Historisch Archief 1877-1940
No, 564
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
nu het empateeren eener schilderij vaak de
; plaats van het teekenen inneemt, nu men er
toe zou komen om niet alleen van het muzikale
? einpdtéte zeggen: qui manque de netteté",
nu moet eene bizondere hulde worden gebracht
; aan kunstenaars als Gerard ter Borch, en behooren
w|j er op bedacht te zijn ons geene der gloriën
Tan onze schilderschool te laten ontrukken.
Ten slotte van deze regelen, deel ik gaarne
mede, dat, door de beleidvolle zorg derTHrektie
van 's Rijks Prentenkabinet, het boven aangeduide
'plakboek reeds uit elkaar genomen is en de
'dementen oordeelkundig worden geklassificeerd.
19 Mt, '88. ALB. TH.
1) Ik zie, in de zaakrijke studie van den Heer
E. W. Moes (Oud-Holland. IV, 143), dat de
-naam geschreven wordt: L. F. Zebinden.
2) Studiën zur Geschichte der Holl. Malerei",
Brunswijk, 1883, bl. 176.
NOG IETS OVER DE INVOERING DER
ERASMIAANSCHE UITSPRAAK VAN HET
GRIEKSCH IN DE LATIJNSCHE
SCHOLEN IN HOLLAND.
door A. J. FLAMBNT.
In mijn artikel over de geschiedenis van de
uitspraak der Grieksche taal (Zie Amsterdam
mer" van Zondag l April 11.) beweerde ik dat
'de Erasmiaansche uitspraak door Gerardus Joannes
Vossius niet vóór 1605 in de Latijnsche scholen
?yan Holland werd ingevoerd, Ik ben thans in staat
daarover iets naders mede te deelen. In de
school-ordre: ende gemaeckt en de ghearresteert bij de
Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt
over de Latijnsche scholen binnen den selven
Den l October 1625," wordt als voorgeschreven taak
der 4e klasse, des Maandags, Dinsdags,
Donderdags en Vrijdags in de middagles om 4 uur ge
noemd: Rudlmenta egrammatica Graeca Clenardi
recensita: nempe doctrina de litteris, accentuum
notis, declinationibus atque comparationibus. Men
?vindt dit in dl, I, bladz. 278 van het Groot
Placaet-boeck, vervattende de Placaeten,
Ordonnautiën ende Edicten van de Doorluchtige
Hoogh.Mog: Heeren Staten Generael der Vereenigde
Nederlanden: ende van de Ed. Groot-Mog.: Heeren
-Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt; Mits
gaders van de Ed. Mog: Heeren Staten van
Zeelandt. Bijeengebracht door Mr. Cornelis Cau,
's Gravenhage, 1658 (in fol.)
Deze Clenardus, nu, gelijk ik in mijn artikel van
Zondag l April meedeelde, volgde de uitspraak
welke thans nog bij de Hellenen :(Grieken) in
-zwang is, Doch in een brief aan loës Meursius, te
vinden in band IV, dl. VI, brief 86, bladz. 51
zijner werken, gedrukt te Amsterdam bij P. en J.
Blaeu in 1701, schreef Vossius in dato 5
Novemfcer het volgende:
Opus meum de historicis Latinis ad menses
-aliquot intermittere sum coactus, propterea quod
auctoritate Illustr. D. D. Ordinum commissum
mihifuit ut novam adornarem grammaticamLatinam
et Graecam, sed ita ut in illa Lithocomi et in hac
"Clenardi imprimis praeceptis atque exemplis
insisteretur. Videbam esse inglorium laborem et
difcilem satis. Detrectare tamen nolui amore
scholarum. Gaudeo intra quatriduum me operam eam
ad finem perducere posse.
Dus in November 1626 werkte Vossius aan
evjne Grieksche spraakkunst, eene omwerking
van die van Clenardus. Behalve de editie
van 1689; ken ik er nog eene van 1642 te
Leiden gedrukt, wanneer de eerste verscheen
is mij onbekend; waarschijnlijk niet lang na 1626.
Nu begrypt men beter waarom Vossius overal zoo
«r op aandringt dat men niet moest uitspreken
.gelijk men algemeen gewoon was ut vulgo solent"
.zooals hij (bladz. 3 der editie van 1689) zegt; in
liet boek dat de meesters en leerlingen der
Latijnsch. cholen van Hollandt ende
WestYrieslandt" tot dan toe gebruikt hadden, name
lijk van Clenardus, werd die verbannen uitspraak
gevolgd. Indien men eens op zulk eene wyze die
uitspraak weer werd ingevoerd!
VARIA.
Het verslag van de 8e Algemeene Vergadering
' der Nederlandsche Vereeniging voor
teekenonderwijs, gehouden op Dinsdag 3 April in de Academie
van beeldende kunsten te 's Gravenhage, ons de
vorige week door onzen Haagschen correspondent
gezonden, was te uitgebreid in vergelijking met
de beschikbare ruimte in het Weekblad. Sedert
hebben vele bladen een uitvoerig veslag van deze
belangrijke vergadering gegeven, zoodathet onze
overbodig zou worden.
De Koninklijke Academie van Kunsten te Berlijn
heeft den heer Fr. Germheim te Rotterdam tot
gewoon lid benoemd.
Het manuscript der oude Duitsche liederen, de
verzameling van Manesse, waaromtrent het
Weekllad de vorige week een bericht bevatte, is dezer
dagen den groothertog van Baden voor de biblio
theek van Heidelberg ter hand gesteld, met een
schrijven van den Keizer van den volgenden inhoud:
Doorluchtigste vorst, vriendelijk beminde neef,
hroeder en zwager!
Ik ben in den aangenamen toestand aan Uwe
Koninklijke Hoogheid te kunnen mededeelen, dat
het verkrijgen van het manuscript van Manesse
uit de Nationale bibliotheek te Parijs, waarvoor
Uwe Koninklijke Hoogheid zich moeite gegeven
heeft, op de voorgestelde wijze geschied is. Ter
?vervulling van de door, mijn in God rustenden
Heer Vader aan Uwe Koninklijke Hoogheid ge
dane belofte, heb ik bepaald, dat het bewuste
handschrift, dat zich op dit oogenblik nog in het
bezit van den gezant graat' Munster bevindt,
weder aan de Bibliotheca Palatina te Heidelberg,
die zich tot heden slechts met een .copie
ervan vergenoegd had, zal teruggegeven wor
den. Terwijl ik mijne vreugde over het terug
krijgen van dit letterkundig kleinood betuig, blijf
ik in hartelijke liefde en onveranderlijke oprechte
vriendschap Uwer Koninklijke Hoogheid
toegenegene neef, broeder en zwager
(get.) FRIEDRICH.
De Sociétédes Artistes Francais, die sedert
eenige jaren het organiseeren van den Salon van
den staat heeft overgenomen, en reeds vrij ver
met haar werk voor dit jaar was, is, naar uit
Parijs geschreven wordt, door de administratie
van financiën op onaangename wijze gestoord.
Vroeger, toen nog de staat voor de zaak zorgde,
had het publiek Donderdags en Zondags vrijen
toegang. Hiervan is eerst de Donderdag geschrapt
en toen de Zondag tot enkele uren beperkt. Nn
eischt de staat, dat beide dagen hersteld worden.
Maar ook de administratie verlangt in plaats van
2000 francs armengeld, zooals vroeger, een per
centage gelijk aan die, welke theaters, caf
-chantants en andere publieke vermakelijkheden opbren
gen, en zelfs 60.000 francs wegens het achterstallig
verschuldigde. Dit laatste zal men zeker welniot
doorzetten, maar het vrijstellen op meerdere uren
dan die van den Zondagnamiddag zullen de
kunstenaars ter wille hunner eigen populariteit
wel moeten toestaan.
Van de belangrijke Geschiedenis van Amsterdam,
door J. Ter Gouw (uitgave van Tj. van Holkema),
is deel VI, 2de stuk verschenen. Het bevat de
hoofdstukken: De Beeldenstorm, De eerste gere
formeerde kerk te Amsterdam, Tijdens de prins
van Oranje zich te utrecht ophield, De prins van
Oranje te Amsterdam, Nieuwe onlusten, Hendrik
van Brederode te Amsterdam en Bredero's vertrek.
Mettertijd hopen wij een meer uitvoerige bespre
king aan het werk te wijden.
Na de lezingen van Matthew Arnold, Max
O'Reill, Oscar Wilde, en andere Engelsche
litteratoren, die in Amerika vruchtbare tournees ge
maakt hebben, staat den Yankees een nieuw genot
te wachten. Do beul van Londen, de heer Berry,
denkt zijn vacantie van zes weken te besteden aan
een kunstreis door de Vereenigde Staten. De
New- York Sunaay World maakt de corresponden
tie openbaar, waarin Berry als conditie stelt 1200
pond en vrijen overtocht. Hij zal bij zijn lozingen
de reliquien en voorwerpen vertoonen, die voor
zijn publiek interessant kunnen zijn,
De Amerikaansche bladen maken er reeds aar
digheden op, de World zegt dat Berry, bekend
wegens zijn afdoenden beknopten stijl eo zijne bon
dige uitspraken, met een gemakkelijken val aan
het einde, wel succes bij het publiek zal hebben.
Binnen eenigen tijd kan de verschijning wor
den te gemoet gezien van een nieuw tijdschrift
voor Noord- en Zuid-Nederland. De titel is:
Holland- Vlaanderen, maandschrift voor letteren,
wetenschap en kunst. De redactie bestaat uit de
heeren Omer Wattez te Doornik, E. B. Koster,
G. H. Priem, T. Pluim en Mari J. Ternooy Apel.
Afl. l zal o. m. bevatten: dr. H. C. Muller.
Griekenlands dichterlijke lente: dr. Alex. Dondorf,
Beschaving; J. Winkler Prins, Vox Humana;
T. Pluim, Gretchen, episode uit Goethe's
liefdeleven ; Bram van Dam, Haagsche Schetsen l; G.
H. Priem, Goudmanteltje ; benevens bijdragen van
Helene Swarth, Mari J. Ternooy Apèl, Omer Wat
tez, W. Rombouts, Mr. H. Cosman, E. B. Koster
en letterkundige kroniek,
Binnenkort verschijnt bij don uitgever W.
Ililarius Wzn. te Almelo een bundel Proza en poëzie
van Nederlandsche auteurs, bijeengebracht door
Mari J. Ternooy Apèl.
Uit Londen den 4den dezer schrijft men:
Het veel besproken nieuwe stuk Pompadour,"
is eindelijk in Haymarket-theater opgevoerd.
Wel beschouwd is het eigenlijk eene bewerking
van het overdreven gezwollen Duitsche stuk
Narcis," van Brachvogel, maar den bewerkers
Grundy en Mills is het helaas niet gelukt, de
personen in hun drama de gewichtigste eigenschap
te geven namelijk : eene menschelijke natuur. Er
is wel hartstocht en poëzie in, on ook de toe
standen zijn gedeeltelijk krachtig, maar de ka
rakters zijn onwaar en onmogelijk, men kan
haast zeggen onmogelijk. De held van hot stuk,
Rameau. is half waanzig en houdt zijne gewich
tigste redevoeringen tegen een porceleinen beeldje
van een mandarijn; in het karakter van de hel
din Pompadour, zijne ontrouwe echtgenoote, de
meest beruchte maitresse van Lodewijk den
welbeminden", zit noch waarheid noch leven, en de
andere karakters, die van Voltaire, Diderot enz.
zijn noch geschiedkundig, noch menschkundig.
Het was de bedoeling der tooneeldichters om een
getrouw beeld te geven van de maatschappelijke
en letterkundige toestanden in den tijd van Lo
dewijk XV en voor zoover het tooneel dit beeld
weergeven kan, is het stuk gelukt.
Reeds het eerste tooneel, 't welK ons in de
audientiekamer in 't paleis van Versailles voert,
met hare mannoren zuilen en lage vensters, is
uitmuntend en de rococostijl van de omgeving
wordt door de verschijning der dames in
crimolines en van de heeren met lange vesten en pun
tige hoeden voltooid. Maar zelfs Beer bohm-Tree
is niet in staat om niettegenstaande zijn uitste
kend spel ons eenige sympathie voor den waan
zinnigen Rameau in te boezemen en mevrouw
Beerbohm-Tree als Pompadour mist alle drama
tisch talent. De slotscène is naar ..Hamlet"
genomon. Pompadour heeft den jongen man die
haar beleedigd had ter dood laten veroordeelen
en hoort eerst uit de tooneelvoorstelling van
Rameau, dat de jongeling, die den kogel heeft
gekregen, de zoon is van haar en Rameau; do
maitresse van den koning valt daarop dood neer.
Men kan voorspellen, dat het stuk eer door
zijne uitstekende mise-en-scene, dan door zijnen
inhoud op het repertoire zal blijven.
De Professor in de Scheikunde te Berlijn A.
W. Hofmann, de wereldberoemde geleerde en
een der uitstekendste leeraren van (Ie Universi
teit te Berlijn, heeft onlangs zijn 70en verjaar
dag gevierd. Don 8en April 1818 te Giessen
geboren, werd hij een leerling van Liebig die
aldaar werkzaam was, en trad in 1845 als pri
vaatdocent te Berlijn op. In 1846 werd hij door
den Prins-Regent Albert naar Londen geroepen,
waar hij met eerbewijzen overladen hoogleeraar
bleef, totdat hij in het laatste jaar een benoe
ming te Bonn aannam. Daar stichtte hij het
groote Scheikundige Laboratorium. Sedert 1865
is Hofmann professor te Berlijn en een sieraad
der wetenschappelijke wereld. Talrijk zijn de
speciale onderzoekingen van Hofmann, waardoor
hij vaak een baanbreker is geweest; gedeeltelijk
zijn zelfs door zijne onderzoekingen geheel nieuwe
takken van industrie in het leven geroepen en
heeft hij daardoor indirect groote diensten be
wezen aan de nationale welvaart. Dit geldt vooral
voor de teerfabricatie, die uitsluitend berust op
Hofmann's wetenschappelijken arbeid. Tot de
door hem gevonden en gevormde anilinederivaten,
die daarna op groote schaal werden vervaardigd,
behooren o. a. de fuchsine, de rosaniline en
Hoffmann's violet. Evenzeer heeft de uitnemende onder
zoeker en proefnemer de chemie verrijkt door
nieuwe methoden (bepaling van damplichtheid)
en doelmatige apparaten (Hofmannsche buizen).
Als hoogleeraar weet hij letterlijk zyn gehoor
te electriseeren, en het is bekend dat tot zijn
leerlingen" ook Keizer Wilhelm behoort heeft,
die dikwijls behagen schepte in de frissche leven
digheid en den onuitputtelijken humor der voor
drachten van den beroemden professor.
April, de tweede maand bij de Romeinen, was
aan Venus gewijd. Men is wel eens geneigd,
den naam van Aprilis van den naam Aphrodite
af te leiden, waartoe echter eene flinke gave van
etymologisch combineeren vereischt wordt.
Cassel zegt- De eerste April was, evenals de
geheele maand, aan Fortuna Virilis gewijd, dat
wil zeggen, aan het geluk van de vrouwen bij de
mannen. De naam hangt samen met Avirilis,
Aorilis, Aprilis, en was daarom aan Venus gewijd.
De filologen leiden terecht Aprilis af van aperire
dat is opengaan, uitspruiten, de maand waarin
vruchtbare kiemen en spruiten uit de aarde te
voorschijn komen. Ook hierdoor was het de maand
van Aphrodite die de godin der vruchtbaarheid
is. In Duitschland noemt men hem den
Ostermonat (de Paaschmaand). Wij weten uit de ge
schriften van Beda den Eerwaardigen dat April
dezen naam aan Ostara, godin van het nieuwe
voorjaarslicht te danken heeft, waaraan zelfs
ons christelijk Osterfest (Paaschfeest) zijne naam
te danken heeft, men steekt immers vreugdevuren
ter harer eere aan, ja zelfs de zon, zegt men, j
doet op Paschen drie sprongen uit vreugde om i
het nieuwe Paaschlicht te begroeten."
Wij ontvingen dezer dagen het verslag der
Levensverzekering-Maatschappij Utrecht over het
boekjaar 1887, en bemerkten daaruit, dat in dat
jaar zoowel te Brussel als te Amsterdam een
kantoor, en voorts op onderscheidene plaatsen
agentschappen gevestigd zijn. Verscheidene nieuwe
tarieven zagen het licht en ontvingen de koninklijke
goedkeuring. Weldra zal de hypothecaire levens
verzekering ingevoerd worden. Op l Jan. 1883
bedroeg het totaal der gesloten verzekeringea
zoowel hier te lande als in Belgiëf7,544,594 I)e
wiskundige reserve bedraagt f228,657; maar aan
gezien de onverdeelde reserve f258,836 beloopt,
is er een voordeelig saldo van f30,179. De waarge
nomen sterfte in Nederland beliep 698, tegen eea
verwachte van 964 en in België501 tegen eea
verwachte van 480. Er wordt wederom een divi
dend van 4x/2 pCt. uitgekeerd, zijnde het maximum.
dat volgens de statuten is veroorloofd. Omtrent do
reserve, het gewichtigste bestanddeel eener balans
van levensverzekering, bevat het verslag eene uit-;
voerige beschouwing van den wiskundige
dermaatschappij. Het zou ons te ver voeren, die be
schouwingen hier zelfs maar te resumeeren, en wijf
wenschen er mede te volstaan, te vernielden, dat
het deel der reserve dat vroeger afzonderlijk werd;
geboekt als strekkende om aan te vullen wat anders
tengevolge van de bijzondere toepassing van sommige
tarieven te min op de reserve komen zou, thans
met het overig deel vereenigd wordt geboekt, en wel
zoo dat de reserve thans reeds (wat wiskundig niet
noodig ware) dit verschil voor den geheelen duur
der contracten aanzuivert. Dit deel der reserve
heette vroeger reserve voor niet-interpoleeren" en
reserve voor verschil in netto-premiën." Wat de
levensverzekering door middel van weekpremiën
betreft, blijkt uit het verslag van den wiskundige
dr. G. J. D. Mounier, dat deze maatschappij met
het verlies hetwelk aan wekelijksche tegen
jaarlijksche premiebetaling gerekend verbonden is,
reeds in de bepaling ran het bedrag der week
premiën rekening houdt, tengevolge waarvan bij
het betaalbaar worden der polis de voor den ver
zekerde of diens rechtverkrijgenden onaangename
noodzakelijkheid vervalt om de premiën der nog
niet verschenen weken van het loopende jaar aan
te zuiveren.
Lars Dilling. Begaafd. Uit het Noorsch,
door Una. Leiden, A. H. Adriani / 1.90 in
prachtband f 2.50.
Aardiger boek hebben wij in geruimen tijd niet
gelezen. Een boeiend verhaal, los en natuurlijk
verteld, vol menschenkennis, humor en satire. Men
zou 't een roman in schetsjes kunnen noemen,
waarvan bijna elk schetsje een meesterstukje is.
De eigenaardige Noorsche toestanden zijn eea
aantrekkelijkheid te meer. Dit laatste neemt echter
niet weg dat ook ten onzent begaafde" menschen
als Lorent Falk gevonden worden, moeders als
mevrouw Falk en mevrouw Verlund niet schaarscb.
zijn en verstandige en edele vrouwen als tante
Norderud onzen landaard alle eer aandoen. De
vertaling is vrij vloeiend en ongekunsteld en de
uitgever heeft het boekje in een zeer net pakje
gestoken.
Schaakspel.
No. 120.
Van E. J. WINTERWOOD te Croijdon. Eerste prijs
in 't tornooi van Scheffleld independent.
ZWAKT.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist is opgelost door W. v. H. te Delft, no.
118 met bis alsmedo no. 119 en ter, driezet;
Mei" no. 118 met bis en ter en no. 119 no. 5
met op d2 een zwart paard en witte dame op c7.
De z\vartc raadsheer a2 is noodig omdat anders
een nevenoplossing l c7 ? d6 mogelijk is. Insge
lijks opgelost door Henri, beiden te Amsterdam,
en D. D. te Rotterdam en J. A. W. te Gouda.
No. 118 met ter door A. P. te Arnhem.
f
g
a b o d e
WIT.
Wit speelt voor en geelt in drie zotten mat.
(Wit 7 en Zwart 4 stukken met K. d4).
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 117
van J. KEEBLE te Norwich.
dG f7, cG X f"'! 2 b5 b l f, f5 eG; 3 c4 c6 f t mat
Als boven b6 X d8 2 f7 g5 f d8 X gr>, 3 cl c6 f t mat
g8 X « 2 f5 - g7 t eG X f', 3 c4 f4 f f mat
g4 g3 2 c4 d4 f! d7 d5 3 e5 X d5 op dtj ff mat
eG X f5 3 f7 - dG f f mat
d7 do; 2 b5 08 f eG X & ;i f7 dG ff mat
d7 dG; 2 c4 cG f eG d7, 3 cG c7 t f mat
gG g5; 2 f7 X gr' t g8 X g'"', 3 c4 cG f f mat
» g" X '?"' i 2 c4 cG f f mat.
Anders; 2 c4 c6 f eG X f5; 3 f7 dG f f mat
In ons vorig no. hebben wij do drukfouten reeds aangeduid Do samenstelling is zeer
kunstigen moet de auteur heel wat hoofdbreken gekost hebben. Bij l dG b7 of c8 falen door l . .
g8 X f8!
No. 118 bis van H. J. C. Andrews. Waar moet de zwarte koning staan: op e5.
l a:ïe3 f3 f6 f
l als boven, f4
l dito, anders;
No. 118 ter van J. Drtiua te Ilnevsïna.
of X e3; 2 t'2 i'G f mat
2 d2 c3 f mat
2 e3 X e4 f mat
l el ??dl e2 X dl; 2 gG e4 f; 3 enz.
l als bov. e2 el Pd f, 2 g2 ? g,'! 3 enz.
l als bov., a3 X C3; ^ S(> ' S;> 3 enz. l als boven, c3 f4, 2 enz.
Probleem no. 120 bis. Van B. G. Lawa (British ch Magazine. \Vit K dl D e2 Pil fl R bt en
d7 pion c4 (G. Zwart 1M al en g7 R t'4 pions b:i dG g l en h5 (7. \Vit geeft in twee zetten mat.
Op welk veld moot dan do zwarte koning staan? Wit speelt voor.
OTIIELLO IN VIJF NUANCES.
jKene Amerikaansche vertelling
door
THEODOB HEHZL.
Onder het eindeloos bravogeroep der bevolking
hield de wereldberoemde treurspelspeler Wilhelm
Plunzenberger zijn intocht in New-York. Aan den
oever werden saluutschoten gelost. Twaalf
verkleede kruiers waren onder de menigte verstrooid
en hieven jubelkreten aan. liet voltallige
koorpersoneel van het Fragile-Theater, bij uitzonde
ring niet gekleed in het kostuum van Napelsche
visschers en visschersvrouwen, stelde met
bedriegelijke natuurlijkheid heeren en dames op straat
voor, en voerde de bekende finale van het eerste
bedrijf op: Vroolijke opgewondenheid bij de aan
komst van den graaf op het voorvaderlijk slot. l)e
solisten van den bedoelden Muzentempel waren
met kransen en ruikers verschenen, de dames lief
geblanket. de heeren wit gedast. Hot gelukte zelfs
aan een reclame-agent van den directeur van het
theater gevangen te worden genomen, hetgeen
later de oorzaak werd van een humoristisch
pro