De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 13 mei pagina 6

13 mei 1888 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. jf, ,' v-.j-'r op het huis Kostverloren of Ruyschenatein den Amstel bij de Kalfjeslaan gelegen» den aanvang van de zeventiende eeuw nu drooggelegde meren (Beemster-, BuiksloK*raer- en Bijlmermeer e. a.) den buitenliekooplieden eene welkojne gelegenheid aan,om bofctede te bouwen, maar de omstreken van en Beverwijk waren toen reeds gezocht en 1620 wendde men de' blikken ook naar ooi, alwaar door Kilian van Rensselaar, idhebber der W. I. Compagnie het nog be id» Crailo werd aangelegd en 's Graveland buitenplaatsen door het bestuur der domeinen d verkocht. Langs d®n Amstel waren wel bier en daarbuitjnplaatsen aangelegd, maar bijzonder aantrekke"""" -was het daar waarhjk niet, want heel het itige jaargetijde lag het achter den dijk land onder water. Eerst toen de dijken loogd waren werd het der moeite waard aan fcèjilantingen, moestuinen en boomgaarden kosten te 4éweden.Toen verrees van lieverledejde aaneenscha'Jbtling tan lustplaatsen, die door onze achttiende Wnpaehe dichters bezongen en door de plaatsnij«ters van die tijden afgebeeld zijn. Toch waren er sommige geen watervreezende Amsterdammers, die b\j voorkeur den Amstel «nekten. De dichter Spiegel, (overl. 1612) ver.mfrtde zich" op zijn Meerhuyzen, een hofstede Magelegd aan den linker Amsteloever, vlak tegenTOT den ingang van de Diemermeer, vóór z\jne droogmaking, ter plaatse waar reeds. in de eerste fuift der zestiende eeuw een hofstede gelegen jnoet hebben welke haren naam aan een overzetveer yerbond, dat met de heerlijkheid van Nieuwer «Amstei aan de stad was gekomen. Die voorliefde ? den Amstel scheen eene familietrek van de igeto te zijn, althans z\jn broeder Jan (overl. I) of wellicht diens zoon Laurens (overl. 1623) JSÜehtte een tweede Meerhuyzen, dichter bij de tftad, op den hoek van het tegenwoordige Hoedenttakerspad, dat in dien tijd Spiegelspad werd roemd, terwijl in 1670 de ontvanger Spiegel Hofstede Rustenwerk bewoonde, op den hoek van het gelijknamige pad, dat ook soms Spiegelpad ?geheeten werd, toen het Hoedenmakerspad voor goed dezen naam verkregen had. Het is voor dit tweede Meerhuyzen, op den noorderhoek van het Hoedenmakerspad gelegen, dat wjj een oogenblik de aandacht vragen. Niet minder bekend dan de heerlijkheden van den buitenhof van den dichter Spiegel waren die van zijn broeder of neef. Hadden zij hun Meerhnyzen bezongen even als hij het zijne, dan zou het nog de vraag zijn geweest welke van beide door het nageslacht den eerepalm zou zijn geJteikt. Maar beschrijvingen bezitten wij er helaas Biet van dan uit een later tijdperk. Nadat LauWM Spiegel in 1623 gestorven was ging de tuin ?aaet al zgn toebehporen over aan zijn schoonzoon Michiel Pauw Reinierszn, heer van Achttien hoven, die xqn zomerverblijf elders vestigde en den tuin, met zooveel zorg aangelegd en onderhouden, ver huurde. Michiel-Pauwen-tuin was reeds in 1630 «en geliefd rustoord van de Amstelaren, die langs den breeden stroom gewandeld hadden. Toentoaals begon aan gene zijde van de Blauwbrug reeds de Buiten-Amstel. Cornelis Jansz, de waard, wist er de lieden te trekken en door het schenken van koelen wijn en schuimend bier zijn volkje de heerlijkheden van ajjn prieelen en verandas dubbel te doen genie ten. Maar Pieter Jansz Koning, die in 1635 de tuin kocht, was nog gansch niet tevreden over I»et bezoek en liet het oude, kleine zomerhuisje afbreken en er groote gebouwen met een toren voor in de plaats zetten. Ten gevolge van deze verbouwing trok hij 700 gulden huur 's j aars. In dien toestand heeft de Pauwentuin meer dan an derhalve eeuw de Amsterdammers bekoord, en geen Ihnnner of hij had er op zijn ouden dag herinneting aan van uren daar gesleten aan de zijde van kaar, dit later zijne gade was geworden. Het mocht in den Pauwentuin gezellig zijn toegegaan, >eene oneerbare reputatie had hij niet. In dat op-«icbt verschilde hij van de nabij gelegen kleinere tuinen op het Hoedenmakerspad waar de Schoutendienaars niet zelden heel wat te doen vonden. Nog in 1730 was de Pauwentuin een herberg zoo vermaard - Om hare sierlijkheid, met recht wel dubbel waard Om te bezichtigen, of om de rust te vinden. Men zit in de open lucht, bedekt voor zon en winden Door dichte hoornen, die met hun verheven kruin Een schaduw geven aan dees aangename tuin. Hoe pronkt het torentje, waaruit langs alle zij den ?'?'t Z\j naar of van de stad, onze oogen kunnen wijden En spelemeijen langs den grooten Amstelstroom." enz: Eene uitvoerige afbeelding omstreeks dienzelf den tyd bestaat er in eene prent van Van der Laan bij de Letk uitgegeven, waarop wij al die eerlflkheden met eigen oogen kunnen aan schouwen. Maar het ging met den Pauwentuin als met allo ^wereldsche zaken. Omstreeks 1760 schijnt hij door Ibrand geteisterd te zijn, hij raakte in verval en «leept sedert de jongste eeuw zijn bestaan voort In vrij wat minderen staat dan voorheen. ROMEO EN JULIA. NAAK AUGDST STBINDBEKG. De man kwam 's avonds met een stuk muziek naar huis, en zeide tot zijn vrouw: Na den eten zullen we eens een quatre-mains spelen." Wat heb je daar voor een nieuw stuk?"zeide de vrouw. Ik heb Bomeo en Julia gekocht. Je kent het?" Zeker, ik heb uit die opera dikwijls muziek gehoord, maar ik weet niet, dat ik haar ooit heb hooren opvoeren." Heerlyk! Ik herinner ze me als een droom wit mijn jeugd, maar ik heb ze niet meer dan eens gehoord, en dat is wel haast twintig jaar geleden." Na den avondmaaltijd, en nadat de kinderen naar bed gebracht waren, toen alles stil was, stak de man de kaarsen op de piano aan en las luide op het fraai gesteendrukte titelblad: Bomeo et Juliette. Dat is Gounod's heerlijkste compositie", zegt hij, »en ik geloof niet, dat zij te moeielijk is." De vrouw speelt, als gewoonlijk, den primo, en men begint. D-majeur, vierkwartsmaat, allegro giusto. Allerliefst, niet waar?" zegt de man, nadat de ouverture voorbij is. O, ja," geeft de vrouw toe, maar zonder enthousiame. Nu zullen wij het Marziale nemen," zegt de man, dat is iets bijzonder keurigs; ik herin ner ndj de heerlijke koren op het Koninklijk theater...." De marsch begint. Nu, is dat niet prachtig?" zegt de man, triomfeerend, alsof hij Romeo et Juliette had uit gevonden. Mij dunkt het klinkt als koper," antwoordt de vrouw, De man gevoelt in die toestemming den lust om hem genoegen te doen, meer dan de ingeno menheid met de opera. Zijn eer en goede smaak staan op het spel. Hij zoekt naar het maneschijnduet in het vierde bedrijf: Non, ce n'est pa» Ie jour, ce n'est pas l'aloaette; C'est Ie doux rcssignol, Ie confident d'aruour! Na veel zoeken komt hij op een groote aria voor sopraan; dat zal zij wezen. En hij begint weer; tram-tramtram, tramtramtram," klinkt het in de bas, die niet gemak kelijk is. Mij dunkt," zegt-zijne vrouw, als de aria uit is, het is al heel dun gezet." De man is geheel terneergeslagen; hij geeft toe, dat het draaiorgelachtig klinkt. Dat heb ik al den tijd gevonden," ver volgt de vrouw. Ja, ik vind ook, het klinkt waarlijk ouderwetsch. Wie zou gedacht hebben, dat Gounod zoo gauw verouderen kon," zegt hij, om zich te redden. We zullen de cavatine en het trio doornemen; de prima-donna was daar destijds goddelijk in." Na dit stuk spreekt de vrouw geen woord meer; hij ziet er droevig uit, staat stil het boek dicht, en legt het weg, als wilde hij de deur slui ten achter het verledene. * * * Willen we niet een glas bier drinken?" zegt hij. Zij gaan aan tafel zitten en drinken een glas bier. Het is toch verwonderlijk", zegt de man, ik had toch niet gedacht dat we al zooveel ouder geworden waren, want wij zijn toch tegelijk met Bomeo en Julia verouderd, niet waar? Ver beeld je toch, het is nog geen twintig jaar geleden, dat ik de opera het eerst hoorde. lic was pas student geworden; ik had vrienden ; de toekomst lachte mij zoo heerlijk en vroolijk tegemoet. Ik droeg nog niet lang de eerste haren van mijn knevel en het studentenmutsje; ik herinner mij den avond nog, we gingen met ons drieën, Philipp, Fritz en ik. Eenige jaren vroeger hadden we kennis gemaakt met faitst; wij waren dus groote bewonderaars van Gounod. Moineo overtrof echter onze verwachtingen, wij werden geheel meegesleept. En nu zijn zij beiden dood, de vrienden. Fritz, die zich zooveel van de toekomst voorstelde, is het eerst weggeweest; Philipp stierf als candidaat in de medicijnen, en ik, die niet minder dan staatsraad wilde worden, ben nu griitier. Wat toch de jaren voorbij gaan, zonder dat men het merkt! Ik heb wel gezien, dat er rimpels in mijn voorhoofd kwamen en dat de haren vergrijsden, maar dat wij reeds zoover waren op den weg naar het kerkhof, dat had ik niet gedacht." Ja, beste man, we zijn oud geworden, dat kunt ge toch ook aan de kinderen zien. En aan mij ziet ge het ook, al zeg je het niet. .." Foei! Hoe kan je zoo sproken ..." Ik weet het wel, beste jongen", vervolgde de vrouw met weemoedige stem. Ik weet wel, dat ik leelijk wordt, dat mijn haar dunt, en dat ik spoedig mijn voortanden moet laten uittrekken..." Bedenk maar, tot troost, dat alles vergan kelijk is... Maar toch schijnt het in onzen tijd sneller te gaan, dan vreger. In mijn vaders huis werden Haydn en Mozart gespeeld, ofschoon deze toch lang dood waren eer hij geboren werd. En nu... mijn lieveling Gounod, reeds verouderd! Hoe afschrikwekkend, het ideaal van zijn jeugd op die wijze te ontmoeten! En hoe huiverig, te gevoelen, dat men zoo oud is geworden .. . dat nu al wat ons zoo heeft doen genieten, zonder be koring en zonder beteekenis is ..." * * * Hij stond op en ging weer naar de piano. Hij neemt het mu/iekboek en bladert erin alsof hij in eene schrijftafel naar herinneringen uit zijne jeugd, naar haarlokken, gedroogde bloemen, eindjes lint zocht. Zijne oogen hechten zich aan de zwarte noten, die er uitzien als kleine vogeltjes, tegen een traliehek op en neer klauterend, on hij beproeft hier lentetonen, liefdeklanken, jube lende trillers uit do rozenroode dagen der eerste liefde af te luisteren. Maar alles kijkt hem zoo vreemd aan, er is niets bij, dat als ecii oude be kende tot zijn hart spreekt. Het, is dus zoo: de snaren zijn bestoven, do klankbodem is gedroogd en gebarsten, het instrument geeft geen klank meer. Men hoort in de kamer een zucht, zwaar, als als het diepst der borst, dan is alles stil. Plotseling hoort men den man zoggen: Maar vreemd is het toch, dat do prach tige proloog in dit klavicruittrcksel ontbreekt. Het was een proloog met harpaecompagnement; al de personen van het stuk, gegroepeerd op een voetstuk, zongen hem Vérone vit jiulis deux families rivales." Hij neuriet de melodie, die opwelt als een boek uit 'de rots, frisch en helder, de ecne toon geeft den ander; zijn gezicht klaart op. zijn mond glim lacht, de rimpels verdwijnen, de handen rollen op de toetsen, het accompagnement vormt zich van zelf en vergezelt de heerlijke klanken, vol, krach tig en liefelijk: C'nmiiic, uu rayon vovmeil brille en un eiel d'oragc Juliette panil et Kuinéo 1'ainm Met krachtige, klankvolle stem vervolgt hij de melodie. Wat is zij gedistingeerd en rijk. Zyn vrouw is uit hare zwaarmoedige gedachten ontwaakt; zij luistert met een traan in het oog, en vraagt verwondert: Wat is dat?" Bomeo en Julia! Onze Bomeo en Julia T En hij springt van den stoel op, en legt het muziekstuk voor de verwonderde jonge vrouw. Ziet ge? Het was niet de Bomeo van onze jeugd, maar van die onzer ooms en tantes .... lees maar!.... Bellini! Geen wonder dat die verouderd is... wij zyn nog zoo oud niet l" De vrouw kijkt naar het glanzige, dichte haar van haar man, die toch ook nog geen veertig is, naar zijn glad voorhoofd en vurige oogen, en zegt stralend van vreugde: Ja, je ziet er uit alsof je vijfentwintig was!" En jij? als een jong meisje. Wat hebben we ons laten beetnemen door den ouden Bellini, de opera is een goede zestig jaar oud. Ik dacht wel dadelijk, dat er iets niet in orde was." Neen, mijn waarde, dat heb ik het eerst gedacht." Waarschijnlijk omdat je jonger bent dan ik." Ja, maar jij ziet er jonger uit. .." Nu bestel ik toch terstond mijn eigen Bomeo, want ik wil dat je hooren zult: Adieu! De ctt adieu si douce est la tristesse, Que je voudrais te dire adieu jusqu'a demaiii l... VOOR DAMES. Een naaimachine. Gom kauwen. Een boudoir. ? De vrouw als journaliste. Onder de buwelijksgeschenken, die miss Singer ter gelegenheid van hare verbindtenis met hertog Decazes van Glucksberg ontvangen heeft, was er ook een, door een handelsvriend van haar over leden vader gezonden. Het was eone groote, keu rig bewerkte naaimachine, van zilver, bestemd voor het boudoir der jonge hertogin. In het be geleidend schrijven zeide de oude koopman, dat, naar hij hoopte, het voorwerp do jonge vrouw er steeds aan zou herinneren, dat zij haar welvaart en daardoor haar verheffing in maattchappclijken rang aan eerlijken arbeid to danken had, en dat zij nooit haar overleden vader zou vergeten, die in onvermoeide werkzaamheid al de millioenen voor haar had opgehoopt. Een der getuigen bij het huwelijk van miss Singer was de hertog van Chartres. * * * De liefde voor allerlei sport, nu eens met de bijbedoeling, er het lichaam mee te versterken, dan weer zonder die bijbedoeling, zit in het Angelsaksische ras. Bij de jonge dames te Harlcm, een voorstad van New-York, brengt men vooral do laatste soort, sport zonder hygiënisch doel, in praktijk. De jonge dames hebben er, om prijzen, gummi camlics gekauwd! Gummi cantlics zijn in samenstelling gelijk aan onze gombailen. arabische gom inet suiker, maar in vorm zijn het lange stokjes. Nu is er eone verecniging van dames, zich de blossom asKuciation noemend (volgens de New-Yorlcer llundchzciiitnr/ is dit een onbesrharnd euphenüsmo), die de veredeling van het menscbelijk geslacht beoogt door onthouding van bals en picnics, vcrdelging van vanilic-ijs en dergelijke. Voor een uiterst gedistingeerd publiek hebben nu de dames om het hardst op stokjes gnmmicancly zitten kauwen; in drie rijen op ecne cstrade gezeten, openden zij regelmatig en onvermoeid de monden, en verzwolgen het ecne stokje na het andere, tot, onder gejuich der bewonderaars. de eerste schoone met haar half pond gom klaar was, on den prijs ontving. ?^ * * De beeldsnijder Allard te Parijs stelt in zijn atelier, Kue de Chatoaudun 52, ecne houtvcrsiering ten toon, die zoowel door de bestemming als door de afwerking de aandacht trekt, liet is een allerbckoorlijkstc decoratie van gesneden hout, Louis XV, geheel verguld, bestemd voor het boudoir van Mevr. Vanderbilt te Ncw-York, een geschenk van den archi-millionnair aan zijne vrouw. Eene nieuwe vinding is zoowel de tint van het verguldsel als do wijze waarop het is aangebracht: iedere j vezel van het hout, ieder merk van de gereed schappen komt ongehinderd uit onder de geheel doorschijnende goudlaag, die alles overdekt, maar niets verbergt. * * * De invloed der vrouw op de diplomatieke be trekkingen tnsschcn twee mogendheden, in vroeger tijd zoo sterk, heeft veel van zijn kracht verloren. De vorige week stelde de 'igitro nog de vraag, of het voor een ambassadeur verkieslijker is, gctronwd te zijn dan niet; en onder de antwoorden van verschillende diplomaten ontvangen, waren er bijna evenveel die ontkennend, als die bevestigend klonken. Op een ander gebied echter, waar ook twee volken elkaar ontmoeten, de journalistiek, do correspondentschappen der groote bladen, heeft reeds de vrouw zich een aanzienlijke plaats ver overd. Men weet van hoeveel belang de artikelen van mad. Novikofi', do Kussisclie medewerkster dor Pnll Mail (jrasetie, geacht worden; een ander Engelsen blad, Daily JVt'ws, heeft sedert jaren als correspondent en titre te Parijs eenc dame, mrs. Crawiord. liet is waar, dat deze dame met buitengewone talenten ook eenc onvermoeide werk kracht bezit en een ijzeren gezondheid geniet, eigenschappen, waarop niet allo vrouwen uit hare wereld zich kunnen beroemen. Geen andere vrouw in de pers," schrijft een berichtgever over haar, heeft zulk een invloed rijke positie weten te verwerven als zij. Te Parijs kent zij sedert vijf en twintig jaren ieder en alles; zij was de vertrouwde vriendin van bijna ieder staatsman van bcteckenis, van Thiers tot Floquet. In de Kamer, in de ministeriel!, in de salons, in do schouwburgen, waar maar het l'arijsche leven krachtig en tintelend is, is rnrs. Crawiord t'huis. Maar ook, wat een werkkracht. Zij zendt dagelijks baar nauwkeurige, uitvoerige telegrammen aan Daily jV«<«; van tijd ti,t tijd werkt zij in de Pti.ll Mail Gnzclle; de geestigste Parijschc cor respondentie in de Amcrikaanschc bladen, die der New Yorl' Tribune, is iedere week van haar; en Truth ontvangt van haar iedere week vier of vijf zijner levendigste bladzijden." Mrs. Crawford js reeds vóór haar twintigste jaarin de journalistiek opgetreden. Mijn carrière heb ik misschien te danken aai» een goede daad, die mij een groote opofi'ering was," vertelt zij. Ik was een ichoolmeisie, van zestien jaar. Mijn schoonzuster had mij meege vraagd om te gaan logeeren in een pension te Parijs; daar waren ook eene oude Amerikaansche dame en hare dochter, die beter dagen gekend hadden; de dochter sprak mij, ofschoon wij elkaar geheel vreemd waren, op de trap aan, en vroeg mij of ik den volgenden dag haar moeder zou willen oppassen, terwijl zij zelf naar een woning buiten wilde gaan omzien. Ik beloofde het. Maar den volgenden morgen herinnerde mijn zuster mij, dat het den dag was waarop de grandes eawx te Versaüles sprongen; ik zou dit nu misschien nooit van mijn leven zien, alleen om voor een oud mcnsch te zorgen, dat ik niet eens kende. Ik vroeg nu het meisje of zij haar uitstapje niet op een anderen dag kon stellen, maar dit kon niet, omdat als zij den dag daarna vóór 12 uur niet een andere woning had, zij weer voor drie maanden verbon den waren en den zomer in de stad moesten doorbrengen. De oude dame was heel zwak, de dochter was bang, dat zij, alleen gelaten, in het vuur zou vallen. Ik gaf dus het reisje naar Versailles er aan, en bracht den dag met de oude dame door. Zij onderhield mij over de rechten der vrouw, en preekte, daar ik een ge willig oor leende aan hare redeneeringen, den geheelen dag door, tot 's avonds laat de dochter t'huis kwam. In de drie volgende jaren bleef de voor naamste gedachte in mijn hoofd, dat ik zelf moest werken, onafhankelijk zijn en op mij zelf alleen vertrouwen, ofschoon ik nog niet inzag, op welke wijze. Toen geraakte onze familie in treurige omstandigheden en ik zag plotseling de doch ter der oude dame voor mij, die mij brieven van introductie gaf bij Amsterdamsche families en bij de pers. Ik wist weinig van politiek; ik las altoos de kranten in Galignani's Office, hun berichten schenen mij prozaïsch en langdradig. Ik besloot toen, zelf beter en korter te schrijven, en mijn eigen indruk zoo juist mogelijk weer te geven Lady Cowell introduceerde mij aan het kei zerlijke hot'. Ik maakte daar kennis met Michel Chevalier en anderen, maar de meeste vrien delijkheid ondervond ik van den Amerikaanschen gezant, John Bigelow en zijne vrouw, en van ecnige Fransche advocatenfamilies. Ik was lerscho en dat deed mij goed; er was toen sympathie voor Ierland. Ik begon te schrijven voor Once a week waar toen Justin Mc. Carthy redacteur was. en langzamerhand kwam het werk opzetten in massa.': En uw huwelijk, uw man, uw kinderen, waren dat geen verhinderingen V Volstrekt niet. Ik heb mijn viertal zelf ge voed. Ge weet er is een Amerikaanschc redac trice, die een krant, een wieg, een naaimachine en een postkantoor tegelijk bedient. En de Fransche wiukeliersters dan. en de Fransche boerinnen, do Amerikaansche farmcr's vrouwen, zij hebben vrij wat meer vermoeienis dan wij, maar zij geven er niet aan to?, zooals do dames van Parijs en Londen, die op de sofa liggen, haar meiden bevelen en zoolang aan baar kostbare gezondheid deuken tot zij ziek zijn. Eene vrouw kan in de journalistiek evenveel i,ls een man; mijn man en ik helpen elkaar en werken tegen elkander op." Maar hebt ge geen moeielijke, gewaagde oogenbiikken gehad V ... het Parijs onder het kei zerrijk was toch niet zonder gevaar voor een jonge vrouw..." Misschien niet, maar ik ben nooit ruw behandeld. Ik heb den oorlog en de commune meegemaakt; gedurende het tweede beleg is ecne granaat van de Versaillers in onze keuken ge vallen. Op Maart '71 ben ik over do lui,rrikaden in het Hotel do Ville weten te komen en heb ur de leiders der Commune geïnterviewd, die daar vergaderden; niemand heelt mij iets misdaan, Men behandelt vrouwen veel beter dan mannen ; nieuwe ministers ontvangen eene dame, a's zij ecu heer weigeren. Het groote debat van 24 Mei te Versailles is een vermoeiende taak voor mij geweest Er waren geen correspondenten toegelaten, maar Thiers wist mij eene plaats in de loye grillïe te bezorgen bij de dames. Ik mocht niets opschrijven en za,t er van 's morgens vroeg tot de avondzitting afccloopen was. Ik miste geen woord, en ijlde te iniadernacht naar Parijs, waar ik mijn man, die bij lord Lyons gedineerd had, in een hotel bij de Gare du Nord vond, en nu ging ik blaadje voor blaadje uit het hoofd opschrijven. Ik krabbelde den boeien nacht door: hem telkens de blaadjes ter correctie toeschuivend ; om kwart over zeven was ik klaar, cu het rapport kon met den ochtendtrein naar Lon den. . . ." Heeft u dat geen ziekte gekost ?" Noen, ik heb, sedert do mazelen, nooit iets anders gehad dan ns een goedaardigen aanval van typhus, ook geen cholera, ofschoon het bezoek in de hospitalen mij zeer aangreep. Het meest uitputtende wat ik ooit gedaan heb, is bot verslag leveren van een bal, door de Kamer van Koophandel aan maarschalk Mac Mahon aange boden. Het blad moest vooral de beschrijving der baltoiletten bobben. Ik ging in tijds heen om te telegratccren. Maar er was een dondurbni opge komen, en er was geen enkel rijtuig te krijgen. Ik bad een balt' uur in mijn baltoilct, door den regen, naar het centraal-teïegraat'bureau te loopen; vóór ik halverwege was, had ik mijn satijnen schoentjes verloren; ik moest in mijn kousen ver der, het natte costuum kleefde aan mijn leden, en ik zat als een bemodderde waterrat in hot telegraafburcau, schitterende toiletten te beschrijven voor de lezers van Daily News. Wat is uw stelregel wat het werk betreft?" Eerst goed opletten, dan even nadenken en een algemeencn indruk verzamelen, en dan voortschrijven zonder ophouden. Na eene pauze zou ik moeten overlezen om te weten wat ik gehad had, en dat houdt op en vermoeit. Als het werk af is, denk ik er niet meer aan, ik begin aan iets anders. Er is altijd nieuwe, fnssche stof." * * * Onder de nieuwe magazijnen, met de Meimaand geopend, zijn er ecnige voor dames belangrij k. In do Kalverstraat, no. 9'J is het mantelmagazijn de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl