De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 20 mei pagina 3

20 mei 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 569 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 3 Wat is natuurlijker? De beschouwing van een aardig gezichtje geeft een gewenschte afleiding en verademing, als men een zeker aantal uitmiddelpuntigheden of min of meer impressionnistische wanstaltigheden de revue heeft doen passeeren. Intusschen heeft de tijd niet stilgestaan. Men gaat sluiten, men sluit Nog eeu enkele potlood streep hier, een laatste pennekras daar. De laatste bezoekers spaarzaam door de zalen verspreid werpen nog een hlik tot afscheid op de schil deryen en dalen n voor n de trap af. De tweede afdeeling van den proloog is afgeloopen. En den volgenden dag begint de derde. Dat is de groote dag, dat is de heilige dag, dat is de vernissage! Het zal wel onnoodig zijn u mee te deelen, dat hij dit jaar, daar de toegang weder zonder betaling was opengesteld, zijn oude prestige heeft teruggekregen. En ik heb mij slechts te herinneren hoe het vroeger was, om hem te be schrijven, zooals hij dit jaar zal zijn. Eene van de opgangmakende premières van het jaar met kare onafzetbare acteurs en haar onveranderlijke miso-en-scène. De artisten komen natuurlijk het eerst en onder de artisten hebben natuurlijk zij den meesten haast, wie deze levensvraag in groote span ning houdt: waar heeft men mij geplaatst'? Men komt, men loopt en draaft. Eu wanneer het primo mM voldaan is, dan denkt men aan zijn vrienden.... of aan zyn mededingers. Waar hangen zij ? Wat hebben ze ingezonden ? En ?weder geloop en gedraaf. Dan gaat de beurs van het succes over tot zyn eerste koersnoteering. Zij heeft hare momenten van Jiausse en hare oogenblikken van baisse evenals de andere beur zen. Deze of gene schilderij, welke bij de opening opgang maakte, begint eensklaps in de schatting te dalen. Zij zal beneden pari gekomen zijn tegen dat het uur daar is van het traditioneele diner bij Ledoyen of aux Ambassadeurs, waar weder een andere beurs op kleine schaal gehouden wordt, we)ke dikwijls de koersen der groote herziet en ?wijzigt. Niet vóór des avonds laat zal de officieele noteeriiig definitief zijn vastgesteld na allerlei ?wisselingen en fluctuaties. Wij zijn nu gekomen aan het hoofdstuk der wederzijdsche gelukwenschen en complimenten. Nog een verplicht onderdeel. Wat een stroop wordt er uitgedeeld! Wat een honig terugge geven! Allerliefst, nrgn waarde, die schilderij van u. Vindt gij? Zeker, uitnemend goed geslaagd! Uw landschap niet minder. Bravo! 't Is weer eens iets geheel anders. Dat alles belet echter volstrekt niet, dat de oprechtheid straks achter de schermen bare schade zal inhalen en hot gezwets en gebluf hun rolletjes in de apartjes zullen laten afloopen. De mots du jour beginnen uu ook de rondo te doen. Weet ge hoe A... de nimf van B ... heeft gedoopt ? O. heel gek! Men vertelde mij daareven een goede ui over dat portret van Ferry door Bonuat. Jongens, die moest ge aan Rochefort zenden voor zijn krant. En het quatrain op Cabauell Ik kon het niet... Hier is het... De kleintjes bijten, heeft Gavarni gezegd. De erkende notabiliteiten deelen aanmoedigingen uit in ruil van de vleiende complimenten welke men hun geeft. Goef mij wat van het uwe, ik zal n wat van hot mijne geven. Een wijsgeer kan op zoo'n vernisdag nog wel wat van zijn gading vinden. A. B. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. D. V. G.: Fijne beschuiten, Grand Théatro: De nworin van Gmnada. Den lln dezer heeft D. V. G., in den FranscheLaanschouw'burg, wér eene zeer geslaagde voor stelling gegeven. Wij kunnen niet naiaten toe to dachtig aan zijn nog warme belofte, laat Frans inij stilletjes begaan, terwijl ik de meid onder vraag «n mijn bevelen geef. Waar is Emma, Jans?" 'k Weet niet, mevrouw! 'k heo haar in do laatste uren niet gezien." Ze schijnt geen trek in rijstcbrij met kaneel en suiker te hebben" vier halzen rekken zich bij die woorden uit en een stemmetje roept in vroolijko verwachting: hèe! neem dus Eunna's bordje maar weg, Jans; zie zoo, kinderen aan schuiven" de opengelaten ruiiato wordt ge sloten zoo! ga nu Emrna roepen!" _ Na verloop van tien minuten, waarin mijn man zich kennelijk tot do strafoefening voorbereidt, hooren wij Jansje's stem in de gang. _ Je bent eon verschrikkelijk stout kind en wat zie je er weer uit," en onmiddellijk daarna komt Emma do deur in; haar boezelaar is gescheurd, waarschijnlijk bij het neerdalen langs eon boom stam, het haarlintje is verloren gegaan en haar verwaaide bruine lokken, zitten vol takjes, mos en verwelkte bladeren. Nu is hot tijd, Frans!" zog ik zacht. Emma!" klinkt ook dadelijk zijn stom en go kunt nagaan hoe gestreng zij luidt, als ik zog, dat Emma, terwijl zij alsof er niets was voorge vallen, als gewoonlijk naar hare plaats wil gaan, bij zijn uitroep onc oogen opslaat en hem lachend een groot tocknikt. Een zachte stoot onder de tafel, wordt de tolk mijner gevoelens mijn man bezint zich en Emma! klinkt het dit maal zoo hard van zijn lippen, dat zij verschrikt het hoofd omwendt en haar vader wezenloos aanstaart. Kom eens bij mij, kind!" Met hangende hoofd sluipt Emma nader; blijkbaar begrijpt ze er niets van. Waar ben je geweest?" In don kerseboom", luidt weifelend, nauwelijks hoorbaar, het antwoord. Wat heb je daar uitgevoerd?" juichen, dat zij bedacht is op het spelen van oorspronkolijk-hollaudsche stukken. De nieuwe uit het Fransen vertaalde bieden soms situatiën aan, die moeilijk door een vriendenkring vertoond kunnen worden. Het glisses, rCappuyez pas, dat vaak een voorwaarde is om een Fransch stuk vertoonbaar te maken, gaat bezwaarlijk gepaard met de bestudeering en repeteering, die voor eene waardige uitvoering vereischt worden. In Duitseho stukken wordt meestal voor geest opgedischt, wat slechts door de lager ontwikkel den onder ons publiek aardig gevonden wordt. Bij onze vaderlandsche schrijvers staat de Heer van Maurik boven-aan. en "Fijne Beschuiten" behoort niet tot zijne minste werken. Vroeger heb ik reeds de opmerking gemaakt, dat de auteur, naar het voorbeeld van Molière, ook een gezond vertegenwoordiger dor deugd in zijn stuk had moeten brengen, wier misbruik hij aan de kaak stelt; maar hij hoeft die poging op zwarigheden van techniek zien afstuiten. Om het zeerste hebben de uitvoerders zich ge kweten. De zenuwachtige Mevr. Sophie van Balen, geb. van Hagenbeek van Stamooort, heeft niet tegen den last opgezien in verschillende fraaye toiletten te verschijnen, gelijk het een huisvrouw past, wier man zich over de hooge rekeningen beklaagt; Mr. van Balen volbracht zijn debuut met goeden uitslag. Jonker Montijn was een kostelijk lid dor jeunesse dorée. Merk waardig was het, dat Mevr. Klingelman zoo alszins voldoende door een jong meisjen kon voorge steld worden. De Dames van dezen kring bren gen alle, zelfs vergeeflijke, ijdelheid aan haar kunst ten offer. Niet dikwijls treft men op een tooneel zoo veel goeden toon aan, en zoo weinig gekunsteldheid. * * * 9 Tafereelen van een drama a grand spectacle" bij do Hoeren Van Lier in de Amstelstraat! Het gaf gelegenheid aan Mevrouw Holtrop?van Gelder, gewezen kwekeling der Tooneelschool, om van haren aanleg voor hartstochtrollen in het roman tische genre blijk te geven. Die aanleg is onmis kenbaar. Haar taal en toon heeft met geen slechte gewoonten te worstelen. Hare bewegingen zijn echter hoekig. In de kunst zyn o. a. twee elemonten: de Natuur on de Stijl. Mevr. H. moet wat meer stijl in hare gebaren, haar gaan, haar ko men, haar keeron, brengen. Jelgerhuys heeft een bockjen over het loopen op het tooneel geschreven. Op eeno daarin voor komende plaat wordt aangestippeld, dat men in den regel een gebogen weg op het tooneel moot volgen; il faut se dcptoyer. Een moorin, een Koningsdochter, is geen krijgsgevangen negerin. Adel van bewegingen, Ilogarths schooaheidslijn, bij het armgebaar, enz., behooreu nagestreefd te worden. Als Ald-ara, in tegenwoordigheid van haar blinden vader, den Arabischcn Koning, aarzelt zijn vijand, don schoenen GvnfaJo liernandcz de Cordobrt, dien zij bemint, te doorsteken, had dit aanleiding tot eon rijk afgewisseld stil spel kunnen geven. Mev. HoVtrop stelle zich een oogenblik voor, hoe Mev. Frenkcl dat gedaan zou heb ben, 't Was jammer, dat haar gelaatstint zoo vlekkerig was. Haar fysionomie is sprekend en regelmatig genoeg, om hot masker te leveren, dat do liefde van Philips den Schoonc verklaarbaar maakt; maar de tint moet egaal zijn. De fabel van het stuk is vernuttig gevonden. De waanzin van Koningin Johanna wordt voor gesteld als eene door snode staatkunde verdichte verklaring der uitingen van haar (rechtmatige) jaloezij. Dit maakt de persoon belangrijk. Mevr. Ellenberger vervult die romantische Kor.inginnenrollen altijd nog met veel talent en prijslijken kunstijver. Zij had keur van rijke kostumen. Toen zij in 't groen fluweel was, te gelijk mot haar jachtlievenden geniaal, fluisterde mijn buurman mij in: Mem Ltieb hat 'sgriin so gei'n". De Hoer Fiirbcr, ais PJiülppe Ie beau (niet Ie bel), op wien wij, Nederlanders, als Graaf niet onvoorwaardelijk trotsch behoeven to zijn, al bracht hij ons de Nassauwen (in 1501) als Stadhouders aan, was wel wat te miellevxin deze rol. Do Hoer Voltraan, als Dun Jiian Mimnel. maakte in zijn fraai kos tuum van hot zwak goteekonde charakter wat er van te maken was. Do hoofdrol, du van don .,grooton Kapitein," Tersies eet!" vermoedt ons drie-jarig Fransje zeer terecht, wat hom echter een klap van mij op zijn voorbarig mondje doet oploopen, stil! jou wordt niets gevraagd!" Zoo! Zeg eens Emma wanneer zul jo nu eigenlijk eens verstandig worden? Je bcntalzoo'n groote meid, ruim twaalf jaar en nog ongczeggelijker dan de jongere zusjes!" Dat kan toch geen ernst wezen? Zeker, hij maakt maar wat gekheid met haar! Voorzichtig heft zij de oogleden eon weinig omhoog, ziet ter sluiks haren vader aan en kijkt in een bitterboos gezicht. Dus toch ernst? In plaats die arme mama oon beetje te helpen", declameert Frans verder, en gehoorzaam te doen wat zij zegt. geef je haar dagelijks nieuwe zorg on moeite, door jo luiheid op school on in huis''. Purperrood gloeien hare wangen, de kin is op de borst gezonken, zoodat de donkere 'okkeii voor haar gezichtje zwieren, haar lippen beginnen bedenkelijk te trillen eii de wimpers worden vochtig. Goede hemel! wat zijn die vaders van dochters toch zwak! ILceds bij die laatste woorden hoeft de stem van mijn man veel aan scherpte verloren nu maakt hij een pauze, waarin hij do kleine zonda res met welgevallen aanziet on als hij voortgaat, klinkt zijn stom zoo v/eek als ooit: Geloof mij, mijn Emmie! als je niet verandert zal op het laatst niemand meer van je honden", alweer pauze. Ik wacht oven, hoest vermanend, on als dat gooti uitwerking heeft, moedig ik het hoofd des gezius nogmaals door eon heimelijkcn, vriendsrhappelijkeu duw aan, zijn boetpredikatio te volcinden. Ja. mijn kind . zooals ik dus gezegd heb zie je jo. .." hij dwaalt van zijn onderwerp af, dat is duidelijk als jo zóó voortgaat, zal ein delijk niemand moer van je houden niemand'1 pauze stilte in het gchoele vertrek. Frans!" hij hoort niet. was in handen van den Heer Potharst, die, in den beginne wat theatraal in zijn toon, later met een gloed en kracht, aan den toestand geevenredigd, de rol vervulde. Te-recht droeg hij geen snorren. Van de Borgondische zode der geschoren gezichten ging men, in 't algemeen, rechtstreeks tot den vollen baard over (onder Frangois I). Dat de held G-onfalo reeds, in de historie, een sestiger was, toen Philippe Ie beau om het leven kwam, heeft de Heer Potharst te-recht niet laten gelden. Hij had den auteur te volgen, en die stelde den onnétable van Napels als een man voor in de kracht van zijn leven. liet stond met de uitspraak der vreemde namen, in 't algemeen, vrij goed geschapen, 't Is jammer, dat de vertaler van Jeanne on van S. Jacijucs spreekt. De stijl van het stuk kan er anders mee door. Het talrijke publiek der bovenste rangen was zeer te-vreden. Het is een aangename onder vinding, dat romantische vcrtoonirigen, die don triomf der deugd vieren, altijd nog zoo levendige belangstelling wekken. ALB. TH. 16 Mei, '88 EEN LIBRO DELL' AMORE. Een Italiaansch dichter en denker, Marco Antonio Canini te Venetië, is eenige jaren geleden op de gedachte gekomen zijne taal. die der minnepoëzie bij uitnemendheid, te verrijken met eeno verzameling van de liefdeliederen van alle natiën. Uit oudere en nieuwere litteraturen heeft hy de minnedichten bijeenverzameld en ze in Italiaansche verzen, waarin hij getracht heeft vooral het eigen aardig naïeve en lokale der oorspronkelijke verzen te behouden, overgezet. Na de litteraturen heeft hij aan de rijke bron der volkspoëzie gedacht, en is, toen de beschaafde natiën haar aandeel hadden geleverd, tot de onbe schaafde overgegaan. Aan talen eu dialecten bevat het Boek der Liefde" specimina uit 140 verschillende idiomen. Het bock is omvangrijk ge worden ; drie doelen, ieder op zichzelf een geheel, zijn verschenen, zij vertegenwoordigen eeu schat van arbeid, van letterkundigen smaak, van onver moeid zoeken en keuren. Afghaansch en Albancesch, Araucanisch en Armenisch, Ayiuarisch on Azteeksch (oiu bij de A te blijven) Abliassisch en Altaïsch leverden hun bijdragen en onder die overzettingen uit nauwelijks bekende of weinig ge waardeerde talen zijn or, die zich door frischheid, eenvoud en bekoorlijkheid onderscheiden. Men zou er b. v. de Chinezen niet op aanzien, dat do dichter Soto Hu-in, in hot jaar 750 onzer jaar telling, zou schrijven : Se una rupe attraversa Un rapido torreiue. . . Wanneer een wilde woudstroom, Een steenrots op zijn weg vindt, Dan deelou zich de vlooden En ieder gaat zijns weogs. . . Maar beiden jagen, hoopvol, Om weer elkaar te ontmoeten; Zoo zoek ik u. mijn liefste, En jaag naar 't wederzien! Nog eor schrijft men don Egyptenaar deze volkspoëzie too : In camera ed a letto voglio starmi, In 't slaapvertrek wil ik mij nederlcggen, Want ik ben krank, ja ernstig krank van harte, En buren zullen klagend tot mij zeggen: Wat deert u dan ? waar voelt gij zooveel smarte ?" Dan zal ik zwijgen, waar zoo velen kwamen; Maar nadert zij, vol medelij misschien, Zij zal do dokters allen wel beschamen, En niet ii blik mijn kraukte gaiiscli doorzien. Zij zal dan in mijn oogen lezen. En zeggen hun: De kwaal kan dood'lijk wezen!" Onder do 140 volken wier minnepoëzie Canini vertaalt, bcliooren ook het neerhindcse-tiamminga, het iieerlandcse-olandese en de linguafrisia; van do twoo eersten nam hij een aantal voorbeelden op. Behalve volkspoëzie uit beido landen vertaalde Toe Frans, ik verzoek je !" ? hij hoort niot. Ik buig mij een weinig voorover om raijn man beter te kunucn zien en zou men 't kunnen gclooven ? Verdwenen is zijn kunstmatige toorn en daar zit IKJ met lachenclou mond en ziet niet vroolijke oogen tot het mooie slanke, kindortiguurtjc op. Hot is wezenlijk te erg! Eon pff" waarin ik mijn diepo verachting over zijn zwakheid uitdruk en : ik ook niet" souffleer ik zacht. Nog eenmaal neemt mijn man den draad weder op: Ik ook niet! mijn kind." Dat is te veel! Nauwelijks is het gewichtige woord zijn mond ontvloden of Emma's mot moeite bedwongen droefheid barst los. Luid snikkend ! slaat zij do handen voor liet gelaat en de tranen : loopen in stroomen langs haar wangen; een bij\ zonder zeldzame gebeurtenis bij Einma! | lu gespannen verwachting zie ik Frans aan. Nog kan alles goed worden, als hij nu ten minste niet uit zijn rol valt, maar het kind zonder kus wegstuurt on voorloopig aan haar verdriet over laat. Maar wat doet hij integendeel? Ik schaam mij waarlijk, dat ik hot zeggen moet. In oen wip heeft hij haar op zijn knieën, drukt haar kopje vast tegen zijn borst, zijn wang tegen haar lokken on in die poso werpt bij mij met boel onmannelijk knippende oogen oen verwijten den blik too, streelt zijn jammerende lieveling do natte wangen en vergaat bijna van medelijden. Mijn arme wildzang, wat hebbon ze jou gedaan Ilob jo dan zoo'n boozcn papa, mijn Emmie ? Wachl inaar.alles wordt weer goed, hoyr! Het was ook maar gekheid wees maai' bedaard, lief poesje' Zoo! zoo! Doet 't kleine hartje nog zeer, ja? Huil niet, schatje, paatje houdt nog we: van je heel veel O ! zoo veel, mijn arme, j kleine schelm! En je hebt ook zeker niets ondcugends willen doen, ja, ik weet het wel van morgen in de keuken en in den kcrsonboon was 't zoo heerlijk, hè? die tijd is ook zoo gauw hij uit het Vlaamsen verzen van Antheunisz, Pol de Mont, Prudens van Duyse, Frans de Gort, van Beers, De la Montagne, Helene Swarth; uit het Noord-Nederlandsch van Coens, Cou perus, Lovendaal, Waalner, Multatuli, de Genetet, Honigh, Hemkes, van Loghem, Hooft, Jacques Perk en Vosmaer; uit het Friesch waren iet verzen van Waling Dijkstra. Van zijne nauwkeurigheid kunnen de volgende -erzen van Jacques Perk, hot slot van het sonnet Scheiding, blijk geven, ofschoon Canini hier den lonnetvorm heeft opgeofferd. In het Italiaansch uiden zij : Datele voi, mie lacrime, l'addio, Poichèa darlo parole i' non trovaï. Esprimcre voleva quanto io l'amo, E questo solo dir potei: Matilde!" lu het Ilollandsch stond er: Spreekt, tranen, dan 't vaarwel", dat ik niet vinde, ik wilde zoggen, hoe ik haar beminde, Kn alles wat ik zoido was : Mathiide !" Onder do best geslaagde behooren ook de liederen van Saidja uit Multatuli's Max Havelaar. Hot Liliro dcll' amore is een werk dat den itterator, zoowel als den psycholoog stof tot studie, lederen lezer genot geelt. Canini exploiteert zelf do uitgave ervan, zoodat men zich aan zijn adres, (Venezia, San Fantin 1977) moet wenden om het te bestellen. v. L. EEN WOORD OVER GYMNASIAAL ONDERWIJS. Ondor bovenstaanden titel is voor eenigen tyd bij den bekenden uitgever Wolters te Groningen een bockjo verschenen van de hand van Dr. J. W. Beek, leeraar aan het gymnasium aldaar. In dat werkje van 24 bladzijden las ik veel dat mij beviel, maar ook veel waarmede ik mij volstrekt niet kan vereenigen. Do schrijver trekt vooral te velde tegen de vele ondoelmatige Latijusche grammatica's en theinaboükon, en geelt daarbij meuige juiste op merking ten beste. Veroordeelt hij het vele verou derde, ja onzinnige, dat bij hot onderwijs in het Latijn bestaat, dan zal hij niet spoedig in mij een tegenstander ontmoeten Bespreekt hij vele fouten, die onze Holloensche leerboeken aankleven, dan zal ik hem ook daarin gaarne terzijde staan, ja zelfs gaat hij mij lang niet ver genoeg, nu ik voor het Hellcensch op don duur alleen heil verwacht van een groote reorganisatie, waarbij do taal in haar geheel ea niet alleen de oude vormen zullen worden geleerd en waarbij in de eerste plaats de barbaareche uitspraak, die aan onze gymnasia en universiteiten hoorscht, voor goed in oen museum van schoolsche oudheden zal zijn weggeborgen. Doch dezelfde schrijver, die aan den oenen kant zooveel ingewortelde wanbegrippen en misbruiken met recht bestrijdt, is aan den anderen kant zoo conservatief mogelijk. Aan het heilig huisje der twee oude talen mag volgens hem, voorloopig althans (zooals hij het op blz. 24 voorzichtig ge noeg uitdrukt) niet geraakt worden. Hij houdt het voor den geest des tijils, wanneer men van allo zijden luide aandringt op beperking en in krimping van de studie der oude talen, maar verwart daarbij oorzaak niet gevolg, en ziet niet in dat do oorzaak oneindig dieper ligt. De zoogenaamde klassieke talen als voornaamste voorbereiding tot het hooger onderwijs zijn niets anders dan iniddeloeuwschc overblijfselen iu ons modern staatkundig en maatschappelijk leven, en geen ingrijpende hervorming van het onderwijs zat in. de toekomst mogelijk zijn zonder dat men deze waarheid tot uitgangspunt noemt van verdere gevolgtrekkingen. Hoofdzakelijk betreffen de opmerkingen van Dr. Beek het Latijn. Laten wij uns een oogcnblik tot zijn kring bepalen, en dan erkennen dat wij hier en daar zeer gezonde beginselen, als het ware tusschen den tekst in gestrooid, ontmoeten. Zoo b.v. wanneer do schrijver er voor waken wil dat de studie der oude talen zoo vruchtbaar mogelijk en zoo weinig mogelijk tijdroovend zij, en daarbij den cisch stolt dat rnon zijne schrijvers met zorg moet kiezen en vooral niet te veel moet lezen. Evenzeer wanneer hij de gulden woorden spreekt: Het is geen kunst eon zeer begaafd omgevlogen en toen heb je hcelemaal niet gewe ten, dat 't al etenstijd was ? is 't niot zoo, mijn lieveling?" Ja? kijk! dat dacht ik al dadelijk kom wij zullen mama een zoen geven dau is alles in orde neen, toe, lieve moetje niet het hoofd omdraaien Eramio is ons lief gehoor zaam kindje, niet waar, poos? Wees nu niet boos moer, lieve, goeie maatje!" Wat blijft inij anders over, als don onvcrstandigen man zijn zin te geven, als hij zoo om ver geving smeekt voor zijn kind on Emmie's oogen zoo groot en diep bedroefd o« mij rusten ? Het is waar, men kan die oogen moeielijk iets weige ren, maar ik zou toch mannelijker zifu geweest! Zoo ! nu is het over," hij zegt hot, alsof er oen zware last van zijn hart is gewenteld zog, kau je nog lachen, mijn Knimie ? Niet ? lleelemaal verleerd? o. je! o, je!" Itte kan!" roept Fransjc zielsvergenoegd, spalkt zijn mondje open, zoodat men zijn achterste ?witte tandjes zien kan, en doet krampachtige pogingen om te lachen, die juist niet -welluidend, maar toch zeer komisch uitvallen. Nu moeten wij allen lachen, ik ook, in weer wil van inijn gerechten toorn en Emma, onder haar traantjes door, op kindcrmaiiier. Zij zon van middag geen rijstcbrij krijgen, tot straf voor haar nalatigheid ik heb haar bordje laten wegnemen on nu zit zij op haars vaders schoot, met de armen om zijn hals gesla gen en laat zich door hem de lekkerste hapjes in den mond steken. En hij? Opgetogen ziet hij zijn lieveling aan, die er mot haar rood geweende koontjes en vochtig glanzende oogen, nog eens zoo lief uitziet en strekt mij de hand toe: ^ Laat het goed zijn, Marie. Eenmaal wordt zij nog een model-huisvrouw als gij." Zuchtend log ik mijn hand in de zijne ik kan hem goen pijn doen, omdat hij zoo gelukkig is. ... maar zeg, wat moet er op die manier van het kind terecht komen?!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl