De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 1 april pagina 4

1 april 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 562. klimmen, geen belet geven", merkte de zangeres J** tfp, zich met een glimlach tot my' wendend. Het de vierde visite in dat uur; toen ik kwam, 'z\j -haar middagslaapje, en dit uur had en kaarde van de gevierde diva aangegeven als $Sy*tWt uur waarin het mij vergund zou zyn, het JsT-, ABieest -ongestoord" met haar te kunnen babbelen. 'Sr 'Ach, wie van eene prima-donna, die gastvoorpss tellingen geett, de geheimen harer kunst uit ^*V haar eigen mond wenscht te vernemen, die moet ? ,- tomen op een tijd, waarin geen bezoeken van *§r, hertogen dreigen; die kieze een uur, waarin zy X «,. gpen middagslaapje doet, en eene plaats, waar zij £ "zich niet /aan vragen kan onttrekken, het liefst ", " das maar een téte-a-téte in een spoorwegcoup v ? Maar wjj bevonden ons in de vertrekken van &?" lïarcella Sembrich in het Hotel de Home, in die f~,', historische kunstenaarskamer", No.58, waar ook 'K* t;"'andere tooneel-celebriteiten (Paulina Lucca, AdeJ\?lalde Kistori, etc.,) onder even moeielijke om\'t " gtandigheden hare kunstenaarsgeheimen in mijn S 4. isrflgenden journalistenboezem hebben uitgestort, w" en evenals toen was ik ook nu vastbesloten, voor lijf ' gén koning het veld te ruimen. $ . Met al de volharding van een vertegenwoordijftff ^er (.zevende groote mogendheid" wachtte ik 9%x he| eind van al de bezoeken af, en ik ging niet f t ^aa déplaats, eer de zangeres my' haar hart PlljHtdekt" had. $kf.' En ik behoefde geen berouw te hebben over «. < * rn^jne hardnekkigheid. Eene beroemde kunstenares £fj~fa hooren praten over hare kunst heeft altoos .$1' f Z^ne bekoorlykheid; en Marcella Sembrich spreekt VS*^ hattst zoo goed als zy zingt. Met die vrijmoedig,rf* heid, die alleen aan werkelijk geniale naturen -jy-fcjBigen is, beantwoordde zij al myne vragen, zelfs t."' daar, waar ik niet meer dan eene aanduiding l[ durfde te geven. *';^ Beschouw mij als eene soort van biecht~&* vader, mevrouw, wien gy onbeperkt vertrouwen £ au»et schenken", zeide mijn dankbare blik haar. ^* i?Ik heb geen zonden te biechten" zeide de f j- kunstenares lachend. "- Jammer! Beken mij dan, op welke wijze gij V ontdekt zyt." G\j meent mijne stem ? Nu, dat ging op deze manier. Dat ik door mijn man, professor Stengel, tot pianiste gevormd ben, is u toch bekend ? y Vroeger had ik t'huis, in Galicië, vioolles genoten; "- .. toen ik eens door mijn man, hij werd het - . .eerst later, aan professor Epstein te Weenen werd voorgesteld, ter verdere vorming aan het v conservatorium, stelde deze terstond veel belang in mijn muzikalen aanleg, en vroeg mij terstond ' ef ik ook stem had. Nu had ik wel op het the ater te Lemberg in het koor gezongen, maar al leen om mijn familie te ondersteunen, niet met de verwachting, dat mij een werkelyke tooneelloopbaan kon voorspeld worden. Hoe kon ik zulke droomen koesteren! Ik had in myne jeugd heel wat droevigs ondervonden; ik ben in armoede en gebrek opgegroeid. Maar de hemelsche muziek heeft mij reeds vroeg boven de ellende van de werkelijkheid verheven. Als kind van twaalf jaar was ik gedwongen, om mijne moeder en een klein broertje te onderhouden, in aristocratische fai milies te Lemberg dansmuziek te gaan spelen en les te geven Ik heb daarbij heel wat vernederin gen moeten lyden; maar ik had de voldoening, toen ik den vorigen winter, na vijftien jaar, in enze stad terugkeerde, dat dezelfde hooge aris tocratie mij als de beroemde zangeres vierde, en my op alle mogelijke wijzen hulde bewees. Maar ^ keeren wij naar het conservatorium terug. Prof. Rokitansky examineerde mij en bevond, dat ik "' wel een stem van weinig omvang had, maar toch zeer hoog en zeer geschikt tot ontwikkeling. Ook was hy vriendelijk genoeg, mijne stem uiterst welluidend te vinden; Rokitansky nam nu, bij 'wy'ze van proef, op zich, mij de eerste lessen te geven, want alleen een zangeres van naam wilde Eg van mij maken. En inderdaad ontwikkelde zich myne stem onder zijne leiding in korten tijd ep zulk een hoopvolle wijze, dat mijne roeping voor de opera, tot myn vreugde en verrassing, steeds beslister aan het licht kwam. Francesco Lamperti te Milaan ge kent hem toch ? wat behoef ik hem te pry'zen? nam de hoogere volmaEng van myne stem op zich, en hoeveel ik ook 1 myn eersten voortreffelijkcn leermeester voor zijn onderricht verschuldigd ben, de ware oude Itali aansche school heb ik mijn lieven, geëerden Lam perti te danken. Nu, uw meester heeft ook reden om trotsch te zijn op zijne leerling," merkte ik op, de voli'"- naaktheid van uwe dramatische creaties is aan de geheele wereld bekend, maar, " voegde ik er by', hoe aangenaam zou het zijn, mevrouw, als .?"'? gij mij ook een blik gundet achter de coulissen uwer kunst, in uwe werkplaats, als ik het zoo mag zeggen, om den ontwikkelingsgang van uwe ; scheppingen te leeren kennen van het oogenblik i van het ontstaan tot aan dat der voltooiing? In n woord, als de vraag niet te onbescheiden is: hoe studeert ge uwe partijen?" -?Die vraag is eigenlijk in weinige woorden beantwoord," zeide de kunstenares; ik ben eene zeer vlijtige leerlinge, ik leer en studeer voort durend. Mijn dagtaak begin ik met toonoefeningen, die onderhouden mijne stem. Ik zing dagely'ks, ook gedurende de vacantiën, mijne toon ladders, trillers, vocalises, en vooral deze uitmuntende solfèges van mijn meester Lamperti. Gij ziet, deze Etudes beginnen met een eenvoudige toonladder, en eindigen met de moeielijkste coloratuur. Daar my alles, wat op het gebied der opera aan nieuws verschijnt, terstond gezonden wordt, heb ik ge legenheid om iedere nieuwigheid te onderzoeken, ef zy' mij iets bruikbaars aanbiedt. Heb ik eene partij gevonden, die voor mijne individualiteit past, dan doe ik zoo: eerst studeer ik de zangpartij, tekst en melodie, tot ik beide in gehoor en ge heugen heb geprent. Daarna komt mijn man, hy is, gelijk gij moet weten, in dubbelen zin mijn voortdurende begeleider, op het tapijt. Met hem studeer ik aan de piano niet alleen mijne partij, maar ook die der medespelenden, en, daar wij alleen uit de partituur studeeren, tegelijk ook het geheele orkest. Zoo zou ik," eindigde zij lachend, iedere andere partij kunnen «vernemen, en als \ het wezen moest, zelf de opera dirigeeren." ': ' Wel, dan kunt ge meer dan menig kapel meester," hernam ik. Nu, als het met het zingen niet meer gaat," riep de kunstenares ondeugend, dan stel ik mij aan het hoofd van een dames-orkest.'' Maar ernstiger vervolgde zij: Heb ik dan het technische deel my'ner taak vermeesterd, is de geheele detailleering afgeloopen, dan gaan wij aan de intellectueele doorwerking mijner rol. Dan wordt er over opvatting gediscussieerd, over ka rakteristieke byzonderheden gedebatteerd; als wij dan voor de eerste repetitie op de planken komen, is voor my alles al kant en klaar, en ik heb mij alleen met mijne partij ten opzichte der mise-enscène bezig te houden. Het meest vrees ik de kritiek van mijn man: hij kent geen toegevendheid. Hij zit iederen avond, waar ik maar zing, in de loge, komt in de entr'acte op het tooneel, en houdt mij iedere, ook de geringste, fout in zang en spel y'verig voor oogen. Aan de uitdrukking van zijn gezicht merk ik reeds terstond, of ik hem voldaan heb of niet. Daar ik vroeger alleen in het Italiaansch heb gezongen, moet ik nu al mijne partyen in het Duitsch overstudeeren. en dat kost mij, vooral wat den dialoog betreft, veel moeite. In de Italiaansche opera had ik alleen reeitativi secchi te zingen." Hoe ik mij op zulk een dag, waarop ik moet zingen, gedraag? Dan ontvang ik niemand, ook u niet," antwoordde de kunstenares glimlachend op mijne vraag. Dan spreek ik maar weinig, ik zing als gewoonlyk mijn tudes, vooral de moeie lijke coloraturen, denk den gansenen dag alleen aan de opera en aan de partij die ik er 's avonds in te zingen heb, en ben over 't geheel zeer plechtig gestemd. Buitendien dineer ik vroeg en matig; in tegenstelling met andere zangeressen, die champagne, wit bier, pruimen, hard brood en dergelijke dingen voor en gedurende de voorstel ling gebruiken, neem ik niet het geringste, zelfs geen teug water." En ge zijt zeer in spanning voor de voor stelling?" O, den geheelen dag, en dan evenzeer als ik de partij reeds honderdmaal gezongen heb of dat het de eerste maal is. Maar ik ben blijde als ik zeer in spanning ben, want dan alleen ben ik zeker, dat ik 's avonds goed zal spelen en zingen. Deze spanning bereikt haar hoogste punt op het oogenblik dat ik op het tooneel zal tre den ; heb ik eenmaal het voetlicht en het publiek voor oogen, eene chaotische massa, omdat ik zeer bijziende ben, dan komt mijne spanning langzamerhand tot kalmte. Ik ben een kind van het oogenblik; een goed succes, maakt mij nog tegenwoordig zoo gelukkig, alsof ik mijn eerste debuut had doorstaan. Na de voorstelling is mijn eerste gewaarwording een verschrikkelijke dorst; ik drink terstond een glas wijn en water; dan soupeer ik zeer matig, en slaap dan toch slecht. Natuurlijk, op de groote spanning volgt dan afmatting." De kunstenares zweeg. Nu, en wat wilt ge nog meer weten, mijn heer?" vroeg zij, en voegde er nog vroolijk lach end bij: Gij bobt mij reeds zooveel gevraagd, dat ik bijna niets meer te antwoorden heb." O, zeker wel, mevrouw, ik heb nog een dozijn vragen minstens op bet hart. Mijn le zeressen, onder ons gezegd, het is u toch be kend, dat de schoone lezeressen vooral belang stellen in alles wat een groote kunstenares betreft, zouden het nauwelijks vergeven, als ik u ook niet iets over uw toilet en uw gezin vroeg." taat ik daarvoor, in plaats van mijne vrouw, het woord nemen." zeide de echtgenoot der kuns tenares, die dat gesprek had bijgewoond. Evenals mijn vrouw, op het oogenblik dat zij het tooneel betreedt, geheel kunstenares is, zoo is zij buiten het tooneel geheel huisvrouw." En met stralenden blik op de kunstenares gericht, vervolgde hij: Mijne Marcella is de beste echtgenoote, de teederste moede»-, de eenvoudigste, huiselijkste vrouw. Hier ziet gij," de protesser wees op eene groep die op de scbrijftafel zijner vrouw stond, dat is onze hoogste trots en ons grootste geluk, die beide knapen zijn ome kinderen, die twee anderen hier zijn de zoons uit mijn eerste huwelijk, voor welke Marcella eene niet minder liefdevolle moeder is. Wanneer mijne vrouw van hare vermoeiende kunstreizen naar onze lieve huiselijkheid te Dresden terugkeert, dan genieten wij het reinste huiselijk geluk in den schoot der familie. Van Juli tot October zijn wij buiten, waar mijne vrouw, eene hartstochte lijke vriendin der natuur, van hare successen, maar ook van de daarmede verbonden vermoeie nissen uitrust, want het leven eener kunstena res is afmattender dan menigeen denkt." Ja, beste mijnheer," besloot de zangeres, iedere triomf van eene kunstenares is tegelijk een stuk van haar leven. Maar ieder offer wordt vergeten in de uitoefening van mijn lieve, gelukkigmakende kunst!" De Geschiedenis van de uitspraak der Grieksche taal in Europa, in het bizonder in de Belgische en Hollandsche scholen. Vóór de renaissance was er maar n regel en ne wijze van uitspraak, die van kracht was bij al de beoefenaars van de Grieksche taal in het Westen, namelijk de uitspraak welke heden nog de Grieken volgen. Dat de Grieken zelven reeds deze uitspraak hadden, toen zij met de Latijnen in aanraking kwamen en deze vele Grioksche woorden in hun taal opnamen, heeft Rizo Eangawis, in de uitstekende voorrede van zijne Nieuwe-Grieksche spraakkunst, bewezen. (Grammaire du Grec actuel. Paris, 1873 in 80.) Deze uitspraak werd ook overgeleverd door de Westersche of Latijnsche kerk. Ik zeg overge leverd", want de liturgische taal van de oude kerk van Romo was de Grieksche. Bijna geheel het Nieuwe Testament toch werd in het Grieksch geschreven on in een tijd, toen er nog aan geen geregelde overzetting te denken was, in hot Grieksch voorgelezen onder don dienst der offer ande. Ook Paulus schreef zijn brief aan de Ro meinen in het Grieksch, niet in het Latijn, en de symbolische monogrammen APXoo en Ichthus zijn Grieksch; Grieksch ook ishet?PIE ZHSES" (let terlijk zoo geschreven). Het bekende Kurie eleèson ') wordt met La tijnsche letters aldus geschreven: Kyrie's eleison", en de woorden hagios oo Theos. hagios ischuros eleèson humas" voorkomende in de liturgie van Goeden Vrijdag aldus: agios o Theos agios ischiros eleison imas." Deze uitspraak werd ook gevolgd door alle beoefenaars van -het Grieksch in de middeleeuwen, welke, zooals toen gewoonte was, het Grieksch inet Latijnsche letters schreven en Luitprand van Ticynen, een geschiedschrijver van de tiende eeuw, scheef aldus in zijn werk dat hij Antapodosis (boek der vergelding) noemde maar voegde er, ervaren hellenist als hij was, de Grieksche letters by?: autou zz autu (de Italiaansche u als oe uit te spreken, want Luitprand was Italiaan), tès ptocheias tis ptochias, hègoumenou =: igumenu, basileu n: wasileu (men denke aan de verwisseling der u en v in de middeleeuwen), chrusotriklinon ~ chrisotriklinon, atheoi kai asebeis ~ athei kèasevis. (De antapodosis werd door Pertz in zijne Monumenta Germaniae uitge geven o. a. naar een MS. te München, waarin de Grieksche woorden met Latijnsche uitspraak af beelding door Luitprand zelven, niet door den copiist, werden geschreven.) Deze uitspraak werd ook onderwezen door zoo vele Grieken als na de verwoesting van Konstantinopel door de Turksche barbaren, naar Itali vluchtten en onder dezen was ook Theodorus Gaza, die eene spraakkunst schreef, welke langen tijd in gebruik was bij de beoefenaars van het Grieksch, en waarvan zelfs door Erasmus de twee eerste boeken werden uitgegeven (Dl. I zijner werken editie van 1540 te Basel). Doch Erasmus beproefde het, de uitspraak van het Grioksch te veranderen op zijn Hollandsen, en wilde uit de uitspraak van het Fransch, Duitsch, Hollandschja zelfs van het Westphaalsch, welk land tot dan toe slechts door zijn hammen bekend was, bewijzen dat men de klinkers ta en upsilon en de tweeklanken ei en oi niet als t moet uit spreken, noch de tweeklanken au en eu als af en ef. (Zie Erasmus de recta Latini Graecique Sermonis pronunciatione in dl. I, bladz. 764?813 der editie van Basel.) Dit tractaat is zulk vreemd mengsel van geleerdheid en onzin, dat sommigen de meening geuit hebben dat het geheel slechts scherts is, -) doch daarvoor is het te droog en te ingewikkeld. Een van de vreemdste aardigheden, die er in voorkomen, is de wijze waarop hij wil aantoonen dat alpha en ta stamverwant zijn: hij laat iemand snel achtereen ama. ama, ama, zeggen, maar de a eerst op zijn Italiaansch, dan op zijn Schotsch eindelijk op Wostphaalsche wijze uitspreken. Erasmus was een groot geleerde en reeds in zijn leven beroemd, wie zal dit tegen spreken en ontkennen ? Maar do uitspraak van de Grieksche taal veranderd, neen dat heeft hij niet, ja.... zelfs niet in zijn eigen vaderland. Ik weet wel dat Erasmus de vader van de naar hem genoemde Erasmiaansche uitspraak wordt geacht, maar dar is die uitspraak een kind na den dood des vaders, zelfs ongeveer vijftig jaar na dien, geboren. Dit zal ons onwederlegbaar de bibliografie aantoonen, eene wetenschap, die men op dit punt al te weinig heeft geraadpleegd. Er werden namelijk in Belgiëen elders gedurende do 16e eeuw de volgende boeken uitgegeven, welke niet slechts in België, maar ook in het tegenwoordig hertogdom Limburg, met name te Maastricht, Roermond en andere steden in de Latijnsche scholen werden gebruikt, l Theophili Golii educationis puerilis linguae Graecae cum selectioribus apophthegmatibus in usum gymnasii Argentoratensis. Argentorati 1572 (Dl. II, 1580) 12". De uitspraak welke de schrijver voorstaat, blijkt uit de af beelding der volgende letters: bèta vita, ta ita, zèta :=: zita, thèta r= thita, mu r= mi, nu n ni, tau =: taf of tau. 2) Absolutissimae institutiones in Graecam linguam. Auctore Nicolao Clenardo cum succinctis annotationibus ac Latina Graecarum vocum interpretatione. Antwerpiae, Chr. Plantinus, 1576, in 12°. De uitspraak als in het vorig boek, alsmede het volgende: au, eu, tt (èta-upsilon) en oou, ongeveer als: af, ef, if, of ei en oi als i ai als ae, Niet voor het jaar 1605 werd de zoogenaamde Erasmiaansche uitspraak in de Latijnsche scholen van Holland ende West-Friesland" ingevoerd en wel door Gerardus lo. Vossius en wel in eene spraak kunst op bevel der Staten (nota bene) geschreven. Of die Staten, welke zich wel met kleinere aan gelegenheden bemoeiden, ook de uitspraak ver ordenden, is er niet bij vermeld. Wanneer de eerste uitgaaf van dit boek verscheen, is mij ondanks vele nazoekingen in katalogen van onze Nederlandsclie bibliotheken en biografieën van Vossius, nog niet gebleken, ik ken alleen den druk van 1G89. Waarschijnlijk is de Ie uitgaaf na 1605 verschenen. De titel van voornoemde spraak kunst luidt: Gerardi lo. Vossii linguae Graecae rudimenta. In quibus dccrcto ordinum Ilollandiae et Westfrisiae in usum scholarum ejusdem Provinciae, declinationum et conjugationum paradigmata cum facilioribus regulis Grammaticae exhibentur. Editio postrema. Amstelodami, 1689. 12". In dit boek wordt de orthodoxe" Iloïandsche uitspraak der Grieksche taal onderwezen, een meesterstuk van welluidcndheid! Bèta niet als gelijk men gewoonlijk uitspreekt {ut vulgo pro'nundant), de iota is drielettergreepig en een klinker, geen medeklinker, de ta is gelijk aan de lange e, wordt uitgesproken als in de laatste lettergreep van hot woord BEGEERT, men hoort dezelve in het geblaat der schapen (!) en zij wordt niet als i uitgesproken. Verder worden ai als ai niet als c att als au niet als af ei als ei niet als i eu als eu niet als ef oi als oi of oe niet als i ou als de Duitsdie u ui als ui niet als i u, (èta-upsilon) ais CM niet als if oou (omcga-upsilon) als ou niet als of uit gesproken. Doch moet de ondorgcschreven i in de oneigenlijke tweeklanken welke zij vormt met de lange alpha, de ta en omega niet worden uitgesproken. Aldus Vossius, en uit zijne woorden kunnen wij bet volgende opmaken: lo. Dat ten tijde dat Vossius zijn spraakkunst schreef, de uitspraak der klinkers en tweeklan ken in ons land dezelfde was als die tegenwoor dig in Griekenland nog is, en gelijk velen, waar onder schrijver dezes, ze wederom gaarne inge voerd of liever hersteld zagen, want het geldt geen nieuwigheid: Vossius toch zegt dat men de ta (ita) niet moest uitspreken gely'k men ge woon was en overal voegt hy er bij hoe men wél en hoe men niet moet uitspreken, terwy'l de ver worpen uitspraak juist die der Nieuw-Grieken is. Waartoe anders die uitspraak er bij gemeld als niemand ze kende en volgde. 2. Dat de voorvechters der Erasmiaansche uit spraak inconsequent zijn even als Vossius; zij toch schrijven als hij: paradigmata, met eene i, welke verworpen letter zy niet moesten gebruiken waar de Grieken paradeigmata schrijven met eene ei. Die i moest maar geheel afgeschaft worden door ons Hollanders, daar onze taalkenners(?) juist in den tijd der renaissance al begonnen zijn ze uit onze taal te verbannen in een aantal woorden, eerst de lange i (ij, in de handschriften als r of ij geschreven), later ook de korte met onze lieve ij verwarrend; poezij, melodij, profecij klinkt ook zoo betooverendj en dan: zekerlijk, werkelijk enz. Toen dan ook een geacht letterkundige zekerlek" of zekerlik" begon te schrijven, werd hij bepaald uit gelachen door onze deskundigen. Ik zou dan voor stellen ook maar de Grieksche i in i/j te veranderen; ij en klinken zoo wat eender en hikoo is im mers een nevenvorm van hèkoo (komen)? Probatum est. Zou het niet beter zijn, naar het voorbeeld der Grieken de ta als i uit te spreken ? Als ik hier van Hollanders spreek bedoel ik de Amsterdammers, mijne geachte stadgenooten, volstrekt niet, zij toch zijn niet zoo ta gezind, en spreken ben, als bin uit, eene uitspraak die volle recht van bestaan heeft, en den heer Sicking in zijn werk, Annotationes ad Antiatticistam (Arnst. 1883) aanleiding gaf, bladz. 65, te schrijven: Ik zou de ta liever als i uitspreken, ongeveer als de i in onze gesloten lettergrepen, gelyk het Amstersterdamsche plebs" de e gewoon is uittespreken in de eerste persoon enkelv. van het werkwoord zijn". 3o. Blijkt uit Vossius' spraakkunst dat de vol gelingen dier voorstanders inconsequent zijn, want Vossius zegt dat men in de tweeklanken gevormd door lange a, ta en omega met onders;egchreven i, die i niet moet uitspreken; en op onze gymnasia ? Daar hoort men : aai, ooi, 'ei. Hoe welhudend ? Bijvoorbeeld boe zielverhelïend klinkt het niet: hai machai kai hai nikai ? 3) En, lelumai, lelusai, lelutai, enz., enz., enz.? Zou het niet zonde zijn deze schoone uitspraak alleen tot de tweeklank ai te beperken en niet ook tot de tweeklank gevormd door lange a met ondergeschrevén iota uit te strekken ? 4J. Dat de voorstanders van de zoogenaamde Erasmiaansche uitspraak niet slechts aan de Westphalen, maar ook aan de dieren hunne argumen ten ontleenen. Erasmus toch wil uit het geroep van den Griekschen koekoek bewijzen dat de u niet als i wordt uitgesproken (Zie Erasmus de recta Latini Graecique sermonis pronunciatione) en Vos sius met Erasmus uit het geblaat der schapen. dat ta niet als i klinkt, deze toch roepen bèof blè; dat staat als een paal boven water. Dat b heeft bij de beoefenaars van het Grieksch zooveel opschudding verwekt, dat Lichtenberg, het bekende vers van hakespeare uit Hamlet parodieerende, uitriep: to bha or not te bha that is the question. Maar Vossius heeft geen invloed gehad op de scholen van Belgiëen Limburg, daar toch, gelijk in velo scholen van Duitschland werd tot 1794 de uitspraak behouden, welke nu nog de Grieken vol gen. Deze uitspraak wordt althans onderwezen in het boekje, dat in de meeste scholen van België, ook te Maastricht en Roermond werd gebruikt; namelijk de spraakkunst van Jacobus Gretserus, professor te Ingolstadt, waar ook Reuchlin eens onderwijs gaf. Dit boek heeft tot titel: Rudimenta linguae Graecae ex primo libro institutionum Jacobi Gretseri. In usum secundae classis grammatices. Leodii, 1637. in 80. De uitspraak wordt in dit boek omschreven als in de spraakkunsten van Clenardus en Golius, maar Gretserus voegt er nog aan toe dat men onder het lezen volgens de accenten moet uit spreken. Al deze boeken van Golius, Clonardns, Vossius en Gretserus bevinden zich op de stadsbiblotbeek te Maastricht. Ik eindig dit artikel met den wensch uit te spreken, dat men toch weldra ook in ons land eens zal inzien wat J. J. Ampère zoo juist en goed schreef in zijn werk: La Grèce, Rome et Dante, tudes littéraires (Paris 1848, bladz. 83) En somme, il y a profit a suivre une prononciation vivante, bien que les siècles aient pu alt rer Ie type antique d'oüelle provient. Cetto methode sera toujours préf'érable il un système purement arbitraire, et Ton sera toujours plus pres d'Homère et de Sophocle en prononc.ant Ie grec comme un mendiant d'Athènes qu'en Ie prononcant comme un helléniste de Rotterdam." l) Om den zetter moeite te besparen gebruik ik de Latijnsche letters en schrijf de eeta als . 2) Erasmus sprak het Griekscb uit gelijk Reuch lin, maar, gelijk een tijdgenoot van hem getuigt, hij schreef dit werkje: ut vidoretur ipse ejus rei inventor" (om de eer der uitvinding). Zie Sylloge Havercampii. 3) En hoe leelijk klinkt het niet: aei dcmalakoisi kai aimalioisi logois? De Grieken spreken het .aldus uit: ai démalakissi kèmaliïssi logis. A. J. FLAMEKT. Een gedicht ran Dein. Kijdoniotis. Uit het Nieuw Grieksch. In het keurig werkje van mevrouw M. Zwaansdijk te Nijmegen, getiteld : Korte Leiddraad voor het leeren der hedendaagsche Helleensche taal, Nijmegen 1885, en waarin zij op meesterlijke wijze het zoogenaamde Nieuw-Grieksch verdedigt, uit eenlegt, met de oudere taal vergelijkt, zoowol de spraakkunst als de uitspraak, komen tot sta ving ook oen aantal fraaie gedichten voor. Een daarvan is van den dichter Dem. Kydoniotis te Piraeus en verscheen in het tijdschrift do Palingenesia" van 28 Mei 1877. Het is eene lijkklacht op zijn zoontje, en hoewel mevr. Zwaansdijk het gedicht heeft vertaald, zoo meen ik toch geen onnoodig werk te verrichten, door dit vers opnieuw te vertalen, de versmaat behoudende. Het beste middel om eene taal aan te prijzen is: de meesterstukken en voortreffelijke voortbreng

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl