Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 562.
klimmen, geen belet geven", merkte de zangeres
J** tfp, zich met een glimlach tot my' wendend. Het
de vierde visite in dat uur; toen ik kwam,
'z\j -haar middagslaapje, en dit uur had
en kaarde van de gevierde diva aangegeven als
$Sy*tWt uur waarin het mij vergund zou zyn, het
JsT-, ABieest -ongestoord" met haar te kunnen babbelen.
'Sr 'Ach, wie van eene prima-donna, die
gastvoorpss tellingen geett, de geheimen harer kunst uit
^*V haar eigen mond wenscht te vernemen, die moet
? ,- tomen op een tijd, waarin geen bezoeken van
*§r, hertogen dreigen; die kieze een uur, waarin zy
X «,. gpen middagslaapje doet, en eene plaats, waar zij
£ "zich niet /aan vragen kan onttrekken, het liefst
", " das maar een téte-a-téte in een spoorwegcoup
v ? Maar wjj bevonden ons in de vertrekken van
&?" lïarcella Sembrich in het Hotel de Home, in die
f~,', historische kunstenaarskamer", No.58, waar ook
'K* t;"'andere tooneel-celebriteiten (Paulina Lucca,
AdeJ\?lalde Kistori, etc.,) onder even moeielijke
om\'t " gtandigheden hare kunstenaarsgeheimen in mijn
S 4. isrflgenden journalistenboezem hebben uitgestort,
w" en evenals toen was ik ook nu vastbesloten, voor
lijf ' gén koning het veld te ruimen.
$ . Met al de volharding van een
vertegenwoordijftff ^er (.zevende groote mogendheid" wachtte ik
9%x he| eind van al de bezoeken af, en ik ging niet
f t ^aa déplaats, eer de zangeres my' haar hart
PlljHtdekt" had.
$kf.' En ik behoefde geen berouw te hebben over
«. < * rn^jne hardnekkigheid. Eene beroemde kunstenares
£fj~fa hooren praten over hare kunst heeft altoos
.$1' f Z^ne bekoorlykheid; en Marcella Sembrich spreekt
VS*^ hattst zoo goed als zy zingt. Met die
vrijmoedig,rf* heid, die alleen aan werkelijk geniale naturen
-jy-fcjBigen is, beantwoordde zij al myne vragen, zelfs
t."' daar, waar ik niet meer dan eene aanduiding
l[ durfde te geven.
*';^ Beschouw mij als eene soort van
biecht~&* vader, mevrouw, wien gy onbeperkt vertrouwen
£ au»et schenken", zeide mijn dankbare blik haar.
^* i?Ik heb geen zonden te biechten" zeide de
f j- kunstenares lachend.
"- Jammer! Beken mij dan, op welke wijze gij
V ontdekt zyt."
G\j meent mijne stem ? Nu, dat ging op deze
manier. Dat ik door mijn man, professor Stengel,
tot pianiste gevormd ben, is u toch bekend ?
y Vroeger had ik t'huis, in Galicië, vioolles genoten;
"- .. toen ik eens door mijn man, hij werd het
- . .eerst later, aan professor Epstein te Weenen
werd voorgesteld, ter verdere vorming aan het
v conservatorium, stelde deze terstond veel belang
in mijn muzikalen aanleg, en vroeg mij terstond
' ef ik ook stem had. Nu had ik wel op het the
ater te Lemberg in het koor gezongen, maar al
leen om mijn familie te ondersteunen, niet met
de verwachting, dat mij een werkelyke
tooneelloopbaan kon voorspeld worden. Hoe kon ik zulke
droomen koesteren! Ik had in myne jeugd heel
wat droevigs ondervonden; ik ben in armoede en
gebrek opgegroeid. Maar de hemelsche muziek
heeft mij reeds vroeg boven de ellende van de
werkelijkheid verheven. Als kind van twaalf jaar
was ik gedwongen, om mijne moeder en een klein
broertje te onderhouden, in aristocratische
fai milies te Lemberg dansmuziek te gaan spelen en
les te geven Ik heb daarbij heel wat vernederin
gen moeten lyden; maar ik had de voldoening,
toen ik den vorigen winter, na vijftien jaar, in
enze stad terugkeerde, dat dezelfde hooge aris
tocratie mij als de beroemde zangeres vierde, en
my op alle mogelijke wijzen hulde bewees. Maar
^ keeren wij naar het conservatorium terug. Prof.
Rokitansky examineerde mij en bevond, dat ik
"' wel een stem van weinig omvang had, maar toch
zeer hoog en zeer geschikt tot ontwikkeling.
Ook was hy vriendelijk genoeg, mijne stem uiterst
welluidend te vinden; Rokitansky nam nu, bij
'wy'ze van proef, op zich, mij de eerste lessen te
geven, want alleen een zangeres van naam wilde
Eg van mij maken. En inderdaad ontwikkelde
zich myne stem onder zijne leiding in korten tijd
ep zulk een hoopvolle wijze, dat mijne roeping
voor de opera, tot myn vreugde en verrassing,
steeds beslister aan het licht kwam. Francesco
Lamperti te Milaan ge kent hem toch ? wat
behoef ik hem te pry'zen? nam de hoogere
volmaEng van myne stem op zich, en hoeveel ik ook
1 myn eersten voortreffelijkcn leermeester voor zijn
onderricht verschuldigd ben, de ware oude Itali
aansche school heb ik mijn lieven, geëerden Lam
perti te danken.
Nu, uw meester heeft ook reden om trotsch
te zijn op zijne leerling," merkte ik op, de
voli'"- naaktheid van uwe dramatische creaties is aan
de geheele wereld bekend, maar, " voegde ik er
by', hoe aangenaam zou het zijn, mevrouw, als
.?"'? gij mij ook een blik gundet achter de coulissen
uwer kunst, in uwe werkplaats, als ik het zoo
mag zeggen, om den ontwikkelingsgang van uwe
; scheppingen te leeren kennen van het oogenblik
i van het ontstaan tot aan dat der voltooiing? In
n woord, als de vraag niet te onbescheiden is:
hoe studeert ge uwe partijen?"
-?Die vraag is eigenlijk in weinige woorden
beantwoord," zeide de kunstenares; ik ben eene
zeer vlijtige leerlinge, ik leer en studeer voort
durend. Mijn dagtaak begin ik met
toonoefeningen, die onderhouden mijne stem. Ik zing
dagely'ks, ook gedurende de vacantiën, mijne toon
ladders, trillers, vocalises, en vooral deze uitmuntende
solfèges van mijn meester Lamperti. Gij ziet, deze
Etudes beginnen met een eenvoudige toonladder,
en eindigen met de moeielijkste coloratuur. Daar
my alles, wat op het gebied der opera aan nieuws
verschijnt, terstond gezonden wordt, heb ik ge
legenheid om iedere nieuwigheid te onderzoeken,
ef zy' mij iets bruikbaars aanbiedt. Heb ik eene
partij gevonden, die voor mijne individualiteit
past, dan doe ik zoo: eerst studeer ik de zangpartij,
tekst en melodie, tot ik beide in gehoor en ge
heugen heb geprent. Daarna komt mijn man,
hy is, gelijk gij moet weten, in dubbelen zin mijn
voortdurende begeleider, op het tapijt. Met hem
studeer ik aan de piano niet alleen mijne partij,
maar ook die der medespelenden, en, daar wij
alleen uit de partituur studeeren, tegelijk ook het
geheele orkest. Zoo zou ik," eindigde zij lachend,
iedere andere partij kunnen «vernemen, en als
\ het wezen moest, zelf de opera dirigeeren."
': ' Wel, dan kunt ge meer dan menig kapel
meester," hernam ik.
Nu, als het met het zingen niet meer
gaat," riep de kunstenares ondeugend, dan stel
ik mij aan het hoofd van een dames-orkest.''
Maar ernstiger vervolgde zij: Heb ik dan het
technische deel my'ner taak vermeesterd, is de
geheele detailleering afgeloopen, dan gaan wij
aan de intellectueele doorwerking mijner rol. Dan
wordt er over opvatting gediscussieerd, over ka
rakteristieke byzonderheden gedebatteerd; als wij
dan voor de eerste repetitie op de planken komen,
is voor my alles al kant en klaar, en ik heb mij
alleen met mijne partij ten opzichte der
mise-enscène bezig te houden. Het meest vrees ik de
kritiek van mijn man: hij kent geen toegevendheid.
Hij zit iederen avond, waar ik maar zing, in de
loge, komt in de entr'acte op het tooneel, en
houdt mij iedere, ook de geringste, fout in zang
en spel y'verig voor oogen. Aan de uitdrukking
van zijn gezicht merk ik reeds terstond, of ik
hem voldaan heb of niet. Daar ik vroeger alleen
in het Italiaansch heb gezongen, moet ik nu al
mijne partyen in het Duitsch overstudeeren. en
dat kost mij, vooral wat den dialoog betreft, veel
moeite. In de Italiaansche opera had ik alleen
reeitativi secchi te zingen."
Hoe ik mij op zulk een dag, waarop ik moet
zingen, gedraag? Dan ontvang ik niemand, ook
u niet," antwoordde de kunstenares glimlachend
op mijne vraag. Dan spreek ik maar weinig, ik
zing als gewoonlyk mijn tudes, vooral de moeie
lijke coloraturen, denk den gansenen dag alleen
aan de opera en aan de partij die ik er 's avonds
in te zingen heb, en ben over 't geheel zeer
plechtig gestemd. Buitendien dineer ik vroeg en
matig; in tegenstelling met andere zangeressen,
die champagne, wit bier, pruimen, hard brood en
dergelijke dingen voor en gedurende de voorstel
ling gebruiken, neem ik niet het geringste, zelfs
geen teug water."
En ge zijt zeer in spanning voor de voor
stelling?"
O, den geheelen dag, en dan evenzeer als
ik de partij reeds honderdmaal gezongen heb of
dat het de eerste maal is. Maar ik ben blijde
als ik zeer in spanning ben, want dan alleen ben
ik zeker, dat ik 's avonds goed zal spelen en
zingen. Deze spanning bereikt haar hoogste punt
op het oogenblik dat ik op het tooneel zal tre
den ; heb ik eenmaal het voetlicht en het publiek
voor oogen, eene chaotische massa, omdat ik
zeer bijziende ben, dan komt mijne spanning
langzamerhand tot kalmte. Ik ben een kind van
het oogenblik; een goed succes, maakt mij nog
tegenwoordig zoo gelukkig, alsof ik mijn eerste
debuut had doorstaan.
Na de voorstelling is mijn eerste gewaarwording
een verschrikkelijke dorst; ik drink terstond een
glas wijn en water; dan soupeer ik zeer matig,
en slaap dan toch slecht. Natuurlijk, op de groote
spanning volgt dan afmatting."
De kunstenares zweeg.
Nu, en wat wilt ge nog meer weten, mijn
heer?" vroeg zij, en voegde er nog vroolijk lach
end bij: Gij bobt mij reeds zooveel gevraagd,
dat ik bijna niets meer te antwoorden heb."
O, zeker wel, mevrouw, ik heb nog een
dozijn vragen minstens op bet hart. Mijn le
zeressen, onder ons gezegd, het is u toch be
kend, dat de schoone lezeressen vooral belang
stellen in alles wat een groote kunstenares betreft,
zouden het nauwelijks vergeven, als ik u ook
niet iets over uw toilet en uw gezin vroeg."
taat ik daarvoor, in plaats van mijne vrouw,
het woord nemen." zeide de echtgenoot der kuns
tenares, die dat gesprek had bijgewoond.
Evenals mijn vrouw, op het oogenblik dat zij
het tooneel betreedt, geheel kunstenares is, zoo
is zij buiten het tooneel geheel huisvrouw." En
met stralenden blik op de kunstenares gericht,
vervolgde hij: Mijne Marcella is de beste
echtgenoote, de teederste moede»-, de eenvoudigste,
huiselijkste vrouw. Hier ziet gij," de protesser
wees op eene groep die op de scbrijftafel zijner
vrouw stond, dat is onze hoogste trots en
ons grootste geluk, die beide knapen zijn ome
kinderen, die twee anderen hier zijn de zoons
uit mijn eerste huwelijk, voor welke Marcella eene
niet minder liefdevolle moeder is. Wanneer mijne
vrouw van hare vermoeiende kunstreizen naar
onze lieve huiselijkheid te Dresden terugkeert,
dan genieten wij het reinste huiselijk geluk in
den schoot der familie. Van Juli tot October zijn
wij buiten, waar mijne vrouw, eene hartstochte
lijke vriendin der natuur, van hare successen,
maar ook van de daarmede verbonden vermoeie
nissen uitrust, want het leven eener kunstena
res is afmattender dan menigeen denkt."
Ja, beste mijnheer," besloot de zangeres,
iedere triomf van eene kunstenares is tegelijk
een stuk van haar leven. Maar ieder offer wordt
vergeten in de uitoefening van mijn lieve,
gelukkigmakende kunst!"
De Geschiedenis van de uitspraak der
Grieksche taal in Europa, in het
bizonder in de Belgische en Hollandsche
scholen.
Vóór de renaissance was er maar n regel en
ne wijze van uitspraak, die van kracht was bij
al de beoefenaars van de Grieksche taal in het
Westen, namelijk de uitspraak welke heden nog
de Grieken volgen. Dat de Grieken zelven reeds
deze uitspraak hadden, toen zij met de Latijnen
in aanraking kwamen en deze vele Grioksche
woorden in hun taal opnamen, heeft Rizo
Eangawis, in de uitstekende voorrede van zijne
Nieuwe-Grieksche spraakkunst, bewezen.
(Grammaire du Grec actuel. Paris, 1873 in 80.)
Deze uitspraak werd ook overgeleverd door de
Westersche of Latijnsche kerk. Ik zeg overge
leverd", want de liturgische taal van de oude
kerk van Romo was de Grieksche. Bijna geheel
het Nieuwe Testament toch werd in het Grieksch
geschreven on in een tijd, toen er nog aan geen
geregelde overzetting te denken was, in hot
Grieksch voorgelezen onder don dienst der offer
ande. Ook Paulus schreef zijn brief aan de Ro
meinen in het Grieksch, niet in het Latijn, en de
symbolische monogrammen APXoo en Ichthus zijn
Grieksch; Grieksch ook ishet?PIE ZHSES" (let
terlijk zoo geschreven).
Het bekende Kurie eleèson ') wordt met La
tijnsche letters aldus geschreven: Kyrie's eleison",
en de woorden hagios oo Theos. hagios ischuros
eleèson humas" voorkomende in de liturgie van
Goeden Vrijdag aldus: agios o Theos agios
ischiros eleison imas."
Deze uitspraak werd ook gevolgd door alle
beoefenaars van -het Grieksch in de middeleeuwen,
welke, zooals toen gewoonte was, het Grieksch
inet Latijnsche letters schreven en Luitprand van
Ticynen, een geschiedschrijver van de tiende
eeuw, scheef aldus in zijn werk dat hij
Antapodosis (boek der vergelding) noemde maar voegde
er, ervaren hellenist als hij was, de Grieksche
letters by?: autou zz autu (de Italiaansche u als
oe uit te spreken, want Luitprand was Italiaan),
tès ptocheias tis ptochias, hègoumenou =:
igumenu, basileu n: wasileu (men denke aan de
verwisseling der u en v in de middeleeuwen),
chrusotriklinon ~ chrisotriklinon, atheoi kai
asebeis ~ athei kèasevis. (De antapodosis werd
door Pertz in zijne Monumenta Germaniae uitge
geven o. a. naar een MS. te München, waarin de
Grieksche woorden met Latijnsche uitspraak af
beelding door Luitprand zelven, niet door den
copiist, werden geschreven.)
Deze uitspraak werd ook onderwezen door zoo
vele Grieken als na de verwoesting van
Konstantinopel door de Turksche barbaren, naar Itali
vluchtten en onder dezen was ook Theodorus Gaza,
die eene spraakkunst schreef, welke langen tijd
in gebruik was bij de beoefenaars van het Grieksch,
en waarvan zelfs door Erasmus de twee eerste
boeken werden uitgegeven (Dl. I zijner werken
editie van 1540 te Basel).
Doch Erasmus beproefde het, de uitspraak van
het Grioksch te veranderen op zijn Hollandsen,
en wilde uit de uitspraak van het Fransch, Duitsch,
Hollandschja zelfs van het Westphaalsch, welk land
tot dan toe slechts door zijn hammen bekend was,
bewijzen dat men de klinkers ta en upsilon en
de tweeklanken ei en oi niet als t moet uit
spreken, noch de tweeklanken au en eu als af
en ef. (Zie Erasmus de recta Latini Graecique
Sermonis pronunciatione in dl. I, bladz. 764?813
der editie van Basel.) Dit tractaat is zulk vreemd
mengsel van geleerdheid en onzin, dat sommigen
de meening geuit hebben dat het geheel slechts
scherts is, -) doch daarvoor is het te droog en te
ingewikkeld. Een van de vreemdste aardigheden,
die er in voorkomen, is de wijze waarop hij wil
aantoonen dat alpha en ta stamverwant zijn:
hij laat iemand snel achtereen ama. ama, ama,
zeggen, maar de a eerst op zijn Italiaansch, dan
op zijn Schotsch eindelijk op Wostphaalsche wijze
uitspreken. Erasmus was een groot geleerde en
reeds in zijn leven beroemd, wie zal dit tegen
spreken en ontkennen ? Maar do uitspraak van
de Grieksche taal veranderd, neen dat heeft hij
niet, ja.... zelfs niet in zijn eigen vaderland.
Ik weet wel dat Erasmus de vader van de naar
hem genoemde Erasmiaansche uitspraak wordt
geacht, maar dar is die uitspraak een kind na
den dood des vaders, zelfs ongeveer vijftig jaar
na dien, geboren. Dit zal ons onwederlegbaar
de bibliografie aantoonen, eene wetenschap, die
men op dit punt al te weinig heeft geraadpleegd.
Er werden namelijk in Belgiëen elders gedurende
do 16e eeuw de volgende boeken uitgegeven, welke
niet slechts in België, maar ook in het tegenwoordig
hertogdom Limburg, met name te Maastricht,
Roermond en andere steden in de Latijnsche
scholen werden gebruikt,
l Theophili Golii educationis puerilis linguae
Graecae cum selectioribus apophthegmatibus in
usum gymnasii Argentoratensis. Argentorati 1572
(Dl. II, 1580) 12".
De uitspraak welke de schrijver voorstaat, blijkt
uit de af beelding der volgende letters: bèta vita,
ta ita, zèta :=: zita, thèta r= thita, mu r= mi,
nu n ni, tau =: taf of tau.
2) Absolutissimae institutiones in Graecam
linguam. Auctore Nicolao Clenardo cum succinctis
annotationibus ac Latina Graecarum vocum
interpretatione. Antwerpiae, Chr. Plantinus, 1576, in 12°.
De uitspraak als in het vorig boek, alsmede
het volgende: au, eu, tt (èta-upsilon) en oou,
ongeveer als: af, ef, if, of ei en oi als i
ai als ae,
Niet voor het jaar 1605 werd de zoogenaamde
Erasmiaansche uitspraak in de Latijnsche scholen
van Holland ende West-Friesland" ingevoerd en
wel door Gerardus lo. Vossius en wel in eene spraak
kunst op bevel der Staten (nota bene) geschreven.
Of die Staten, welke zich wel met kleinere aan
gelegenheden bemoeiden, ook de uitspraak ver
ordenden, is er niet bij vermeld. Wanneer de
eerste uitgaaf van dit boek verscheen, is mij
ondanks vele nazoekingen in katalogen van onze
Nederlandsclie bibliotheken en biografieën van
Vossius, nog niet gebleken, ik ken alleen den druk van
1G89. Waarschijnlijk is de Ie uitgaaf na 1605
verschenen. De titel van voornoemde spraak
kunst luidt:
Gerardi lo. Vossii linguae Graecae rudimenta.
In quibus dccrcto ordinum Ilollandiae et
Westfrisiae in usum scholarum ejusdem Provinciae,
declinationum et conjugationum paradigmata cum
facilioribus regulis Grammaticae exhibentur. Editio
postrema. Amstelodami, 1689. 12".
In dit boek wordt de orthodoxe" Iloïandsche
uitspraak der Grieksche taal onderwezen, een
meesterstuk van welluidcndheid! Bèta niet als
gelijk men gewoonlijk uitspreekt {ut vulgo
pro'nundant), de iota is drielettergreepig en een
klinker, geen medeklinker, de ta is gelijk aan
de lange e, wordt uitgesproken als in de laatste
lettergreep van hot woord BEGEERT, men hoort
dezelve in het geblaat der schapen (!) en zij wordt
niet als i uitgesproken. Verder worden ai als ai
niet als c att als au niet als af ei als ei
niet als i eu als eu niet als ef oi als oi of
oe niet als i ou als de Duitsdie u ui als
ui niet als i u, (èta-upsilon) ais CM niet als
if oou (omcga-upsilon) als ou niet als of uit
gesproken. Doch moet de ondorgcschreven i in
de oneigenlijke tweeklanken welke zij vormt met
de lange alpha, de ta en omega niet worden
uitgesproken. Aldus Vossius, en uit zijne woorden
kunnen wij bet volgende opmaken:
lo. Dat ten tijde dat Vossius zijn spraakkunst
schreef, de uitspraak der klinkers en tweeklan
ken in ons land dezelfde was als die tegenwoor
dig in Griekenland nog is, en gelijk velen, waar
onder schrijver dezes, ze wederom gaarne inge
voerd of liever hersteld zagen, want het geldt
geen nieuwigheid: Vossius toch zegt dat men de
ta (ita) niet moest uitspreken gely'k men ge
woon was en overal voegt hy er bij hoe men wél
en hoe men niet moet uitspreken, terwy'l de ver
worpen uitspraak juist die der Nieuw-Grieken is.
Waartoe anders die uitspraak er bij gemeld als
niemand ze kende en volgde.
2. Dat de voorvechters der Erasmiaansche uit
spraak inconsequent zijn even als Vossius; zij toch
schrijven als hij: paradigmata, met eene i, welke
verworpen letter zy niet moesten gebruiken waar
de Grieken paradeigmata schrijven met eene ei.
Die i moest maar geheel afgeschaft worden door
ons Hollanders, daar onze taalkenners(?) juist in
den tijd der renaissance al begonnen zijn ze uit
onze taal te verbannen in een aantal woorden,
eerst de lange i (ij, in de handschriften als r of
ij geschreven), later ook de korte met onze lieve
ij verwarrend; poezij, melodij, profecij klinkt ook zoo
betooverendj en dan: zekerlijk, werkelijk enz. Toen
dan ook een geacht letterkundige zekerlek" of
zekerlik" begon te schrijven, werd hij bepaald uit
gelachen door onze deskundigen. Ik zou dan voor
stellen ook maar de Grieksche i in i/j te veranderen;
ij en klinken zoo wat eender en hikoo is im
mers een nevenvorm van hèkoo (komen)?
Probatum est. Zou het niet beter zijn, naar het
voorbeeld der Grieken de ta als i uit te spreken ?
Als ik hier van Hollanders spreek bedoel ik
de Amsterdammers, mijne geachte stadgenooten,
volstrekt niet, zij toch zijn niet zoo ta gezind, en
spreken ben, als bin uit, eene uitspraak die volle
recht van bestaan heeft, en den heer Sicking in
zijn werk, Annotationes ad Antiatticistam (Arnst.
1883) aanleiding gaf, bladz. 65, te schrijven: Ik
zou de ta liever als i uitspreken, ongeveer als de i
in onze gesloten lettergrepen, gelyk het
Amstersterdamsche plebs" de e gewoon is uittespreken
in de eerste persoon enkelv. van het werkwoord
zijn".
3o. Blijkt uit Vossius' spraakkunst dat de vol
gelingen dier voorstanders inconsequent zijn,
want Vossius zegt dat men in de tweeklanken
gevormd door lange a, ta en omega met
onders;egchreven i, die i niet moet uitspreken; en op
onze gymnasia ? Daar hoort men : aai, ooi, 'ei.
Hoe welhudend ? Bijvoorbeeld boe zielverhelïend
klinkt het niet: hai machai kai hai nikai ? 3) En,
lelumai, lelusai, lelutai, enz., enz., enz.? Zou het
niet zonde zijn deze schoone uitspraak alleen
tot de tweeklank ai te beperken en niet ook
tot de tweeklank gevormd door lange a met
ondergeschrevén iota uit te strekken ?
4J. Dat de voorstanders van de zoogenaamde
Erasmiaansche uitspraak niet slechts aan de
Westphalen, maar ook aan de dieren hunne argumen
ten ontleenen. Erasmus toch wil uit het geroep
van den Griekschen koekoek bewijzen dat de u niet
als i wordt uitgesproken (Zie Erasmus de recta
Latini Graecique sermonis pronunciatione) en Vos
sius met Erasmus uit het geblaat der schapen.
dat ta niet als i klinkt, deze toch roepen bèof
blè; dat staat als een paal boven water. Dat b
heeft bij de beoefenaars van het Grieksch zooveel
opschudding verwekt, dat Lichtenberg, het bekende
vers van hakespeare uit Hamlet parodieerende,
uitriep: to bha or not te bha that is the question.
Maar Vossius heeft geen invloed gehad op de
scholen van Belgiëen Limburg, daar toch, gelijk
in velo scholen van Duitschland werd tot 1794 de
uitspraak behouden, welke nu nog de Grieken vol
gen. Deze uitspraak wordt althans onderwezen in
het boekje, dat in de meeste scholen van België,
ook te Maastricht en Roermond werd gebruikt;
namelijk de spraakkunst van Jacobus Gretserus,
professor te Ingolstadt, waar ook Reuchlin eens
onderwijs gaf. Dit boek heeft tot titel:
Rudimenta linguae Graecae ex primo libro
institutionum Jacobi Gretseri. In usum secundae classis
grammatices. Leodii, 1637. in 80.
De uitspraak wordt in dit boek omschreven als
in de spraakkunsten van Clenardus en Golius,
maar Gretserus voegt er nog aan toe dat men
onder het lezen volgens de accenten moet uit
spreken.
Al deze boeken van Golius, Clonardns, Vossius
en Gretserus bevinden zich op de stadsbiblotbeek
te Maastricht.
Ik eindig dit artikel met den wensch uit te
spreken, dat men toch weldra ook in ons land
eens zal inzien wat J. J. Ampère zoo juist en
goed schreef in zijn werk: La Grèce, Rome et
Dante, tudes littéraires (Paris 1848, bladz. 83)
En somme, il y a profit a suivre une
prononciation vivante, bien que les siècles aient pu alt
rer Ie type antique d'oüelle provient. Cetto
methode sera toujours préf'érable il un système
purement arbitraire, et Ton sera toujours plus
pres d'Homère et de Sophocle en prononc.ant Ie
grec comme un mendiant d'Athènes qu'en Ie
prononcant comme un helléniste de Rotterdam."
l) Om den zetter moeite te besparen gebruik
ik de Latijnsche letters en schrijf de eeta als .
2) Erasmus sprak het Griekscb uit gelijk Reuch
lin, maar, gelijk een tijdgenoot van hem getuigt,
hij schreef dit werkje: ut vidoretur ipse ejus
rei inventor" (om de eer der uitvinding). Zie
Sylloge Havercampii.
3) En hoe leelijk klinkt het niet: aei
dcmalakoisi kai aimalioisi logois? De Grieken spreken
het .aldus uit: ai démalakissi kèmaliïssi logis.
A. J. FLAMEKT.
Een gedicht ran Dein. Kijdoniotis. Uit het
Nieuw Grieksch.
In het keurig werkje van mevrouw M.
Zwaansdijk te Nijmegen, getiteld : Korte Leiddraad voor
het leeren der hedendaagsche Helleensche taal,
Nijmegen 1885, en waarin zij op meesterlijke wijze
het zoogenaamde Nieuw-Grieksch verdedigt, uit
eenlegt, met de oudere taal vergelijkt, zoowol de
spraakkunst als de uitspraak, komen tot sta
ving ook oen aantal fraaie gedichten voor.
Een daarvan is van den dichter Dem.
Kydoniotis te Piraeus en verscheen in het tijdschrift
do Palingenesia" van 28 Mei 1877. Het is eene
lijkklacht op zijn zoontje, en hoewel mevr.
Zwaansdijk het gedicht heeft vertaald, zoo meen ik toch
geen onnoodig werk te verrichten, door dit vers
opnieuw te vertalen, de versmaat behoudende.
Het beste middel om eene taal aan te prijzen is:
de meesterstukken en voortreffelijke
voortbreng