De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 6 mei pagina 1

6 mei 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DÉAMSTERDAMMER A°. 1888 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 6 Mei. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.1& Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ?-.,.?0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE TON: Naar huis", II. Het menu, (ly de plaat). KUNST EN LETTEREN: De Meiningers te Rotterdam, I, door J. H. Rössing. Ten-.toon-stelling van Teekeningen" van Levende Meesters", (Slot), door A. Th..?De Artis"tentoonsteÜSng in de Munt, door Mr. N. de Roe ver. Prof. Herkomer's kunstenaarsdorp. Een liefde" en de kritiek, (Slof), door D. K. VARIA. SCHAAKSPEL. De eerste uitgave, naar Jacques Normand. Voor Dames, door E-e. ' ALLERLEI. RECLAMES. INGEZON DEN. BEÜRSOVERZICHT. ADVERTEN. TIEN. Van verre en van nabij. Koningin Victoria van Engeland heeft Berlijn bezocht, en is er door de bevolking ?wel niet met geestdrift, maar toch met blij ken van sympathie ontvangen. De onvriendelijke uitlatingen van de Duitsche regeeringspers hadden iets* geheel anders doen verwachten. ?De koningin heeft zich verder zeer verrast getoond over den naar omstandigheden wer kelijk bevredigenden gezondheidstoestand van den keizer, terwjjl de officieuse pers dag op dag het overlijden van Friedrich III als een quaestie van uren, hoogstens van dagen voor stelde. Last not least, de koningin heeft, ofschoon vooraf, wederom door de regeerings pers, luide was verkondigd, dat de Oostenrijksehe en Italiaansche bladen zich vergisten, wanneer zij aan de reis naar Berlijn eene politiekebeteekenis toeschreven, een onderhoud van bijna anderhalf uur met vorst Bismarck gehad. En wat het 'merkwaardigste is, de toon der officieuse pers is na dit bezoek ten eenenmale veranderd. Niemand spreekt meer over koningin Victoria als over eene oude dame, wier levensdoel het was, de Battenbergers aan goede partijen te helpen, en die slechts in naam de_ souverein was van eene soort van parlementaire republiek, over welke de poli tiek van non-interventie het kort begrip aller wijsheid is. Integendeel, de koningin van Engeland, het Engelsche kabinet, de Engelsche natie," Engeland's invloed op de aange legenheden van het vasteland, worden om strijd verheerlijkt en geprezen, alles ten koste van Rusland. De benoeming van den elf maanden geleden, wegens zijn eigenmach tig chauvinistisch optreden, in ongenade ge vallen Russischen generaal Bpgdanowitch tot »geheimraad" bij het ministerie van binnenlandsche zaken, waar hij de rechterhand van graaf Tolstoi zal zijn, wordt ijverig gecommenteerd en als niet veel minder dan eene beleediging voor Duitschland beschouwd, en Feuilleton. »NAAR HUIS." Hffrimneringvn aan myn Kostschool oorspronkelijke schets 2) DOOR Jo VAN SLOTEN. Mevrouw Smits van Waelen was eene lange, mannelijke dame met een militair voorkomen, cte meisjes noemden haar »de Generaal", op haar bovenlip vertoonde zich het begin van een donker kneveltjc; waarvoor een jong luite nant de helft van zijn traktement had gege ven en toen zij binnenkwam, overzagen van onder de zware, bijna aaneengegroeide wenk brauwen haar oogen kalm en streng het terrein. »Oom Berend maakte front voor»de Gene raal" en stelde mij voor. De inspectie werd gehouden en viel naar wensch uit van >den staf", want ik werd onmiddellijk bij het regiment van Smits van Waelen ingelijfd. vóór mijn geleider voorgoed was vertrok ken, had ik mij zelve, schoon onwillig, moeten bekennen, dat onder zijn gevoerd vest toch een hart scheen te kloppen,want toen hij mij kuste bij het afscheidnemen,?zijn knevel krie belde me afschuwelijk, zag ik hoe een paar verdachte droppels in die ijzergrauwe borstels verdwenen en hoorde ik duidelijk hoe hij mompelde: »Dat's 'n verd..mde historie!" Hoe hij die onchristelijke uitdrukking bij zijn geweten goed gemaakt heeft weet ik niet Nog eenmaal heefthij mij naar school gebracht, ruim een jaar later, na een kort en treurig »verlof"; ik was voor de laatste maal naar »huis" geweest; voor het laatst had ik hier op aarde het gelaat mijner moeder aanschouwd, waarop het zonnige glimlachje nu al te vaak plaats maakte voor een trekje vol smart en de 'Hetze" tegen de Russische fondsen wordt voortgezet, aisof de historische critiek nu reeds had uitgemaakt, dat de zoogenaamde laatste woorden van keizer Wilhelm: >Voor alle dingen, ontziet den Czar!" tot het rijk der fabelen moesten worden verwezen. Het is niet gemakkelijk uit te maken, wat de reden van deze volte face is geweest. Heeft koningin Victoria de meening van denDuitgchen rijkskanselier omtrent haar eigen in vloed en het te verwachten aandeel, dat En geland aan een Europeeschen oorlog zal ne men, aanmerkelijk gewijzigd? Dat is niet waarschijnlijk. Heeft de uitbreiding van het Boulangisme in Frankrijk den heer Von Bismarck verrast? Ook dat kan men be zwaarlijk aannemen. Heeft de rijkskanselier bemerkt, dat het »liebaugelri' met Rusland niets baatte, dat het vleien van den Czar, in dertijd door de Kölnisclie als een .Wcttkriechen mil Frankreich" gebrandmerkt, de vrien den ontstemde en de vijanden niet tot vrien den maakte? Het is niet onmogelijk, want de politiek van den Czar is onbereken baar, en waar berekeningen te kort schieten, moet men tot eene verscheidenheid van ex perimenten de toevlucht nemen. Heeft mis schien ook de omstandigheid, dat keizer Frie drich niet zoo spoedig als men wel vermoed de een opvolger zal krijgen, haren invloed doen gelden ? Ook dit behoort niet tot de onmogelijkheden. Een feit is het, dat de reis van koningin Victoria naar Berlijn de nauwere aansluiting van Engeland bij de triple alliantie boven allen twijfel heeft verheven. En dit feit is van groote beteekenis, nu juist de lang ge zochte, en eindelijk verkregen hulp van den Paus in de lersche quaestie aan de Engelsche regeering de gelegenheid heeft geschonken, om tegenover het buitenland krachtiger op te treden. Door de aansluiting van Engeland heeft de triple-alliantie, in plaats van een bijna uitsluitend anti-Fransch, ook een zeer beslist anti-Russisch karakter gekregen. Dit is eena niet geringe geruststelling voor Oostenrijk, welks belangen in het Balkanschiereilandals met die van Engeland homogeen worden be schouwd, en dat zich in de Oostersche quaestie tot nu toe door Duitschland in den steek gelaten zag. Het is tevens eene gerust stelling voor Italië, dat reeds vroeger op sa menwerking met Engeland in de Middellandsche Zee kon rekenen, maar nu weet, dat die samenwerking pok de 'goedkeuring van den machtigen Duitschen bondgenoot weg draagt. ?Rusland zoekt zich voor deze minder gun stige wending schadeloos te stellen, en wel door Griekenland tegen de Porte in het har nas te jagen. Het is natuurlijk geen bloot toeval, dat weinige dagen na een bezoek, door pijn. Ik zal niet spreken over dat donkere oogenblik waarin dat trekje en die glimlach beiden verdwenen om plaats te maken voor die plechtige kalmte, welke zich over het ge laat verspreidt waarop »de stille, bleeke man" zijn vredekus drukt; maar toen ik weer naar de kostschool vertrok, zonder afscheids groet, was er een eenvoudige zerk meer op het stille kerkhof. Weer wandelde ik met Oom Berend den stationsweg af, maar ik behoefde nu geen moeite te doen om mijn lachen te bedwingen weer kuste hij mij onder de oogen van den deftigen kakatoe, die zijn kop schuin hield om ons wantrouwend aan te zien. Toen hij vertrok, sloeg ik mijn armen om zijn hals en kuste hem met tranen in de oogen, zonder aan zijn borsteligen knevel te denken. Tijdens de laatste ziekte mijner moeder had ik eindelijk geleerd hem zijne eigenaardighe den te vergeven en zijn edel karakter te waardeeren, dat daaronder verborgen lag. Nu begreep ik het vertrouwen, dat mijn moeder in hem stelde, een vertrouwen dat hij getoond had volkomen waardig te zijn door zijne belangIqoze fc^yijding gedurende haar kort, droe vig huwelijksleven. Zijn ernstige stem was het immers geweest die mijn zorgeloozen vader tel kens weer tot zijn plichten had teruggeroepen, hoeveel malen hij daarvan ook mocht afge dwaald zijn. En toen eindelijk dat onbezonnen hoofd zich voor goed neerlegde, toen die schitte rende oogen zich voor eeuwig sloten en de al te overmoedige glimlach verstijfd was, toen was >de fijne" de eenige steun waarop de achterge bleven vrouw met haar jeugdig kind kon rekenen. _ Hij bleef wat hij was, een trouw vriend, die haar in alle moeilijkheden ter zijde stond, die fijngevoeliger, dan men van zulk een man zou verwachten, nooit sprak over hem, van wien mijn moeder niet het minste kwaad wou hopren, ofschoon hij haar leven had geknakt. Ik wil gelooven dat zijne onbezonnen heid, niet zijne slechtheid dat deed; ik kan niet over hem oordeelen, maar ik hoop dat God hem vergeven zal hebben zooals mijn zachte den bedrijvigen Russischen gezant te Constantinopel, den heer de Nelidoff, aan de Grieksche hoofdstad gebracht, de Turksche gezant te Athene, Feridoer Pacha, werd teruggeroe pen, eii_ de Grieksche gezant bij de Porte, Cordoeriotis, Constantinopel verliet. Evenmin is _het een toeval, dat bijna tegelijkertijd de philhelleensche woelingen in Macedoniëeen bedenkelijk karakter verkregen, Creta het tooneel werd van bloedige botsingen tusschen Muzelmannen en Grieksche Christenen, Montenegrijnsche benden zich in Serviëvertoon den, en de officieuse pers te Boekarest den Russischen zaakgelastigde Hitrovo openlijk beschuldigde van verstandhouding met de oproerige Roemeensche boeren. Er wordt pp het Balkanschiereiland weder een gevaarlijk spel gespeeld. Dat bemerkt men vooral te Constantinopel, waar men tusschen twee vuren zit. doodsbevreesd is voor iedere uiting van Rusland's slechten luim, maar tegelijkertijd Ijjdelijk moet toezien, als Engeland in de Egyptische financieeJe aangelegenheden den Turkschen souverein de wet voorschrijft. De Europeesche pers blijft zich met generaal Boulanger bezig houden op eeue wijze, die duidelijk toont, dat men dezen avontuurlijken man voor gevaarlijker houdt- dan men zelf wil erkennen. De welwillende ontvangst, die president Carnot op zijn reis door het zuid westen van Frankrijk ten deel viel, bewijst niet veel; de dempnstratiën droegen daarvoor een veel te officieel karakter. Het bpulangisme breidt zich ontegenzeggelijk uit: de Bonapartistische pretendenten hebben zich openlijk voor den generaal verklaard en de graaf van Parijs heeft dit voorbeeld gevolgd, terwijl de stoet van ontevreden republikeinen, die zich bij de beweging aansluiten, dagelijks grooter wordt. Men kan slechts hopen, dat de combinatie zal te gronde gaan door het heterogene harer samenstellende bestanddeelen Het meest consequent handelen onder de volgelingen des generaals de Bonapartisten, omdat hij hunne pan acee, het plfcbisciet.het appel aupeuple wil toepassen,en dus door hen als weg bereider kan worden beschouwd. Daarentegen is het van de Orleans zeer onhandig, dat zij hunne zaak bederven door zich aan te sluiten bij den man, die aan het parlementarisme den_ oorlog heeft verklaard. Onveranhyoordelijk echter is de houding der republikeinen, die, ontevreden omdat hun haan geen koning kan kraaien en omdat de republiek niet juist volgens hun recept is ingericht, den tegenwoordigen staatsvorm in zijn grondslagen bedreigen. Tot nu toe heeft het gevaar van het boulangisme nog niet geleid tot eene aan eensluiting van opportunisten en radicalen. Komt die aaneensluiting niet tot stand, dan ziet het er voor de republiek niet best uit. moeder het gedaan heeft, van ganscher harte. * # ^Minnie's beeld komt weer duidelijker uit tegen den achtergrond van mijn geheu gen en treedt naar voren. Ook haar heb ik zien kussen bij de kooi van den acht baren vogel, die bij de theatrale omhelzingen der schoone dame spottend zijn «zoete vrouw" liet_ hooren, maar boos wordend dat niemand notitie van hem nam, af en toe een schel geschreeuw aanhief, dat boven alles uitklonk, terwijl hij zijn gele kuif opzette als >cacatou en colère." Hoe was het mogelijk dat het hart eener vrpmy liefde kon weigeren aan een kind als Minnie ? ... Maar ik vergeet den indruk welke haar poppenoogen op mij maakten en: «inden Augen liegt das Herz". Wee den ongelukkige die zich aangetrokken voelde door den kouden flans van die strakke oogen, onder dien illen blik zou zijn hart verstijven als in de gevaarlijke omhelzing eener nieuwe Loreley. Zij kftn geen liefde schenken aan het kind dat liefde behoefde, dat liefde eveu noodig had als dagelijksch voedsel. Jo Versteegb, een kost-meisje van mijn eigen leeftijd, die altijd zeer plastische verge lijkingen bij de hand had, zei naderhand van Minnie's moeder sprekend: »eene vrouw als ijspudding, zoet maar koud, wie er te veel van krijgt bevriest inwendig." Wij meisjes, waren kleine Minnie geheel vreemd, wij kenden haar niet, maar O! hoe spoedig was zij voor ons geen onbekende meer, hoe snel had zij ons aller liefde gewonnen. Dierbare, kleine Minnie, hoe herinner ik mij den dag waarop ge met mij, het eerst van ons allen, vriendschap sloot. Met echte ver twijfeling in uw groote, donkerblauwe oogen zat ge gebogen over een akelig rekenboek dat ge nog nimmer in uw kort leven had ge zien. In uw wanhoop en angst had ge uw griffel afgeknaagd en met uw saamgeknepen handjes het zwarte stof langs uw betraand fezichtje gewreven, tot ge er uitzaagt als een leine schoorsteenveger in den vreemde. Deze week heeft eindelijk de lang ver wachte rede gebracht, waarin het nieuwe mi nisterie zijn plannen voor de toekomst zou aanduiden. Men is daaruit te weten geko men, dat de Regeering over een zeer groot aantal onderwerpen haar gedachte laat gaan, en opgetreden is met het ernstig voornemen, om ten spoedigste practisch werkzaam te zjjn. Over het algerneeii heeft deze openingsrede de liberale partij gerust gesteld; men meent uit toon en inhoud te mogen afleiden, dat het nieuwe kerkelijke kabinet niet het voor nemen koestert om krasse anti-liberale maat regelen voortestellen, of, voor zoo ver dat in haar macht staat, door te drijven. Teleurstellend voor hen, die meenden te mogen hopen op een flink begin, |nu de nieuwe minister van financiën met de rege ling van het Bank-octrooi, zijn wetgevenden arbeid mocht aanvangen, in de wederindiening van het onder de vorige Regeering niet afgedane ontwerp, betreffende de verlenging van genoemd octrooi. Welke opinie aangaande deze voor de schatkist zoo uiterst gewichtige aangelegenheid in de nieuwe kamer de over hand zal hebben, zal men spoedig ervaren. Het schijnt dat de minister zich hiervan wenscht op de hoogte te stellen, vóór hij het oude ontwerp in een of ander opzicht aan een herziening onderwerpt. HET MENU. (Bij de Plaat.) Personen : DE NEDEKLANDSCHE MAAGD ; AENEAS, dief de cuisine. DE MAAGD. Aeneas, kom eens hier! AENEAS. 'k Ben tot uw dienst, Mevrouw ! DE MAAGD. Dat spreekt van zelf. Dat placht Jan Azoon óók te zeggen. Ge weet, 'k had vijf jaar hem in dienst. In 't overleggen En schipperen had hij zijn weerga niet. En trouw.... Nu ja, dat was hij wel. Maar schriklijk eigen zinnig, En als 't niet naar zijn zin ging stekelig en vinnig. Dat moot nu uit zijn! AENEAS. Wel, natuurlijk. U is baas! DE MAAGD. Precies; vergeet dat nooit! Bij voorheeld: als ik haas Wil eten, en gij tracht mij een konijn te stoven, Of zelfs een oude kat te braden in den oven, Ik geloof niet dat ik zoo bijzonder teerge voelig ben, maar toen ik dat eenzame kind met gebogen hoofdje daar zag zitten, zoo hul peloos in haar bittere kindersmart, werd mijn hart week en scheen er een stuk van in mijn keel te vliegen. In een plotselingen aanval van moederlijk gevoel sloeg ik mijn arm om haar heen, veegde met mijn zakdoek haar betraand en bemorst gezichtje af en kuste haar roode lipjes. Met een bedeesd, gelukkig glimlachje sloeg zij haar lange wimpers op en het was of er eensklaps een zonnestraal over haar gelaat gleed, zoo blijde glans straalde nu uit die oogen vol uitdrukking, die pas zoo droef en dof' hadden gezien; die nu den dank weer spiegelden van haar hartje dat hartje dat ik zoo gemakkelijk voor immer gewonnen had. Weldra was er niemand op school die kleine Minnie niet lief had. Het gelaat van "de Ge neraal" tusschen twee haakjes de beste, recht vaardigste Generaal ter wereld scheen min der ernstig en minder streng als het zich naar kleine Minnie boog. Ja, zelfs juffrouw Terwoert, wier gelaatstint mij altijd onweerstaanbaar de slappe punch in herinnering bracht die op den verjaardag van »de Generaal" uit de tuit van een chocolaadketel tot ons vloeide, was minder snibbig en minder zuur tegen Minnie dan tegen een van ons. 't Kind ^yas »the little darling" van ons allen en voor ieder had zij wederkeerig een blijk van genegenheid, maar het beste en grootste deel van dat fijngevoe lige kiiiderhartje bezat ik toch. Op de lange slaapzaal waar »de grooten" aan de eene zijde sliepen, stond haar bedje in de rij der «kleinen" tegenover het mijne. Nooit verzuimde ik om 's avonds nog eens naar haar ledekantje te sluipen, haar nog even toe te stoppen en een kus te drukken op de volle lipjes, die half geopend in den slaap, de witte tandjes lieten doorschemeren. Terwijl ik zachtkens over haar zijdeachtige lokken streek hoorde ik haar soms in haar drooinen half luid praten: »Ma, maatje," klonk het dikwijls van haar lippen, soms blij, soms als een klaagtoon. Was het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl