten te hebben, dat ze en dankbaar alles aanneemt, wat men hem geeft: brood, vleesch, groente, koren, wol. vlas, hennep, oude kleêren enz., welke hij onmiddelijk in den wagen brengt. Zoo spoedig deze volgeladen is, is, wordt hij naar het centrale bestuur vervoerd en de inhoud wordt ten verkoop gesorteerd. Het bedelseizoen is niet goed geweest, als niet ieder lid minstens 50 a 60 roebel in baar geld en vijfmaal zooveel aan waren inbrengt. Het bedrijf is natuurlijk onwettig en men neemt aan, dat de politie al het mogelijke doet, om het uit te roeien, maar toch kost het den Schuwaliki geene moeite, de passen en verlof brieven te krijgen, zonder welke niemand in Rusland kan reizen, onverschillig of hij landge noot of vreemdeling is. Feitelijk kan men echter met geld alles koopen in Rusland en zonder twijfel sluit de balans van dit bedolaarsgilde niet zonder eenen belangrijken post voor geheimen dienst of omkooping der politie. F. VOOR DAMES. Voorjaarsstoffen. Nieuwe drapcering. I)e prinses van Wales Sigaren aan tafel. Damescoupés. Tnrfjes en coke bij beurten op den kachel gooiend, kijkend of de glazen haast ontdooien, de sneeu wjacht met de oogen volgend die langs de ramen giert, en naar den ijswind luisterend die door den schoorsteen jaagt, kan men niet zonder een rilling de zomerboekjes" van Printemps, Bon March en Louvre aanvatten, die de post ons brengt, en in de buiteulaudsche vakbladen de aankondiging der voorjaarsmodes" lezen. De verkoudheden, tegen half Februari opgedaan, nemen den schijn aan, alsof zij chronisch willen worden; pelzen en kragen gaan er, wat hun zoo zelden overkomt, bepaald afgedragen uitzien; de mode heeft dezen winter wel gelijk gehad, toen ze het bont iu alle vormen protegeerde. voortaan groote systematische bedeltochten onder namen en de opbrengst deelden. De vereeniging stelde ambtenaren en een bestuur aan, vaardigde een reglement uit en ontwikkelde zich langzamer hand tot do tegenwoordige merkwaardige organi satie. Vroeg in den herfst wordt de uienoogst ingezameld en verkocht. Een zeker gedeelte der opbrengst wordt gekapitaliseerd, een ander deel in het reservefonds gestort en de rest verdeeld. Is dit gebeurd, dan worden de plannen voor de aanstaande bedelcampagne door oenen raad der oudsten ontworpen, die bestaat uit de door rechsstreeksche verkiezing aangewezen afgevaar digden der 30 gemeenten. Ieder lid van het bedelaarsgilde is verplicht, zich streng aan de besluiten van dien raad to houden. Als de eerste sneeuw valt, vertrekken de bede laars. Ieder enkele of elke groep wordt voorzien van eene eigene hartroerende geschiedenis, die door tal van oorkonden en allerlei getuigenissen wordt bewezen en die pasklaar wordt gemaakt voor het district, waar zij do gemoederen zal moeten roeren. Een groot aantal kreupelen worden gehuurd en over de groepen verdeeld naar gelang van de treurige verhalen, dio zij doen. Hier worden een paar jonge mannen voorzien van zieke ouders, daar krijgt cene weduwe eenen lijdenden zoon en elke blinde, doofstomme of 'verminkte kan gebruikt worden of bezigheid vinden. De Schuwaliki staan altijd onder toezicht. In elk district hebbon zij eene operatiebasis, waar een ambtenaar hen bewaakt en den buit in ont vangst neemt. Als men een dorp nadert, waar men weet, dat het geld schaarsch is, dan moet de eene bedelaar mot eenen wagen buiten hèc dorp blijven, terwijl een ander huis aan huis in den naam van Christus eene aalmoes vraagt Wat zal de zomer dan geven ? Ncteldock ?. .. (Het is alsof de deur kiert; er komt een ijstocht langs den vloer. Straks zullen we den behanger laten komen om de tochtbanden natezien.) \oorloopig is het nog voldoende, over de voorjaarsstoffen te spreken. Zij zijn in allerlei nieuwe, onbestemde nuances, met- weerschijn, met metaal doorwerkt, met zonderlinge golven en afloopende kleuren. Wat nog beige heet, lijkt nu eens op groen, dan weder op rose ; in de nieuwe kleuren vernis du Japon en ver t de gris wordt eigenlijk, evenals in de schaduwpartijen van go?jelia-behangsel, geen der kleuren van den regenboog gemist. Vele van deze tinten zijn geheimen der chemici, die aan de fabrieken verbonden zijn. De heeren hebben er evenwel nog niet ^ het geheim bijgevonden, hun kleuren ouvcrsehietbaar te maken; er zijn ware déjeu'ners de soleil onder, en andere die, gloednieuw, reeds verschoten schijnen. In de ma gazijnen noemt men deze couleur s tieillotcs, couleurs fausses; eeue soort van Oxford ziet er uit, alsof het uit de waschkuip kwam, meu noemt het dan ook Oxford lavé. Dit alles geldt zoowel voor de wollen voorjaarsstoffeu, als voor de zijde. Het Fransch patriot'isme begunstigt in de laatste jaren de industrie van Lyon zooveel het maar kan; de zijden stoffen worden sterk aanbevolen, gebrocheerd met grootere en kleinere blocmpatrouen, gestreept ook met genuanceerde strepen, voorts weneilleux chanyeunt, taffetus glacé. De zijden stoffen, waar ouder ook zeer dure zijn, zal men weer met rok ken van zwarte tulle kunnen dragen, hetgeen menigeen te pas zal komen; men weet dat tulle en kaut, die wat défraicU zijn, m de chemische wastcherijeu niet alleen zeer goed uitgestoomd, maar ook zoo geverfd kunnen worden, dat ze als nieuw ziju, en men gerust het gescheurde met nieuw kan aanvullen. * * % Een nieuw streven doet zich in de drapeering der rokken opmerken. Men zal de plooien niet meer van voren naar achter, maar van achter naar voren opnemen; waar vroeger profiel was, komt uu een ronding; zelfs liet ceintuur wordt rond en gaat niet meer aan de voorzijde naar beneden. De rokken worden langer, maar blijven rond. In plaats van de los gedrapeerde plooien gaat men tot ingeuaaide plooien over. Men maakt zelfs patinecrux geheel van deze vastgelegde plooien; de rest van de stof wordt dan naar voren of naar achteren in losse plooien ge drapeerd. Opliet corsage evenzoo; meu maakt dit geheel van vaste plooien, waarvan meu het boven eind in plaats van kraag tot eene rij hoofdjes", li'tes opwerkt, en het beuedeueind in eene rij ge plooide pattes op de rok laat vallen. De mouwen dan van den schouder tot den elleboog in vaste plooien, van den elleboog een kort óoxilloimé, iu ecu boordje eindigende. * * * De Eugelsche damcswcreld ondergaat den invloed van het. zilveren feest van den prins en de prinses van Wales. Alcxandra-blauw, naar eene kleur, die de Deenschc prinses vijf en twintig jaar geleden gaarne droeg en zag, wordt nu in alle groote ma gazijnen aangeboden; zilvcrborduursel, zilversoutacho, zilverkoord en tresse, wordt op allerlei costumeu aangebracht. De dames die aan het hof komen, doen dit als beleefdheid gedurende de bruidsdajreu; en de andere geven zich daarmede den schijn alsof zij er kwamen. De prinses zelf ontving dezer dagen uit Parijs ecu diner-costuum, dat haar, die lang en statig is, zeer goed stond en vorstelijk eenvoudig was: geheel crème satijn, geheel gladde rok, zonder ver siering, alleen met een brcedcn rand van sabelbont, de mouwen wijd en lang afhangend, geboord met hetzelfde bont en va u sluitende onderin ouweu voorzien; een boa van sabelbout hing tot op de voeten af. Naar de beschrijving moet het costuum veel van dat der prinses Eudoxie in de Juive ge had hebben. Meu klaagt reeds over het misbruik van don boa, die bij alles, diner, fine (i1 doek tea, soiree, bal zelfs, gedragen wordt. Verkoudheden en kcclontstckingen worden er aan toegeschreven; do dames, die zingen, kunnen bemerken hoc het de stembanden verzwakt en verslapt. * De schrijfster Ouida protesteert in The Womau's tcoM tegen de bewering, als zouden er bij do diners, die zij geeft, reeds na de oesters sigaren gepre senteerd worden. ,/Zulk een gruwel kan er aan een diner bij mij niet plaats gehad hebben," zegt zij. Maar wel, wanneer ik lieercu te dineeren heb, vergun ik hun, na het róti, cigarettcn te rookeu, vroeger niet." Ouida zelf rookt niet; zij vindt het een slechte gewoonte; maar daar de mannen zouder dat niet praten kunnen," zegt zij, ./laat hun dan in 's hemels naam maar een sigaar geven." *** De Engelsche kamer van koophandel hoeft, open baarheid gegeven aan de rapporten der spoorweg maatschappijen, wat betreft het gebruik dat er van de damescoupés in' de verschillende klassen ge maakt wordt. In alle klassen is het gebruik zeer gering. De meeste allecnreizeude vrouwen gaan iu niet rocken" zitten. Als reden wordt opgege ven : rle conducteurs stoppen, volgens hun consigne, alle alleeiirt'izcudc danu-s, die uiet protcsteereii, erin, zcodat men alle gebrekkige, ziekelijke, onbereisde, angstige oude juffrouwen erin krijgt, dio geen raampje open kunnen velen, voortdurend naar alle stations vragen, haar levensgeschiedenis ver tellen, haar bagage op de bank leggen, enz. Behalve deze, verkiezen vrouwen met kleine kinderen, die vaii een vrouwelijk reisgenoot meer toegevendheid voor geschreeuw en onhebbelijkheden wachten, dan van mannelijke, steeds de damescoupé's. Wat betreft onbehoorlijk gedrag van medepassagiers in de gemengde coupé's niet rooken", de gevallen komen al zeer zelden voor; de heeren zijn op reis uict zoo onbehoorlijk als ecu enkel schaudaalproces hun er wel den schijn van geeft. Dezelfde ondervinding, die de Engelsche maat schappijen opgedaan hebben, zou men waarschijn lijk ook bij de Nederlaudsche kunnen waarnemen. * * * Een Fransch modetijdschrift, Le guiile de la Mode heeft gebroken met de oude gewoonte om aan de dames abonnees, als premie,oleograpliieëu,enz. cadeau te doen. De uitgever heeft een reusachtigeu voorraad wollen en zijden stoiï'eu aangekocht, en levert deze tot uiterst gocdkoopeii prijs aan zijn abonnés. Deze zuilen, zoowel als de uitgever, over de nieuwe combinatie wel te vredeii ziju. E?e. Allerlei. Karaktertrekken uit het huiselijke leren van Keizer Wilhelm worden ons uit goede bron mee gedeeld. Zij toonen hoc eenvoudig en goedhartig de vorst was. Nooit kreeg een van zijn dienstboden een hard woord: als er iets gebeurde, dat tegen de ordo was, en dat ieder ander, die zich minder bcheerschen kon zeer boos gemaakt zou hebben, zeide hij alleen: Dat mag niet meer gebeuren, dat mag niet meer gebeuren." Zeida de keizer ech ter: Dat moet niet meer gebeuren." dan beefde ieder; men wist, dat deze kalme uiting toch den grootsten toorn uitdrukte. Eens had men den kop gebroken, waaruit de keizer reeds twintig jaar gewoon was ie drinken. Daar do hofmaarschalk vreesde, dat het verlies van dezen kop, oen geschenk van koningin Vic toria van Engeland, den keizer lood zou doen, diendo bij den kamerdienaar en dengene, dio bet opzicht had over al hot porcelein- en glaswerk, eone hevige berisping toe over hunne onvoorzich tigheid. De beide dienaars, dio bevreesd waren hunne betrekking te zullen verliezen, verzeker den den hofmaarschalk, dat zij beiden onschul dig waren aan hot breken van den kop, en hadden ook gelegenheid ditzelfde den Keizer mede te deelen. Toen de grijze vorst de angst zag, waarin zijne beide dienaren verkeerden, zeide hij goedig: Nu ja, dat is wel mogelijk ik zal den kop zelf wel gebroken hebben." Over dezen lievolingskop werd voortaan niet meer gesproken en de bedienden behielden hunne betrekking. * Over den hartclijken omgang, die er tusschen den keizer en do keizerin bestond, wordt de volgende kleine episode verteld: Zooals bekend is, bobben do stukken, die den keizer door het ministerie worden toegezonden het opschrift: Aan zijne Majesteit", en daaron der: Van 't ministerie enz"; als do keizer bet stuk afgodaan had, stak hij hot weer in hetzelfde couvert en veranderde alleen hot opschrift. Hij haalde aan" door en zette er ,.van" voor in de plaats en eveneens werd van" veranderd in aan", zoodat het adres nu werd: Van Zijne Majesteit aan hot Ministerie''. Eens toen do keizerin reeds aan tafel zat on do keizer haav, geheel tegen zijne gewoonte, wachten liet, zomi zij hem bezorgd eene boodschap, doch er verliep wel een kwartier voor de keizer verscheen en lachend de reilen van zijn oponthoud meedeelde. Do grijzo vorst vertelde dat ongelukkigerwijs het couvert bij hot openmaken scheurde en dat hij het stuk er niet meer in had willen doen, om dat dit van zeer veel gewicht was. Overal had hij tevergeefs in zijn schrijftafel naar een groot couvert gezocht, doch plotseling was hem gelukkig ingevallen, hoe hij lange jaren geleden zelf heele mooie couvcrtcn maakte voor de keizerin, die toon nog pas prinses was. Dit had hij nu ook beproefd, doch het had lang ge duurd en het couvert was leelijk uitgevallen, maar", eindigde de keizer lachende, ik hoop niet dat men het mij kwalijk zal nemen." * * * In den omgang met zijne gemalin was keizer Wilhelm altijd zoer hoffelijk en in privaat aan gelegenheden schikte hij zich steeds naar haar. De keizer bespotte zichzelf dikwijls daarover en zeide vroolijk tot zijno intiemen: Men noemt mij overal oen held en van alle zijden wórdt mij daar over hulde gebracht, maar niemand weet, dat ik de grootste pantoffelbeld van Duitschland ben." * * * In hot jaar 1867 werd do onzedelijke spcclwoedo, die ook in Duitschland cono merkwaar dige hoogte bereikt had, ten minste in zooverre beperkt, dat men de speelbanken van Hamburg, Wiesbaden, enz. ophief. Daar men echter metden speehiuivel helaas niet zoo handelen kon, als tegenwoordig met de anarchisten, kregen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl