Historisch Archief 1877-1940
564
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Door de lichte haren van dien baard gluurt
van het midden van zijn shawldas een schitterende
steen u tegen?die wel een echte zal zyn.
Het hoofd is gedekt met een niet te dikken
haardos van dezelfde kleur doch een ietsje don
kerder dan de baard die aan deu linkerkant
gescheiden in lichte krullen eindigt.
Ziedaar de heer Van Lynden!
Ik behoef er wel niet bij te voegen, dat aan
houding, bericht en opzending niet verlangd
worden.
Uit Parijs.
Daar wordt tegenwoordig met vereende krach
ten aan een grootsch werk gearbeid, zonder dat
daartoe eenig wachtwoord werd gegeven, zonder
dat eenig bestuur de leiding daarvan op zich nam,
met een toewijding en ijver, welke te grooter
mogen heeten naarmate zij meer belangeloos zijn.
Men is namelijk bezig den inventaris op te
maken van den rijken schat van legenden en volks
overleveringen van Frankrijk. Deze beweging tee
kent zich niet het minst door de werkelijk merk
waardige belangstelling, waarmede men
het.geheele land door de oude sprookjes en verhalen;
onder het volk in omloop zoekt te verzamelen.
't Is in onze dagen een mode geworden aan
folk-lore te doen, een mode, die even tyranniek
is als alle andere. Als gij er geen roem op draagt,
min of meer een folJc-loriste te wezen (een uit
den aard der zaak ietwat geheimzinnige bena
ming ter aanduiding van hen, die met hartstocht
zich aan die studiën over het volk wijden) dan
loopt gij groot gevaar van voor een zeer bekrom
pen verstand gehouden te worden. In de salons
der wereld zijn besprekingen over allerlei
bijgeloovigheden, naïve vertellingen vol oorspronkelijke
uitdrukkingen over oude gewoonten en zeden aan
de orde van den dag, en jonge elegante schoonen
onderhouden u met buitengemeen gemak over het
symbolisme van mythen en fabelen-cyclus
't Is letterlijk een rage geworden om de boeren
te ondervragen en aan het babbelen te brengen
en men maakt niet zelden van allerlei listen ge
bruik om hun tong los te krijgen, om hen maar
de een of andere legende, die in hun streek te
huis behoort te doen vertellen. Onze beertjes zijn
slim en listig en ik zie den dag naderen waarop
zy voor eenige geringe belooning zich, ziende
welk een succes hun verhalen hebben, zullen gaan
behelpen met allerlei verschrikkelijke ophakkerijen,
zoodra hun schat van werkelijke overleveringen
zal zijn uitgeput. Dan zult gij op uw tellen moe
ten passen, o liefhebbers van folk-lorisme, vooral
gij, die de ondervinding mist van de echte ijve
raars, die het eerst, met kennis en doorzicht, onze
oude volksliteratuur hebben doorsnuffeld en on
derzocht, zooals een Luzel, Villeinarqué, Sébillot,
Millien, Bladé, Carnoy en anderen.
Ook oude spelen en lang vergeten gebruiken
schijnen weder tot eere te zullen komen. Provence
vooral mocht eertijds gaarne met eenigen ophef
zijn feesten vieren, die hun eigenaardige gratie
hadden behouden. Maar de Bretagners doen sedert
eenigen tijd ook al hun best om te tooncn, dat
zy altijd een eigen litteratuur er op na hebben
gehouden. In de volgende week zullen zeker tal
van Parijzenaars zich te Morlaix verzamelen, om
er de voorstelling bij te wonen van Ie Mystère
de Sainte-Tryphine, dat door Bretonsche acteurs
in de aloude taal hunner voorvaderen zal worden
opgevoerd, en zij zullen zeker, ook waar lang
niet allen hem kunnen verstaan, den persoon
toejuichen, die in den proloog, naar ouden trant
den inhoud der op te voeren bedrijven den volko zal
verkondigen: Buez santez Trephin, hayhebreur
Rervoura " Het leven van de heilige
Triphine en dat van haren broeder Kervoura,
dat is het onderwerp, waarover gedurende twee
dagen het mysteriespel zal loopen."
Men kan een weinig den draak steken met die
folk-loristes" van den kouden grond, wien hot
aan diepe overtuiging ontbreekt en die wanen
alles te ontdekken." Maar als die studiën met
wezenlijken ernst worden behandeld, hebben zij
veel aantrekkelijks. Daargelaten zelfs de
ethnologische of wijsgeerige beteokenis, die zij kunnen
hebben, zijn het meerendeel dier oude vertellin
gen zoo aardig en lief, dat men daarom alleen
reeds van ze moet houden. Daar de bekwame
zoekers geenszins ontbreken, gaat er bijna geen
maand om, dat er niet een verzameling in 't
licht komt, waarmede de oningewijdcn zich
kostelyk kunnen vermaken, want, enfin, men kan toch
niet altijd naar Peau d'Ane luisteren!
In de laatste dagen alleen zijn wij een gansch
bouquet rijker geworden van verhalen, die zoo
wat van overal bijeengebracht en uit hun oor
spronkelijk taaleigen vertolkt zijn. M. Buissac
heeft ons de legenden van het eiland Mauritius
gegeven, welke door de naievo liefelijkheid van
hun creoolsch patois een eigenaard ge bekoring
bezitten. M. Jules Lecoetir heeft in zijn schetsen
van denNormandischen Bocage de ondeugende stre
ken en kwaadaardige poetsen weder voor den
geest geroepen, welke op rekening worden gesteld
van do Kaboutermannetjes, de naaste bloedver
wanten van de Bretonsche Korigans, of de hek
serijen van de Witte vrouwen", die men zich
wel moet wachten op eenige wijze te beleedigen,
wanneer men ze in de landes tegenkomt.
De geschiedenis van eene dier Normaridische
feeën is ondanks hare droefgeestigheid toch aan
trekkelijk. Aangebeden door den heer de Ras
nes, had zij er in toegestemd in zoover mensch
te worden, dat zij zijne vrouw werd. Maar of
schoon er altijd nog reden tot ongerustheid bestaat
als men een fee tot echtgenoote heeft, zelfs wan
neer deze eene goede fee is, leefde de heer de
Rasnes toch in de hoogste verrukking, omdat
zijn schoone droom werkelijkheid was geworden.
En dat geluk zou bovendien duurzaam kunnen
wezen, indien slechts de naam van den dood, die
aan alle liefelijkheden een einde maakt, niet werd
genoemd in tegenwoordigheid der fee. Men kan
licht begrijpen, dat de heer de Piasnes mot de
grootste zorgvuldigheid daarvoor waakte; maar
op een goeden dag, daar maakte hij zich, hoe
gelukkig hij zich ook gevoelde, om een kleinig
heid geweldig boos, en zwoer bij den dood".
JEn de fee verdween onmiddellijk en loste zich
op in een nevel, zonder eenig ander spoor van
haar verblijf op aarde na te laten dan den indruk
van haar bekoorlijk klein voetje op een der tin
nen van het kasteel. Te vergeefs smolt onze
sire de Kasnes in tranen weg; de fee had het
recht verloren zich weder zichtbaar te maken,
maar soms liet zij des nachts hare jammerklach
ten hooren tegelijk met die van haren armen,
onvoorzichtigen echtgenoot.
Een ander zoeker, M. Félix Arnaudin, heeft
ons willen verrijken met de Contes de la Grande
Lande, en hij citeert zeer nauwkeurig zijn
zegsliedea, eenvoudige herders, spinsters en oude land
lieden. Die vertellingen hebben uatuurlyk meestal
een grilligen en buitensporigen inhoud en verra
den vrijwel haar Gasconsche afkomst, door een
grooter mate van gnitigheid en schalksheid dan
men van een land, dat er zoo doodsch en droevig
uitziet, zou verwachten.
Zoo b. v. de geschiedenis van Compère Louison,
die, nadat zijn tuin door een rukwind gehavend en
verwoest was, stoutweg de Moeder vanden wind"
gaat opzoeken om van haar schadeloosstelling voor
dat verlies te vragen. En de moeder van den
wind, die een goedhartig vrouwtje is, ofschoon
zij aan dat verschrikkelijk boosaardig kind het
leven heeft geschonken, geeft hem als schadever
goeding een tooverservet, dat men slechts over
tafel behoeft uit te spreiden om een kostelijk maal
daarop te zien verschijnen.
Louison heeft evenwel de dwaasheid om op de
tooverkracht van zijn servet te gaan bluffen, goed
zuidelijke als hij is, en nu wordt het hem ont
stolen. Hij weer naar de Stpeder van den wind,
die hem eerst een berisping toedient en dan een
eend meegeeft, welke gouden eieren legt. Ook
deze wordt hem afgenomen en als hij opnieuw
zijn leed klaagt aan de Moeder van den wind,
dan geeft zij hem ditmaal slechts een kruk, maar
een kruk, die op bevel van haar eigenaar, de
lieden zonder ophouden afranselt. Met behulp
van die wrekende kruk krijgt Loui|on spoedig
zijn beide verloren schatten terug.
Of wel, het is het verbazend avontuur van een
haan, wien men zijn beurs ontfutseld heeft en die nu
den dief gaat opzoeken, onderweg een zwerm wes
pen, een vos, een wolf, een meer (wat een maag
voor een haan!) inslokt en door het achtereen
volgens teruggeven van die zeer heterogene zaken,
een vreemdsoortige wraak op zijn dief neemt.
Men moet bij dergelijke vertelsels alle commen
taar achterwege laten, niet zoeken te verklaren,
noch naar een verborgen zin zoeken; daar kun
nen zij slechts bij verliezen! Hun eigenaardige
bekoorlijkheid is juist gelegen in dat bloempje
van aardige leugens, evenals hun onjuistheden en
bonte kleuren de aantrekkelijkheid uitmaken van
de volksprenten. O, die volksprcnten, zij zijn ook
een bron van vrij onschuldig genot en men zou
in verzoeking komen er een klein museum van
aan te leggen!
A. B.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Fransche-Laanschouwburg: Floria Tosca.
Salon des Variétés: Sptd niet met vuur.
Men zal nu toch niet meer zeggen, dat de
Hollanders zich met een Chineeschen muur om
ringd hebbeu, om zoo mogolijk vreemd te blijven
aan het leven in de groote middelpunten van
het buitenland. Ieder-een interesseert zich voor
de huwlijkskansen van den Prins van liattenbcrg;
ieder-een memorizeert het stcmmental, dat de
Generaal Boulanger op zich vereenigd heeft;
ieder-een vindt het aardig van don Koning der
Belgen, dat hij aan het woord Congo nog een
andere beteekenis gehecht heeft dan die van zeer
goede zwarte thee: de Mikado" wordt in twee
schouwburgen vertoond; in twee andere treedt la
Tosca voor het voetlicht.
De ondernemende tooneelfirma A. van Lier heeft
zich, voor de uitvoering, de hulp verzekerd van het
begaafde zusterpaar, de Dames Joséphinc en Jcanne
de Groot. Dat de laatste mot het geschenk van
haar hand den Duitschen tooneolkunstenaar
Saalborn beglückt" heeft, komt het publiek ten goede:
want daardoor schijnt de verbintenis van den
Heer Saalborn als regisseur aan het tooneel van
Nederland meer verzekerd. Wij plukken werkelijk
hiervan reeds, in de mise en scène van Sardous
vreeslijke drama, do vruchten.
Wij veroorloofde» ons op de kostumecring in
den Stadsschouwburg eenige aanmerkingen; zij
zijn ook hier grootendeels van toepassing.
Princes Oi-lonia, Mevr. Holtrop van Gelder, droeg
te-recht geen sac Louis XV. Dat de Dames op
de soiree bij de Koningin niet gepoederd waren is
echter bezwaarlijk te rechtvaardigen in een kring,
waar het oude rfyinie nog ten throon zat. liet
jaartal (1800) is hiervoor geene voldoende ver
klaring. Wij kunnen hier geen cours d'histoire
de la perruque openen (hot onderwerp is anders
belangrijker dan menig domkop zich verbeeldt)...
wij zullen dus over de nuances der pruiken Louis
XV en XVI heenstappen. Do reden, dat de
voortreffelijke Baron Scarpia (do Hr. Veltman)
geen degen droeg, is waarschijnlijk te zoeken iu
het ongerief dat zoo'n wapen, als bijna d
warsstok, de bewegingen, in eene kleine ruimte, zeer
belemmert; maar ik moet de opmerking maken,
dat die degens, in de tweede helft der XVIIlo
Eeuw, ook niet zoo horizontaal hingen als men
zo op het tooneel doorgaands aangordt.
Nu wij toch met de uiterlijke toerusting be
zig zijn, mag ik wel zoggen, dat men do
kerkschildciij liever niet naar het publiek gekeerd
moest plaatsen, wanneer men er geen Muydalenu
op afgebeeld heeft. Deze hier was veeleer een
Maria-Hemelvaart en do Mar/dalena op de schil
derij van Cavaradossi-De Jong toonde geen spoor
van den bekenden type.
Maar het wordt tijd, dat wij een woord van
de verdienstelijke vertooning en liet spel der
artiesten zeggen. Onmiskenbaar gaan vele
passaadjes in de rol der hoofdpersoon de krachten
van Mevr. Saalborn te boven. 'Natuur en een
niet genoeg te prijzen studiolust hebben haar
veel gegeven; maar niet genoeg. Het hart
verscheurend tooiiccl bij de pijnbank van Mario
is hoogst verdienstelijk door haar voorgedra
gen; maar doorgaands niet voorgesteld. Naar
mate de Heer Veltman met meer charakter
speelt, kwam het gemis te sterker uit. Zwak was
ook het spel met den Heer Potharst, als zij ont
dekt, dat de verscholene een man, geen vrouw
is. Niet zonder effekt daarentegen was het ne
men en plaatsen der kaarsen by het lijk, en
haar heengaan.
De Heer Potharst (Caaaradossi) was zeer
goed; maar de persoon is, bij Sardou, te on
beduidend om het voorwerp van zoo veel snood
heid, als die van den Baron Scarpia, te zijn. De
Heer Hesseliuk had te worstelen met zijn ver
momming (als werkman?), en kan bezwaarlijk,
door den schilder en het publiek, voor den broe
der van een Markiezin worden gehouden. Mevr.
Potharst-Grader was zeer wol in het charakter der
Koningin ingedrongen. De Heer Fiirber heeft niet
onverdienstelijk den ouden Attavanti gegeven,
al was zijn grime wat sterk. In 't geheel was
anders de mélce der hovelingen (Heoren en
Dames) zeer voldoende. Hoe komt Sardou toch
aan den naam van Vloria? Hij is toch niet uit
het zelfde italj. woordenboek geput, waar de
prononciation figurée tsjivita vetsjia", in plaats
van vekkia", voor Gioitii vecchia aangeeft?
Maar hoe dit alles zij summa summantm
hebben wij ons gaarne bij het handgeklap van
het publiek, ter huldiging van den ijver der
schouwspelers, aangesloten.
* *
*
Het geestige blijspel van den Edelman Gustav
Heinrich Gans von Putlitz Spielt nicht mit dem
Feuer" wordt, dezer dagen, in den Salon der
Heeren Kreukniet en Mutters, met groot talent
vertoond. In deze onderhoudende, goed gespon
nen komedie, waarbij, in het 3e Bedrijf, dank zij
het uitmuntende spel van den Heer va» den Heuvel
(als de zeeman Godfried) en van Mevr. Marie
Verstraete, in de rol van Alice van Wolden, ook
de gevoelige snaar lieflijk weerklinkt, ondervindt
men, wat op een klein tooneel, met beperkte
middelen, toch ter streeling van den kunstzin
gedaan kan worden. Dat de Heer Alben Mutters
voor den ouden Doktor speelde, is gezegd, dat wij
met een voortreflijke schepping te doen krijgen;
terwijl ook de Dames van Ollefeu-KIoy, Huysers
en De Boer-van Rijk (als het dochtertjen), met
den Heer Barendse (de advokaat) en den Heer
Sprinkhuysen, tot eene charakteristieke vertooning
het hunne bijdroegen.
't Was jammer, dat de Woensdagavond, waarop
men het publiek pleegt te noodigen, dat niet van
tabaksrook in den schouwburg houdt, niet drukker
bezocht was. Er zijn hier ter stede weinig
uitspanningsplaatsen, waar men, tot niodieken prijs,
zoo veel voor geest en hart meedraagt.
De auteur van liet stuk, Baron von u. zu Putlitz,
die met de Gravin Elisabeth von Köuigsmark ge
trouwd is, leefde tot 18(J.'i (geb. 1821) op zijn land
goed Iletzicn, werd toen Direktenr van 't Hoftheater
to Schwerin, 18G7 Hofmaarschalk van den
tegenwoordigen Keizer van Duitschland,en 187.'!
Generaljr.tfMidaiit'' van het hof theater van Karlsruhe. Onder
j v...in beste tooncclslukken heeft hij er een aan
onsen Stadhouder Koning Willem don lllo gewijd.
Hij is ook roman- en geschiedschrijver.
De vertaling van het nu gespeelde stuk wordt
door eenige germanismen ontciord. Het woord
geblameerd" is inderdaad zeer blamabei.
11 April 1888.
A. Tir.
LA GRANDE MARNIÈRE.
Het nieuwe drama van OHNET.
Het is vermakelijk te zien, hoc Georgos Ohnet,
de schrijver van Le mnttre de forf/es (Do in
dustrieel van Pont-Avesnes), van Sertje l'taiine
on La Ocwife.-ise Sarah, al welke stukken hunne
opvoeringen bij honderdtallen tellen, door de
kritiek behandeld wordt. Sarcoy, die altoos tracht
te begrijpen, waarom het publiek zich geamuseerd
heeft, kan geen goed woord vinden; Lemaitre,
die zijne verachting voor Ohnet nooit verborgen
heeft, triomfeert uit de hoogte ; Louis Dcnayrouze,
in do HépMique, wil wedden dat Ohnet ontoere
kenbaar is, en zelf niet ziet, hoe alles oud en afge
schreven is, wat hij ten tooneelc voert; Durranc,
in de Justice, meent, dat Ohnet zich tot taak ge
steld heeft, de kritiek en de litteratuur zoolang te
ergeren, tot zij zwijgen en hem zijn gang laten
gaan; Albert Wolft', die in Fii/aro een artikel aan
den ouden acteur Paulin Ménier en diens ver
schillende rollen wijdt, noemt met geen enkel
woord het nieuwe stuk van Ohnet, dat zijn succes
voornamelijk aan Ménier te danken heeft.
De roman La tjrtuide Marnicre, (als De groote
Mergelgroeve ook iu het Nedcrlandsch vertaald)
heeft veel succes gehad en ook het drama is
goed ontvangen. Do intrige is banaal interessant;
twee jongelieden, wier vaders vijanden zijn, be
minnen elkaar, en worden ten slotte vereend; de
vaders verzoenen zich. Hier tusschcndoor speelt
een justitie-roman; een braaf en eerlijk jonkman
wordt verdacht van het vermoorden van een knap
boerenmeisje. Ten derde is er het oude melo
drama-type van den idioot in, die hot meisje ver
moord heeft en des nachts in den maneschijn
hardop loopt te peinzen. De drie intriges zijn ver
bonden door het feit, dat de verliefde jongman
advokaat is, en den valschelijk beschuldigde, een
broeder van de jonge dame die hij bemint, vrij
pleit; terwijl hij tevens zooveel geld verdient, dat
hij onafhankelijk is van zijn boozen vader, en zoo
welsprekend is, dat hij zoowol den vader
deijonge dame, als deze zelve en zijn eigen vader
overtuigt.
Een type in het stuk is do oude C'arvajan,
de vader van den advokaat, een woekeraar, die
behalve uit hebzucht, ook nog om een oude per
soonlijke vecte, den markies de Clairfont ruïneert.
Dit type, in den geschreven dialoog niet zeer
waarschijnlijk of belangrijk, is door den ouden
acieur Paulin Ménier met onovertroffen talent
gecreëerd. Alle critici zijn vol bewondering er
over. Behalve dit type zijn opmerkelijk acht
prachtige decoratieven, door do directie dor
ForteSaint-Martin voor de acht tafereelon van het stuk
besteld, en voorts een goed geschreven tooneel,
dat tusschen vader en zoon in het vierde bedrijf.
*
* *
Als ik kwaad van het stuk zeide, zou ik in
herhalingen vallen. Als ik er goed van zeido, zoudt
gij mij niet gelooven. Ik zal dus vertellen zonder
commentaren," zegt Jules Lemaitre. En hij begint:
Het eerste bedrijf is allerliefst om te zien.
Rechts een landelijke herberg, links een
waschplaats achter een boschje, een donkere weg, die
onder de hazelaars verdwijnt; in het midden een
ruim, prettig verlicht landschap, een golvende
heuvel, waarop de roode daken van een fabriek
afsteken en waarop gij in de verte een oud kasteel
met torentjes en een terras met hooge linden
ziet afsteken. Het landschap is in grootschen stijl
geteekend en doet denken aan de schoonste blad
zijden, van Georgo Sand.
(Er komen verschillende personen praten; zij
vernemen dat Carvajan, maire van la Neuville en
bankier-woekeraar, een onverzoenlijken haat koes
tert tegen den markies de Clairfont, een ouden
droomer, die door do manie der uitvindingen be
zeten wordt en reeds half geruïneerd is; maar
ook, dat Pascal, de zoon van den woekeraar, bij
toeval freule Antoinette ontmoet heeft en dat zij,
zooals van zelf spreekt, op elkander verlioven
zullen).
Tweede tafereel: dorpskermis. Een grooto linnen
tent met roode strepen; Venetiaansche ballons. .."
Zoo gaat het voort; Lemaitre schildert telkens
uitvoerig het prachtig decoratief en vertelt in
vijf woorden, als bijzaak, wat er gebeurt. Dan
besluit hij:
Ik zal geen kritiek oefenen. Gij zult mij geen
enkel onaangenaam woord voor den schrijver ont
lokken. En daar alle onderwerpen ieders eigendom
zijn, zal ik, al constatcerendo dat Lu Grande
Marnicre hetzelfde is als L'idée de Jean Têterol,
Le f'ds Maugnrs, en zelfs een weinig MUe de la
Seiglière en Par droit de conqiiête. en men er ook
La -recherche de, Pabsolu en Maitre Guérin in
geëxcerpeerd heeft, mij daarop niets laten voor
staan. Als ik dan nog zeg, dat de heer Georges
Ohnet van het werk van Balzac, Angier, George
Sand, Sandeau, Legonvé, Theuriet en Cherbnliez
niets dan werk van Georgos Ohnet gemaakt heeft, zal
ik mij daarover niet boos maken, of er mij over
verwonderen; want wat kon hij er anders van
maken, dat vraag ik u? Hij heeft dat alles klaar
gemaakt ten genoegen van eenvoudige zielen, en
dat is, in zeker opzicht, een edele taak.. .." En
ten slotte: Laat ons liet dan zóó eens worden:
de eene helft van het succes komt toe aan do
decors en de vertolking; do tweede is toe te
schrijven aan de samenstelling en den graad van
beschaving der massa,... en de derde heeft men
te danken aan het talent van den schrijver."
* *
*
Durranc noemt het stuk eene volksbewerking
van Romeo en .lulietto voor de menschen die
geen tijd hebben," en vindt het niet boter, maar
ook niet slechter dan de melodrama's van het
Ambigu, waarbij toch zooveel brave menschen
gingen zitten schreien. Louis Denayrouze zegt:
Ieder ander dan Ohnet zon terstond gemerkt
hebbon, dat hij de intrige van Maitre Guérin
namaakte; maar ik houd het ervoor dat Ohnet
eerlijk is. Hij heeft een j3ar lang het
gronddenkbeeld van zijn stuk in elkaar gezet en bewerkt,
het versierd met ornamenten aan twintig oude
mélo's ontleend, en heeft misschien eerst heden
avond gemerkt, dat al'cs reminidcenzcn zijn . . .
of misschien gevoelt bij het nog niet." Sarcey's
redoneering, oogenschijnlijk goedig beginnend, is
deze : Ik zie gaarne ecu romanesk stuk, ik laat
mij gaarne amuseeren door liet schouwspel lioo
oen prinses met een herder trouwt, maar dan moet
het ook amusant en romanesk zijn. Nu is hot stuk
van Obi'.et volstrekt niet amusant, en evenmin
romanesk; de jongelieden blijven op den achter
grond en al wat zij zeggen is dof en laf: dit is
de eerste teleurstelling. Dan komt Carvajan, de
vader-woekeraar, en men verwacht eene studio
der sociale worsteling tusschen do standen ; deze
komt niet, tweede teleurstelling. Eindelijk komt
het assises-drama en men verwacht een van die
vernuftige opeenstapelingen van sclüjnbewijzcn,
die even vernuftig ontward worden. Derde teleur
stelling: de rechter van instructie die op deze
bewijzen voortbouwt, de ambtenaar van het open
baar ministerie, die daarop zijne acte van beschul
diging bouwt, moeten d'une bilige iilt'n/c zijn. Zoo
is het stuk. Het onwaarschijnlijke der toestanden,
het onzamenhaiu-ciule der karakters, het
alleiUagsche van den dialoog hebben mijn smaak ervoor
bedorven, maar ik moet zeggen, dat hot publiek
van den eersten avond zich goed scheen te amu
seeren en dat van den derden avond nog mot
belangstelling do (historie scheen te volgen. Ik
geef dan mijn indruk voor hetgeen bij waard is."
Men beweert dat Georges Ohnet zich bij de
eerste vacature voor de Académie candidaat zal
stellen. Van zijn MuUre, de /orrjcs zijn tweehon
derd achtenvijftiguuizend exemplaren verkocht,
van zijne andere romans zijn do cijfers: Serr/e
l'anine 150,000, Li t Comtcxse Sarah W.OIJO,
Lu flfamla Marnière l;">2,0i>(), Li sa j^lcuroit
108,000, Les Dames de Cmi.,;-3ïnrt en Volante
ieder 160,000 en Noir et liose 71,000.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
In navolging van wat gewoonlijk te Parijs in de
week vóór Paschen geschiedt, werd door de direc
tie van het Ilaagsche Opera-gezelschap te 's Hage
in het Paleis voor Volksvlijt een zoogenoemd
Concert-Spirituel" gegeven, waarbij do mede
werking van de koren der Leidsche
/angvcrceniging onder de leiding van den Heer Wilhem van
peren werd verkregen. Men zou, te oordeoleii
naar het programma, verwacht hebben, dat deze
muzikale bijeenkomst van een zuiver religieus
karakter meest wezen. Doch programma's zijn
geduldig en het is ons gebleken, dat alleen de
aanduiding der verschillende nummers dien stem
pel droeg.
Er stond dan ook te lezen prièro de Moïso, Ave
Maria, Le Crucifix, Marie Magdeloine,
Inilaminatus" en nog weder een Prière'', doch inhoud en
vorm dor muzikale werken, die ten gchooro wer
den gebracht, hadden veilig andere titels kunnen
dulden. Van religieuse wijding was er geen spr?.ko.
liet publiek on de executantcn zelvon waren in
de vaste overtuiging, dat een concert mondain"