De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 6 mei pagina 3

6 mei 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

567 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. sommigen de lichamen naar voren. Nu nog teens!" Het tooneel wordt herhaald. Chronegk loopt naar de linker- en rechterzijde om te zien of allee gevuld is, of de lijnen schuin genoeg «ijn en er geen stijfheid heerscht. Als Caesar «preken -wil, klinkt weer de bel. »Die twee kinderen van den voorgrond!" De meisjes loopen angstig van rechts naar links. ' »Ga bij je tante, achter haar!" Chronegk gaat zelf naar het tooneel, zet het eene meisje zoo, dat ze tusschen twee Trouwen staat; en slechts haar hoofd zichtbaar is, en het andere in den uitersten hoek, een pas achter een dame, die ze aan het kleed vasthoudt; met voorover gebogen lichaampje tuurt het kind nu naar Caesar. Chronegk is weer in de zaal en roept: nog -eens. Op nieuw wordt overgedaan. Zoodra de stoet staat, gaat de bel. '~+ Herr Vos I Herr Vos! Maak »den joen.gens" (de mariniers) mijn compliment, zoo is Eet goed, ik ben te vredeh. t)e Vos betuigt in' 't Hollandsch de tevre denheid. De mariniers beginnen uit gevoelig heid te applaudiseeren; het weerklinken van de-bel gebiedt stilte. Herr Vos! zegt den »joengens" van het volk dat ze het nog bejer zullen doen, als ze niet «e druk met nun armen zwaaien. Ze over drijven, >kein Spielerei!" En nu nog eens!" »Groed, goed! Nu alles weer over, dan zijn We morgen avond zeker!" Brehm, heb je geen fouten gemerkt? Kleine, Herr Hofrath, maar die heb ik dadelijk verbeterd. ' Mooi, dan "nu de scène op het kapitool. J. H. RÖSSING. (Slat volgt.) TEN-TOON-STELLING VAN TEEKENINGEN" VAN LEVENDE MEESTERS" II. (Slot.) Tot de hoogstad van Athenen kreeg men uit liet Westen toegang langs de marmeren Propylaeen, met hun statige' Dorische zuilen in het front. Ter linker hand liet men de kunstgalerij liggen de Pinakotheek waar misschien meer beelddan schilderwerk in te vinden was. Ter rechter hand stond de Ionische tempel van de Nike Apteros, de (ongevleugelde) Godin der Overwin ning, zuster van den Wedijver (Zelos), de Macht (Kratos) en de Kracht (Bia). Eigénhjk was met het beeld eene Athena bedoeld, in haar hoeda nigheid van triomfeerende Godin: maar het volk seide: de Nike op den Atheenschen burg is ongevlengeld, om haar te beletten uit de stad wech ?te vliegen." Nike was een dochter van Pallas, den reus, naar sommigen meenen de vader van Athenens groote Schutsvrouw, de Godin yan alle kun sten, en van Styx, de irymf, die alle anderen iu getrouwheid aan Zeus, den Oppergod, overtrof. Niet geheel wederrechtelijk zouden wij in de nabijheid van ons Rijksmuzeüiu een Niko-tempel kunnen bouwen, als zinnebeeld van de triomfen, door de Nederlandsche Kunst gevierd. Maar of die tempel met even veel voegzaarnheid nabij de ten-toon-stellingszalen van Arti verrijzen zou, mag in twijfel worden getrokken. Er is op dit oogenblik eene ten-toon-stelling niet van beeldwerk, maar van waterverfschilde ringen pelnture a l'eau. Wij hebben gezien, dat het woord teekeningen" tot misverstand leidt. Ik heb te kennen gegeven, dat ik het verwaar. lozen van wat men nog altijd de teeJcening noemt, niet onvoorwaardelijk kan toejuichen. ... .L'exactitude extreme N'est plus dans nos crayons," «egt een romantische schilder tot Loonardo da Vinci, in een geestig gedicht van mijn ongelukkigen vriend Lasalle. Het pijnlijkst doet mij aan, dat kunstenaars, die 20, 30 jaar aan omtrekken geloofd hebben, die niet hebben gemeend, dat een paard flodderpooten had, die niet hebben gedacht, dat men . een grooter artiest was, wanneer men alle schik king van draperiën verwaarloosde, wanneer men naliet, in de kleeding van mannen en vrouwen, hoofdplooyen op te zoeken, die gemotiveerd wer den door het daaronder levende lichaam, dat «ulke bejaarde, goed onderwezen kunstenaars nu,op hun ouden dag, met de jonge-lui gaan meedoen en o-ns, met eon uitgestreken gezicht, des noods zouden verzekeren, dat zij tegenwoordig de na tuur heel anders zien dan... voor dat het im pressionisme in de mode was : zoo iets is treurig, maakt iemant diep weemoedig. Ieder-een kan zoo ter-stond, als het tij ver keert, de bakens niet verzetten. Ik neem altijd nog de vrijheid te gelooven, dat Buftbn zijn paard la plus noble conquête que 1'homme ait jamais faite" eerder herkennen zou in de fiere, schitte rende, fraai geteekende paarden van Meissonicr, dan in de houten bonken No. 24, of spierloze harddravers No. 25, van den Heer Breitner. Dat iemant van paarden zulke indrukken krijgt, is mogelijk; maar het geleverde wijkt zóó ver af van de objektief bestaande modellen, dat het mij altijd eenigszins gewaagd voorkomt (met het oog op het gezond verstand der nakomelingschap) zulke dingen voor afgewerkte kunstprodukten uit te geven. Ik heb niet het zelfde bezwaar tegen het werk van den Heer Hoynck van Papendrecht, onzen anderen militair-schilder: in tegendeel; niet al leen zijn fraai binnenhuis No. 64, maar ook zijn Cavalleriestal," No. 65, dunkt mij binnen de grenzen van het geoorloofde te blijven. Met genoegen konstateer ik eenige reaktie bij den Heer Elchanon Verveer. Hij maakt mij, vooral met zijn 173, den indruk van gezegd te hebben: Neen, nu gaat het toch een weinig al te ver; soyons sages!" Waar zou het ook heen, als er iets miskwam aan de heerlijke, stoute en toch keurig behan delde pastelportretten van Thérèse Schwartze ? ik wil zeggen, wanneer men deze voortreffelijke kunstenares kon diets maken, dat zij ouderwetsch wordt, dat zuivere kleuren en vaste omtrekken het kenmerk van middelmatigheid zyn. Zoo" iets verhoeden de Goden ! Daar was een tijd, dat men niet met zoo veel geringschatting op vroegere kunstrichtingen neer zag. Toen de groote waereld-veroveraar Alexander, op zekeren dag, een bode zag aankomen, wiens stralend gelaat te kennen gaf. dat hij de brenger van een blijde mare was, riep de held in geestdrift uit: Wat nieuws brengt gij? Is Homerus verrezen ?" En de kunst van Ilias en Odyssea was toch een eeuw of zes bij die van Alexanders dagen ten achteren ! Maar wat praat ik van die lang verleden tyden! Wie stelt in 't geheel nog belang in de oude, de oudste geschiedenis V Met al onze scholen, met al onze halsbrekende examens, met al de boeken die er gedrukt worden, is misschien het peil der algemeene kennis nooit zoo laag gedaald geweest als tegenwoordig. In de beschaafdste kringen durft men geen toespelingen op de oude-geschiedenis, de mythologie, de literatuur, meer wagen, uit vreeze, dat men met de domste gelaatsuit drukkingen zal worden aangestaard. Nu, voor het genot van kunst-ten-toon-stellingen heeft men, in Holland, dan ook geea andere kennis meer noodig, dan die men.opdoet te Scheveningen, in Haarlemer Hout, Haagsche Bosch, achterhoek van Gelderland of op de Noord-brabantsche hei; terwijl zoo men geen huisbezoek bij minvermo genden doet, een weinigjen verbeelding allicht voor ziet in dat gene wat men noodig heeft, om te begrijpen, dat die gerimpelde aardappelenscb.ilst.er, -kookster of -eetster, die breister, die zweetende werkman, of die klierachtige kindertjens goed getroffen zijn. Meer dan een rijke fantazie heeft men echter noodig orn achter de kennis van het profiel te komen der jonge hoog gekraagde Dame, die tegenwoor dig voor Jen Heer Gerard Muller pozeert, en vooral om te vernemen, of de stompjens, die aan haar mouwen bevestigd zijn, ook met vingers zijn verrijkt. Vingers zijn. in de schatting van vele tegen woordige schilders, een noodeloze luxe. Wat waren die ouden toch dwaas, die meenden, dat zonder vingers geen handen denkbaar wa ren ; die in die hand van alles zagen; die al de verrichtingen van die hand nagingen, ze vol beteekenis vonden, en het een groote kunst reken den een nagel behoorlijk uit een vingertop te doen voortkomen! Wat heb ik Royer vaak in enthousiasme gezien, over do houding en de rich ting, het gebaar, de uitdrukking van een hand ! Dat is alles voorbij. Zelfs koppen kunnen uitdruk king missen. Dat is literatuur. Eenige warme tinten will do. 't Is of men vader Pieneman gehoord had, die, in zijn laatste periode anticipeerend op ons im pressionisme, met zijn bruine yeiix calins u aan ziende, als hij lessen van koloriet of penceelsbehandeling gat', u op zijn zoeten, slependen, half schalken toon toevoegde: Je mot 't maar zoo'n beetje labberlottig behandelen." ?Labberlottig, dat schijnt door velen in hun banier te zijn geschreven. Niet echter door den maker van No. 179 (den Heer van der Waay). De koppen der dischgenoten zijn sterk gecharaktorizeerd, korrekt geteekcnd, goed verlicht. Wel is de achtergrond nog al verwaarloosd. Daarmee heeft de sclüldor niet geweten, wat hij wilde. Dat is tegenwoor dig met vele achtergronden het geval. Daarin durft men de natuur niet aan. Yolscliorurnelen is aan de orde van den dag. Ik heb weinig nummers op do ten-toon-stelling gezien, die zoo veel qualiteiten hadden als de Negerkok" van Mej. Bramine Hubrecht. Mij dunkt, dat deze kunstenares in het laatste jaar sterk is vooruitgegaan. De 'Heer Taanman is wat losser in zijn behan deling geworden, dat aan het werk niet schaadt. De zieke zeeman van den Heer van der Velden komt mij vóór eerst als ,, standje" geteckend te zijn geweest, en later zijn etiket Do tijd geeft zorgen" te hebben ontvangen. Een andere aqua rel" van den zelfde is getiteld Marine" ; het onderwerp heeft echter met de Marino niets uit te staan: 't is een watergezicht, by Opkomende Maan". Zulke gallicismen behooren niet in zwang te komen. Is het zoo'n groote eer, te weten, dat de Engelschen het woord sport in de beteekenis van zich vermaken, spelen (sports andpastitiics) en in die van rijden, jagen en visschen gebruiken, en de Fransehen een watergezicht une marine .noemen 'l Het in volle vrijheid geflodderde No. 100 van. den Heer All). Neuhuys kunnen do liefhebbers voor ?1200 machtig worden, 't Is niet getiteld: eenigo kleureffecten", maar met veel nadruk De brief van Oome Joost". Men zegt, dat de auteur eerst na lang beraad tot de keuze van dien naam gekomen is. Men vond de brief van Oom Gcrrit" toepasselijker : maar een schilder weet tocii wel wat hij meent. Ik zie met genoegen, dat de Hoer Artz, op een tcekening, het teekenen niet beneden zich rekent: No. l, Visschersfamilie". Als onze artiesten eerst maar weer leeren omtrekken ; zullen zij zich allengs wel weer aan het denken zetten. Do lieer Melis (No. 8(J) kan met zijn achter grond nog niet goed uit don weg. Toen er eens een leerling bij lubens werd ingeleid, vroeg hij, of de jonkman al wat kon. Niet veel", was liet andwoord; hij kan wel een achtergrond schilde ren." Dat is veel," zeide de maestro en nam hem aan. De Heer Nakken is van de mijnen; hij teekent goed, en koloreert lief. De Heer Paling behoort tot de falanx der armoedige-binnenhuis-vervaardigers ; ik heb mij niet in 't bizonder over hem te beklagen : toch heeft hij niet veel Suft noch Kruft. Ik heb de ge broeders Oyens liever. Die mogen een potjcn bij mij breken. Groote superioriteit in de eene hoedanigheid beveelt uw klacht het zwijgen, bij gemis in ander opzicht. Wel kan ik niet ontveinzen, dat de houtskoolteekening 108 verbazend onduidelijk is. Bedenkelijk is het feit, dat de kommissie tot aankoopen voor de verloting met een wclgevalligen glimlach de onmogelijkheden der Heeren im pressionisten (dat is nog do beste naam, dien men den vervaardigers van vormeloze zaken geven kan) toejuicht. In allen ernst: plaatst u met mij eens voor no. 184, een landschap van den Heer.... het doet er niet toe ; of voor no. 71, beiden aangekocht voor de Verloting. Hebt gij ooit, hier op aarde, een lucht gezien, die iemant het recht geeft zulke ondingen voor wolken uit te geven ? Moet een Verloting aantrekkelijk gemaakt worden door zul ke kunst ? Dan rekommandeer ik ook het Moestuintje" no. 170. Neen, spreek me dan van no. 35 van den Heer J. van Essen, of 115 van den Heer J?oggebeek, of 48 van den Heer J. C. Greive Jr. daar kan een gewoon mensch bij. Daar wenden de schilders niet vóór iets gezien te hebben, wat nooit door een menschelijk oog werd waargenomen. Ik heb alle achting voor het talent van den Heer Josselin de Jong. Zijn Muziekpartij" is, in haar onderdeden, meesterlijk aangeduid : maar is het een voltooide schilderij? De onwelriekende proletariërs, die hij in de 3e klasse" laat snurken, zyn goed begrepen ; maar wat betoekent die blaauwe draperie, die het bovendeel vult der aquarel ? Ik heb de eenvoudigheid zeer ingenomen te zijn met de Jongleuse" van den Heer Eerelman (34). Dat is gedacht, geteekend, gekoloreerd, oorspron kelijk verlicht; uitmuntend van uitdrukking en behandeling. Waarom wordt zoo iets niet gekocht? Mooi, charaktervol, goed geteekend zijn de schakers van den Heer Van Looy (81), vooral die en face. Heerlijk is No. 88 ran onzen grooten Mesdag. Dat is nu óók een lucht! Maar daarin kan men ademen. Onze meester weet wat hij wil, en doet het. Wijsmaners reine hemel, in 188, heeft óók een groote charme voor mij. Ik verheug me dat No. 105 van den Heer Over man een kooper gevonden heeft; daar zijn vele goede elementen bij-een. No. 127 is een lieve studie van Jufvr. Repelius, en 180 een aardige kostuumkop van Jufvr. Wand scheer. Mej. Aletta Boelen geeft een goed, muzikaal, stil leven en verklaart en verhoogt de kompozitie door den titel Souvenir". Men vindt te veel objektieve waarheid in den hondenkop van den Heer Cunseus (29) en in Elsje" (68) van den Heer Huibers. Wat zal ik cr tegen doen ? De wenkbraauwen optrekken ? Een vraag'' is No. 94, van den lieer Gerard Muller, in of buitenshuis bedoeld? of komt er dat óók al niet meer op aan? Ja, ik geef toe No. 49 is wel wat al te netjens, en 54 heeft de stoutheid niet van 121. Do Heer Tony Offermans gaat voort te teeke nen en verwaarloost de kleur toch niet. De Heer Tholen maakt mij den indruk van iemant, die jaren lang, als rustig wandelaar den rivieroever bezocht heeft, maar toen hij zag, dat ieder-een in het water sprong, dacht hij een uurtjen na. sloot zijne oogen en stortte zich in den vloed. Dat hij zwemmen kan, valt uit no. lul, zijn op merkelijk vlageffekt, op te maken: maar is het een afgewerkt tafereel? Zoo zou ik nog vele vragen kunnen doen, en vele opmerkingen maken, die men allicht voor aanmerkingen houden zou: en daar wil ik niet op aangezien worden, car je ne suis qit'un simple crivusfiier, en alleen een modemaakster mag oordeelen over toiletten! 29 Ap. A. TH. DE ARTIS"-TENTOONSTELLING IN DE MUNT. Het Bestuur van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap verstaat de kunst om het heden met het verleden te verbinden. Is er op het oogenblik iets wat in onze goede Amstelstad van meer actualiteit is dan Artis' gouden feest en wat meer de algemeene belang stelling verdiende gaande te maken, dan het halve eeuwgetij van deze wetenschappelijke instelling, populair, o wonder! ook bij niet wetenschappelijkcn ? En ziet, het K. O. G. grijpt de gelegen heid aanstonds aan, om het verleden door prent en schrift te doen herleven en do bezoekers van dit tentoonstellinkjo in staat te stellen aan den dag van heden eenige retrospectieve beschouwingen vast te knoopen. Wat dit pogen een welverdiend succes zal ver zekeren, is do omstandigheid dat ieder eenigszins bejaard Amsterdammer hier in n oogenblik het geheugen kan opfrisschen over allerlei zaken en toestanden, onze diergaarde betreffende, die onder zijne oogen zijn gebeurd en doorleefd. Hier zal men iemand verbaasd zien staan bij de afbeelding van de eerste roofdieren-galerij die hij indertijd wel eens met een bedenkelijk hoofdschudden voor bij ging om in zijn hart Burgemeester Cramer geen ongelijk te geven die met zijn wethouders Amsterdam blijkbaar niet veilig achtte, met zulk oen verzameling wild gedierte in zijn boschrijko Plantage. Daar zal men iemand glimlachend zien turen op een lithographie het pontjo voorstellende waarmede men van den tuin naar den overtuin moest worden overgehaald. En zeer ouden van dagen zullen zich niet zouder zekere aandoening verplaatsen in de dagen toen men Natura" nog in de Middenlaan binnen ging. Ik zeide Natura" in plaats van Artis" omdat zegt men het genootschap aanvankelijk zóó werd genoemd ; maar die naam werd veranderd toen er een tuin kwam, en hoeren zoowel als dames hot eenig^zins zonder ling vonden elkander te verhalen dat zij in Natura tusschen de wilde dieren hadden gewan deld. Dat kon aanleiding tot allerlei ondeugende opmerkingen geven, en de dames vooral waren te veel op hare mantille en hare hoedjes a la Itibi gesteld. Hoe dit zij, wie do wording van Artis tot wat het heden is, zij het ook slechts voor een deel heeft gezien, vindt hier gelegenheid de ont wikkeling gadeteslaan die onder Wcsterman's voor treffelijke leiding en beheer de Amsterdamsche diergaarde vormde tot den pronk van Amsterdam. Maar het Oudheidkundig genootschap stond niet slechts bij Artis stil, het gaf een proeve eener verzameling van bronnen voor eon geschiedenis der beoefening van do natuurhistorische weten schap bij het volk, in enkele bladen papicrs die ons reeds veel gelegenheid tot opmerken geven. Dat reeds in de zestiende eeuw ernstige man nen verzamelingen maakten van naturalia en deze dienstbaar maakten aan de wetenschap is bekend, evenals dat er later cabinetten van naturaliën en curiosa, als vreemde gewassen, gepre pareerde dieren en schelpen werden gevormd uit sluitend uit liefhebberij om iets te hebhen wat niet iedereen heeft. Zulke rariteiten werden gre tig bezichtigd; hoe zonderlinger, hoe meer belang stelling! Geen rijker bron ter verkrijging van al die zaken dan het Noorden en het Oosten, het Zuiden en het Westen dat door onze kloeke zee vaarders werd bezeild. Ieder schip bracht wat mede. De indische raven (papegaaien^ waren wel dra huisgenooten in ieder gezin, en apen in den tuin te hebben was evenmin ongebruikelijk, ak vreemde vogelen in den kippenloop of in 't vogel park. Spoedig werd de belangstelling van het pu bliek in iets vreemds of monsterachtigs geëxploi teerd. Daar hadden de kermisbazen slag van, maar ook behendige herbergiers vertoonden buiten de kermis dieren die over zee waren aangebracht. Wie .het eerst op het denkbeeld kwam zulke beesten aantekoopen en blijvend op eeneen dezelfde plaats. te bewaren, dien man mogen wij aanmerken als den grondlegger der diergaarden. Het schijnt mij toe, dat Amsterdam dien man op het laatst der zeventiende eeuw onder zijne burgerij mocht aanwijzen in den persoon vaa Jan Westerhof, in de wandeling genaamd Jan Blauw of Blauw-Jan, don naamgever aan eene inrichting die tot in deze eeuw een geliefde ontspanningsplaatg van de Amsterdamsche burgerij was, en naar wier naarnsoorsprong velen tot he den te vergeefs zochten. Dit blijkt thans uit een handschrift groot folio met honderden teekenin- ? gen van een bewonderaar der natuur zoowel alg van Jan Westerhoff zelven, genaamd Jan Velten, welk handschrift in de bibliotheek van het Ge nootschap N. A. M. berust, en zeker geen betere plaats kon hebben. Uit dit merkwaardige hand schrift leeren wij wat men in die dagen het meest in de natuur bewonderde: hot zonderlinge of gedrochtelijke. Blauw-Jan, die zeker niet veel meer dan zulk eon ondernemend herbergier was, ging met den tijdgeest mede en liet behalve zijn vogels, wilde beesten, Tartaren en Eskimos, man nen zonder armen of boenen, reuzen, reuzinnen en dwergjes kijken. Hij had succes ook bij da grooten der aarde, althans Prins Willem III, ko ning van Engeland, vereerde hem een zeldzamen vogel, iets wat van waardeering getuigt. Zijne inrichting was dan blijkens eeno prent van Mouckeron waarlijk fraai. Als de meer bekende af beelding uit het midden der vorige eeuw van Blauw-Jan op de Kloveniersburgwal dezelfde localiteit voorstelt, dan was zij er niet op vooruit gegaan. De Herberg Blauw-Jan had reeds lang de veel belovende belangstelling van den natuur-historicu* verloren, toen koning Lodewijk een menagerie oprichtte. Veel zaaks was het niet; toen de ver zameling in 1810 onder den hamer kwam, be stond zij uit eene leeuwin, een paar tijgers, een wolf en een paar beron, eenige apen eu var kontjes. Daarmede verdwenen de woestijnbowoners weer voor geruimen tijd uit Amsterdam. Martin Blondin en consorten waren de eenigen, die met kermistijd het publiek de gelegenheid tot kennismaking met den koniug des wouds en. zijne onderdanen aanboden. Met 1837 breekt een nieuw tijdperk aan. Een Museum van natuur kundige wetenschappen werd opgericht, waar de door Draak geprepareerde vogels en visschen, in secten en skeletten waren tentoongesteld (in den voormaligon Nieuwe Sta dsherbcrg in de Plantage). Iu het volgende jaar werd Artis opgericht. Tal van prenten en gedrukte stukken, waarin zijn directeuren, zijn societeïtsgebouwen, zijn dierenhokken zijn afgebeeld en beschreven, illustreerea zijne geschiedenis. Naast alles waarvan wij weten dat Artis er mede bijdroeg om de wetenschap te bevorderen, zijn wij thans in staat ons er van te overtuigen wat Artis voor de kunst was. Of hoe zouden Allebéen Jan van Essen dierenstudies hebben. kunnen leveren die door voortreffelijkheid schit teren, als Artis geen levoido leeuwen en tijgers of roof- en watervogels had kunnen toonen ? Die schetsen, diu teekeningen zijn alleen reeds der bezichtiging waard. Doch nog andere meesters zijn. vertegenwoordigd, ik noem slechts Mauve, de beide Marisscn, Rochusscn, Bosboom, Greive, Hekking, wier geschenken bij gelegenheid van Westerman's 40-jarig gedenkfeest, door des jubilaris' goedwil ligheid mode ter bezichtiging zijn gesteld. Ten slotte vermeld ik dat eenige teekeningen den bezoeker in staat stellen den voormaligea toestand der Plantage te bespieden. De tentoonstelling blijft niet langer dan tot den lOen Mei goopend. Mr. N. DE HOEVER. BOLSWARD'S KUNST EN KUNST GESCHIEDENIS. (uitgave van II. PIJTÏEUSEN Tz., te Sneek). Wie de onlangs gedeeltelijk herstelde koorbanken uit de keikeu te Bolsward kent, herinnert zich misschien dat or in 1877 to Leeuwarden eea paar van waren tentoongesteld. Door honderden, bewonderd vielen zij ook in den smaak van Baron de Rothsehild in Frankfort, die er steeds hooger sommen, tot eindelijk f 20,000 voor bood, als hem dio schat van houtsnijwerk volledig werd ge leverd. Ue verleiding was groot. De vraag rees bij de voogden der kerk, of zij tegenover de gemeente verantwoord waren indien zij zulke sommen afwezen. Aan do stemgerechtigde manslidmaten werd de vraag gesteld of deze de kerkvoogden wilden, machtigen om den koop to sluiten. Gelijk vanzelf spreekt was de zaak ruchtbaar geworden. Er was onrust in den lande onder alle kunstkenners. Vele kunstvriendcn stelden, reeds sommen beschikbaar om deze kunststukken voor Nederland, voor Bolsward te bewaren. De zorg was noodeloos. Toen de dag der stemming was aangebroken, toonde, do groote meerderheid, dat zij de verantwoordelijkheid aanvaardde en stemde tegen eiken verkoop. Zij toonde het onverbasterd nakroost te zijn van een kunstlievend en kunstvaardig voorgeslacht. Zij hield hare heerlijke erfenis in ongeschon den eefe". Te meer nu valt deze daad te prijzen, eerstens: .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl