Historisch Archief 1877-1940
"
No. 566
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Kij zond den elfjarigen lrich naar het Benedic
tijner klooster te Fulda, in de hoop misschien
:hem daar eens den. herdersstaf te zien zwaaien.
Of hy zich ook vergiste! Vy'f jaren later is de
vurige jongeling al ontvlucht, om als reizend stu
dent te Keulen, Erfurt, Frankfort a.d. Oder,
Leipzig, Greifswald, Rostock wysheid te zoeken. Slecht
gekleed bedelt hij de wereld door en komt ook
te Wittenburg, te Weenen, te Rome, te Pavia
«n eindelijk te Bologna, waar hy rechtswetenschap
studeeren wil; maar de poëzie behoudt de over
hand, ofschoon hjj den doctoralen graad verwerft.
Meer van armoe misschien dan uit neiging
neemt hij dienst in het leger van Keizer
Maximiliaan; zoodra hij kan wijdt hij zich althaas
weer aan de letteren; zijn roeping is in de eer
ste plaats een held met de pen te zijn.
Niettemin wist hu uitmuntend met het zwaard
om te gaan, Van vijf Franschen die zijn keizer las
terden, versloeg hy er twee, de rest ging op de
vlucht. Merkwaardig dat dezelfde man die voor
's keizers eer zy'n leven waagde, den vorst trot
seerde waar het zyn vriendschap voor Luther gold.
Het is waar. Aanvankelijk had hij geen oogen
gehad voor het werk des hervormers Toen hij 't
eerst van de Wittenberger beweging hoorde, zag
hy er niet meer in dan een monnikentwist en
-sprak: vreet elkander op, opdat gij door u zelven
moogt opgevreten worden," maar weldra werd hij
voor de hervorming gewonnen en gaf zich aan
haar zaak geheel over. Bij Frans von Sickingen
vond hij een toevlucht op den Ebernburg. Daar
las hij zijn gastheer de schriften van Luther voor
en begon in plaats van in 't Latijn inDuitsch te
.schrijven. Tot het volk richt hij het woord en
raadt het, naar de wapenen te grijpen als het
wezen moet. Ik heb het gewaagd," is zijn leus.
Een heele stroom van geschriften vol toorn, bij
tend vernuft en heilige geestdrift heeft hy uitge
stort over Duitschland. Van zyn drukpers op den
Ebernburg komen ? de pamfletten die om zoo te
«eggen de dagbladen waren van zyn tyd, en dui
zenden heeft hij er mee wakker geroepen.
Toch heeft hy gearbeid zonder dat succes,
waarop hy meende te mogen hopen. Diep treurig
was zijn einde. Na den val van Von Sickingen,
vluchtte hij naar Bazel, waar hij door Erasmus
verloochend werd, om. daarna op het eiland Ufnau
in het meer van Zurich te sterven, 35 jaren oud.
Deze man was een martelaar, hoe kon het an
ders. Hy wilde te veel op eens om te slagen.
Licht hebben succes wie eenzijdig zyn,
oftransigeeren of hun volk in ne richting voortdrijven
om het in menig ander opzicht te doen
achter"bhjven. Hy' wilde bevrijding op wetenschappelijk,
maatschappelijk en kerkelijk gebied; eendrachtige
samenwerking aller Duitsche vorsten onder den
keizer, wiens oppermacht het rijk van binnen
orde en naar buiten weerstandsvermogen ver
schaffen zou; gehoorzaamheid em onderwerping
van den adel, van burgers en boeren; emanci
patie van de hiërarchie; vermindering van de
monniken en geestelijken, 't Moest gedaan zijn
inet de uitzuigerij door Home, dat aflaten gaf
voor het geld des volks. Op zijn programma
stond kort en goed een geheele politieke sociale
en godsdienstige hervorming.
Wie dat wilde uitvoeren in dien tijd moest
martelaar word«n, moest er persoonlijk by onder
gaan; het was een werk voor eeuwen. Maar de
eeuwen hebben het dan ook uitgevoerd. Het is
.gebleken, .dat von Hutten en de zijnen geen
herschenschimmen hebben nagejaagd.
Zy vragen dan ook ons medelijden niet, als is
hun lot in menig opzicht hard geweest. Vol
goeden moed hebben zij gestreden; en vroolijk
droegen zij iun kruis. Heerlijk is de tijd die
voor ons aanbrak, getuigde von Hutten, de studiën
bloeien, de geesten ontwaken, het is een lust om
te leven.
Deze martelaar der vrijheid met zijn ziekelijk
lichaam, met zijn dwalingen en zonden, waarvoor
hy' boette, is ondanks al de kwellingen hem
aandaan, toch nog een gelukkig man geweest, omdat
hij geloofde aan zijn ideaal en den moed had er
voor te strijden en te sterven.
't Beteekent niet veel, een monument voor hem
te stichten, 'tbeteekent nog minder krachtig te
verzekeren: wij gaan niet naar Canossa; 't zal er
op aan komen te behouden wat de oude helden
voor ons veroverden.
Van tijd tot tijd steken nog Dunkelraannen" het
hoofd op en willen ons terug voeren naar het rijk
waarin zy zich te huis voelen: het is te hopen
dat zij altoos helden vinden die ridderlijk strijden
met woord en pen, en die 't een lust om te leven
voor recht en vrijheid.
Slagen is het voornaamste niet, als wij ons recht
maar handhaven op Von Huttens leuze;
Wij hebben het gewaagd."
Y A R I A.
De beroemde reiziger Miklucho-Maday, die zich
onder anderen zeer verdienstelijk heeft gemaakt
door zijne ontdekkingsreizen in Nieuw-Guinea, die
hij wetenschappelijk beschreven heeft, is reeds op
den leeftijd van 42 jaar dezer dagen te Petersburg
gestorven. Miklucho-Maclay was als de zoon van
een Russisch edelman en een Schotsche vrouw in
Rusland geboren en ontving zijne rste opvoe
ding te St. Petersburg. Zijne wetenschappelijke
vorming echter kreeg hij op Duitsche universi
teiten, vooral in Jena, waar hij een lievelingsleer
ling van Ernst Haeckel werd. Met den schrijver
der Natuurlijke geschiedenis der schepping"
maakte hij ook in 1866 zijn eerste wetenschap
pelijke reis naar Madeira en de Canarische ei
landen, nadat hij vooraf een groot deel van Europa
beroisdfihad, In 1869 ging hy naar Marokko,
evenzeer zich met dierkundige studiën bezighou
dende, en terstond na zijn terugkeer bereidde hij
zich voor tot een lange reis naar de eilanden van
den Grooten Oceaan, vooral om het Papoea-ras
te bestudeeren. Hij ging over Zuid-Amerik-a, Ta
hiti en de Samoa-Eilanden naar Nieuw-Guinea,
en op de Noordkust van het laatstgenoemde land
bewoonde hij in volledige eenzaamheid, als in een
oer-bosch, een huisje, waar hij n jaar (1871-72)
woonde en de natuur naar alle richtingen
doorvorschte en onderzocht. Evenzeer bleef hij langer
dan een jaar op de Westkust, terwijl hy in 1874
zijne onderzoekingen in het binnenland van
Malakka voortzette. Later begaf hij zich naar de
Palau- en de Admiraliteits-Eilanden, en gedurende
1876-78 vertoefde hij weer op de Noordkust van
Nieuw-Guinea. Nadat hij in Singapore en Sidney
zy'n zeer geschokte gezondheid weder hersteld
had, ging in 1879 wederom naar Nieuw-Guinea
en zette zijne studiereizen en onderzoekingen, die
hem in Rusland den naam van koning der Pa
poea's" hadden bezorgd, tot 1882 voort. Toen
pas keerde hij, beladen met zeldzame schatten,
verzamelingen en dagboeken, naar Europa terug
en bewerkte hier de reusachtige stof, die het re
sultaat zijner onderzoekingen had opgeleverd, voor
rekening der Keizerlijke Akademie van St. Pe
tersburg, waarvan hij lid was geworden. Nog
voordat dit werk geheel was voltooid was hij on
langs druk bezig met het plan om in
NieuwGuinea een russische kolonie te stichten. Zoowel
door openbare voordrachten als door voorstellen,
aan de Russische Regeering gedaan, trachtte hij
dit plan te verwezenlijken, maar het is hem niet
gelukt, den steun der regeering voor zy'n denk
beeld te verkrijgen.
De Fransche academie heeft aan de koningin
van Roemenië(Carmen Sylva) eenen prijs toege
kend voor het boek, dat zij in 't Fransch ge
schreven heeft, ? getiteld: Les Pensees d'une
Reine". Deze prijs zal niet uit geld, maar uit
drie medailles bestaan, de eene van goud, de
tweede van zilver en de derde van brons; de
academie heeft ter eere der koningin op elk der
drie medailles den titel van haar boek en het
jaar 1888 laten zetten.
Kunstschandaal in Dresden. Van de sommen,
die haar na het eindigen van den Franschen oorlog
als schadevergoeding voor oorlogskosten ten deel
vielen, had de Saksische regeering voor de
kunstgalery te Dresden 18 schilderijen van oude mees
ters aangekocht. De tegenwoordige directeur der
galerij, dr. Wörmann, heeft over deze schilde
rijen, die er onder zijnen voorganger gekomen
waren, een rapport uitgebracht, volgens hetwelk
twee der schilderijen verklaard werden voor on
echt, drie voor kopieën, twee voor niet van den
meester van wien men ze opgegeven had, maar
slechts uit diens school. De lichtzinnigheid, of
liever lichtgeloovigheid waarmee men te werk is
gegaan bij het aankoopen der schilderijen is wel
wat erg, zooals de Kunst für Alle", terecht op
merkt, wanneer men den hoogen prijs in aan
merking neemt, die voor enkele dezer stukken
en alleen om den vermoedelijken schilder
betaald is geworden, De som voor enkele der
aangekochte schilderijen bedroeg 20,000 Mk.
14,400 Mk?13,500 Mk., 11,200 Mk. en 7500 Mk.
Het hierboven genoemde rapport van den direc
teur Wörmann is thans aan den Saksischen land
dag ingezonden.
Wiïson is nu ook gedramatiseerd gewor
den. De kleine schouwburg van het Clkteau
d'eau te Parijs voerde den 20sten w J?7
maand voor de eerste maal op Fin de Siècle'',
blijspel in vier akten van Micard en Jouvenot.
Een eigenlijk komediestuk is nu wel dit
werk van twee nieuwelingen in 't vak van
tooneelschrijven niet; de eene van hen is vroe
ger kavalerie-officier geweest en de ander was
bij de diplomatie; hun stuk kan men dan ook
eigenlijk een revue noemen of om het juiste
woord te gebruiken, eene reeks van schandalen,
genomen uit de jongste gebeurtenissen. De hoofd
persoon is de Schot Trevor in 't eerst heette
hij Wilson en was Engelschman, doch hiertegen
verzette zich de censuur en om hem heen
groepeeren zich een leger van zwendelaars en
sollicitanten naar alle mogelyke beroepen,
zoowel van 't mannelijk als van 't vrouwelijk ge
slacht. Trevor doodt, door zijn slecht gedrag,
zijnen goedhartigen schoonvader, een onafzetbaar
senator, die eene roerende liefde voor zijne doch
ter en voor eene eend heeft, en nu duikt er een
zwager op, dien hij als krankzinnig had laten
opsluiten, die echter nog genoeg verstand heeft
om Trevor, den beul van zijne ongelukkige zus
ter, te worgen. Niet minder dan 26
mannenen 6 vrouwenrollen komon er in Fin de Siècle"
voor. Men had zich op een groot lawaai in de
zaal voorbereid en was zeer verbaasd toen er
onder het gelach van de ingewijden en van hen,
die eene menigte geestige toespelingen en mots
wisten te waardeeren, slechts hier en daar een
gesis of een ontevreden uitroep uit de bovenste
rangen kwam, maar de rest niet begrepen word
en men de politieke anekdoten anders opvatte.
Ter gelegenheid van het bezoek der
Meiningers te Rotterdam, heeft de heer Horn aldaar een
boekje doen verschijnen, waarin omtrent do op
richting en samenstelling van dit
tooneelgezelscbap en hun repertoire allerlei bijzonderheden
worden medegedeeld. Een inzender in het
liotterdamsch Nienwsblad beweert, dat op het titel
blad niet moest staan door M. Horn" maar door
R. Proelsz" daar het werkje, behoudens eenigo
wijzigingen in do paginatuur, geheel van dat van
den beroemden Duitschen criticus zou zijn
nageschreven.
De tooneeldichter Meilhac is tot lid der Fransche
académie gekozen. Hij was Halévy's medewerker
bij al de opéra-bouft'e teksten voor Oft'enbach, on
schreef tal van geestige blijspelen. Daar hij niet.
zooals zijn medewerker, een vromen roman, Valib
Constantin, in de rechtzinnige Kei-ue des deux
monde» geplaatst heeft, had men niot gedacht dat
hij zoo spoedig in den letterkundigen hemel, waar
b. v. Alphonse Daudet is buitengesloten, zou op
genomen zijn.
Op 2 en 3 Mei a.s. zal in de zaal Pictura,
Wolvenstraat 19, door de hh. Van Pappelendam
en Schouten eene verzameling moderne schilde
rijen, teekeningen en aquarellen worden verkocht.
afkomstig van den heer S. B. Bos te Harlingen,
wy'len mevr. de wed. F. H. Wübbe en anderen.
De verzameling bevat o.a. schilderijen van Van
de Sande Bakhuyzen, Bilders, Bisschop, Bles, Van
Borselen, Bosboom, Comte-Calix, Cermak, Greive,
Gudin, B. C. Koekkoek, H. Koekkoek, H. W.
Koekkoek, Leickert, Maris, Louis Meijer, Ch.
Rochussen, Roelofs, Henr. Ronner, Schelf hout,
Slingeneyer, C.Springer, Wilm Steelink, Horace Vernet,
Verschuur, S. L. Verveer, David Oyens, Cunaëus,
Mauve. Een negental schilderijen worden door
mevr. Hollander verkocht, zij zijn afkomstig van
de collectie, die haar door eenige kunstenaars is
aangeboden en die een tijdlang in de Panorama
zaal te zien is geweest. Onder de aquarellen en
teekeningen zy'n er mede, die de beste namen
HEIMWEE".
Wat mag het zijn, dat wonderbaar verlangen
Naar iets waarvoor geen taal den naam nog weet,
Dat smachten naar 't omsluierde onbekende, ?
Verheven boven al wat lust is, liefde of leed.
O! 'k voelde vaak in eenzaam stille nachten,
Hoe heel de aard' met walging mij vervult,
Hoe 'k wacht en wensch naar reiner, geestesleven,
Als 't ideale wenkt, in nevelen gehuld.
Zou het niet zijn dat zooala hier een vogel
Weerhouden door eeu onverbreekbren band,
Toch naar 't azuur de vleugels zoekt te heffen.
De ziel dan heimwee" heeft naar heur geboor
teland?
J. v. S.
Schaakspel.
No. 122.
Vierzet van PHILIP KLETT te Stuttgard.
ZWAKT.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist opgelost door D. D. te Rotterdam en G
A. W. te Gouda no. 120 met bis alsmede
119bffiIjzerman met 119 en ter, Vorige week reeds
opgelost door H. A. W. S. te Amsterdam no. 119
Gottschall; door W. v. H. te Delft no. 119, 120
en 120 bis en 119 ter. Door A, P. te Arnhem
119 met bis en ter, W. B. te W. no. 119 quater.
Door Henri en Mei" te Amsterdam no. 120 en
bis, no 121 en bis en ter van S. Gold, no 121
quater, vroeger 119 bis, ter quater en 119 quater
bis beiden te Amsterdam. Door W. v H. te Delft
probleem Winter-Wood 120 en 121 met bis, ter
en quater, no 121 met 119 bis en no 121 teren.
en quater en probleem Gold, alsmede 119 quoter
bis van Kuhn.
Een pikant partijtje gespeeld in het Leeska
binet te Rotterdam, 28 Maart j. 1.
Siciliaansche Verdediging.
v. W. (Wit).
g
l
2
3
4
5
6
7
ez
f:
bl
c4
e4
- f3
c4
c3
X
f3 X e5f
H. (Zwart).
" c5
b8 c6
- e5
a5
il
e8
e7
eb
e8
f7
dl
e5
h5f
X go
9 h5 X
10 c3 d5|mat!
h7 X g6
e8 e7
a2 f
a b o d e
WIT.
Wit speelt voor en geeft in vier zetten mat.
(Wit 9 en Zwart G stukken met K. a4).
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 120
van E. J. Winter- Wood te Croydon.
l al hl, d4 X c3; 2 h7 e4 onv.; 3 e4 - c2 of e3 f mat.
l als boven d4 X c5; 2 h7 a7 f, K. onv.; 3 g8 do of c3
l d4 X e!ï; 2 h7 of e7 e3 f mat
l b5 b4; 2 h7 - h6 onv. 3 D. e3 f4 of dG f mat. Mooi !
No. 120bis. Tweezet. De zwarte koning moet staan op d4.
l e2 g2 d4 e5; 2 b4 c3 f mat
l als boven d4 X c4; 2 g2 e4 f mat
l anders; 2 g2 d5 f mat.
Zeer goed en wij zien niet dat de zwarte koning op een ander veld in twee zetten mat wordt.
No. 122bis. Driezet van G. J. Slater te Bolton. Wit K. a5, D. g5 T e3 pions du en h4 (5.
Zwart pion c3, K. c4 pion a6. (3 met K. c4.
No. 122 ter. Driezet van Paul Hasse te Berlijn. Wit K. f5 D h5 Pd e2 R c3 pions b3 en a3 (7.
Z" trt II. al K d3 pion a4 met K d3.
No. 122 quater. Tweezet van Karel Kondelik te Praag. Wit K. f2 D a5 Pd b8 en e4 R d2
pions c2 d3 g4 en h7 (9. Zwart K e.r> D c8 Pd c4 en g6 pions c6 d5 e6 en f3 (8 met K. e5.
Wit begint in deze problemen.
l
BERTUS PENDULE !"
een Amstcrdamsche zonderling.
O-o-o! Bertus Pendule! hé-é-éBertus
Pendu-u-ule! Deze zonderlinge woorden koorde
ik onlangs, over den Dam gaande, door een paar
mannen lachend uitschreeuwen, terwijl ze op een
wonderlijk uitzienden burgerman wezen die,
nijdig omkijkend met de gebalde vuist dreigend,
binnensmon Is iets pruttelde; 't zal waarschijnlijk
geen zegenwensch zijn geweest.
Nieuwsgierigheid is zonder cenigen twijfel een
van mijn ondeugden; daarom toen ik dien vreem
den scheldnaam hoorde, en 't van kwaadheid ver
wrongen gelaat van den zijn weg vervolgenden
man nog herhaaldelijk zag omkijken naar de
lachende werklieden, nam ik de gelegenheid waar
om eens even met die vroolijke snaken een praatje
te maken.
O! meneer" antwoordde hij, dien ik om ophel
dering aangesproken had, iedereen noemt hem
Bertus Pendule, waarom weet ik niet, maar
Bertus is zijn doopnaam en hij is het lastigste
perceel van de heclc B gracht, hij heeft
nou een diender voor zijn huis staan omdat de
jongens uit de buurt zijn glazen voortdurend in
gooiden."
Ik veroorloofde mij de opmerking dat ik mij
dan ook best begrijpen kon dat de man. door zoo
iets, boos en onaangenaam werd, maar met een
soort van kinderlijke verbazing antwoorde mij
de man:
Wabliefie ? ze gooien hem alleen z'n ruiten
stuk omdat hij zoo'n sausnegor is ; hij verdient
niet beter zoo'u vent, die z'n eigen ver.sjagrineert
en z'n goeie geduldige vrouw tusschenbeien op
der falie komt Ik heb zelf gezien dat ze een
blauw oog had; dat had hij haar getikt. Hij laat
geen sterveling met rust, op iedereen heelt hij
wat te zoggen. Nou vertelt z'n goeie vrouw wel
dat 't alleeuig de zenuwen zijn die hem zoo mieserig
en lastig maken maar dan zou ik zoo zeggen, is
't zonde dat z'n zenuwachtige hoofd nog een half
uur boven 't water blijft dag meneer."
Ik was nog even wijs maar.... het was goed
weer, ik had een paar uur tijd en de B
gracht was niet ver; een onderzoek in loco zou
me wel op de hoogte brengen.
Wat ik vernam van de buren en gedeeltelijk
door eigen waarneming ervoor, bezorgde mij de
overtuiging, dat Amsterdam een rare n zonderling
kan aanwijzen in de persoon van Bertus Pendule.
In eon kloin huisje op de B gracht in de
onmiddellijke nabijheid van verschillende pakhui
zen woont een man die van den ochtend tot den
avond met zich zelf en met iedereen overhoop
ligt. Wanneer ge bij tucval ziju knorrige tronie
over de onderdeur ziet kijken, wordt ge ontstemd,
zóó onaangenaam zien zijn diepliggende grijze
oogcn u aan. 't Is als of een knorrig,
menschenhatend fluidium van hem, op u overgaat en uw
goeden luim bederft. Door zijn ontevreden, hate
lijk nijdigen blik getroffen, wordt ge zelf korzelig e»
als ge hem aanziet en hij u dan vriendelijk vraagt:
Wat mot je?" krijgt ge een gevoel alsof de koorts
bij u in aantocht is, terwijl ge oen onweerstaan
bare lust in u voelt opkomen om hem in zijn
dunnen nek te nemen en met zijn hoofd door
zijn eigen glasruiten te duwen.
Door dit gevoel is ook het feit eenigszins ver
klaarbaar dat de straatjongens gedurende eenige
maanden de glasruiten van Bertus Pendule bij
voorkeur tot het mikpunt van hun werptuigen
maakten.
Voor iedereen in de buurt heeft de man een
kwaad woord over, daarom is hij er dan ook ge
zien als een rotte kool bij de groeavrouw" ver
zekerde mij iemand die 't weten kon en die zelf
bij ondervinding had dat Bertus hem op een och
tend het woord verd?mmeling" toeriep bij wijze
van morgengroet en waarom ? Eenvoudig om
dat de heer Bertus vond dat men te dicht langs
zijn stoep liep. Kan jij niet op de groote steenen
loopen vervl?keling" zei hij minzaam tot een
ander die, voorbijgaande, zonder dat hij't merkte,
de musschen verjoeg die door den brombeer op
zijn stoep met kruimels brood werden gevoerd.
Wonderlijke tegenstelling, dezelfde man die
's winters de musschen voor zijn deur spijzigt, kan
met innig genot tegon een medemensen, die een
oogenblik op zijn stoep zit te rusten, zeggen:
Ga jij met je luie lichaam van mijn stoep, 'k wou
dat ik je dood zag vallen, lamme dit en dat."
Komt een schipper in de gracht vóór zijn duur
met schuit of scbip aanleggen, dan ijlt hij trots
regen of wind de deur uit en protesteert heftig
tegen die aanlegging. Beu je bed . nderd, da', is
mijn wal, daar blijf je af, ik betaal voor mijn wal
als er iets aan te reparceren is, dus bedank ik er
voor om jou leelijko schuit daar te zien liggen."
Soms laat zoo'n schipperof schuitenvoerder,indien
hij van een meer gevoelige natuur is, zich verlei
den om hem ziju zin te geven en verhaalt ziju
schuit een eind verder, maar gewoonlijk lachen
die barbaren Bertus vierkant in zijn gezicht uit
en zeggen: compliment en de andere helft is net
zoo, leelijke vogelverschrikker pas maar op dat
je niet stikt van kwaadheid in je mooie
purgecrjurk, 't zou zonde wezen van do begrafeniskosten!
Blijft de een of ander argeloos voor zijn woning
staan kijken, dan is Bertus indien hij zulks
ziet dadelijk gereed met een hartelijke» woiisch
als: Krijg een stuip" of met ecu wat mot j*-?
ga je weg, je heb hier niets te kijken leelijke..."
enz. enz.
Zelfs de politie van zijn wijk heeft last van
hem want nu eens klaagt hij over dit dan over
dat. Kortom hij is de verpersoonlijkte ruzie met
alles en iedereen.
Dergelijke voorvallen zijn natuurlijk verbazend
geschikt om Bertus populair te maken on hom.
met recht dca naam te bezorgen van dea
mlcscrigstcn kerel van de B graclu. '