De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 29 april pagina 3

29 april 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

566 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. veer 3500, terwijl het zich thans in het getal Tan 6000 Leden verheugen mag. Gemiddeld wordt N. A M. jaarlijks bezocht door ruim 60.000 vreemdelingen en daaren boven, behalve door een lOÖOtal kosteloos toegelaten weeskinderen, gedurende de maand September, tegen een verminderd entreegeld, door ruim 50.000 bezoekers uit den werkenden en dienstbaren stand. Het jaarlijks entreegeld kan men gemid deld op ruim een halve ton gouds schatten, welke zelfde som tevens ongeveer benoodigd is tot verzorging en voeding der dieren. Het totale bedrag der gezamenlijke ontvang sten kan jaarlijks ongeveer op /' 250.000 geschat worden, terwijl een wijs beleid van Besluurderen en Directeur de uitgaven steeds verre onder deze uitgaven weet te houden. Aan dit uitmuntend beheer is dan pok het finantiëel vertrouwen dat het Koninklijk Zo logisch Genootschap «Natura Artis Magistra" bij den Amsterdamsche ingezetenen geniet toe '?téschrijven. Een bijzonder sprekend bewijs zag men daaïvan in 1886, toen het Bestuur eene Conversie-leening uitschreef van ?1.250.000 te gen een rente van 4 pCt en met verplichte af lossing binnen 51 jaren, werd toen voor deze leen.ing 40 malen het gevraagde bedrag, dat is voor 50 millioen ingeschreven, terwijl zelf eene hier ter stede wonende en met definantiëele krachten van het Genootschap volko men van nabij bekende firma, voor haar huis alleen, voor ruim 4 malen de gevraagde som inschreef. Hoe geheel anders dan eene halve eeuw te voren, toen de eerste ontwerpers, om met te meer spoed aan de ontwikkeling van hun geliefd 'pleegkind te kunnen, werkzaam zijn, eene leening van ?50.000 uitschreven, konden zij slechts Dij enkele vrienden en bekenden, eene deelname tot een bedrag van ?25.000 vinden. Doch het toenmalige driemanschap, hettraditioneele (^w) »Werkt, Waalct en Wacht" en niet het minst de thans nog levende on vermoeibare Directeur Dr. G. F. Westerman gaven den moed niet op, Hoofdzakelijk aan diens onwrikbare volharding en buitengewone arbeidzaamheid heeft de Hoofdstad haar Na tura Art'is Magistra te danken. K. T. MAITLAND. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg: Vader.'" Durand en Uurand. Grand Théatre: Durand en Durand. Salon des Vaiétés: Kapt. Tick. Het kleine Engelsche tooneelspeï, dat onder den titel van Vader" voor ons Hollandsch publiek gebracht wordt, is, m. i, een juweel van eenvoud en natuur. Een vader, gewezen kleermaker thands kopiist van zijn beroep (waarom, waarschijnlijk, de Engelsche auteur hem den naam van penholder gegeven heeft), mist, sints haar derde jaar, zijn dochtertjen. Zijn vrouw heeft hem, mot i,en ande ren man, verlaten, en het kind meegenomen. Op haar sterfbed richtte zij hem een brief toe, vol berouw, en meldt hem, dat hij hun dochter zal kunnen te-rug-vinden, daar zij sprekend op de moeder (uit een gelukkiger tijd) gelijkt. Inderdaad dient hem het toeval hierin; maar bij wil zich aan zyn kind, eene gevierde aktrice, niet bekend maken, wijl zijn armoede slechts een lastpost voor haar zou wezen; en dan zal zij hem liefheb ben ? Toch heeft hij een vurig verlangen haar, al ware 't maar ns, in zijne armen te drukken. Een tooneelschrijver, zijn beschermer, bezorgt hem hiertoe de gelegenheid, door, bij gebreke van ha ren partner in een nieuw stuk, op de privaat repetitie hem de vervulling eener rol toe te ver trouwen, die ongeveer zijn eigen geschiedenis be vat. Het geldt hier óók een vader, die zijne doch ter in jaren niet gezien heeft en bij haar on bekend is. Bij die repetitie laat de arme man al gaauw den text varen en schildert aan de jonge aktrice, met klinimenden gloed, enkele toonelen harer vroegste kindsheid. Allengs wordt de her innering bij haar wakker en plotselijk stort zij zich met den uitroep Vader!" in zijne armen. Het stukjen werd, bij de première, te Amster dam, met zeldzame volmaaktheid, door de arties ten der Koninklijke Vereeniging" gespeeld. Er komt behalve de genoemde personen en een knecht Tan G^istaaf Fletting (zoo is de naam van den tooneelschrijver), nog een vereerder vanConstance Belmoïir (de aktrice) in voor, met name Belgraaf, ?wiens lichtelijk komische rol door den Heer Clous vlot en goed gespeeld en gezegd werd. De Heer de Jong had (Saturdag) een bizondere distinktie in de partij van Gustaaf Fletting weten te leggen; luisterde met intelligentie en bracht het er, met het soms vrij lang aangehouden stil spel, voortref felijk af. Mevr. Rössing-Sablairolles wist de licht punten der rol van Cvnstance met takt te doen uitkomen; en wat den Heer Louis Bouwmeester, als de vader", betreft, ik heb geen woorden genoeg om hem te zeggen, hoe diep ik mij, door zijn meesterlijke schepping heb_ getroffen gevoeld. Ja, daar was de natuur-zelve, in hare beminlijkste en edelste openbaringen, aan het woord. Men weet, hoe hij Narcis geeft en Fabricius en den smit in de Werkstaking: de tegenwoordige toe stand is minder dramatiesch gekleurd; maar na dert er maar te meer de treü'endste waarschijn lijkheid om. De rolvervulling van Holm, den' armen kopiïst, behoort tot het allerschoonste dat ik van onzen grooten comédien gezien heb. Durand en Durand", dat op twee tooneelen gespeeld wordt, na dat we 't hier van de Franschen zagen, is een luchtig en kluchtig blijspel, welks ontwerpers en stoffeerders, de HH. Valabrègue en Ordonneau, de kunst verstaan u drie bedrijven lang bezig te houden met een tal van dwaze verwikkelingen, voortkomend uit de preetensie van zekeren jongen kruidenier'", Albert Durand om dóór te gaan voor zijn neef, den be roemden advokaat van den zeilden naam. Met lust en geest wordt het stuk op het Leidscheplein door de Heeren Morin, Tourniaire, Jacq. de Boer en Wensma, en de Dames Sophie de Vries, Christine Poolman, Schwab-Weiman, Marie Lorjéen S. Bos gespeeld. Mej. Lorjéheeft zich zoo goed gekweten, dat wij met dubbel leedwezen haar zien vertrekken. Het stuk Durand en Durand is nog al vol van trekken, die gelukkig meer in de fransche samenleving zijn te-rug te vinden dan bij ons; maar de gave onzer zuider buren om aardige, goed bewerkte tooneelstukken uit hun mouw te schudden, blijft zich ook in dezen getrouw. Werpen wij nog een blik op de uitvoering in de beide schouwburgen. Agénor Coquardier, de overgelukkige schoon vader van den pseudo-advokaat, werd gespeeld door den Heer Morin; in het Gr. Th." door den Heer Lageman. Te-recht heelt de laatste zich onthouden van de parodie te leveren op een Heerboer, die door grootheidswaanzin geteisterd wordt. Hij gaf een natuurbeeld van den arglozen man. Javanon, de stotterende buur, oud-Professor der welsprekendheid, was in handen van de Heeren de Boer en André. De. eerste maakte "groot eft'ekt, door zijn slotwoorden op de popu lairste melodie van den Mikado" te zingen, als de Advokaat het zingen heeft aangeraden, om aan de moeilijkheid van het stamelen te ontkomen. Ook de lieer André, heeft, in dezen, als komiek, zeer wel voldaan. Het is allerdolst om te hooren: die beleedigde buurman, bij den Advokaat zijne zaak verhalende op de wijs van het groote air uit de Dame blanche": D'ici voyez ce beau doniaine." Voor den kruidenier speelden Schnlze en Verhagen. Het uiterlijk van den eerste gaf eenige waarschijnlijkheid aan zijn voorgeven, dat hij een Advokaat, de roem der balie, was. Den Heer Verhagen zou men zelfs niet voor een jong kruidenier, die 800.000 francs bezat, hebben aangezien. Tourniaire en Malhevbe waren beide, zeer prsezentabele jonge Advokaten; de eerste van wat meer leeftijd. Mev. de la Haute Tourelle werd door de Danies S. de Vries en Albregt zeer goed voorgesteld. Was de uitspraak gemariOneerde haring" van de eerste bestemd, in harmonie met haar dwazen naam, haar als parvenue aan te dulden? Moj. Fanny van Biene bracht het er, met de rol der jonge vrouw, niet minder goed af dan Mej. Lorjé. Mej. Meeuwissen was eleganter gekleed dan Mej. Chr. Poolman, en kon lichter voor een Hertogin" genomen worden. Ieder-een weet, dat de Paquerettes er vaak deftiger uitzien dan echte vrouwen van de waereld. De in het Grand Théatre" gespeelde vertaling is wat vrijpostiger dan de andere. * * * Les vivacités du capitaine Tic", eone lieve, welgeschapen komedie, door den onnavolgbaren Eugène Marin Labicho in 1861 op het Théatre du Vaudeville" gelanceerd, wordt thands in den Salon" der HH. Kreukniet en Mutters met talent en succes gespeeld. Het laatst zagen we de drie bedrijven hier door Depay ten tooneele gebracht, hem in de titelrol en onzen vriend Maugéals Desumbois. Ik moot zeggen, dat de Heer Mutters van den voogd weer een bizonder komische kreatie heef! gemaal--' -. maar de overdrijving van zyn grime (in eenkl'-. nen schouwburg nooit aan te raden) spiegelde zich wel een weinig in zijn gehecle typeeringaf: niet te min de keus van stem, gebaar, gang en houding was weer stout en aardig. Ook de Heer van den Heuvel, die altijd een weinig met zijn stem te -worstelen heeft, vervulde flink en goed de titelrol; de Heer Barendse voldeed ons, tot in de bizonderheder, zeer met zijn optreden voor Bernard. Mevr. van Ollefon?Klcy zal er allengs in slagen overal te doen vergeten, dat haar woorden aan een textboekjen ontleend zijn; Mevr. Boas?Muysers was voldoende als de Tante en de Heer D. van Ollefen jr. als Célestin Mar/is. In de Twee Invaliden", dat de voorstelling besloot, had de Heer van den Heuvel gelegenheid ander-maal te bewijzen, met hoe veel goeden uit slag hem ook ouda komische rollen kunnen wor den toevertrouwd. Ook deze komedie is al van eenigszins oude da,gteekening; maar zij is er niet te miiulor om. De keus' der beide stukjens is uitmuntend. Sma kelijker vertaling dan, met dat Rechterbeen", zou wezen: De driftbuyen van Kapt. Tic" (eigenlijk is hij oen Ritmeester'). 25 Ap. '88. A. TH. GERMINAL OP HET TOONEEL. Als dat nu al het naturalisme is, heb ik er genoeg van! Als de omwenteling op het tooneel daarin bestaat, dat men den dialoog vervangt door het decoratief, dan heb ik er genoeg van! Als men hetgeen de belangstelling in een drama gaande houdt kan herleiden tot zóó weinig actie, dat de machinist er juist genoeg aan heelt ora zijn changement a mie klaar te maken, dan heb ik er genoeg van ! Als de gedachte moet afdalen tot oude socialistische declamatiën, die sedert 1848 in alle meetings hebben geslingerd, dan heb ik er genoeg van!" Aldus Albert Wolft' in den Figaro, naar aanlei ding van de tooneelbewerking van Zola's Germinal. dat, vroeger door de censuur verboden, thans in het Chatelet is opgevoerd. En een ander courriériste, Henri Fouquier, zegt: Zal men nu de les ter harte nemen? Zal men inzien, dat het beek en het tooneol twee geheel verschillende dingen zijn, en dat hetgeen in het eerste gewettigd is, op het laatste misdadig wordt'? Het boek?ik dweep met Zola's roman, ver klaart alles, prepareert, omlijst alles; het tooneel in zijne noodzakelijke grofheid kan niets doen, dan. zonder verzachting of voorbehoud al de dingen die naar zijn optiek vergroot zijn, vertoonen. Er is een soort van. letterkundig bedrog in, de zaken zoo te verdraaien, en ons bv. la Mouquette, de wilde, prachtige deern, zonder zedelijk bewustzijn, voor te stellen als eene sentimenteele grisette uit de oude romances. En in dien geest is alles .... De geschiedenis van Frankrijk in rondeaux afgedeeld, was niet veel zonderlinger dan dit grootsche dichtwerk, in mooten gesneden, voor de tafereelen van een oud melodrama." En Zola antwoordt: De pers heeft het stuk vermoord. Welnu, het zal leven, als het levensvatbaar is, hetzij nu of pver twintig jaar." * * * De zaak is, dat men het stuk eentonig en onbelangrijk heeft gevonden. Sarcey schrijft dat hij het doodelijk vervelend vond; Hector Pessard noemt he-t stuk een slechte daad, juist tegenover degenen die het verdedigen wil. Wolff doet op merken hoe Zola in zijnen kritieken al de tooneelschrijvers van zijn tijd verscheurd heeft; en toch heeft zijn naturalisme op het tooneel nooit de ver hevene wijsgeerige strekking gehad van het tweede bedrijf van Augier's Manage d'Olympio; veelmeer waar naturalistisch dan hij, is La visite de noces van Dumas, Babagas van Sardou, Décorévan Meilhac. En terwijl hij anders het mislukken van de tooneeleditie zijner romans op den broeden rug van zijn medewerker Busnach laadde, heeft Zola hier geheel alleen gewerkt, hij heeft de repetitiën bijgewoond met de acteurs gekib beld, zelf geprobeerd bij welke passages melodrama-muzick paste, do decoratieschilders terecht gewezen, en is eindelijk om- eene kleinigheid in de tooneelschikking gedurende de laatste repeti tiën weggebleven. Durranc in de Justice laat, evenals de meeste derandere critici trouwens, aan den krachtigen ro man waaruit het stuk getrokken is, recht wedervaren en zegt dan, om Zola te verdedigen: Het stuk is zoo ongeschikt niet. Maar de toeschouwer moet goed weten te zien en te hooren; bij moet den schrijver de hulp zijner eigene verbeeldingskracht niet onthouden. De schrijver drukt met zijn per soonlijke aandoening uit, wat hij gezien heeft, en ieder neemt daaruit mee zooveel als hij kan." Zola geeft in zijn antwoord ook zelf toe, dat bij met ieder drama, naarmate Busnach er min der aandeel aan had, minder succes heeft gehad. ISassommoir was eengroot succes; niet Nana. PotSouüle en Le «entre de Paris is het steeds min der geworden, en Germinal is een volkomen neder laag. Maar hij zoekt de reden noch in zijn gemis aan dramatisch talent, noch in het holle der declamatiën. Bekent het maar liever eerlijk," zegt hij; het werk was u niet grappig genoeg. Wie gaat er ook kijken naar rnenschen die van honger en koude omkomen! Wij hebben allen goed gegeten, wij verlangen niets liever dan in vrede te leven en iefs onderhoudends te zien! Er blaast dit jaar ecu goede wind voor de vaudeville. Ge wilt niet eens lachen, want het lachen heeft nog zijn bitter heid; ge wilt het volkomen ledige, het goedge humeurde nietsbeduidende stuk, waarvan men niets nicclcneemt, dat men bij het heengaan weg werpt, als een eindje sigaar. Vooral geen litte ratuur; want donken kost inspanning. Na Les surprises du dirorce kwam Sarcey er rond voor uit: Ik bon enkel pleizier! Dat is van 't jaar, op het stuk van tooneel, het wachtwoord. Enfin ?nous arons fait faillite. Geen stijl moer. geen op merkingsgave, geen hartstocht meer. Niets meer. Het ledige". Zola heeft voor oen deel zeker gelijk, do mees ten zien op het tooneel liever iets aangenaam» dan iets treurigs; maar dit heeft dramatische -,nfci, : ..?_., talent niet belet do toeschouwers inoi, (M,/L, to doen sidderen en licu lot tranen toe te bewegen, en in allen gevalle is het publiek steeds dankbaar geweest, wanneer men het, be halve dramatische toestanden, ook waarheid en hartstocht en geest en zelfs litteraire schoonheid, hoe meer hoe beter, aanbood. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. liet ecrsto groote werk, door Wagnor geschre ven is llienzi. Zoowel in het dramatische plan als in de muzikale bewerking zijn do duidelijke spo ren aan te wijzen van ^eijerboer, Aubcr en Halévy. Do held heeft eenige overeenkomst met Jan van Leidon en Marsaniello. Hij vormt het plan de tirannie des adcls af te schudden. Beurtelings gesteund en verlaten door het Romeinschc volk, aangemoedigd en gevloekt door 's Pausen legaat, sterft hij eindelijk met Irena en Adriano onder de muren van het Capifooi. Nevens do handeling dio de kern van het stuk uitmaakt, ontwikkelt zich een liefdesavontuur tusschcn Irena, de zuster van Rienzi en Adriano Colonna, een jong edelman, dio mot verwonderlijke lenigheid van het kamp der Roineinseue opstandelingen in dat dor edelen overgaat, nu eens strijdend voor do vrijheid van het volk, dan weder voor de handhaving van de prerogatieven van den adel. In hot ge dicht wordt men bij voortduring vergast op sa menzwering, wapengekletter, banvloek en meer heftige toouecleii; geen enkele bladzijde is aan te wijzen, die teedcre passies uitdrukt. In de mu ziek worden die situaties op don voet gevolgd en in de uiting van kracht toont zich het talent van den componist van zijne beste zijde. Men heeft zich de moeite gegeven eens iu de parti tuur na te gaan, in welke mate van het fortissimo gebruik wordt gemaakt en vond 47!) fff tegen 103 pp; daaruit blijkt dat ongeveer drievierde deel der opera met ontwikkeling van groote kracht wonlt gespeeld, terwijl de eenvormigheid dor be wegingen uit het feit volgt, dat op (J524 maten niet minder dan 5071 vierkwartsmaten, hetzij in vieren, hetzij in tweeën geslagen, voorko men. Een gedeelte van het finale van het eerste bedrijf, een marsch van godsdienstig karakter, het groote toonoel der excommunicatie en vooral het gebed : Sancto Spirito kunnen als belangrijke gedeelten worden aangehaald. Do episode der boden des vredes", die in blank gewaad met palmtakken in de hand aan het Italiaansche volk zijne bevrijding aankondigen, is voortreffelijk. Met het oog op den voortgang der handeling moge zij een hors d'oeuvre wezen, 't is in iedere geval een zonnestraal in dit som ber en krijgshaftig gedicht. Men weet dat de partituur van Riensi van zoodanige lengte is, dat zij herhaaldelijk in twee avonden werd uitgevoerd. Door gelukkig aange brachte coupures kan zij thans op n avond worden ten gehoore gebracht. Er is slechts weinig in dit werk dat den Wagner van later tijd aankondigt. Do eerste voorstel ling had in 1842 te Dresden plaats. De beroemde tenorzanger Tichatschek zong de rol van Rienzi, terwijl mevrouw Schroeder-Devrient, in weerwil van hare contours un peu maternels" zuoals Berlioz het uitdrukt, zich met den rol van den jeugdigen Adriano belastte. Men weet dat deze opera onder de leiding van Pasdeloup in 18(J9 ook in het Théatrfr lyrique te Parijs is opgevoerd en succes verwierf. Het Hoogduitsche Opera-gezelschap uit Rotter dam heeft velen in de hoofdstad aan zich verplicht door eene opvoering van dit werk in het Paleis voor Volksvlijt te geven. Voor hen die den ont wikkelingsgang van Wagner willen nagaan, was zij ongetwijfeld van hoog belang. * * * Met Das goldene Kreuz" en de laatste bedrij ven van Lohengrin word het jubileum van den bekwamen artist, den Heer Behrens gevierd, wiens optreden in de hoofdstad altijd zooveel tot het welslagen der operavoorstellingen bijdraagt. De medewerking van den heer Ei nest van Dyck en van mej. Beihl verhoogden do aantrekkelijkheid eener voorstelling, die door een talrijk publiek werd bijgewoond. Er was in den aanvang eenige koelheid te bespeuren in de v/ijzfi waarop de H^er Behrens werd ontvangen en bij zijn eerste op'trèy den werd hij zelfs niet met toejuiching begroet. Men vergeeft het hem niet licht, dat hij zoo vaak afwezig is. Daaruit spreekt misschien wel het best de waardeering van zijne groote kunstgaven! Later in den avond stelde men hem, echter schadeloos en toen hem een lauwerkrans en een zilveren bokaal met toepasselijke toespraak werden geboden, kwam de gewenschte geestdrift in de zaal en bracht men dezen kunstenaar welver diende hulde. De beide gasten" behaalden veel succes; de tenorzanger droeg het verhaal uit Lohengrin met kunstvolle sohakeermg en gradatie voor en weid bij herhaling teruggeroepen. ? Zoowel in das Goldene Krenz" als in LobenU grin zong het vrouwenkoor heel wat beter dan de mannenkoren. * # Door de afdoeling Amsterdam van de Maat schappij van Toonkunst word op Zaterdag 21 April in het Concertgebouw onder leiding van den heer Julius Rnntgen, de Missa Solemnis van Ludwig van Beethoven uitgevoerd met medewerking van do dames M. Fillunger van Frankfort a. M., D. Assmann van Berlijn en de h. h. J. J. Rogmans, Joh. M. Messchaert en Joscph Cramer van Am sterdam. De Missa Solemnis, op. 123, is hot werk van den meester, dio in de dubbele school van het leven en de kunst tot volkomen ontwikkeling is gekomen. Zij behoort tot de derde periode en gaat onmiddellijk de zoogenaamde Chorsymphonie (1823) vooraf. In den winter van 1818?1819 begon Beethoven met do compositie der Missa in. D Uur, die hij aanvankelijk bestemde voor het inhuldigingsfcest van den aartshertog RuJolf, tot Kardinaal en Bisschop van Olmütz (1819) bsnoemd, doch eerst in den zomer van 1822 kou voltooien. De schetsen, zooals ze door Nottebohm in zijne Zweite Jieetho-.eniana" worden opgegeven, be wijzen ten duidelijkste na hoeveel inncrlijkcn strijd do vaste gestalte gevonden werd, waarin de ver schillende doelen dor MiVa tot ons gekomen zijn. Zij omva'lcii do jaren 1818?38:!.?; du Mi?.$a Soleiiuus is dus de vrucht van drie jaren arbeids van een kunstenaar, die in den vollen bloei zijner scheppingskracht staat. Hot was niet de eerste maal dat Beethoven het gebied der kerkelijke muziek betrad. In zijn ora torium Christus am Oclberg" evenmin als in zijne eerste Missa in Cdur' had hij intusschen met den te dien tijdo gangbarcu stijl geheel gubroken; zijne indivuaLteit was nog niet volkomen aan den dag getreden. Wio to weten wil korucn, hoe het met do kerkelijke muziek bij Protestanten en Katholieken gesteld was, leze von Dommer, Handbucli dor Mnsikgeschichtc", waarin onder anderen wordt gezegd: Bacb. umi Handel hatten ihrcn Nachkommen ein grosses Erbtheil hinterlassen, leider war Nie mand da, der es in ihrem Gciste zu verwalten und zu mehren vermocht batte Die Besseren verloren sich in Bewunderung dessen, was sic an jenen Meistern begriifcn, was ini Wesentlichon abcr doch uur das Kndiiche ihres Schaft'ens war: dio kunstreiche Durchbildung der Foriu. Aber dicse erstarrte, indein der Goist daraus entwichen war, das bcdoutsamc Stimniengewebe wurdo ein trockenes Gefieckt inagcrer Contrapunktmelodien; und wenn man in Nachahmung des Bach'schen Stils berall mit Fugen und Contrapunkten kommen zu mussen glatibte, so war dies doch uur ein Sclieiii von Stüobjeetivitat, ein blos iiusscrliches Zugestiindniss an das, was man für das Wesentliche des Kirchcnstilsansah wiilirend man zugleich tleissig bei der Oper zu Gast ging. Die protestantischo Kirchcnmusik war völlig durchkultet von llationalismus, die katholische war ein Gemisch vun Sinnlichkcit, Mysticismus und halbtheatralischem Moss- und Altargcprange in ganz stabil gewordonen Formen." In zijne J/i'»\<« Solemnis hoeft Beethoven den ouden kerkstijl niet hersteld. Voor do objectiviteit die daarvan het kenmerk is, was deze toondichter in zijne derde periode kwalijk geschikt. Maar den verheven tekst heeft hij in de diepten van het gemoed opgenomen en in tonen wedergegoven. * * De 7de Mei 1821 is een belangrijke datum in de geschiedenis der muziek. Te Weenen was eene groote muzikale uitvoering aangekondigd, waarbij de laatste werken van Ludwig van Beethoven zouden worden ten gehoore gebracht. Het programma bevatte: Ouverture (op. 124), 3 Hymnen met Soli en Koren. Groote symphonio met een finale, waarin Soli en Koren op de woorden van Schiller's Ode an die Freude. De Soli zullen gezongen worden, door de dames Sontag en Unger, de II. H. Haizinger en Seipelt. Als orkestdirecteur treedt op M. Schuppanzigh, orkest en koren worden geleid door kapelmeester Umlauf; de Musikvereiu" zal welwillend de koren versterken. Ludwig van Beethoven zal in persoon aan de leiding van het concert deelnemen. De drie Hymnen" waren niets anders dan de iïli-ssa Soleiniiis; het was door de censuur verboden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl