De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 1 april pagina 3

1 april 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

EST Na 562 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Dr. ten Brink is vooral de man, in ons midden, die, door zijn rijke belezenheid, zijn schrander opmerken, zijn ruimte van opvatting, zijn gemeen zaamheid met velerlei artistische verschijnsels, zjjn talen- van schilderen al schrijvende, geroepen ?werd en bevoegd gemaakt om de historie van die .letterkundige kunst" en harer beoefenaars voor ons te ontrollen. Men kent zijne 18 tafereelen, getiteld: Onze hedendaagsche letterkundigen". Men heeft er althandsvan hoorea spreken. Busken Huet heeft ze geprezen; de regte man'' er voor was, zegt hu, de heer Ten Brink: hij alleen bezit, in die mate, den onmisbaren hartstogt der biografie." Nu heeft de talentvolle portretschilder onzer dich ters in proza en vaerzen besloten zijne galerij te ver meerderen met de beeltenissen van Da Costa, Jacob van Lennep, Oltmans, Koetsveld, Ter Haar, Pot gieter, Lindo, Cremer en De Génestet. Niets belet hem later, als wind en weer van de open bare meening hem zoo genegen is als onze sym pathie; dis'gelederen nog ,wat dichter aan te vullen en onze tijd ook nog wat meer te naderen dan tot 1880. H\j heeft aan zyne beelden en groepen een krachtigen stylobaat tot onderbouw 'jegeven. Die inleiding van 45 bladzijden bevat de stof voor een lijvig boekdeel. Het is een allerbelangrijkste beBchrjjving van den gang der literaire geesten, se dert de eerste ontkieming der Romantiek. Te-recht legt de Schrijver veel gewicht op den invloed der Engelsche Literatuur op Midden-Europa. Wel had ik kunnen lijden, dat hij nog wat uitvoeriger had stilgestaan bij Gotthold Ephraïm Lessing, diens inhalen van. Ricbardson en miskennen van de Fransche klassieken. Land voo? RnS gaat de Schrijver na, hoe zich de beweging der Romantiek er voltrokken heeft. In 't algemeen komen mij zijne voorstellingen en waardeeringen zeer juist voor; terwijl hij, met cene grootere belezenheid dan de mijne, de his torische overtuigingen, die ik koester en verkondig, nog is komen versterken. Ik had ondertusschen ?wel verwacht, dat hij duidelijker uit denpolitieksocialen toestand zou verklaard hebben, hoe het tornt, dat in Duitschland en Engeland, op het gebied der Letteren zoowel als op het gebied der Beeldende Kunst, de Romantiek zich, in het eerste 10-tal jaren dezer Eeuw, geleidelijk is blijven open baren en ontwikkelen, en dat het geweld van het Republikanisméen daarna van het Caezarisme in Frankrijk eene tusschenregeering van pseudo-romeinsche beschaving in het leven heeft geroepen, die het mogelijk maakte, dat bijv. Louis David en Friedrich Overbeck, ter zelfder tijd, twee kunst richtingen aanvoerden, die lijnrecht tegenover elk ander stolden; terwijl, in de literatuur, de weer klank der Duitsche Romantiek voor Frankrijk tot in 1820 werd opgehouden. Chateaubriand is toch te onfrisch, om in enen adem met Lamartine en Victor Hugo te kunnen worden gonoemd, en Ma dame De Staël, die met zeldzame onafhankelijk heid de Duitschers waardeerde, is te veel eene op zich-zelve staande figuur, banneling, en dispa rate ster in het schitterende Napoleonistische zon nestelsel, om de erkenning'- van het cpizodieke der Bonaparteperiode te kunnen verzwakken. Het komt mij ook voor, dat ons, Nederlanders, wel wat veel eer aangedaan wordt, met het voor te stellen als of de Romantiek te-gelijk bij ons en in Frankrijk ontwaakt zou zijn. De Nederl. Roman tiek beg«n op hetzelfde oogenblik als de Fransche" (W. 39).Yan 1820 tot 1830 kunnen Bilderdijk en Da Costa toch niet worden begroet als romantisten, die bij Lamartine en Victor Hugo ofScott en Byron te vergelijken zouden zijn. De Heer ten Brink is zelfs zeer geneigd het subjektivisme van Bilderdijks lyrische gedichten niet op rekening van den romantischen tijdgeest te stellen, en daarom heeft hij des te minder recht onze Roman tiek der XTXe Eeuw van zoo vroeg als die der Engelsche of Fransche te dagteekenen. Het heeft mij verwonderd, dat, na de alszins verdiende waar deering en schilderachtige exploitatie der Camera olscura, de schrijver niet verder van de copiëerlust des dagelijkschen levens", zooals Potgieter't noemde, daarmee van de anticipatie op ons tegenwoordig naturalisme, en van den schrijver der Studenten typen gewaagd heeft. Over 't geheel juist is wat Dr. ten Brink in de volgende bewoordingen zegt (bl. 39): Een vast kenmerk der verjongde kunst is het streven naar het bijzondere, het individueele, het plaatselijke, het tijdelijke, naar couleur locale'', als het heet. In aansluiting bij de Engelscho Romantiek is de Fransche dus naturalistisch van beginsel, en staat vierkant tegenover de idealistische kunstleer van Goethe en Schiller na 1789, en het mystisch ide alisme der oudere Duitsche Romantiek vóór 1830." De Schrijver moet echter niet vergeten, dat Schiller zijn fraaiste balladen schreef in zijn dier baar Gartenhaus, te Jena, omstreeks 1797, en dat de liefde voor de Middeleeuwen bij Schiller en bij Vfctor Hugo vrij veel punten van over-een-komst had. Wanneer ik ook boven zeg. dat de fransche Romantiek vroeger valt dan de Nederlandsche, bedoel ik dit met betrekking tot het tijdvak na de Restauratie: want, eigenlijk, als Bilderdijk balladen naar Burger vertaalt en zelfs als Tollens zijne romancen" schrijft, offeren zij reeds aan de Romantiek met de Duitschers. Ook uit een bibliografiesch oogpunt is de Inleiding van Dr. ten Brink belangrijk. Hij neemt van onze Duitsche buren het zeer nut tige gebruik over, de jaartallen bij de boeken en de schrijvers te voegen. Les dates sont les agrafes d'or, avec lesquelles on retient les plis flottants de l'histoire. Met name voor onze tooneelgeschiedenis bevatten de bladzijden 27?30, 43?44 wel kome rezumees. Van de bizondere biografiön zijn nu versche nen: Isaae da Costa", Jacob van Lennep", Jan Frederik Oltmans", Cornelis Eliza van Koetsveld" (nog onvoltooid). Behoudends nkele waardeeringen, die ik niet zou kunnen overnemen, schijnen deze studiën mij toe van de eerste qualiteit te zijn : onpartijdig, grondig, vrij volledig, in levendigen stijl geschreven en met aanwending der schildergave, die altijd gereed is des biografen acherpzinnige waarnemingen in tafereel te brengen. Zoo de pen van Dr. ten Brink op het toestel tan Daguerre niets minder vooruitheeft dan pulseerend leven te scheppen, achter de uiterlijke gestalte vuur te doen waarnemen, en te doen voelen, dat de uitdrukking dier blikken en trek ken getuigenis geeft van een werkzame ziel, ? zij heeft met dat werktuig de juistheid der uiter lijke afbeelding gemeen (dit blijkt o. a. ook uit de naauwkeurig bewerkte boekenlijsten, aan elke levensbeschrijving toegevoegd), en de Schrijver doet een onschatbaren dienst aan onze Neder landsche kunst met deze bewerking zijner Ge schiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XlXe Eeuw"; terwijl wij deze aankondiging niet besluiten zonder een woord van lof voor den Heer T j. van Holkema, in wien de verbreiding van gezonde kunstbegrippen een zoo machtigen en moedigen voortstuwer vindt. 29 Mrt. '8 ALB. TH. HENRI BLAZE DE BÜRY. Te Parijs is 05 vijf-en-zeventigjarigen leeftijd een letterkundige gestorven, die noch in het buitenland, noch vooral in de Parijsche wereld zoo gewaardeerd werd, als zijn onvermoeide werk zaamheid, zijn geest, zijn smaak, zijn dichterlijk talent verdienden. Henri Blaze behoort tot de tweede periode van de romantiek; de lezers der Revm des deux mondes van veertig jaren geleden waren zijn getrouwe vrienden, zij genoten zoowel zijne novellen en comedies als zijn historische studiën, zoowel zijn muzikale kritieken al zijn verzen, zijn reisverhalen als zijn studiën over vreemde litteratuur. Van 1833 tot 1873 schreef Blaze de Bury de opera-kritieken in de Bevue, hij maakte de f eheele groote periode der Fransche opera, Halévy, Meyerbeer, Auber, Gounod, mede; wist destijds meer dan iemand in Frankrijk van Duitsche muziek en Duitsche poëzie, en zijn be schouwingen uit dien tijd worden nu nog met genoegen gelezen en gaarne geraadpleegd. Henri Blaze tras de zoon van Castil-Blaze, die den Frtyschütz, den Barbier de Sévïlle en den Don Juan voor de Fransche opera in orde bracht; hij zelf schreef een libretto voor Meijerbeer, Lajeunesse de Goethe, welke opera echter in portefeuille bleef; na Meijerbeer's dood heeft diens familie ich tegen de opvoering verzet. Henri Blaze vertaalde ook den Faust, hij was een dergenen die het meest hebben bijgedragen tot het doen ingang vinden van vreemde littera turen in Frankrijk. Zijne romans zijn vergeten, zijne historische studiën, Le dernier des Rönigsmark, Le chevalier de Chasot, Les femmes et la sociétéau siècle d'Auguste, hebben voor latere historische onder zoekingen weer plaats gemaakt. Hetgeen er behalve den aangenamen, geestigen, verstandigen stijl van zijne essays en zijne muzikale kritieken over is, zijn vooral eenige verzen. Wij halen een gedeelte van een gedicht, High life aan, in de Bevut des Deux-Mondes van 1873 verschenen; de dichter denkt aan Holbein's Doodendans. Avez-vous vu, dans une illustr« fresque, Ce violoneux De Hans Holbein, un squelette grotesque, Louche et cagneux ? Debout a l'oeuvre et raclant son vieux sistrs La tête en eau, II exécute u» rigodon sinistre, Sur son tonneau. Tout i l'cntour l'humanités'agite Eperdüinent, Chacun se hute, abandonnant son gite Vers l'instrument. Rustre, bourgeois, empereur, fille et dame Moine, valet, Les voila tous plongés de corps et d'óltne Dans ce ballet. Trémoussez-vous, cavaliers, a vos belles! Changeons Ie pas !" Et la duchesse au commis des gabelles Tend ses beaux bras ! Et la jeunense au béquillard se livre, Et la vertu Laisse sa coifl'e aux mains du lourdaud irre Qui lui dit: Tu!" Et plus rapide en son cntrain féroce, Plui furibond, Le rigodon butte coutre une foise Et roule au fond. Criant, hurlant, a l'horrible debiele, S'ouvre l'enfer, Sur son tonneau Ie ménétrier rade Toujours son air! Danse des morts, macabre sarabande Vos temps ont fui; II Bemble encor pourtant qu'on vous entende Presque aujourd'hui! Le violoneux de la fresque de Balo, Si par hasard C'était aussi cctte muse banale, Cet affreux art, Qui flétrit tout & son immonde haleine, Gouverne tout, Entremetteur, sur sa tonno «Tor pleine Toujours debout, Réunissant dans une ligue indue, Dans un tripot, La grande dame et la fille perdue, Qui parle argot. Chassez, croisez, superbes perverties! Fusionnez! Ne cachez plus vos belles sympathies! Tourbillonnez! Distinctions, classes et rang, vieux rêve Mystifiant; II n'est ici rien que des filles d'Eve, Communiant! Le violoneux sur son tonneau fait rage, Trémoussez-vous! Dansez, Willis, chantez avant Forage, Le ciel est doux! Au bois déja pousseht les anémones, Multipliez! O blanches sceurs, changez vos cauronnes, Et vos colliers! Enlacez-vous dans la même guirlande, Vivez! Tout f uit... Et c'est la loi que toujours on s'amende, Quand vient la nuit. La nuit pour vous sera morne et livide, Et je vous plains; Nul idéal pour combler ce grand vide Dei cceurs leints! Lourde en ces temps pèsera l'atmosphère, J'en jurerais, Nul souvenir du bien qu'on a pu faire, Ennuis, regrets! Car vous n'aurez en ces heures maussades, Sous l'oeil de Diou. Que l'écho sourd des lointaines cascades, Et c'est trop peu! De bloemlezingen hebben Blaze de Bury over geslagen, in de geschiedenis van de letterkunde wordt zijn naam nauwlijks vermeld, toch is het een genoegen eens gelagenheid te hebben om deze rijke, fantastische, en op eenige zwakheden na. goed geschreven verzen aan te halen. Zoo veel van hetgeen de jongste Fransche literatuur biedt is, of enkel koud en grootsch, als Leconte de Lisle en Sully Prudhomme, of enkel rijk ge rijmd, als Bergerat's Enguerrande, of opzettelijk afschuwelijk als Rollinat, of opzettelijk onver staanbaar, ala Stephane Mallarmé, of plat, of alledaagsch, dat men er nog toe komen zal, de poëten der laat-romantiache periode, met hun kleurige visioenen, in eere te herstellen. Er is van Blaze de Bury een cyclus, Versaillcs, légende poétique, waarvan Marie-Antoinette het middel punt vormt, ook in de Revue verschonen, en waarin zeer schoone gedeelten voorkomen. Blaze de Bury was de zwager van Buloz, den stichter en eigenaar der Bevue; hij deed in den laatsten tijd. door een heupziekte aan de kamer gebonden, in de Bevue Internationale een reeks van Souvenirs omtrent de schitterende periode van Bulo»' stichting verschijnen. Hij was in het dagelijksch leven bekend als geestig causeur. pa radoxaal, geleerd en onderhoudend, een der over geblevenen uit het tijdperk der beroemde salons. v. L. Uit twee werelden, Roman door Carmen Sylva. Amsterdam, L. J. Veen. Ik gevoel mij gedrongen, u zelfen onmiddelijk te zeggen, welk een innig, onbeschrijflijk genot mij uw heerlijk book verschaft heeft, en u zidt het een geheel vreemde zeker niet ten kwade duiden, als zij haar groot genoegen te kennen geeft. Een liet' boek immers brengt den schrijver zoo na tot alle menschen, dat zij hem mcenon te kennen, alsof zij altijd met hem geloeid had1 den!" Zoo luidt de aanhef van een brief,dien de prinses Ulrika ten Horst-Rauchenstein aan Professor Bruno liallmuth te Greifswald schreef, en die aanleiding geeft tot eene correspondentie, welke van weerskanten eerst tamelijk scherp is, maar dan wat vriendschappelijker, later zeer in tiem, en eindelijk buitengewoon hartstochtelijk wordt. Het laatste, nadat de prinses en de ge loerde op een muziekfeest te Keulen elkmder hebben ontmoet en, in liefde voor elkaar outgloeid, in hunne brieven aan hun gevoel den vrijen teugel laten. Hare verhouding tot liallmuth nu roept den strijd te voor schijn, welken de prinses te voeren heeft, zoowel in haar eigen binnenste tusschen haar jankvrouwelijke liefde voor den man harer keuze en haar kinderplicht, als daar buiten tegen haar vader, die van het huwelijk zijnor dochter met oen man beneden haar stand niets wil weten. Schijnbaar is do eerste strijd opgelost, wanneer de dochter, onder den invloed van haar geliefde, het vaderlijk kasteel verlaat en haar man volgt in de echtelijke woning. Doch ook maar schijnbaar. Het bewustzijn, dat ze haar plicht tegenover haar vader heeft verwaarloosd en ten decle aan haar levensleus ontrouw werd, vergalt het huwelijksgeluk der prinses. Haar ge weten laat haar geen rust. En na vernomen te hebben, dat haar vader gevaarlijk ziek is, verlaat ze op zekeren nacht in stilte haar echtgenoot en spoedt zich naar huis, waar ze met trouwe zorg. onder veel lijden en miskenning van den kant der huisgenootcn, den kranke verpleegt. Om een steenen hart te vermurwen zijn do brieven, in die dagen aan haar rnan gericht. Ze worden beantwoord met een: Ik kan gecno ontferming mot mj'ue vrouw hebbon; want ik heb geen vrouw. Ik heb er nooit een gehad; ieder spoor, elke her innering is uitgedelgd. Dat ik u genezing voor Zijne Hoogheid en een zonnig levenspad toewensen, spreekt van zelf. Verder heb ik niets te zeggen." Ondempbaar schijnt de klove tusschen man en vrouw, doch eindelijk, na eenige maanden van bittere smart, komt do verzoening tot stand. Der prinses wordt een zoon geboren. En bij de geboorte van het kind legt ze tevens do handen van vader en schoonzoon ineen. Sedert is do vrede gesloten. Op hot de profundis." in de brieven van Ulrika, na do vlucht uit de echtelijke woning, volgt in een schrijven aan hare tante het allegro" der ziel, die haar rust heeft hervonden, de juichtoon ecncr door hare liefde gelukkige gade on moeder. En met dezen juichtoon eindigt het boek. Uit twoe werelden," is do titel van den roman, dio menschen ten tooneele voert van zeer ver schillenden stand, en zeer uitecnloopende opvoe ding, levensbeschouwing, karakter en gewoonten. Menschen, behept met allerlei, uit hun kring voortvloeiende, overgeërfde eigenschappen en vooroordeelen. De mooie rol heeft de liefdevolle, zich opof ferende en zichzelfverloochenende prinses. Zij staat tusschen twee mannen, aan wie ze zich nauw ver bonden gevoelt, aan den oenen door haar liefde, aan den anderen door den plicht. Hen tot elkander te brengen, door beider vooroordeelen te overwinnen, stelt ze zich ten doel. En door liefde bereikt ze dat dool, door eene liefde, die beider trots weet te breken. Minder aantrekkelijk is het karakter van den professor. De hooggeleerde is scherp genoeg, zoo dikwijls hij den adel hokelt en zijne minachting over hem uitspreekt, maar in de school der toe wijding heeft hij niet gezeten. Hij eischt allee voor zich, en kinderplicht vindt hij bespottelijk. Zich verplaatsen in den moeilijken toestand der prinses, schijnt hij niet te kunnen. Je hebt vol strekt geen plichten tegenover je vader; hij heeft ze alleen tegenover jou! Je bent hem geen dank schuldig, dat hij je het leven gat. (Wel aan je arme doodc moeder!) Hij is jou onbegrensden dank schuldig voor al den zonneschijn, dien jij,1 bekoorlijk kind, in zijn leven hebt gebracht." Zoo schrijft hij aan zijne, in heiligen tweestrijd verkeerende, geliefde, die het strekt haar tot eer! deze wijsgeorige slotsom des hooggeleerden niet on beantwoord laat, maar met vrij afdoende bewijzen weerlegt. Verder is de j aloerschheid van den pro fessor van tamelijk bedonkelijken aard. Soms ook vergeet hij, in het vuur zijner liefde, 'do eerste ; beginselen zijner aesthetica. Zoo b. v 'Jfaar .hij:'' schrijft: Gisteren, bij die abrikozenvrouW aan , den weg, heb je me half dol gemaakt met je witte tanden. Beken het maar, het was toch opzettelijk? Wil je me ze eens laten kussen, die witte, koele ivoren stiftjes? Een enkelen keer maar, ik zal het heel zachtjes doen; je borsteltjes mogen ze alle dag aanraken, en die zijn toch niet hooger geboren dan ik! Zie je, hoe nederig ik i n je damp kring word. Ik benijd de varkentjes al." (sic!) Eindelijk hindert het een mensch, dat iemand, die altoos weer met de bekrompenheid van den adel een loopje neemt, zelf aan bekrompenheid, wel van een andere soort, maar daarom niet minder schadelijk, lijdende is. Hierdoor alleen toch kan de professor er toe komen, zijne fijn beschaafde vrouw mee te slepen in den tabakswalm en de bierlucht van een kneip". Van een andere vrouw zou ik dat nooit verlangd hebben". Zoo staat in zijn dag boek te lezen. Eene liefde, die zich aldus open baart, moge hartstochtelijk zijn, van de edelst» soort is ze, m. i., niet. 't Is de liefde van een zelf zuchtig, met zichzelf overdreven ingenomen bur german. Ook acht ik het eene fout in den roman, dat de schrijfster, om te doen uitkomen dat onder den adel mcnschen gevonden worden die zich boven stands, vooroordeelen en vormendienst weten te verheffen, die weten te gehoorzamen on zich op te offeren, tegenover hen een man plaatst uit de burger maatschappij, in wiens woordenboek het woord plicht zoo goed als niet geschreven staat. Daarom is de onafhankelijke prolessor liallmuth in mijn oog geen aantrekkelijke figuur. Hij kan althans niet in de schaduw staan van den vorsteiijken vader, over wiens trots en eenzijdigheid hij zich vroolijk maakt en zijne gal uitstort. De roman ie in brieven geschreven, en wap.r deze tekortschieten, om do toestanden toe te lichten, vult het dagboek van Brnno flallmuth het ontbrekende aan. Die brieven getuigen van buitengewoon talent; zij zijn vaak geestig en tin telen niet zelden van vernuft. Humor, satire diep gevoel, hartstocht wisseion er elkander in af. i Hier on daar zijn do minnebrieven wat sentimen teel en overdreven. Doch wie zou in dit op/deht aan minnenden niet veel vergeven! Zij hebben immers veel lief. Diepzinnige en schoone gedach ten ontmoeten \\& er telkens weer. Her sprookje van den parclvisscher en de koningsdochter, - ,het thema van den roman. is aandoenlijk en ver haven. Sommige persiiiiages op enkele gewoonten en zoden van onzon tijd doen weldadig aan. De karakters ontwikkelen zich naar eïsch en zijn goed getcekend. De toon is voornaam. Taal en stijl zijn, zooals wij ze van ocnc konLigin mogen ver wachten. Toch laat het boek in zijn geheel onbevredigd. Ik schrijf dit grootendeels toe aan de inkleeding er van. Het dramatisch element ontbreekt bijna gausch. We zien de personen slechts een enkelen keer handelend optreden, waardoor het plastische en aanschouwelijke, in dun roman zoo gewenscht. schade lijdt. Dit is jammer bij een auteur, als Carmen Sylva, die, naar blijkt uit haar vroeger werk: Ein Gebet", en ook hier weer uit de tooneeltjes tusschun den vader en de dochter, tusschen den vorst en don professor, zoo groot dramatisch talent bezit. Te hopen althans is, dat zij ons weldra \veer verrasse met een roman, maar dan eens niet in brieven geschreven. Do briefvorm kan op den duur onmogelijk bevre digen. Hoe aangenaam het ook zij brieven te ontvangen, een zeventigtal en hieronder zoo vele minnebrieven achtereen te lezen, is een vermoeiend werk, ook al zijn ze nog zoo good geschreven. Dat dit boek van Carmen Sylva, wier eigen aardige stijl genoegzaam bekend is, niet gemak kelijk te vertalen was, behoef ik hier niet te verzekeren. De vertaler echter heeft eer van zijn werk ; hij heeft de moeilijkheden overwonnen in die mate, dat alleen de eigennamen ons aan het Duitsche origineel doen denken. Den uitgever dank, dat hij aan den heer Van der Zeyde ik bega immers geen fout tegen den goeden toon, door zijn naam bier te noemen, al verzweeg hij hem zelf iemand, zoo tehuis in beide talen, als uit dit boek blijkt, de overdracht van Aus zwei Weltcn' in het Nederlandsen toevertrouwde. Eene opmerking slechts. Dat het Duitsche du en dein niet altoos weer te geven zijn met ons jij en jouw, blijkt zonneklaar in den brief van 11 Juli 1803, waarin wc lezen: En jou noem ik .jij T' Ja, zoo als men tot de goden spreekt, oindat onze taal geen ander woord heeft." Welk Neder lander zal ooit, in een gebed tot sijn God, jij zeggen? Dit te doen, zou zeker niet van goeden toon getuigen. Ook de uitgave laat niets te wenschen over. Zaandam, 12 Maart, 1888. W. J. MANSSEN. BIJ MARCELLA BEMBRICH, naar JOZEF LJTWTHSKY. Zijne Doorluchtigheid de Hertog van X ", diende de knecht van de kunstenares aan, een kaartje overreikend. Alweer oen stoornis", morde het in mij, terwijl mijn gelaat trachtte te glimlachen. Ik kan den goeden ouden heer, die de moeite genomen heeft, zoo hoog voor mij te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl