De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 29 april pagina 1

29 april 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S*. 566 DE AMSTERDAMMEE A*. WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 29 April. Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr, p. p. f 1.1& Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . O.tO. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. I N H O C »: VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE TON: Naar huis", I. Aan Dr. G. F.Westerman, door J. A. Alb. Thijm. Bij gelegenheid der viering- van het 50jarig jubiléyan het Kon. Zool. Genootschap Natura Artis Magistra", door E.'T. Maitland. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door A. Th. Germinal op het tooneel. Muziek in de hoofdstad, door H. C. P. D. Muziekaal Overzicht, door V. Een liefde" en de kritiek, II, door D. K. Ulrich von Hutten. VARIA. SCHAAKSPEL. Bèrtus Pendule", door J. v. M. Jr.- Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLA MES. INGEZONDEN. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. Men is niet gewoon den invloed van koningin Victoria van Engeland op de buitenlandsche politiek van hare regeering te overschatten. Integendeel, men pleegt te ver zekeren, dat deze vorstin, gedurende nare meer dan vijftigjarige regeering, hare rol als hoofd ?van een staat, dien de neer Von Bismarck nog niet lang geleden eene aristokratische republiek noemde, op de meest correcte wijze heeft opgevat, hetgeen in den mond der lofredenaars in den regel beteekende, dat zij zich van een ingrijpen in de regeeringszaken wijselijk heeft onthouden, en met name het beleid der buitenlandsche staatkunde aan de ?verantwoordelijke raadslieden der kroon heeft overgelaten. _ Er zijn enkele feiten, die met deze opvat ting niet overeenstemmen. Men weet, dat Lord Palmerston indertijd, op uitdrukkelijk ver langen van de koningin, zijn ontslag als minister-president heeft moeten nemen, omdat hij in eene belangrijke quaestie van buiten landsche staatkunde op eigen gezag was te werk gegaan, zonder de koningin vooraf te raadplegen. Men_weet, dat Engeland's hou"oing in de groote internationale vraagstukken in de laatste tien jaren geen belangrijke wijziging 'heeft ondergaan, ofschoon de heer OHadstone en Lord Salisbury bezwaarlijk kinderen van nen geest kunnen worden genoemd. Ongetwijfeld is die continuïteit van Engeland's buitenlandsche staatkunde voor een deel te verklaren uit het feit, dat de belangen blijvend zijn, al wisselen de ministeriën, en dat de politiek van non-interventie, welke van formeele alliantiën terughoudt, op zichzelf weder een element van stabiliteit is; maar de invloed van de souverein is niet te miskennen, al doet hij zich in den regel op bescheidene, weinig in het oog loopende wijze gevoelen. Niets was natuurlijker, dan dat koningin Victoria op hare terugreis naar Engeland een bezoek bracht aan haren zieken schoon zoon en hare zwaar beproefde schoondoch Feuilleton. >NAAB HUIS." Herinneringen aan mijn Kostschool oorspronkelijke schets DOOR Jo VAN SLOTEN. Zouden niet alle kostscholen een of meer beklagenswaardige kinderen kunnen aan wijzen die, als aan hun lot overgelaten plant jes, verbannen uit den huiselijken hof', weg kwijnen en verflensen ? Ik geloof het wel! Sommigen worden door een medelijdende hai.d, machtiger dan de onze, spoedig weggenon en van den kouden, vreemden grond, om oyergeplant te worden in zachter lucht, in milder aarde, maar ande*en,taaier van natuur, levenskrachtiger en sterker, blijven in 't leven, met smachtend verlangen zich tevergeefs uit strekkend naar den goudenlzonneschijn, dien ze van verre wel zien doch niet bereiken kunnen, treurend en toch voortlevend, als de bleekgroene planten in een kelder. Onze school bezat zulk een bloempje een knopje nog maar toch reeds kwijnend, levensmoede vóór het half ontloken was. Onze school! Duizend herinneringen worden levend en voeren mij terug in die kleine, woelige wereld. Lieve, kleine Minnie, weer zie ik u voor mij staan met die groote, ronde onschuldige oogen, die met hun eigenaardigen glans ver der schijnen te kunnen zien, dan de oogen yan andere kinderen. Weer hoor ik uw frisch, jeugdig stèmmeken, vroolijk babbeleifd van, »naar huis gaan." «Naar huis !" AJsof ze u daar ooit noodig ter, den keizer en de keizerin van Duitschland, dat koning Umberto van Italiëhaar kwam opzoeken terwijl zij te Florence ver toefde, en dat keizer Franz Joseph van Oos tenrijk te Innsbrück een onderhoud had met de Engelsche vorstin, die op bijna zeventigjarigen leeftijd voor het eerst den Oostenrijkschen bodem betrad. Maar toch hebben de Engelsche en de Oostenrijksche bladen in deze reis, die koningin Victoria achtereen volgens in aanraking bracht met de hoofden der triple alliantie, niet ten onrechte een feit gezien van politieke beteekenis, en deze op vatting wordt bevestigd door de omstandig heid, dat de koningin van Engeland te Ber lijn een langdurig onderhoud met vorst Bis marck heeft gehad. De Duitsche bladen zijn op dit punt zeer voorzichtig en nemen den schijn aan alsof zij het bezoek van koningin Victoria uitslui tend aan familieomstandigheden toeschrijven. Die houding is zeer verklaarbaar, omdat het samengaan van Engeland met de groote mogendheden van Centraal-Europa wel in de eerste plaats betrekking zal hebben op de Oostersche quaestie, in welke Duitschland, zooals men weet, de meest mogelijke reserve aan den dag wil leggen. «Rusland ontzien", is te Berlijn het wachtwoord, en onder die leuze is zelfs het spektakel der kanseliers crisis op het touw gezet. Te St. Petersburg ?al men van die groote vriendelijkheid wel niet de dupe zijn. Het optreden van generaal Boulanger wordt in en buiten Frankrijk steeds meer beschouwd als een gevaar voor de Republiek en zelfs voor den Europeeschen vrede, al is men het er over eens, dat de persoonlijkheid van den waarschijnlijk even eerzuchtigen als gewetenloozen man op zich zelve te onbeduidend is, om als eene ernstige bedreiging der bestaai;'.lc orde van zaken te worden opgevat, *en (ia-:? het onbetwistbaar succes van dezen preten dent naar de hoogste macht in Frankrijk slechts kan worden toegeschreven aan het onmiskenbaar gevoel van onvoldaanheid, dat alle ontevredenen, hetzij zij tot de vrienden of de vijanden der Republiek behooren, voor het oogenblik bijeenbrengt. De toestand, waarin de Fransche regeering zich bevindt, werkt het streven in de hand van den man, dien men nog steeds aarzelt au sérieux op te nemen en veeleer houdt voor een werktuig dan voor een leider. De heer Floquet heeft in de vorige week van de Kamer een schitterend votum van vertrouwen gekrefen, maar het centrum en de opportunisten ebben het hem niet vergeven, dat hij open lijk verklaarde, met de linkerzijde te willen samengaan. De regeering heeft gemeend ver standig te doen, door de herziening der grond wet in beginsel aan te nemen, maar haar tot later en gelegener tijd uit te stellen ; doch alles, wat zij met deze dubbelzinnige politiek heeft bereikt, is ontevredenheid over hare hadden. Lieve kleine, die altijd verlangde naar dat »te huis" waaruit het tweede huwe lijk van uw vader u voor immer verbande, onverbiddelijk eu gestreng, maar ... zeer «com me il faut." 't Was een gure, winderige Octoberdag, waarop ze bij ons kwam. De wind scheen met zich zelven krijgertje te spelen rondom het huis, loerde op iedere deur die maar even geopend werd, plaatste zich er tusschen, en woei dan eensklaps terug, waardoor de deur met harden slag toebon sde, wolken van zand en dorre bladeren achterlatend. En te midden van een dier wolken verscheen kleine Minnie, alsof ze zelf een arm, afgerukt blad ware geweest,her- en derwaarts geslingerd door den storm. Eene dame, die zij als »mama" aansprak, be geleidde haar; eene voornaam uitziende rijkgekleede dame, die alles in onze kostschool tot de kleine, scheeve Jet Bol toe,?«beeldig," >snoezig"of a merveille" vond. Maar, o, hoe koud, hoe weinigzeggend klonken al haar fluweelige woorden. Hoe kil en gemaakt waa de toon waarop ze het kleine meisje met het onveranderlijke »lieve Minnie" aansprak. Eenmaal, toen ze rondkeek, waarschijnlijk om nog meer «snoezigs" en »beeldigs" te ontdek ken, ontmoetten haar oogen de mijne en be greep ik waarom die »gedistingeerde", mooie stem zoo stuitend koel klonk. Zij had poppenoogen oogen van schitte rend, prachtig gekleurd, ijskoud email, zonder gevoel of hartstocht, zonder diepte in hun porceleinige ondoorschijnendheid. Het gelaat paste volkomen bij die oogen. Haar mond kon misschien door zijn onberispelijken vorm den blik van een beeldhouwer tot zich hebben getrokken; hij zou geen dichter hebben kun nen inspireeren in zijn fijnbesneden strakheid; zelfs niet den gevoeligsten voor vrouwelijk schoon. Af en toe werden de koralen lippen aarzeling. De radicalen zijn, bij uitzondering, voorzichtig in hunne afkeuring, maar de opportunisten en de conservatieve republi keinen verklaren luide, dat men de Boulangisten niet ontwapent, door het hoofdbeginsel v'an hun programma als juist te erkennen. De Senaat voelt zich door de in het vooruit zicht gestelde grondwetsherziening in zijn bestaan bedreiga en kon slechts met groote moeite worden oewogen, om aan dit ministerie een votum van vertrouwen te schenken. Onder deze omstandigheden behoort eene aanstaande ministeriëele crisis niet tot de onmogelijkheden, en het is zeer de vraag, of zulk eene crisis niet tengevolge zou hebben, dat aan generaal Boulanger opnieuw eene plaats in het kabinet werd aangewezen. Geschiedde dit, dan zou men het paard van Troje hebben binnengehaald. Men moet buitengewoon optimistisch zijn, om voor Frankrijk heil te verwachten van eene reeds zoo vaak beproefde, maar even dikwijls mislukte republikeinsche concentra tie- Met meer recht mag men hopen op het uitbreken van verdeeldheid onder deboulanfisten. Komt het niet spoedig tot eene crisis, an zullen de samenhang en de discipline in eene uit zoo heterogene bestanddeelen sa mengestelde partij moeielijk te handhaven zijn. In den Oostenrijkschen Rijksraad doen zich teekenen voor, die de vraag wettigen, of' het door den heer Taaff'e sedert tien jaren met meer of minder succes toegepaste stelsel niet spoedig zal blijken onmachtig te zijn gewor den, om de meerderheid, die het kabinet steunde, bijeen te houden. Het Dispositionsfonds, dat wil zeggen, het fonds tot subsidieering van regeeringsorganen in de pers, is met 128 tegen 116 stemmen geweigerd. Het aangevraagde bedrag was niet groot 50,000 florijnen in het geheel en de regeering kon dus 'met cen schijn van recht zeggen, dat zij in deze stemming geen votum van wantrouwen zag. Maar de oppositiepers heeft niet nagelaten op te merken, dat de weigering der geheime fondsen onder alle omstandigheden en in alle landen een slag in het aangezicht der regee ring zou zijn, eu dat zij, die de nederlaag hebben geleden, het feit niet kunnen uitwisschen door te verklaren, dat het niets te beteekenen heeft. En inderdaad, wanneer de oppositie zegt: »mijn votum was een votum van wantrouwen," dan maakt de regeering de zaak niet beter door te zeggen: »ik heb u immers vooraf verklaard, dat ik het niet als zoodanig zou beschouwen ?" Na dit eerste echec moet de regeering met velerlei moeielijkheden rekening houden. Wel dra zal een aanvang worden gemaakt met de behandeling der begrooting, en men weet, dat dit in Oostenrijk geen aangenaam onder werp is. Verder komt de alkohol-belasting aan de orde, en dan zal het moeten blijken of de persoonlijke invloed van den keizer op de hoofden der Poolsche partij voldoende is gescheiden door een optrekken der mondhoe ken, om ons het gezicht te gunnen op een rij, soms wel twee, van blanke paarlen, kleine regelmatige tanden, die iets wreedaardigs kre gen als zij ze vast op elkaar sloot, zooals zij de gewoonte scheen te hebben om te doen, als zij lachte. Minnie's stiefmoeder lachte geen luiden hartelijken lach, o, foei neen! een onhoorbaar, zeer voornaam en aristocra tisch lachje, dat glad en strak als op geschil derde lippen lag. .Zij was zoo geheel de handelende persoon, zij nam zoo volkomen onze aandacht in be slag, dat wij in de eerste oogenblikken niet eens merkten dat zij Minnie's vader in haar ge volg mede voerde. Als een rechtgeaard echtgenoot, die zijn plicht begreep, naast zulk eene vrouw, bleef' hij bescheiden in haar schaduw. Hij had het voorkomen van een apostel, lang, lauw en lief, met golvend, lang zwart haar en kwijnende, diepliggende oogen die hij als gefascineerd voortdurend op de koude oogen zijner vrouw hield gericht. Wellicht was het dressuur, misschien ook natuur, dat hij de woorden, die hij reeds op de lippen scheen te hebben, haastig terughield wanneer zij haar mond slechts even opende ; maar toen hij zijn martelaarshpof'd over zijn eenig kind boog om het plechtig te omhelzen en een afscheidskus te geven.toen trilden zijn bleeke lip pen; toen, ik ben er vast van overtuigd, zou hij haar onstuimig iu zijn armen hebben geno men als .... als hij niet eerst ter sluiks naar zijn vrouw had gekeken. Haar oogen zagen hem strak en onafgewend aan en onder dien starenden blik trad hij achteruit als een slaapwandelaar, als een lafaard, dacht mij. Toch lag in dien nen kus van hem meer gevoel, meer verborgen liefde dan in de talFoozc omhelzingen en lief koozingen die zijne feweest om de oppositie van deze zijde te reken. Eindelijk last hut not kast heeft vorst Liechtenstein met zijne ultra-clericale schoolwet een twistappel opgeworpen, die voor de tegenwoordige meerderheid allernoodlottigst dreigt te worden. Dit alles doet vermoe den, dat graaf Taaffe, die enkele maanden geleden zijn tienjarig jubileum als minister president vierde, den elfden verjaardag van deze heugelijke gebeurtenis als ambteloos bur ger zal moeten herdenken. Men acht het hier en daar noodig, ons nieuwe ministerie te beoordeelen, niet alleen vóór het iets heeft gedaan, maar zelfs 'vóór het heeft kunnen zeggen wat het van plan is. Ook schijnt het onvermijdelijk te zijn, de taak en methode der oppositie aan te geven, eer men weet waartegen te opponeeren zal vallen. Het Handelsblad gaf in zijn nommer van Vrijdag een variant op de reeds eenige dagen vroeger door het Vaderland beloofde loyal opposition. »Welwillende oppositie" luidt de titel thans. Op stevigen grondslag is dit artikel ge bouwd. Het wordt niet zoo maar aangenomen dat de liberale partij in de oppositie is ; neen: het »waarom" moet blijken. De liberale partij is »in de oppositie, omdat zij een bewind ziet optreden, gevormd uit de partijen die bij de stembus met n gezamenlijke leus ten strijde togen: tegen de liberalen". Eene waar heid waarin de heer De la Palisse zich zou verkneukelen. Oppositie sluit echter welwillendheid niet uit. Met welwillendheid is het ministerie door de liberale pers bejegend. De tegenpartij doet in zoo'n geval niets dan verguizen en hard vallen. Maar de liberalen toonen »de gave der waardeering" te bezitten. Dit is tot zekere hoogte waar gebleken. De liberale bladen hebben, onder begrijpelijk voorbehoud, van eenigen der ministers veel goeds gezegd.. Er is echter aan die waardeering eeue greiis. Zoodra is men niet tot den heer Keuchenius genaderd, ofde waardeering houdt op. Toch zeker niet omdat hij de minst kundige der ministers is. Evenmin kan zijne breedsprakigheid een principieel bezwaar zijn, al blijft die eigenschap lastig. ^Yaal?om dan? Bij de beantwoording dier vraag komen wij weer terug tot het Handetsblad-'ditikel van Vrijdag. Dit waardeerende liberalisme vindt bij het aanschouwen van het »in hoofdzaak con servatieve kabinet", de eenige reden voor een zucht van verademing in het feit dat niet een ministerie Lohman-Schaepmaii is gevormd. Van de elementen door deze beide namen vertegenwoordigd, wordt «overmaat van dweep zucht" gevreesd; zij hebben »het kiezersvolk tegen de liberalen opgezweept",^ zij hebben »valsche aantijgingen gedaan" ; zij zijn »kemphanen", 'drijvers", »felste liberalenhaters", »gevaarlijkste elementen der rechterzijde". vrouw over Minnie uitstortte. Eene soort afscheidsscène volgde, inderdaad uitstekend gespeeld voor eene dilettante, maar, hoe ook op eft'ekt berekend, te lang voor het publiek, dat ongeduldig begon te worden. Zij wilde een fiasco vermijden en speelde daarom het slot handiger en spoediger dan het zich eerst deed verwachten. Met haar echtge noot als de verlenging harer schaduw, achter zich, vertrok zij; kleine Minnie zag haar na met een wanhopig gezichtje waarop dikke tra nen, langzaam hun loop vervolgend, natte sporen achterlieten; hun graf vonden ze op haar donker manteltje. Terwijl de dame den tuin doorging, wij ke ken haar na door het raam der spreekkamer, wuifde de prachtige veer op haar hoed als ten afscheid, misschien omdat haar hand geen poging daartoe deed. De apostolische schaduw achter haar keerde zich halverwege schroomvallig om en beproefde een handkus, maar Minnie zag dien niet meer. Ze had im mers reeds een vochtig floers voor de heldere oogjes, toen zij: »Dag mama" fluisterde en nog zachter zei: »lieve, lieve papa!" Ik nam haar handje in de mijne en voerde haar zacht van het venster weg; de andere meisjes, die, minder gelukkig dan wij, het tooneel niet bijgewoond hadden, kwamen nu uit de klasse; en weldra stond kleine Minnie met haar donkergrijsbruin manteltje en zwart hoedje als een verjaagde musch te midden van een troep vroolijke zangvogels. * * Waarom trok mij dat kleine, bedeesde schepseltje zoo dadelijk aan? Ik vermoed omdat haar intrede op school mij mijn eigen aankomst in herinnering bracht. Minnie's beeld verwazigt. De school, alles, lost zich op in een lichten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl