De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 22 april pagina 2

22 april 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.565 voldoening, dat de bekende verraders ontmaskerd worden. De stijl van het stuk had, vooral waar het kind aan het woord is, wat eenvoudiger kun nen zjjn, en de godsdienstige en zedekundige toespraken, door het kind gehouden, hoe aardig Napoleon de la Mar er zich ook van gekweten heeft, waren wel wat onwaarschijnlijk. De ont knoping van het stuk wordt veelzijdig voorbereid door afgeluisterde gesprekken, en het is toch niet volkomen duidelijk, hoe de brave Heer Brownlow zoo geheel op de hoogte komt van al de misdadige streken, die er bedreven zijn. De uitvoering was, over het geheel, zeer te prijzen. Men had met zekeren ijver getracht de kostumen van een 50 jaar herwaards te dagteekenen.Alleen de Heer Andréhad een gekleeden zwarten jas van onzen tijd (Piince of Wales coat) aan. Deze kunstenaar heelt do moeilijke rol van Edward Leeford met talent gespeeld; vooral, bij het tooncel van inkeer, heeft hij glansrijk de daaraan verbonden bezwa ren overwonnen. De Heer Vos (Brownlow) deelt met den Heer de la Mar (Fagiri) de eer van veel charakter-studie in zijn spel te hebben uitge drukt: 't was of men den deftigen grondbezitter en den woekeraar-dievenhoofd voor zich zag. Opmerkelijk was grime en spel van den Heer Malherbe (als Bul Sikes); te meer te waardee ren, daar hem veelal jonge gentle-man-rollon ten deel vallen. De grime van den HeerLageman (Bwnble) was minder gelukkig, en de vader van het engelsche armenhuis heeft stellig in den titel Mistress noch t noch r uitgesproken. Mevrouw de la Mar verdient (als Naney), naast Mevr. Albregt (Juffrouw liwmble), Mevr. van .Kossum (Ju/f. Sowerberry) en Mevr. Kamphuizen (Juff. Hedwinn), bizonder onderscheiden te wor den 't Is trouwens geen wonder, dat de bescher ming van den armen Olivier (het jongsken de la Mar) haar goed afging. Ook de Heeren Verhagen (Gfrimwiek), Ruys (Datvkins), Vink (Sowerberry), ylders (Noach). Kamphuizen (bediende bij Brown low) en Alb. Braakensiek (Bates) hebben con amore in het stuk meegewerkt. Als de kleine De la Mar zoo voortgaat en niet te spoedig" denkt, dat hij er al is, kan een schoone toekomst zijn deel zijn. De uitbundige toejuichingen waren natuurlijk ook voor een deel te danken aan het treffende van het optreden van zoo'n klein manneken en aan zijn aandoenlijk lot. * * * Het is, voor ieder, die geen vreemdeling is in de geschiedenis der bouwvormen, een genot deii schoonen Parkschouwburg te bezoeken, Pseudotheoristen, de eigenaardigheden van het volks genie verwarrend met die der individueele schep pingskracht, droomen altijd nog van een nieuwen bouwstijl die ondertusschen evenmin uit de persoonIflke overwogingen van een onzer architekten geboren kan worden, als een nieuwe bloem uit die onzer hortikultoren. Samenstelling, kruising, uitbreiding is mogelijk de roos behoeft zich niet tot het 5-tal blaadtjens te beperken maar geen nieuw levensbeginsel. Zoo kon, allergelukkigst, de In dische stijl met den Arabischen verbon len wor den, en daaraan hebben wij onzen Parkschouw burg te danken. De veerkrachtige Direkteur J. G. de Groot voert er, met grooten glans, zijn Hollandsen Opera-Gezelschap" in op. Dit loffelijk streven neemt een eervolle bladzij in van onze Tooneel? geschiedenis. Nu weer heeft men den Hamlet" van Ambroise Thomas gemonteerd, en de liefhebbers van nieuwere Fransche muziek gaan er. met weelde, luisteren naar het: Doute de la lumière, Doute da soleil et du jour Doute des cienx et de l» terre, Muis ne doule jamais de moii amour." Ik laat de beoordeeling van het muzikale ge deelte der voorstelling gaarne aan mijn meer deskundigen medearbeider over; maar ik moet zeggen, dat de mise en scène niet staat beneden die onzer Fransche opera.en dat de voornaamste zan gers enzangeressen,ookals tooneelspelers, alle erken ning verdienen. De Heer Orelio, een echte Heldentenor, heeft, wien zou ik dat kunnen zijn? Maar het zou zoo prettig zijn, er eens iets van te weten, in geval ik net eens werd. Men heeft zulk een vreemd gevoel in zijn borst, niet waar ?" »lk weet het niet; bij mij kwam het met kiespijn." »Met kiespijn?" »Ja; want je moet weten dat mijne eerste vlam tandmeester was," zei juffrouw Triedel lachende, terwijl zij van haar naaiwerk opkeek. >Ik was toen zestien jaar oud en had een holle kies, o ik herinner het mij nog als den dag van vandaag! Ik lag tegen zijn borst, terwijl hij een propje watten, dat met sterk ruikend goed bevochtigd was, in de holle kies stak; en toen hij hiermee klaar was, hield hij mijn kin met zijn hand vast en kuste mij. Hé, wat schaamde ik mij daarover en hoe gelukkig was ik tevens!" »Zaagt gij hem meermalen?" »Ja die kiespijn kwam dikwijls terug, en telkens gaf hij mij watten met droppels en een zoen." »Sprak hij dan nooit van trouwen?" >Neen, dat ging niet best, daar hij al eene yrouw en twee kinderen had. Maar dat wist ik toen natuurlijk niet. Veel later trouwde ik pas met je vader." »En waart ge niet op hém verliefd?" «Niet erg." Lientje stond op om naar bed te gaan. Zij was uit het gesprek met hare moeder niet Teel wijzer geworden. Het eenige wat zij daaruit geleerd had, was de zekerheid, dat Men met zijne eerste liefde niet trouwt. . Van toen af kwam de knappe student dikirijls in den bloemenwinkel en kocht een roos Toor zijn knoopsgat. Hij lachte steeds daarbij en was vriendelijk, maar maakte haar volstrekt niet het hof of complimenten, zooals andere heeren ; en toch iras zij zoo gelukkig, als zij hem slechts ge in den korten tijd, dat hij aan het Tooneel is, groote vorderingen in de kunst van spelen gemaakt, en doet het blijkbaar met liefde. Mevr. van Ophemert-Schwenke heb ik, bij een vorige gelegen heid, mijn hulde voor haar dramatiesch talent reeds gebracht, en Mevr. Orelio-van Zant is een niet minder goede, oude bekende. Over de vraag, in hoe-verre Shakespeares schep ping zich leent tot cene muzikale vertolking kun nen verdedigbare meeningen verschillend luiden. Terecht hebben de Heeren Michel Carréen Jules Barbier sommige bizonderheden (als bijv. het tooneel met de fluit) achter-wege gelaten. De partijen van Polonius en Laërtes zijn wel een weinig onbeduidend geworden. Wat het artikel kostumen betreft, moet ik mijn leedwezen uitspreken, dat de Heer Orelio het goede voorbeeld van den Koning en de Koningin niet gevolgd heeft. De Koning zag er recht goed middeleeuwsch uit (de auteur der Deenscbe Ciironiek, waar het verhaal aan ontleend werd, stierf in 1202) en Hamlet droeg een pakjen van ca 1550. Terwijl Oplielia en hij met een waayer speelden, waarvan de grondvorm tot de tijd van Madame de Maintenon behoorde. Zulke spelfouten zijn hinder lijk voor den indruk, door beschaafde toeschouwers ontvangen en.waren toch licht te voorkomen. 't Was ons aangenaam, dat het publiek, door luide tpejuiching, zijn dankbaarheid betuigde voor al de kunstliefde en ijver aan het ten-tooneelebrengen van dit werk besteed. Een goed deel daarvan komt ook den orchestmeester De la Fuente ten goede. 19 Apr. '88. ALB. Tn. MUZIKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 20 April 1888. Ook de heer Basch kreeg eene bonefice-voorstelling en koos daarvoor Xessler's Ratienfdnqer von Hameln; ofschoon m. i. de muziek van dit werk vrij wat hooger staat dan die van Der Trompeter von Siïkkingen van denzelfden componist, is eene uitmuntende bezetting toch een der grootste vereischten om het genietbaar te maken. En deze ??het moet gezegd was in geenen deole aanwezig; was de partij van Hunold Singuf voorheen een van Basch's beste rollen, thans bleef hij verre beneden zijne vroegere creatie; Wulf, de smid, was in handen van den heer Weiss, en ofschoon driekwart van de partij gecou peerd werd, was het overblijvende vierde, op deze wijze vertolkt, nog te veel. Mej. Frank, ofschoon telkens duidelijker blijkt over welke goede mid delen zij kan beschikken, kon Mevr. Jaïde in deze partij niet doen vergeten; Mej. Fischer deed haar bost en was als Regina verdienstelijk en Mej. Ottiker bleef als Gertrud op dezelfde hoogte (zal ik liever zeggen: laagte?) als we haar den geheelen winter geleend hebben. Berekend voor hunne partijen waren slechts de heeren Behrens (Bürgcrmeifter), Sieglitz (Bertlioldus en Wiijnberg) Bolle (Etlielerus) en Grüning (Hcribert); de kei] erscène werd door Dolle en Stieglitz hoogst verma kelijk en daarbij geenszins aanstootelijk weerge geven. Mot eone opvoering van R'tenzi wen1 op 15 dezer het Opera-seizoen gesloten; een terugblik werp ik liever niet: de moede reiziger, die zoo even de woestijn verliet en in eene oase langgewcnschtc en welverdiende rust vindt, zal eveneens niet gaarne een blik achterwaarts werpen, maar slechts oogen hebben voor do heerlijkheid die hem omringt en de genietingen, dio hem nog wachten. Ook ik wensch te vergeten welke tekortkomingen het seizoen 1887/88 heeft opgeleverd, mij te ver heugen in de thans ingetreden periode van rust, en het beste het allerbeste te hopen van het seizoen 1888 89,-dat deze hoop niet beschaamd worde is voor het voortbestaan der Hoogduitsche Opera te Rotterdam van het grootste gewicht, hen, wien de zaak aangaat, zij dit nog eens op de meest ernstige wijze onder het oog gebracht! * En nu een auigenamo taak: het 25 jarig Jubil van Conrad Behrcns. Het moet gezegd worden, dat onze verdienstelijke eerste bas het verstaat aan zijne ondernemingen attractie te bezorgen; zien, eenige woorden van zgne frissclic lip pen gehoord en in zijne zachte bruine oogen gekeken had. Toen kwam 22 Maart, de verjaardag yan keizer Wilhelm. Het weer was koel, maar de zon scheen 's morgens helder en Lccntje stond voor de geopende winkeldeur en keek naar al de menschen, die naarde gedenkzuil stroomden vanwaar de stisdentenoptocht zou beginnen. Er kwam een prachtige landauer aan met kransen en guirlandes van rozen en koren bloemen versierd. In het rijtuig waren vier studenten gezeten in hun schilderachtige klee ding, mot breede sjerpen om de schouders. Hij was er ook bij en hield het zware vaan del, van rood, geel en wit, dat met zijn goud borduursel in de zon schitterde. Het rijtuig stond stil, hij gaf het vaandel aan een zijner vrienden over en vloogin den winkel, Leentje durfde nauwelijks haar oog-en opslaan, zoo mooi had zij hem nog nooit gezien. Hij geleek op een ridder uit de romantische middeleeuwen, die plotseling _ in onzen prozaïschen tijd was komen aanstuiven. De nauw sluitende zwart fluweelen jas en de witte strakke broek met de hooge glimmende kaplaarzen, deden zijn slanke krachtige gestalte des te beter uitkomen; over den linkerschou der droeg hij een sjerp van rozenrood. wit en geel en de kleine ronde pet was van dezelfde kleuren, het wapen der studenten, de degen, hing aan zijne zijde en zijne handen waren door lange witte kaphandschoenen bedekt. »Nu moet gij mij, juffcrtjelief," zei hij bij het binnenkomen, »uwe mooiste roos geven. Vandaag moeten wij in feestgewaad, in opti ma forma, voor den dag komen; naar »het hof" gaan wij om onzen geliefden keizer met zijn Oüsten verjaardag geluk te wenschen!" Leentje bood hem een volle roode roos aan. ten eerste Behrens in de rol van Bombardon (Goldene Kreuz), dan Kathi Bettaque als Elsa (Lohengrin) .... het is om van te watertanden, en als we het bezoek eens geheel wilden afschei den van sympathie voor den voortreffelijken bas sist, dan zou het toch niemand kunnen verwon deren, dat het gebouw tot aan den nok toe vol was, in weerwil van de verhoogde prijzen. Nu, het heeft Behrens niet aan bewijzen van sympathie ontbroken; reusachtige kransen van zilver papier, n van bescheidener afmeting maar van echt metaal, vele lauweren en blocmgeschenken deden hem zien hoe hoog hij te Rot terdam als kunstenaar staat aangeschreven; een welgemeende toespraak van den administrateur der Opera, die de geschenken namens de ver schillende gevers den jubilaris aanbood, wordt gevolgd door fanfares van het orkest, terwijl het publiek door hartelijke toejuichingen zijn zegel op deze ovatiën drukte. De opvoering zelve (van Das Goldene Kreuz en 3o acte Lohengriri) droeg zoozeer het karakter eener feestvoorstelling, dat de kritiek er beter het zwijgen toe doet; gewoonlijk toch heerscht er bij zulke gelegenheden achter het scherm eene even geanimeerde stemming als in de zaal, en is de ware attentie vot/r de opvoering zelve niet aanwezig. Vermelding verdient echter het wederoptrcden van Mej. Bettaque; het is te Rotterdam altijd hoogst gevaarlijk, voor een eenmaal heen gegaan artist, om weder optetreden, ik behoef slechts te herrinneren aan de indertijd hier zoogevierde Mej. Kempner. Mej. Bettaque bewees echter in geen enkel opzicht achteruit gegaan te zijn, maar aan volume van geluid nog gewonnen te hebben, als Christine legde zij dezelfde deug den en ondeugden aan den dag die haren zang bij haar vroeger verblijf alhier aankleefden; als Elsa gaf zij blijken van bepaalden vooruitgang, terwijl het als altijd goed deed de aanvallige kunstenares op het tooneol geheel te zien opgaan in de rollen waarin zij optrad. Bij haar verschij nen werd zij door de aanwezigen hartelijk ver welkomd terwijl zij in den loop van den avond verschillende bloemgeschenken had in ontvangst te nemen. Ernst van Dijck betooverde het auditorium weder door zijn beerlijken zang, ofschoon hij dit maal minder gedisponeerd scheen dan bij zijn vroeger optreken; het verhaal althans maakte niet zulk een aangrijpenden indruk als do vorige voorstellingen. Wellicht was echter ook hiervan de feeststemming schuld! Behrens is uitgenoodigd naar Zweden te komen (hot land waarvan hij genaturaliseerd onderdaan is) en zal daaraan voldoen; een goede reis en groot succes zij hem tosgewenscht, terwijl ik daaraan de hoop toevoeg, dat hem daarna nog rusttijd genoeg moge overblijven om met fiissche krach ten het aanstaand seizoen te Rotterdam te hel pen opluisteren! V. TEX-TOOX-STELLIXG VAX TEKKENINGEN" VAX LEVENDE MEESTERS" Is de opening van Arti-s ten-toon-stellingszalen op l'iiaschdag tevens de openbaring geweest eener nieuwe kunctverrijzenis? De stukken zijn genommerd van l tot 192; maar er loopeu enkele gra vuren en bouwplannen onderdoor. Of de overigen alle wel teekeningen" zijn d. i. kunstprodukten, die niet alleen kleureffekt aanbieden, maar ook ensemble van lijnen, d. i. grenzen van voor werpen, die de maker zich bewust is mag in twijfel worden getrokken Of al het ten-toon-gestcldo door Meesters" is vervaardigd, staat ook nog uit te maken. Ik spreek niet van de 18 Meesteressen, wier werk men heeft toegelaten; maar er zijn sommige van do hier aangeboden Moester"-stukken, die men, zoo ze niet op de Ten-toon-stelling van Arti hingen, eerder aan leerlingen toe zou schrijven. Toch verneem ik, dat de kommissie zeer streng is geweest, veel heeft afgewezen, en men dus het recht heeft hier niet te zoeken een stalenkaart van wat de tegenwoordige Nederlandsche teekenkunst vermag, maar een bloemlezing van de beste werken. De toongcvers op hot gebied vermijden het woord waterverftcekcning"; zij spreken liever van aquarellen": waarschijnlijk om dat zij voelen dat de teekening vaak ver te zoeken is. Als gij niet-te-min naar teekening vraagt, dan zeggen zij, dat gij literatuur begeert, en dat de kunst, de kunst bij uitnemendheid, alleen naar kleureffekten streeft en men met die kleuren slechts stemmingen wil uitdrukken. Als gij op het feit wijst, dat men in vroeger eeuwen wel eens werk van het sujet gemaakt heeft, dat de schilderijen voorstelden, dan andwoorden de groote mannen van tegenwoordig, dat zij daar niets mee te doen hebben, dat het sujet niet meer is dan een kleêrenknecht, en dat de genen, die daar waarde aan hechten, illustratieteekenaars met kunstenaars verwarren. En als die historie-ketterijen nog niet luid genoeg klin ken, gaan zij rechtstreeks op den man af, en zegden, dat ge geen zier verstand van kunst hebt. Wat zoudt gij zeggen," vragen ze triomfantelijk, als een schilder over literatuur wilde spreken ?" Dan zou ik eenvoudig andwoorden, dat iemant, die smaak, gevoel en wat kennis heeft, bestemd is om kunstindrukken te ontvangen en van die indrukken rekenschap mag geven, en dat het er verder niet op aankomt of de beoordeelaar bij deze. vatbaarheid en dit vermogen nog het talent voegt van te kunnen schilderen, zingen, viool spelen, vaerzenmaken, of iets van dien aard. Het getuigt niet van een scherpen blik, het vermogen van te oordeelen door elkaar te haspe len met het vermogen van kunstwerken voort ta brengen. Een geoefende gourmet is daarom nog geen kok, en verbeurt daarom zijn recht niet, om te zeggen dat een schotel aangebrand is. Als men dat ook doorvoerde, dat alleen schilders over schilderwerk mochten oordeelen, dan zou het er slecht uitzien met het plaatsen van de schil derijen. Kunstenaars, die. als de Heer Mesdag, muzeüins aanleggen, zijn zeldzame vogels. Of denkt men zich verzamelaars, die niet oordeelen ? Moeten de verzamelaars eenvoudig lieden zijn met wel gevulde beurzen, waarvan de inhoud, naar de uitspraken der willekeur van Ileercn schil ders, wordt omgeruild voor doeken of paneelen met zekere hoeveelheid verf bestreken ? Laat ons toch wijzer zijn! Die Kwi»t isljederman's Sache, en als wij, schilders of dichters, op toejuiching van onze medemenscheri aanspraak maken, moeten wij ook hunne afkeuring kunnen lijden. Bovendien - wie en wat wordt er niet beoor deeld ? Ook literatoren zijn er ver van daan elk ander altijd te bewonderen. Zoo heb ik bijv. het ongeluk weinig dingen onvruchtbaarder te vinden dan, bij elke ten-toon-stelling, nog weer eens te gaan herhalen, dat a, b, en c er uitne mend in geslaagd zijn een zwoelen zomermiddag op doek te brengen, of een hoekjen van een wei land, met (min of' meer misteekendc) koeyen, of een heigezicht, waarboven zich een zwaar bewolkte lucht uitstrekt. Ik heb er niets tegen, dat onze schilders, d. i. onze landschap , watergezicht-, en boerenbinnenhuisvcrvaardigers, dio voorwerpen zoo lang repeteeren, tot dat alle verzamelaars in ons konink rijk in het bezit van n of meerdere exemplaren zijn; maar van wat do Hollandsere kunst van dien aard oplevert uitvoerig en beredeneerd boek to houden, komt mij minder nuttig en voor de lezers zeer onvermakelijk voor. A. TH. (Wordt rerroli/d). «Gij zult wel zoo goed zijn hem voor mij te willen vaststekeu," zei hij, »ik kan in deze stijve kaphandschoenen geen vinger bewegen." Leentje moest op de teenen gaan staan om hem te bereiken. Hare teedere gestalte rustte dicht tegen zijne breede borst, en den eenen arm had hij om haar heen geslagen. Haar hart klopte geweldig, en hare bevende handen konden nauwelijks de roos vasthechtten. Mis schien vermoedde hij wel, wat er in haar ziel omging, en wat haar hart zoo deed kloppen. Hij trok haar dichter naar zich toe en ter wijl 'hij zich voorover boog, drukte hij een kus op haar voorhoofd. De roos was vastgestoken; hij bracht groe tend de hand aan zijn muts, keerde zich om en sprong in het rijtuig. Leentje bleef vuurrood en met gebogen hoofd voor de deur staan om hem na te kijken. Het was alsof' zij in een nevel het rijtuig zag wegrijden, met het goudborduursel pp het rozenroode, gele en witte vaandel dat in den ZOTineschijii schitterde. Onwillekeurig1 voelde zij naar haar voorhoofd, waar de kus nog brandde dien hij eropgedrukthad.Zij schaamde zich er over en wTas toch zoo gelukkig, o zoo gelukkig! Hoe zou zij zich houden, wat zou zij zeggen, wanneer hij weer in den winkel zou komen? Hij kwam echter niet. Weken gingen voorbij, ja zelfs maanden, en nog altijd was hij niet teruggekomen, om rozen van haar te koopen. Dit behoefde hij ook nu niet meer te doen, want ze waren nu overal te koop; het koude voorjaar was voor bij en de zachte zomer strooide met gulle hand verkwistend zijne bloemen overal heen. Te vergeefs tuurde Leentje overdag door het raam van haar bloemenwinkel, te vergeefs zocht zij hem 's avonds onder de duizende bezoekers van het tentoonstellingsterrein Haar rozenridder kwam niet te voorschijn. Op zekeren dag kwam hij plotseling weder EEN LIEFDE" EN DE KRITIEK. Eene liefde, door L. v. Deyssel. L. v. Dayssel heeft een roman geschreven, waarover de kritiek nog niet tot zwijgen gekomen is. En dat om tweeerlei reden. Ten eerste, wijl een aantal bladzijden ervan op een zeer buitenge woon talent wijzen, en ten andere, omdat het ver haal gedeelten bevat geheel en al in strijd mot de eisenen der welvoeglijkheid, die onze hedendaagsche beschaving stelt. De critici waren hem over het algemeen weinig vriendelijk gezind. Men kan zeker niet zeggen, dat zij den mantel, dien do romanschrijver vergeten of moedwillig verzuimd had over het naakt te werpen, over zijn tekortkomingen hebben uitge spreid. Doch het zonderlinge geval heeft zich voorgedaan dat juist hij, die in zijn imening over in den winkel. Evenals vroeger, stond hij voor haar, vroolijk en vriendelijk, in de volle kracht zijner schoonheid. Leentje voelde hoe haar het bloed naar hoofd en hart steeg, en om hare vreeseüjke ver warring te verbergen, boog zij zich over zijne lievelingsbloemen, de donkerroode rozen, om er een voor hem uit te zoeken. »Xeen, van daag ben ik niet met nerops tevreden/' zei hij, stralend van yroolijkheid en geluk »ik moet een heeleii ruiker hebben van de allermooiste bloemen, echte keizers rozen !'' ?Die zal ik dan eerst voor u moeten bin den," zei Leentje half luide. »Heel goed, wees dan zoo vriendelijk er voor te zorgen," gaf hij vergenoegd ten ant woord, »en zend het me dan nog vóór 12 uur!" Zij schreef het adres op. Het was van een adellijke dame. >En wil u dan dit kaartje aan den ruiker vast hechten," vroeg hij, terwijl hij haar zijn. visitekaart reikte. Vervolgens nam hij zijn rozenroode muts af en ging lachend en kalm, zooals altijd, zijns weegs. Leentje hield zijn kaartje in de hand: »Kurt von Rabenau" stond er op, met een kroontje er boven. Dat was dus zijn naam, en de adellijke dame, aan wie hij die heerlijke rozen wilde zenden, was zeker zijn bruid. Daarom zag hij er zoo innig gelukkig uit, en daardoor kwam het, dat hij niet meer aan het kleine bloemenmeisje dachtj dat hij in een oogenblik waarop hij zoo feestelijk ge stemd was, aan zijn hart had gedrukt. Zij had het niet vergeten en zou het ook nooit vergeten. Zij voelde nog altijd zijn kus op haar voorhoofd branden. *** Zij ging dien avond, zooals gewoonlijk, met

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl