De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 15 april pagina 3

15 april 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

564 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Door de lichte haren van dien baard gluurt van het midden van zijn shawldas een schitterende steen u tegen?die wel een echte zal zyn. Het hoofd is gedekt met een niet te dikken haardos van dezelfde kleur doch een ietsje don kerder dan de baard die aan deu linkerkant gescheiden in lichte krullen eindigt. Ziedaar de heer Van Lynden! Ik behoef er wel niet bij te voegen, dat aan houding, bericht en opzending niet verlangd worden. Uit Parijs. Daar wordt tegenwoordig met vereende krach ten aan een grootsch werk gearbeid, zonder dat daartoe eenig wachtwoord werd gegeven, zonder dat eenig bestuur de leiding daarvan op zich nam, met een toewijding en ijver, welke te grooter mogen heeten naarmate zij meer belangeloos zijn. Men is namelijk bezig den inventaris op te maken van den rijken schat van legenden en volks overleveringen van Frankrijk. Deze beweging tee kent zich niet het minst door de werkelijk merk waardige belangstelling, waarmede men het.geheele land door de oude sprookjes en verhalen; onder het volk in omloop zoekt te verzamelen. 't Is in onze dagen een mode geworden aan folk-lore te doen, een mode, die even tyranniek is als alle andere. Als gij er geen roem op draagt, min of meer een folJc-loriste te wezen (een uit den aard der zaak ietwat geheimzinnige bena ming ter aanduiding van hen, die met hartstocht zich aan die studiën over het volk wijden) dan loopt gij groot gevaar van voor een zeer bekrom pen verstand gehouden te worden. In de salons der wereld zijn besprekingen over allerlei bijgeloovigheden, naïve vertellingen vol oorspronkelijke uitdrukkingen over oude gewoonten en zeden aan de orde van den dag, en jonge elegante schoonen onderhouden u met buitengemeen gemak over het symbolisme van mythen en fabelen-cyclus 't Is letterlijk een rage geworden om de boeren te ondervragen en aan het babbelen te brengen en men maakt niet zelden van allerlei listen ge bruik om hun tong los te krijgen, om hen maar de een of andere legende, die in hun streek te huis behoort te doen vertellen. Onze beertjes zijn slim en listig en ik zie den dag naderen waarop zy voor eenige geringe belooning zich, ziende welk een succes hun verhalen hebben, zullen gaan behelpen met allerlei verschrikkelijke ophakkerijen, zoodra hun schat van werkelijke overleveringen zal zijn uitgeput. Dan zult gij op uw tellen moe ten passen, o liefhebbers van folk-lorisme, vooral gij, die de ondervinding mist van de echte ijve raars, die het eerst, met kennis en doorzicht, onze oude volksliteratuur hebben doorsnuffeld en on derzocht, zooals een Luzel, Villeinarqué, Sébillot, Millien, Bladé, Carnoy en anderen. Ook oude spelen en lang vergeten gebruiken schijnen weder tot eere te zullen komen. Provence vooral mocht eertijds gaarne met eenigen ophef zijn feesten vieren, die hun eigenaardige gratie hadden behouden. Maar de Bretagners doen sedert eenigen tijd ook al hun best om te tooncn, dat zy altijd een eigen litteratuur er op na hebben gehouden. In de volgende week zullen zeker tal van Parijzenaars zich te Morlaix verzamelen, om er de voorstelling bij te wonen van Ie Mystère de Sainte-Tryphine, dat door Bretonsche acteurs in de aloude taal hunner voorvaderen zal worden opgevoerd, en zij zullen zeker, ook waar lang niet allen hem kunnen verstaan, den persoon toejuichen, die in den proloog, naar ouden trant den inhoud der op te voeren bedrijven den volko zal verkondigen: Buez santez Trephin, hayhebreur Rervoura " Het leven van de heilige Triphine en dat van haren broeder Kervoura, dat is het onderwerp, waarover gedurende twee dagen het mysteriespel zal loopen." Men kan een weinig den draak steken met die folk-loristes" van den kouden grond, wien hot aan diepe overtuiging ontbreekt en die wanen alles te ontdekken." Maar als die studiën met wezenlijken ernst worden behandeld, hebben zij veel aantrekkelijks. Daargelaten zelfs de ethnologische of wijsgeerige beteokenis, die zij kunnen hebben, zijn het meerendeel dier oude vertellin gen zoo aardig en lief, dat men daarom alleen reeds van ze moet houden. Daar de bekwame zoekers geenszins ontbreken, gaat er bijna geen maand om, dat er niet een verzameling in 't licht komt, waarmede de oningewijdcn zich kostelyk kunnen vermaken, want, enfin, men kan toch niet altijd naar Peau d'Ane luisteren! In de laatste dagen alleen zijn wij een gansch bouquet rijker geworden van verhalen, die zoo wat van overal bijeengebracht en uit hun oor spronkelijk taaleigen vertolkt zijn. M. Buissac heeft ons de legenden van het eiland Mauritius gegeven, welke door de naievo liefelijkheid van hun creoolsch patois een eigenaard ge bekoring bezitten. M. Jules Lecoetir heeft in zijn schetsen van denNormandischen Bocage de ondeugende stre ken en kwaadaardige poetsen weder voor den geest geroepen, welke op rekening worden gesteld van do Kaboutermannetjes, de naaste bloedver wanten van de Bretonsche Korigans, of de hek serijen van de Witte vrouwen", die men zich wel moet wachten op eenige wijze te beleedigen, wanneer men ze in de landes tegenkomt. De geschiedenis van eene dier Normaridische feeën is ondanks hare droefgeestigheid toch aan trekkelijk. Aangebeden door den heer de Ras nes, had zij er in toegestemd in zoover mensch te worden, dat zij zijne vrouw werd. Maar of schoon er altijd nog reden tot ongerustheid bestaat als men een fee tot echtgenoote heeft, zelfs wan neer deze eene goede fee is, leefde de heer de Rasnes toch in de hoogste verrukking, omdat zijn schoone droom werkelijkheid was geworden. En dat geluk zou bovendien duurzaam kunnen wezen, indien slechts de naam van den dood, die aan alle liefelijkheden een einde maakt, niet werd genoemd in tegenwoordigheid der fee. Men kan licht begrijpen, dat de heer de Piasnes mot de grootste zorgvuldigheid daarvoor waakte; maar op een goeden dag, daar maakte hij zich, hoe gelukkig hij zich ook gevoelde, om een kleinig heid geweldig boos, en zwoer bij den dood". JEn de fee verdween onmiddellijk en loste zich op in een nevel, zonder eenig ander spoor van haar verblijf op aarde na te laten dan den indruk van haar bekoorlijk klein voetje op een der tin nen van het kasteel. Te vergeefs smolt onze sire de Kasnes in tranen weg; de fee had het recht verloren zich weder zichtbaar te maken, maar soms liet zij des nachts hare jammerklach ten hooren tegelijk met die van haren armen, onvoorzichtigen echtgenoot. Een ander zoeker, M. Félix Arnaudin, heeft ons willen verrijken met de Contes de la Grande Lande, en hij citeert zeer nauwkeurig zijn zegsliedea, eenvoudige herders, spinsters en oude land lieden. Die vertellingen hebben uatuurlyk meestal een grilligen en buitensporigen inhoud en verra den vrijwel haar Gasconsche afkomst, door een grooter mate van gnitigheid en schalksheid dan men van een land, dat er zoo doodsch en droevig uitziet, zou verwachten. Zoo b. v. de geschiedenis van Compère Louison, die, nadat zijn tuin door een rukwind gehavend en verwoest was, stoutweg de Moeder vanden wind" gaat opzoeken om van haar schadeloosstelling voor dat verlies te vragen. En de moeder van den wind, die een goedhartig vrouwtje is, ofschoon zij aan dat verschrikkelijk boosaardig kind het leven heeft geschonken, geeft hem als schadever goeding een tooverservet, dat men slechts over tafel behoeft uit te spreiden om een kostelijk maal daarop te zien verschijnen. Louison heeft evenwel de dwaasheid om op de tooverkracht van zijn servet te gaan bluffen, goed zuidelijke als hij is, en nu wordt het hem ont stolen. Hij weer naar de Stpeder van den wind, die hem eerst een berisping toedient en dan een eend meegeeft, welke gouden eieren legt. Ook deze wordt hem afgenomen en als hij opnieuw zijn leed klaagt aan de Moeder van den wind, dan geeft zij hem ditmaal slechts een kruk, maar een kruk, die op bevel van haar eigenaar, de lieden zonder ophouden afranselt. Met behulp van die wrekende kruk krijgt Loui|on spoedig zijn beide verloren schatten terug. Of wel, het is het verbazend avontuur van een haan, wien men zijn beurs ontfutseld heeft en die nu den dief gaat opzoeken, onderweg een zwerm wes pen, een vos, een wolf, een meer (wat een maag voor een haan!) inslokt en door het achtereen volgens teruggeven van die zeer heterogene zaken, een vreemdsoortige wraak op zijn dief neemt. Men moet bij dergelijke vertelsels alle commen taar achterwege laten, niet zoeken te verklaren, noch naar een verborgen zin zoeken; daar kun nen zij slechts bij verliezen! Hun eigenaardige bekoorlijkheid is juist gelegen in dat bloempje van aardige leugens, evenals hun onjuistheden en bonte kleuren de aantrekkelijkheid uitmaken van de volksprenten. O, die volksprcnten, zij zijn ook een bron van vrij onschuldig genot en men zou in verzoeking komen er een klein museum van aan te leggen! A. B. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Fransche-Laanschouwburg: Floria Tosca. Salon des Variétés: Sptd niet met vuur. Men zal nu toch niet meer zeggen, dat de Hollanders zich met een Chineeschen muur om ringd hebbeu, om zoo mogolijk vreemd te blijven aan het leven in de groote middelpunten van het buitenland. Ieder-een interesseert zich voor de huwlijkskansen van den Prins van liattenbcrg; ieder-een memorizeert het stcmmental, dat de Generaal Boulanger op zich vereenigd heeft; ieder-een vindt het aardig van don Koning der Belgen, dat hij aan het woord Congo nog een andere beteekenis gehecht heeft dan die van zeer goede zwarte thee: de Mikado" wordt in twee schouwburgen vertoond; in twee andere treedt la Tosca voor het voetlicht. De ondernemende tooneelfirma A. van Lier heeft zich, voor de uitvoering, de hulp verzekerd van het begaafde zusterpaar, de Dames Joséphinc en Jcanne de Groot. Dat de laatste mot het geschenk van haar hand den Duitschen tooneolkunstenaar Saalborn beglückt" heeft, komt het publiek ten goede: want daardoor schijnt de verbintenis van den Heer Saalborn als regisseur aan het tooneel van Nederland meer verzekerd. Wij plukken werkelijk hiervan reeds, in de mise en scène van Sardous vreeslijke drama, do vruchten. Wij veroorloofde» ons op de kostumecring in den Stadsschouwburg eenige aanmerkingen; zij zijn ook hier grootendeels van toepassing. Princes Oi-lonia, Mevr. Holtrop van Gelder, droeg te-recht geen sac Louis XV. Dat de Dames op de soiree bij de Koningin niet gepoederd waren is echter bezwaarlijk te rechtvaardigen in een kring, waar het oude rfyinie nog ten throon zat. liet jaartal (1800) is hiervoor geene voldoende ver klaring. Wij kunnen hier geen cours d'histoire de la perruque openen (hot onderwerp is anders belangrijker dan menig domkop zich verbeeldt)... wij zullen dus over de nuances der pruiken Louis XV en XVI heenstappen. Do reden, dat de voortreffelijke Baron Scarpia (do Hr. Veltman) geen degen droeg, is waarschijnlijk te zoeken iu het ongerief dat zoo'n wapen, als bijna d warsstok, de bewegingen, in eene kleine ruimte, zeer belemmert; maar ik moet de opmerking maken, dat die degens, in de tweede helft der XVIIlo Eeuw, ook niet zoo horizontaal hingen als men zo op het tooneel doorgaands aangordt. Nu wij toch met de uiterlijke toerusting be zig zijn, mag ik wel zoggen, dat men do kerkschildciij liever niet naar het publiek gekeerd moest plaatsen, wanneer men er geen Muydalenu op afgebeeld heeft. Deze hier was veeleer een Maria-Hemelvaart en do Mar/dalena op de schil derij van Cavaradossi-De Jong toonde geen spoor van den bekenden type. Maar het wordt tijd, dat wij een woord van de verdienstelijke vertooning en liet spel der artiesten zeggen. Onmiskenbaar gaan vele passaadjes in de rol der hoofdpersoon de krachten van Mevr. Saalborn te boven. 'Natuur en een niet genoeg te prijzen studiolust hebben haar veel gegeven; maar niet genoeg. Het hart verscheurend tooiiccl bij de pijnbank van Mario is hoogst verdienstelijk door haar voorgedra gen; maar doorgaands niet voorgesteld. Naar mate de Heer Veltman met meer charakter speelt, kwam het gemis te sterker uit. Zwak was ook het spel met den Heer Potharst, als zij ont dekt, dat de verscholene een man, geen vrouw is. Niet zonder effekt daarentegen was het ne men en plaatsen der kaarsen by het lijk, en haar heengaan. De Heer Potharst (Caaaradossi) was zeer goed; maar de persoon is, bij Sardou, te on beduidend om het voorwerp van zoo veel snood heid, als die van den Baron Scarpia, te zijn. De Heer Hesseliuk had te worstelen met zijn ver momming (als werkman?), en kan bezwaarlijk, door den schilder en het publiek, voor den broe der van een Markiezin worden gehouden. Mevr. Potharst-Grader was zeer wol in het charakter der Koningin ingedrongen. De Heer Fiirber heeft niet onverdienstelijk den ouden Attavanti gegeven, al was zijn grime wat sterk. In 't geheel was anders de mélce der hovelingen (Heoren en Dames) zeer voldoende. Hoe komt Sardou toch aan den naam van Vloria? Hij is toch niet uit het zelfde italj. woordenboek geput, waar de prononciation figurée tsjivita vetsjia", in plaats van vekkia", voor Gioitii vecchia aangeeft? Maar hoe dit alles zij summa summantm hebben wij ons gaarne bij het handgeklap van het publiek, ter huldiging van den ijver der schouwspelers, aangesloten. * * * Het geestige blijspel van den Edelman Gustav Heinrich Gans von Putlitz Spielt nicht mit dem Feuer" wordt, dezer dagen, in den Salon der Heeren Kreukniet en Mutters, met groot talent vertoond. In deze onderhoudende, goed gespon nen komedie, waarbij, in het 3e Bedrijf, dank zij het uitmuntende spel van den Heer va» den Heuvel (als de zeeman Godfried) en van Mevr. Marie Verstraete, in de rol van Alice van Wolden, ook de gevoelige snaar lieflijk weerklinkt, ondervindt men, wat op een klein tooneel, met beperkte middelen, toch ter streeling van den kunstzin gedaan kan worden. Dat de Heer Alben Mutters voor den ouden Doktor speelde, is gezegd, dat wij met een voortreflijke schepping te doen krijgen; terwijl ook de Dames van Ollefeu-KIoy, Huysers en De Boer-van Rijk (als het dochtertjen), met den Heer Barendse (de advokaat) en den Heer Sprinkhuysen, tot eene charakteristieke vertooning het hunne bijdroegen. 't Was jammer, dat de Woensdagavond, waarop men het publiek pleegt te noodigen, dat niet van tabaksrook in den schouwburg houdt, niet drukker bezocht was. Er zijn hier ter stede weinig uitspanningsplaatsen, waar men, tot niodieken prijs, zoo veel voor geest en hart meedraagt. De auteur van liet stuk, Baron von u. zu Putlitz, die met de Gravin Elisabeth von Köuigsmark ge trouwd is, leefde tot 18(J.'i (geb. 1821) op zijn land goed Iletzicn, werd toen Direktenr van 't Hoftheater to Schwerin, 18G7 Hofmaarschalk van den tegenwoordigen Keizer van Duitschland,en 187.'! Generaljr.tfMidaiit'' van het hof theater van Karlsruhe. Onder j v...in beste tooncclslukken heeft hij er een aan onsen Stadhouder Koning Willem don lllo gewijd. Hij is ook roman- en geschiedschrijver. De vertaling van het nu gespeelde stuk wordt door eenige germanismen ontciord. Het woord geblameerd" is inderdaad zeer blamabei. 11 April 1888. A. Tir. LA GRANDE MARNIÈRE. Het nieuwe drama van OHNET. Het is vermakelijk te zien, hoc Georgos Ohnet, de schrijver van Le mnttre de forf/es (Do in dustrieel van Pont-Avesnes), van Sertje l'taiine on La Ocwife.-ise Sarah, al welke stukken hunne opvoeringen bij honderdtallen tellen, door de kritiek behandeld wordt. Sarcoy, die altoos tracht te begrijpen, waarom het publiek zich geamuseerd heeft, kan geen goed woord vinden; Lemaitre, die zijne verachting voor Ohnet nooit verborgen heeft, triomfeert uit de hoogte ; Louis Dcnayrouze, in do HépMique, wil wedden dat Ohnet ontoere kenbaar is, en zelf niet ziet, hoe alles oud en afge schreven is, wat hij ten tooneelc voert; Durranc, in de Justice, meent, dat Ohnet zich tot taak ge steld heeft, de kritiek en de litteratuur zoolang te ergeren, tot zij zwijgen en hem zijn gang laten gaan; Albert Wolft', die in Fii/aro een artikel aan den ouden acteur Paulin Ménier en diens ver schillende rollen wijdt, noemt met geen enkel woord het nieuwe stuk van Ohnet, dat zijn succes voornamelijk aan Ménier te danken heeft. De roman La tjrtuide Marnicre, (als De groote Mergelgroeve ook iu het Nedcrlandsch vertaald) heeft veel succes gehad en ook het drama is goed ontvangen. Do intrige is banaal interessant; twee jongelieden, wier vaders vijanden zijn, be minnen elkaar, en worden ten slotte vereend; de vaders verzoenen zich. Hier tusschcndoor speelt een justitie-roman; een braaf en eerlijk jonkman wordt verdacht van het vermoorden van een knap boerenmeisje. Ten derde is er het oude melo drama-type van den idioot in, die hot meisje ver moord heeft en des nachts in den maneschijn hardop loopt te peinzen. De drie intriges zijn ver bonden door het feit, dat de verliefde jongman advokaat is, en den valschelijk beschuldigde, een broeder van de jonge dame die hij bemint, vrij pleit; terwijl hij tevens zooveel geld verdient, dat hij onafhankelijk is van zijn boozen vader, en zoo welsprekend is, dat hij zoowol den vader deijonge dame, als deze zelve en zijn eigen vader overtuigt. Een type in het stuk is do oude C'arvajan, de vader van den advokaat, een woekeraar, die behalve uit hebzucht, ook nog om een oude per soonlijke vecte, den markies de Clairfont ruïneert. Dit type, in den geschreven dialoog niet zeer waarschijnlijk of belangrijk, is door den ouden acieur Paulin Ménier met onovertroffen talent gecreëerd. Alle critici zijn vol bewondering er over. Behalve dit type zijn opmerkelijk acht prachtige decoratieven, door do directie dor ForteSaint-Martin voor de acht tafereelon van het stuk besteld, en voorts een goed geschreven tooneel, dat tusschen vader en zoon in het vierde bedrijf. * * * Als ik kwaad van het stuk zeide, zou ik in herhalingen vallen. Als ik er goed van zeido, zoudt gij mij niet gelooven. Ik zal dus vertellen zonder commentaren," zegt Jules Lemaitre. En hij begint: Het eerste bedrijf is allerliefst om te zien. Rechts een landelijke herberg, links een waschplaats achter een boschje, een donkere weg, die onder de hazelaars verdwijnt; in het midden een ruim, prettig verlicht landschap, een golvende heuvel, waarop de roode daken van een fabriek afsteken en waarop gij in de verte een oud kasteel met torentjes en een terras met hooge linden ziet afsteken. Het landschap is in grootschen stijl geteekend en doet denken aan de schoonste blad zijden, van Georgo Sand. (Er komen verschillende personen praten; zij vernemen dat Carvajan, maire van la Neuville en bankier-woekeraar, een onverzoenlijken haat koes tert tegen den markies de Clairfont, een ouden droomer, die door do manie der uitvindingen be zeten wordt en reeds half geruïneerd is; maar ook, dat Pascal, de zoon van den woekeraar, bij toeval freule Antoinette ontmoet heeft en dat zij, zooals van zelf spreekt, op elkander verlioven zullen). Tweede tafereel: dorpskermis. Een grooto linnen tent met roode strepen; Venetiaansche ballons. .." Zoo gaat het voort; Lemaitre schildert telkens uitvoerig het prachtig decoratief en vertelt in vijf woorden, als bijzaak, wat er gebeurt. Dan besluit hij: Ik zal geen kritiek oefenen. Gij zult mij geen enkel onaangenaam woord voor den schrijver ont lokken. En daar alle onderwerpen ieders eigendom zijn, zal ik, al constatcerendo dat Lu Grande Marnicre hetzelfde is als L'idée de Jean Têterol, Le f'ds Maugnrs, en zelfs een weinig MUe de la Seiglière en Par droit de conqiiête. en men er ook La -recherche de, Pabsolu en Maitre Guérin in geëxcerpeerd heeft, mij daarop niets laten voor staan. Als ik dan nog zeg, dat de heer Georges Ohnet van het werk van Balzac, Angier, George Sand, Sandeau, Legonvé, Theuriet en Cherbnliez niets dan werk van Georgos Ohnet gemaakt heeft, zal ik mij daarover niet boos maken, of er mij over verwonderen; want wat kon hij er anders van maken, dat vraag ik u? Hij heeft dat alles klaar gemaakt ten genoegen van eenvoudige zielen, en dat is, in zeker opzicht, een edele taak.. .." En ten slotte: Laat ons liet dan zóó eens worden: de eene helft van het succes komt toe aan do decors en de vertolking; do tweede is toe te schrijven aan de samenstelling en den graad van beschaving der massa,... en de derde heeft men te danken aan het talent van den schrijver." * * * Durranc noemt het stuk eene volksbewerking van Romeo en .lulietto voor de menschen die geen tijd hebben," en vindt het niet boter, maar ook niet slechter dan de melodrama's van het Ambigu, waarbij toch zooveel brave menschen gingen zitten schreien. Louis Denayrouze zegt: Ieder ander dan Ohnet zon terstond gemerkt hebbon, dat hij de intrige van Maitre Guérin namaakte; maar ik houd het ervoor dat Ohnet eerlijk is. Hij heeft een j3ar lang het gronddenkbeeld van zijn stuk in elkaar gezet en bewerkt, het versierd met ornamenten aan twintig oude mélo's ontleend, en heeft misschien eerst heden avond gemerkt, dat al'cs reminidcenzcn zijn . . . of misschien gevoelt bij het nog niet." Sarcey's redoneering, oogenschijnlijk goedig beginnend, is deze : Ik zie gaarne ecu romanesk stuk, ik laat mij gaarne amuseeren door liet schouwspel lioo oen prinses met een herder trouwt, maar dan moet het ook amusant en romanesk zijn. Nu is hot stuk van Obi'.et volstrekt niet amusant, en evenmin romanesk; de jongelieden blijven op den achter grond en al wat zij zeggen is dof en laf: dit is de eerste teleurstelling. Dan komt Carvajan, de vader-woekeraar, en men verwacht eene studio der sociale worsteling tusschen do standen ; deze komt niet, tweede teleurstelling. Eindelijk komt het assises-drama en men verwacht een van die vernuftige opeenstapelingen van sclüjnbewijzcn, die even vernuftig ontward worden. Derde teleur stelling: de rechter van instructie die op deze bewijzen voortbouwt, de ambtenaar van het open baar ministerie, die daarop zijne acte van beschul diging bouwt, moeten d'une bilige iilt'n/c zijn. Zoo is het stuk. Het onwaarschijnlijke der toestanden, het onzamenhaiu-ciule der karakters, het alleiUagsche van den dialoog hebben mijn smaak ervoor bedorven, maar ik moet zeggen, dat hot publiek van den eersten avond zich goed scheen te amu seeren en dat van den derden avond nog mot belangstelling do (historie scheen te volgen. Ik geef dan mijn indruk voor hetgeen bij waard is." Men beweert dat Georges Ohnet zich bij de eerste vacature voor de Académie candidaat zal stellen. Van zijn MuUre, de /orrjcs zijn tweehon derd achtenvijftiguuizend exemplaren verkocht, van zijne andere romans zijn do cijfers: Serr/e l'anine 150,000, Li t Comtcxse Sarah W.OIJO, Lu flfamla Marnière l;">2,0i>(), Li sa j^lcuroit 108,000, Les Dames de Cmi.,;-3ïnrt en Volante ieder 160,000 en Noir et liose 71,000. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. In navolging van wat gewoonlijk te Parijs in de week vóór Paschen geschiedt, werd door de direc tie van het Ilaagsche Opera-gezelschap te 's Hage in het Paleis voor Volksvlijt een zoogenoemd Concert-Spirituel" gegeven, waarbij do mede werking van de koren der Leidsche /angvcrceniging onder de leiding van den Heer Wilhem van peren werd verkregen. Men zou, te oordeoleii naar het programma, verwacht hebben, dat deze muzikale bijeenkomst van een zuiver religieus karakter meest wezen. Doch programma's zijn geduldig en het is ons gebleken, dat alleen de aanduiding der verschillende nummers dien stem pel droeg. Er stond dan ook te lezen prièro de Moïso, Ave Maria, Le Crucifix, Marie Magdeloine, Inilaminatus" en nog weder een Prière'', doch inhoud en vorm dor muzikale werken, die ten gchooro wer den gebracht, hadden veilig andere titels kunnen dulden. Van religieuse wijding was er geen spr?.ko. liet publiek on de executantcn zelvon waren in de vaste overtuiging, dat een concert mondain"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl