Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 564.
'*
werd gegeven. Dat het optreden van mlle. Albani
de great attraetion" was, behoeven wij
nauweI$ts te vermelden. Het ging zelfs vóór den aan
vang van het concert aan den ingang wat onstui
mig toe en de artisten van het Haagsche
gezel?chap, die, zooals men weet, belang hebben hij
de opbrengst en daarom de entrees zorgvuldig
nagingen, hadden heel wat moeite om den
waswnden stroom van bezoekers tegen halfacht in
«Üne bedding te houden.
De schuld lag bij het publiek, want ofschoon het
noodig bleek de doorloopende kaart van het Paleis
Toor Volksvlijt te kunnen toonen, zooals vermeld
was met het oog op de reductie der prijzen aan
de leden toegestaan hadden de meeste leden een
voudig die kaart 'thuis gelaten, in de meening,
dat men, zooals het meer voorkomt, niet al te
«treng dien eisch zou handhaven.
Men denkt veelal dat Albani van geboorte een
Italiaansche is; voor onze lezers willen wij nog
eens herhalen dat haar eigenlijke naam TSmma
Lajeunesse is en dat zij haar kunstnaam gekozen
heeft in verband met haar verblijf in Albany.
Ia Frankrijk heeft zy' lessen in piano- en
orgelspel van Benoist ontvangen, terwijl de beroemde
tenorzanger Duprez hare zangstudiën gedeeltelijk
heeft geleid. In 1878 is zij gehuwd met den
heer Ernest Gye, zoon van den directeur van
Covent Garden en thans aan het hoofd dier in
stelling. En welken leeftijd heeft deze artiste,
vraagt misschien de een of andere onzer leze
ressen. Mme Albani?Gye is in 1851 te
Montréal geboren.
' In de groote ruimte van het Paleis voor
VolksYiyt kwamen hare stemmiddelen niet zoo goed uit
als m de zaal van den Stadsschouwburg op het
Leidscheplein. Doch over de ' nobele virtuositeit
en den stijl dezer artiste kan men slechts met
onverdeelde bewondering spreken. Het or aan heeft
geleden en het is de vraag of Mme Albani nog
langen tijd op het tooneel en in de concertzaal
het succes zal behouden, dat zij thans nog ver
werft. De veelzijdigheid harer muzikale vorming
kon ook blijken uit de voordracht van eene aria
mit die Schöpfung" van Haydn, waarvan het
eerste gedeelte op voortreffelijke wijze werd ver
tolkt. Het publiek was met bijvalsbetuigingen niet
karig en wist daaidoor Albani te bewegen als
toegift een melodie, van Gounod gelooven we, te
zingen, die met kunstvolle teederheid werd gede
tailleerd.
De dames Duvals, Lematte-Schweyer, de hh.
Lestellier, Joussaume, Tricot de heer
Guillemot, wiens naam op het programma voorkwam,
was wegens ongesteldheid afwezig hadden eene
belangrijke taak te vervullen, doch legden niet
meer talent aan den dag, dan gewoonlijk bij de
t»pera-voorstellingen op te merken valt. Als con
certzangers staan zij zelfs beneden datgene, wat
zij in den werkkring der dramatische rollen kunnen
leveren. De forte-chanteuse, die ons aan het eind
van het opera-seizoen gaat verlaten, vibreerde
erge_r dan gewoonlijk. Daardoor wordt haar zang
onuitstaanbaar. Met een Ave Maria van eigen
compositie wist de heer Lestellier een storm van
toejuichingen uit te lokken, die in geenen deele
verdiend waren. De compositie is van badenkelijke
trivialiteit en de fort-tenor zong alleen om den
omvang en de kracht zijner stemmiddelen te doen
uitk omen.
Hetzelfde publiek, dat dezen zanger in de zaal
van het Leidscheplein in zijne verkeerde neigingen
versterkt en hem altijd op onbehoorlijke wijze
toejuicht, wanneer hij zich aan allerlei excentri
citeiten in zijn zang schuldig maakt, deed zich
eok thans weder op geduchte wijze gelden.
De Leidsche Zangvereeniging onder de leiding
van den Heer Wilhem van Iperen, kweet zich
verdienstelijk van hare taak, doch het drame
Sacré" wint niet bij nadere kennismaking. Enkele
erchestrale gedeelten'zijn voortreffelijk, doch aan
het geheel ontbreekt het karakter der religieuse
inspiratie aan tekst en aan muzikale bewer
king. Hier en daar zelfs klinkt alles zoo profaan,
dat wij ons gemakkelijk kunnen voorstellen hoe
velen zich aan deze Magdeleine" ergeren.
De artisten der Pransche Opera zongen hunne
solopartijen alsof ze up de planken van den schouw
burg stonden, zoodat de voordracht in stijl en
stemming met het werk parallel liep. Dit moge
in zekeren zin verdienstelijk heeten, daardoor valt
echter het werk.
* *
*
Zoowel bij de opvoering van Romeo et Juliette
als bij de eerste voorstelling van Faust, de eerste
maal met Lestellier in de titelrol, de tweede maal
met den tenor-léger den heer Barbe, vierde Albani
een waren triumf. En dit niet alleen als
cantatrice maar ook als tooneelspeelster. Wij behoeven
slechts in herinnering te brengen op welke wijze
zij het tooneel bij den dood van Valentin in Faust
beteekenis wist te geven. Van haar zijn nooit
die schelle kreten te duchten, waarmede actrices
van minder goeden smaak een soort van realisme
trachten te bereiken. Haar kracht zit vooral in
de gradatie en schakeering.
Drukke levendige gebaren zijn niet voldoende
om den hartstocht voortestellen; elk gebaar dient
te rechter plaatse aangebracht en door natuur en
kunst te worden aangegeven. Naar onze meening
speelt Albani de scène aan het Spinnewiel met
ietwat te veel opgewektheid; de herinnering aan
den onbekende, die haar zijn geleide had durven
bieden, moet rustiger tinten op het gelaat bren
gen. Men heeft de opmerking gemaakt, dat de
rol van Juliette en die van Marguerite meer jeugd
eischen, dan waarover Albani nog beschikt. Dit
is slechts ten deele juist. Wie het spel van den
beroemden jeune premier" Delaunay in de
Comédie Franchise te Parijs niet vergeten hebben,
zullen met ons de meening teegedaan wezen, dat
tot op gevorderden leeftijd het spel de eigen
schappen der jeugd kan bezitten; tooneelspelcrs
die pas de banken van het Conservatoire verlieten,
hebben in hun optreden soms alle frischheid ver
loren. Aan Albani blijven jeugd en bekoorlijkheid
in dien zin nog langen tijd gewaarborgd.
***
Eene plechtigheid van groote beteekenis voor
het muzikale leven in de hoofdstad heeft Woens
dagavond in tegenwoordigheid van talrijke
genoodigden en belangstellenden plaats gehad. Wij
bedoelen de Inwijding" van het Concertgebouw.
De geschiedenis van de stichting en voltooiing
van dezen tempel" aan de kunst gewijd, hebben
wij te dezer plaatse niet weder te beschrijven.
Het was geen lichte taak de belangstelling zoo
danig op te wekken, dat zij tot het brengen van
werkelijke offers voerde. Over de ligging behoeven
wij geen woord te reppen; wanneer de toegangen
en de omgeving van het Concertgebouw zullen
wezen, wat de Commissie van Bestuur er zich
van voorstelt, zal het blijken dat de afstand niet
zoo groot is. In het voorwoord van het
feestboekje aan genpodigden uitgereikt, wordt dan
ook de verwachting uitgesproken, dat het
kunstlievend Amsterdam spoedig den weg naar de
Houbrakenstraat zal vinden.
De heer D. H. Joosten heette de aanwezigen
welkom in het nieuwe gebouw, met eene wel
sprekende rede, die het doel der stichting uit
eenzetten, en hulde bracht aan allen die het
bestuur hadden willen steunen.
Zooals uit zijne woorden bleek, zal het Con
certgebouw zijne zalen openstellen voor allerlei
feesten en plechtigheden. Doch voor de muzikale
uitvoeringen zal het werkelijk in een lang gevoelde
behoefte voorzien.
De samenstelling van een eigen orkest is eene
zaak van niet geringe beteekenis. Vooral omdat
vaste leden van een orkest zich alleen op voor
waarden kunnen verbinden, die hun in de toekomst
zekerheid geven. Alhans voldoende zekerheid. En
ofschoon als financieele operatie de stichting der
naamlooze vennootschap het Concertgebouw" wel
geen verwachtingen kan opwekken als die welke
de Deli-maatschappij heeft weten te verwezenlijken,
zoo zal toch de opbrengst der exploitatie op den
duur de kosten moeten dekken en ook aan de
aandeelhouders matigen interest moeten geven.
De aankoop van een orgel zal later eene behoefte
blijken te wezen.
Voor de samenstelling der koren had men zich
gewend tot de leden der voornaamste
zangvereemgingen, die met groote bereidwilligheid aan
die oproeping hadden gehoor gegeven. In het or
kest zaten de leden der Orkestvereeniging en van
het Paleisorkest benevens enkele instrumentalis
ten, die niet tot deze vereenigingen behooren;
in het geheel stonden meer dan 600 executanten
in het feestboek vermeld.
Aan den heer mr. Henri Viotta was de leiding
opgedragen. Wie de solisten waren, kan ook uit
het programma blijken, dat wij hier laten volgen:
Eerste deel.
1. Einzug der Gaste uit Tannhauser voor koor
en orkest, Richard Wagner.
2. Hallelujah uit der Messias'' voor koor en
orkest, G. F. Handel.
3. Suite D dur, J. S. Bach; ouverture, aria,
gavotte, voor orkest met vioolsolo.
4. Der Herbst uit die Jahreszeiten von Jos.
Haydn, voor soli, koor en orkest. Solisten: mevr.
Elise Harlacher, sopraan, de hoeren J. J.
Rogmans (tenor), Joh. M. Messchaert (bas).
Tweede deel.
9e Symphonie, D mol, op. 125, L. van Beethoven.
1. Allegro ma non troppo, un poco maestoso.
2. Scherzo molto vivace. 3. Adagio molto e can
tabile, 4. Finale met soli en slotkoor.
Solisten : mevr. Elise Harlacher, mej. Chr.
Veltman, de heeren J, J. Rogmans en Joh. M. Mes
schaert.
Wij hadden gaarne don naam van een
Nederlandschen componist op dit programma zien voor
komen en wij vinden zelfs dat men een plicht
tegenover de Nederlandsche toonkunst had te
vervullen. Het Concertgebouw is immers goene
Duitsche Tonhalle" op Nederlandschen bodem!
En het inwijdingsfeest had daarvan getuigenis
moeten afleggen. Men behoefde nog niet bij de
levende componisten te gaan borgen; uit vroegere
tijdperken had men zeer gemakkelijk een be
langrijk nummer kunnen kiezen.
* *
*
De koren klonken prachtig; de attaques ge
schiedden over het algemeen met groote zeker
heid. Met de tempi door den directeur genomen
konden wij ons in hoofdzaak vereenigen. In der
Herbst" waren onzes inziens enkele bewegingen
te snel. Door de zware bezetting kwam ook het
naïeve karakter van sommige gedeelten in gevaar.
Van de Suite in D werd de ouverture het
minst gelukkig uitgevoerd. Cramer speelde zijn
solo in voornamen stijl. De sopraanzangeresse
zong het bekende Ihr Herrehen, süss und fein,
bleibt weg" met goede voordracht; in de symphonie
bleef ze ver beneden den eisch en in 't algemeen
was haar zang schel en onzuiver.
Daarenboven ontbreekt haar als
concertzangeresse de noodige rust. Onze beide stadgenooten
de H. H. Rogmans en Messchaert werden bij her
haling toegejuicht; in de symphonie zong de laatste
vóór het koor te forsch en daardoor was de into
natie eenigszins onvast. Indien wij rekening houden
met de haast onoverwinnelijke moeilijkheden der
uitvoering, kunnen we ook over het koor in het
tweede deel tevreden wezen. Vooral het laatste
gedeelte klonk met groote volheid en maakte
grootschen indruk.
Het orkest speelde de symphonie met don eei-bied
aan een groot kunstwerk verschuldigd; do di
recteur gaf blijk, het reuzenwerk in geest on ge
moed te hebben opgenomen en was in zijne leiding
vol beslistheid. Het publiek volgde met belang
stelling en onverdeelde oplettendheid de uitvoering
van eene heerlijke symphonische compositie, op
welks grootschen bouw een, reuzengeest zijn stem
pel heeft afgedrukt.
» *
*
Moge het welgeslaagde feest der inwijding voor
de toekomst een goed voorteeken wezen en de
Muze der Toonkunst in een tempel, harer waar
dig, de schoonste triumfen vieren.
H. C. P. D.
CARAN D'ACHE, DETAILLE, DE NEUVILLE.
Omtrent de drie grootste Fransche militaire
schilders van het oogenblik geeft Hugues Ie Roux
eenige belangrijke bijzonderheden.
Hoe vaak heeft Caran d'Ache mij verteld hoe
hij als kind, te Moskou, in zijn geboortestad, uit
het ouderlijk huis wegsloop, om met de gendar
mes te gaan praten, die de wacht hadden bij
den Schouwbrug. Toen hij twaalf jaar was,
kende hij als een oude snorrebaard de uniformen
en insignes van het heele Russische leger. Eens
viel hem het boek van Goetschy, NOS jeunes
peintres militairen, in handen. Hij las er in, dat
Detaille als jongen zijn dagen op het Champ de
Mars doorbracht, met naar de soldaten te kijken.
Dat versterkte zijn roeping. In zijn hart zwoer
hij, dat hij, zoodra hij zijn eigen meester zou zijn,
naar Parijs zou gaan om Detaille te leeren kennen.
Achttien jaar oud verloor hij zijn vader.
De familie was van Franschen oorsprong, en
Caran d'Ache ging naar den consul te Moskou om
kosteloos vervoer naar zijn vaderland aantevragen.
Dit werd toegestaan en als reisgenoot werd hem
een stoker toegewezen, in Rusland uit Fransche
ouders geboren, die geen woord Fransch kende
en toch in Frankrijk wilde dienst nemen. Van
plaats tot plaats reizend, kwamen de jongelieden
aan de grens aan, maar de eerste commissaris
van politie dien zij ontmoetten, antwoordde hun
op hunne vraag om ondersteuning: Men is u
alleen tot in Frankrijk reisgeld schuldig; red u
dan zooals ge wilt; ik kan niets voor u doen."
Wij stonden beiden op straat, met tranen in
de oogen," vertelde Caran d'Ache later. Ik had
een wissel van honderd roebels op eene Fransche
bank in den zak; maar niemand gaf geld op dat
vod. Wij wisten niet wat verder te doen. Ge
lukkig ontmoetten wij in het station een Duitscher,
Lindau, consul in Spanje, en broeder van den
bekenden novellist en dramaticus Hij ondervroeg
ons naar ons verdriet. Ik liet hem mijn wissel
zien, dien hij in zijn portefeuille stak en tegen
klinkende munt ruilde".
Drie dagen later was Caran d'Ache soldaat bij
het 73ste linieregiment. Hij heette Poiré; de kame
raden noemden hem spoedig Poirof. Zijn eerste
bezoek op een vrijen middag was voor den schil
der Detaille. Hij had in het boek van Goetschy gele
zen dat de beroemde soldatenschilder in de buurt
der Place Malesherbes woonde, maar kende het
nummer niet. Gelukkig trof hij een politieagent,
dio als militair den schilder kende.
Hij laat ons zoo dikwijls poseeren," zeide deze.
Oogen rechts! Daar ziet ge de deur voor u;
Marsch!"
Caran d'Ache vond Detaille aan den ezel. Of
schoon de schilder aan het werk was, gaf hij geen
niet thuis", toen men zeide, dat er een soldaat
was om hem te spreken.
Wat verlangt ge?"
Neemt go ook leerlingen aan?" vroeg Poiré,
te zeer bewogen om veel woorden te gebruiken.
Neen . .. Maar ..,"
Caran d'Ache vertelde zijn wedervaren. Detaille
bestelde hem tegen den volgenden Zondag terug,
en zoide hem, zijn teekeningen mede te brengen.
Met eene zorg en goedheid, die niemand in den
stijven, koelen Detaille zoeken zou, gaf hij den
jongen teekenaar raad, wist gelegenheid tot studie
voor hem te verkrijgen, en zond hem, toen
Poirofs tijd om was, naar het atelier van Géróme.
Deze wilde dat Poirof naar het museum zou gaan,
om naar de antieken te toekenen. Maar na twee
uur schetsen en uitvegen kon hij met den Apollo
van Belvédère nog niet klaar komen. Toen keerde
hij het beeld den rug toe, en teekende hem uit
het hoofd; men vond de schets uitmuntend.
Dit heeft verder zijne richting bepaald. Hij laat
nooit zijn model poseeren, maar bekijkt het op
lettend en geeft er het karakteristieke van weer.
Hij is karikaturist; zijn soldaten zijn meer soldaat
dan de wezenlijke; zijn paarden zijn meer paard
dan het dier zelf. Hij heeft in zijn hootd de
formule voor soldaat en paard in alle houdingen
en bewegingen. Dit belet hem niet, in de groote
stukken, zooals de Epopée en Wattignies, alle
personen eerst voluit, naakt, te teekenen, vóórdat
hij hun de uniform aantrekt; hij lijft ze eerst in
zijn leger in, na hen bij keuring goed voor den
dienst verklaard te hebben.
*
* *
Wil men den soldaat zien zooals hij is, correct,
modern, onberispelijk, den soldaat der strategische
oorlogen, der wetenschappelijke veldtochten, dan
moet men naar het atelier van Detaille gaan, of
de door hem geteekende cartons va.nl'armee
franfaise zien.
De hervorming, in het militair type gekomen,
gedurende deze halve eeuw," ?eide Detaille eens,
is radicaal en volkomen. Nooit heb ik dat zoo
treffend opgemerkt, als bij de vele studiën die ik
gemaakt heb om l'Armee frcMgaise te illustreeren
met de uniformen en troupiers van vroeger tijd.
Het democratisch denkbeeld van den algemeenen
dienstplicht is de ondergang van het schilderach
tige in het leger. Ge hebt nu een troep menschen
die op een gegeven oogenblik van hun leven den
militairen dienst doorsteekt als een steegje, niet
er intreedt als in eene woning waar zij tot hun
dood in denken to blijven. Ge ziet nu geen men
schen meer, geen individuen, maar volgnummers;
en dat is niet alleen bij ons, maar in alle legers
der wereld, behalve bij de Engelsche en Russische
keurkorpsen. Buiten deze schilderachtige regimen
ten is het overal de banale eenvormigheid der
typen. Als ge een Bciersch rsgiment ziet
defileeren, kunt ge de officieren met snor en sik voor
officieren van ons Afrikaansch leger houden.
Daarentegen is het oorlogspaard nooit zoo mooi
geweest als nu. De artillerie-spannen zijn bewon
derenswaardig, en ik ken geen korpsen die prach
tiger zijn om aan te zien dan onze tegenwoordige
ruiterij van het internationaal leger."
Correctheid is Detaille's kenmerkende eigen
schap. Hij is onberispelijk in alles; impressie's"
heeft hij niet, en dat verwijt men hem. Als hij
een man schildert op drie honderd meters af
stand, ziet men evengoed al de knoopen aan zijn
slobkousen, alsof men hem onder de oogen had.
Detaille is Meissonniers beste leerling."
Een ondeugend vriend vertelt dat hij eens
Detaille in zijn atelier bezocht, terwijl deze een
kurassier te paard schetste. De schilder zat op
een stellage, op gelijke hoogte als zijn model.
Eensklaps brak de punt van zijn potlood. De
taille stond op en daalde van zijn steiger, liep
de achttien meters lengte van zijn atelier door
en ging naar den schoorsteen, om boven den
kolenbak zijn potlood aan te punten. Toen kwam
hij terug, beklom de stellage weer en hervatte
zijn arbeid precies op het punt waar hij dien ver
laten had. En dat midden in de schets, midden in
de koortsachtige drift van het begin van het werk.
Detaille's werk is altoos juist, verstandig, afge
werkt ; het laat evenmin speelruimte aan da
kritiek als aan de fantazie.
De zwervende fantazie, de verbeeldingskracht,
hadden meer te zeggen in de werken van
Alphonse de Neuville. Degenen die de clich
kasten van Callmann Lévy gezien hebben," zegt
Hugues Ie Roux, en de bergen hout, door Neu
ville in den tijd zijner misère voor de geheelo
reeks geïllustreerde romans geteekend, vooral
de illustraties voor les trois Mousquetaires, we
ten met hoeveel genot Neuville de Heden met
baretten en pluimbossen, n tegen vijf, liet vech
ten. Iets van die musketiers is in al zijn solda
ten gebleven; het toeval heeft hem tot schilder
ook van de moderne militairen gemaakt; hij hield
meer van de soldaten dan hij deze kende. Al
hij de blauwtjes, de grijsjassen, de
gemobiliseerden schilderde, waren het nog d'Artagnan en
zijne gezellen, edellieden met te fijne enkels,
met al te elegante plooien in de slobkousen, en
haneveeren aan hun képis
Maar De Neuville's soldaat heeft ook, wat
Detaille in zijne correctheid tot heden miste,
men beweert dat zijn schilderij voor den Salon
van dit jaar ook in dit opzicht het verlangde
geeft, dat toetsje van zorgeloosheid en avon
tuurlijkheid, van humor en heldenmoed, dat tot
den roman van het militaire leven, tot de legende
van den soldaat behoort, maar waarin voor een groot
deel toch ook zijne schilderachtigheid bestaat.
Gérard Terburg et sa familie, par M.
mile Michel. Ouvrage accompagnéde
34 gravures. Libr. de L'Art. Paris, 1887.
De Heer Michel Lévy heeft, zonder veel kennis
te bezitten vam de geschiedenis en de theorie der
architektuur, zich, in zeer*uwe bewoordingen, over
ons Rijksmuzeüm uitgelaten. Beter is hem de
waardeering van schilderijen en schilders aanver
trouwd. Hij geeft, naar aanleiding van de, ten
vorigenjare, door de Heeren Fred. Muller & Co.
gehouden Ter-Borch-veiling, eene aangename mo
nografie van die kunstenaarsfamilie.
Wij, Hollanders, zullen wel uit zijn met de
warmte der liefde en van eenig zelfbehagen ge
schreven boek, niet veel leeren. Na de Heeren
Bredius en Moes heeft de Heer Michel geen ont
dekkingen gedaan, maar hoe weinig moed en
initiatief er ook maar voor noodig zij, om de mira
kelen der door de gantsche waereld bewonderde
hollandsche schilderkunst der XVIIe Eeuw te ver
eeren, 't is toch altijd aangenaam, dat de vreem
delingen hulde bieden wien ze, bij ons, toekomt.
Men heeft anders wel wat hoog opgegeven van
die Ter-borchiana" (zal ik óók maar eens zeggen),
door de erven van een zekeren Heer Faszbinder
of Zwickenhafter 1), of hoe hij heeten moge, in
klinkende munt omgegoten. Ik heb zelden
grooter onkunde, wansmaak en slordigheid gezien dan
die van den bij-een-brenger der
Ter-15orch-reliquiën, en zelden zag ik het mooye met het on
beduidende in grooter mate verward, dan in het
hoofd van den plakker dier albums (als het dan
albums moeten heeten).
Tot de voornaamste vruchten, die het
bestudecren van dien chaos heeft afgeworpen, is de
kennismaking te rekenen met den talentvollen en
moedigen Moses Ter Borch, een broeder van den
voortrofiijken Gérard; voortreflijk, als onze
uitnemendste schilder ,de la bonne compagnie", of
schoon h\j nooit Burgemeester van Deventer ge
weest is, al heeft hij in 1654 bij zijn achterneef,
Burgemeester Hendrick, gelogeerd (Gerards vader
Gérard de Oude, 1584?-1662, was namelijk volle
neef van Hendricks vader) ; en met de tafereeltjens
uit het leven van de schoone, maar wel wat
sentimenteele Gesina, Gerards zuster, een kind uit
's vaders 3e huwelijk. c!at zeer weinig teekenta
lent bezat, ofschoon, of wellicht doordien, zij ook
op de cither speelde en iets aan de rijmkunst
deed. Gérard trouwde, 14 Februari 1654, met
Geertien Matthijssen, wed. Daems, en ionde in
de Sassenstraat. 1655 werd onze Zwollenaar klein
burger" van Deventer en 1666 lid der Gezworen
Gemeente.
Wij leeren ook, uit die familiestukken, het ge
moed kennen van Gerhard Senior, die, zoo als
men weet, ook de schilderkunst beoefend en zelfs
Italiëal schetsende doorreisd heeft, ofschoon zijn
vader hem zijn Ouden Handel" voor zijn
gebruick" had afgestaan. Hy schrijft een brief aan
zijn later zoo beroemden zoon, naar Londen, en
spreekt den 18-jarigen reeds talentvollen jonk
man toe met de woorden : Lieve kint". Hij geeft
hem raad, hoe in de kunst te handelen en ver
maant hem: Vóór alle dingen dient Godt en
weest beleeft nederich en gedienstwillich tegon
alle mensen. So sal het u well gaan."
En het is Gérard Junior welgegaan. Ik spreek
niet van de gunst, waarin hij bij den Graaf de
Penaranda stond, die hem, na de portretteering
der Heeren van den Munsterschen Vredehandel",
aaar Spanje lokte, waar Koning Philips IV hem
adelde; nog veel minder van de dubbelzinnige
Spaanscho bonnes fortunes, die, zegt men, hem,
uit vrees voor de ridderlijke lames de lolède,
hals over kop, doch met welgevulde beurs, deden
te-rug-keeren naar Overijsel; maar van den roem,
dien hem zijne ongemcene kunst deed verwerven.
Olmo frappante Originalitat", zegt Wilhelm
Bode 2) ohne hervorragendes dramatisches oder
auch nur gegenstandliches Interesse, ohne Humor,
ohne auffallende Lic.htwii'kung, verdient Terborch
den Namen des e r s t e n Sittenbil d malers
Hollands, ja aller Schulen alloin durch
seine vollends malerische Auffassung und
Durchführung."
In onze dagen, nu, onder de vlag van het
Impressionisme (de Heer Ph. Zilcken heeft onlangs
met scherpzinnigheid de oorspronkli_ke beteekenis
der uitdrukking herinnerd; maar het voortstrevend
gebruik bepaalt de afwisselende waarde der ter
men), zoo veel koopwaar wordt binnengeloodst
vaa verdacht allooi, nu slordigheid dikwijls
voor genialiteit wordt genomen, toevallige
verfmengelingen voor tinten, op de natuur bestudeerd