Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 569.
- M
"
l"
"
tot een bekwaam man te helpen
h\j zou langs eiken weg tot zijn doel
Maar de minder begaafden tot nuttige
leden der maatschappij te vormen is wel oen e
moeielyke, doch meer dankbare taak.
Deze en andere gedeelten der brochure las ik
met groote instemming, want hetgeen honderden
maten by ons zelf is opgekomen maar slechts
aarzelend geuit of in onverschilligheid verdwenen
is, ziet men gaarne duidelijk en bondig door een
ander uitgesproken.
Binnen den kring van het Latijn blijvende, wil
de schrijver dat men zich zooveel mogelijk houde
aan het spraakgebruik van Caesar en Cicero, en
.bespreekt daarbij uitvoerig de bekende school
boeken van Dr. J. Woltjer. Over deze laatste
hoop ik elders eens te handelen, maar ik wil mij
bier ter plaatse slechts tot de opmerking bepa
len dat ik voorshands niet instem met Dr. Beek
wanneer hg het de eerste schrede op den goeden
weg noemt dat men zich zooveel mogelijk be
perkt tot de werken der twee bovengenoemde
Latynsche schrijvers.
Ik weet zeer goed dat ik daarmede in de oogen
der meeste philologen alweer een groote ketterij
bega, het is my volstrekt niet onbekend dat
Caeqar en vooral Cicero door alle eeuwen heen de
eer hebben genoten van als modellen te gelden,
.als toonbeelden van taal en stijl te worden aan
geprezen. Maar ik voor mij vind in die opvat
ting veel bekrompens, of (om het woord weer te
gebruiken) veel middeleeuwscb, afgezien nog daar
van dat ik, in welke litteratuur ook, taal en stijl
niet. naar de incompleete werken van een paar
schrijvers wensch te zien afgemeten. Er is echter
nog meer. Zal men dan nooit breken met het
stelsel om een schrijver in hoofdzaak te
beoordeelen naar de min of meer zuivere wijze waarop
mj zyne denkbeelden heeft nitgedrukt? Men
spreekt van klassieke vorming, maar men vergeet
dat h«t vrij eentonige generaalsrapport van Caesar
bfl de meesten in plaats daarvan slechts afkeer
voor den uitgewerkten zinbouw zal verschaffen.
En het is al niet beter gesteld met de gelikte
redevoeringen van Cicero, met de voor kinderen
vrij vervelende Anabasis en met zoovele andere
schoolboeken, wier keus voor het meerendeel
-stamt uit een tijd waarin het Latijn en
het Grieksch onbeperkt heerschte. Ik wenschte
dus dat men, om die klassieke vorming althans
tot iets meer dan een klank te maken, de
zedeIflke en aesthetische waarde van een schrijver
£u de eerste plaats liet gelden, en eerst daarna
de meerdere of mindere pnberispelijkheid van
zjjn taal of stijl. Die richting is bij het gymna
siaal en hooger onderwijs deerlijk verwaarloosd,
terwjjl de eenzydige grammaticale richting vaak
in een woordenzifterij is ontaard, waartegen de
edelste geesten onder de Grieken en Romeinen
zelf met luider stem zouden protesteeren, wan
neer het hun mogelijk ware na tweeduizend jaar
de wyze gade te slaan waarop bekwamen en
onbekwamen, bevoegden en onbevoegden, in hunne
meest voortreffelijke werken evenals in hunne
middelmatige voortbrengsels zitten te knoeien en
te wroeten.
Genoeg hiervan, en keeren wij tot het werkje
van Dr. Beek terug. Misschien vindt de schrij
ver later aanleiding om zijne denkbeelden uit
voeriger uiteen te zetten, en ik hoop dat hij dan
minder met citaten van Wolf, Goethe, Frederik
den Groote en zoovele anderen werken zal, en
meer met zijn eigen gezond verstand; immers
dat laatste loopt gevaar op den achtergrond te
worden geschoven wanneer wij telkens opzoeken
, "wat door den een of anderen geleerde of denker
over ons onderwerp gezegd is, afgezien nog daar
van dat het aannemen van meeningen op gezag
overal behoort te worden tegengegaan. Nog n
gedeelte van het werkje heeft mijne onverdeelde
sympathie, daar namelijk waar de schrijver, even
als de heer Holwerda het in het begin van dit
jaar in den Spectator deed, in het algemeen tegen
overlading te velde trekt, een gebrek dat overal
bg het onderwijs en telkens onder nieuwe vormen
terugkeert.
Amsterdam. H. C. MULLER.
EüoÈNB MANUEL, Poésies du foyer et de
l'école, extraites des oeuvres de l'auteur
avec des pièces inédites. Paris,
Calmann Lévy.
Eugène Manuel is in Holland een goede bekende.
Het aangrijpend gedicht La robe telt niet minder
bewonderaars dan Coppée's Grève des forgerons;
zyn drama's Les ouvriers en f Absent, evenals La
robe door wy'len den heer Wertheim voortreffelijk
vertaald, zijn op het tooneel niet minder effectvol
dan bij de lectuur. Vele zijner kleinere gedichten
in tijdschriften verschenen, vindt men aangehaald
of in bloemlezingen en vertalingen gereproduceerd.
Een bloemlezing, door den dichter zelf bezorgd,
is het nette boekje waarvan de titel hierboven
genoemd is.
Eugène Manuel heeft eenige moeite gehad om
zijn eigen naam voor zich zelf te heroveren. De
naam E. Manuel toch was kort voor zijn optreden
als pseudoniem aangenomen door den heer L'Epine,
referendaris bij de rekenkamer, die metAlphonse
Daudet onder dit pseudoniem een allerliefste
kleine comedie, L'Oeillet blanc, in de Comédie
Franchise heeft doen opvoeren. Beider werk ver
toonde verwante eigenschappen, kieschheid, warmte,
bekoorlijkheid; Manuel is echter gemoedelijker, en
L'Epine geestiger. Later heeft L'Epine aan zijn
geest en fantazie ruimer baan gegeven in de
bundels Sans queue ni téte, Le monde d grand
orchestre en Voyage autour du grand monde,
voor welke hij als pseudoniem den naam
Quatrelles" heeft aangenomen, en Eugène Manuel
heeft altoos onder zijn eigen naam eene
steeds meer patriottische, moreele, opvoedende
kracht in zijn geschriften gelegd. Hij is van
Israëlitische afkomst, maar door en door
Franschman; de gedichten uit de periode 70?74 in dezen
bundel aangehaald, U ambulance, La, visite au fort,
Le euréde Plouizy, Chanson de mort, Samson,
Le dernier délai, Liberation, zijn vol smart en
' vaderlandsliefde. Bij de voorstelling ten voordeele
der gekwetsten, 6 Aug. 1870 gegeven, vormde zijn
gedicht, Pottr les Blessés, met zijn Ouvriers den
hoofdschotel van den avond.
Het boekje, thans uitgekomen, bevat, vooral
gedichten, die, niet te lang, een klein drama of
een kleine beschrijving in eenvoudige verzen weer
gevend, voor de school uitmuntend geschikt zijn.
La rixe, La robe, Chanson de mort, Vision, La
visite au fort, La mort du saltimbanque leenen
zich tot eenvoudige voordracht, zij vormen ieder
op zich zelf een geheel, zij zyn treffend en be
vattelijk, v. L.
FRIEDRICH RüCKERT.
Den loden Mei was het honderd jaar geleden, dat
Friedrieh Rückert te Schweinburg aan de Maiu
geboren werd, en naast de grootste namen, als die
van Göthe en Schiller, leeft zeker de zijae in de
dankbaarste herinnering in het hart van zijn volk
voort. Rückerts gaven toch waren die, welke
met den geest van den Duitschen middenstand het
best overeenkwamen; hij was, als deze, gevoelig,
woordenrijk, zangerig en vaak eenvoudig. Zijn
eerste gedichten schenen aan te duiden," dat hij
meer aan uitheemsche goden offeren, en de
Oostersehe richting, door Göthe's West-östlicher Divan
in de mode gebracht, zou volgen. Rückert leverde
in dit genre zijn omvangrijkste werk, Die Weishnt
der Brahmanen, verder Die Oest/ichen Rosen, Die
Makamen des Hariri en vele andere dergelijke
werken, voor een deel vertalingen, voor een
grooter deel alleen door de Oostersche voorbeelden
gesuggereerd.
Deze Oostersche vormen gaven aan Rüekerts
eigen, Duitsch-dichterlijke denkbeelden een
exotischen glans die er de aandacht op vestigde,
maar het heeft Rückert later niet tot voordeel
gestrekt, dat de vorm een der groote elementen
in zijn succes was. Hij werd er door verleid, vaak
voor poëzie uit te geven wat eigenlijk niet meer
dan kunstig gerijmei was. Alleen hierdoor is het
ook te verklaren, dat hij in een jaar (1833) niet
minder dan 449 gedichten vervaardigde. Er moest
hieronder wel veel "zijn, dat oorspronkelijkheid,
frischheid en diepte miste, al waren er zelfs niet
taal en gezond verstand iu mishandeld, gelijk in
deze woorden:
Du Gliederzartwuehsriehtige,
Vollrnondsangesichtige,
Gewölbtaugenbraunbogige,
Sanftlachelndredewogige!
Iu 1788 geboren, bezocht Rückert het
gvmnasium in zijn vaderstad, toen de universiteit van
Würzburg. Hij was voor de studie der rechten be
stemd, maar besteedde zijn. tijd en ijver vooral
aan het bestudeeren van vreemde litteraturen. Toen
hij in 1809 de universiteit verliet nam hij, nog
liever dan jurist te worden, dienst in het
Oostenrijksche leger, maar werd reeds terstond weder
afgedankt, daar Oostenrijk iia de nederlaag bij
Wagram, vrede gesloten had en meende geen sol
daten meer noodig te hebben. Rückert werd leeraar
aan de universiteit van Jena, daarna aan het gym
nasium van Hanau en begon intusschen hier en
daar zijn liederen te verspreiden ; voor zoover het
satires waren, verschenen ze onder het pseudo
niem Freimund R&inmar"; na 1815 droeg de Kraste
dor Zeit zijn eigen naam.
Slechts kort was Rückert verbonden aan het
Morgenblatt, te Stuttgart door de Gebroeders Cot.ta
uitgegeven, daarna ging hij in Italiëzonneschijn
en muziek opdoen, zijne bundels Amaryllis eu
Liebesfrühling gaven er de bewijzen van. Eerst in
den dichter van
Du meine Seele, du mein Herz,
Du meiae Wonne, du mein Sclnnerz,
Du meine Welt, iu der ich lebe,
Mein Himmel du, darein ich schwebe...
herkende Duitschland eeu dergenen die het eeue
frissche bron van poëzie zouden openen.
In 1821 werkte Rückert te Coburg aan de
bibliotheek, en vond er de verzameling Oostersche
gedichten, die aan zijne talent een nieuwe richting
gaven.Op het gebied der poëzie leidde deze studie hem
tot al zijn Oostersche bloemrn en beelden, in practisch
opzicht deed zij hem aanbevelen als hoogleeraar
in de Oostersehe letteren aan de universiteit te
Erlangen. Uit deze volgende periode dateeren
de Oestlichen Rosen en de Makamen den Ilvrit
(1827), Hariri was een Arabisch geleerde en dichter
uit de elfde eeuw, makamen beteekent oorspron
kelijk een stil hoekje om te babbelen, badkamertje
of rustvertrek, eu van daar de causerie of het
verhaaltje zelf. Welluidendheid, rijkdom en afwis
seling maakten deze episoden weldra tot gelief
koosde lectuur. Rückert deed ze volgen door
N al und Dimajanti, eene navolging van het
sanskrietsche epos, en later door Sawilri. dat oorspron
kelijk is, maar als pendant van N al bedoeld. Uit liet
Perzisch verdttitschte hij Rostem und Schrab, naar
Pirdusi. Dit werd koeler opgenomen, tot hij plotseling
zijn naam als didaktisch dichter (iu dien tijd ecu ge
wild genre) vestigde met Die Weixheit t/es Brakmanen
waarvan verleden jaar de 12de uitgave verscheen.
Een Indisch Brahmaan, die niets gelezen heeft dan
die Weda der Natur" maar veel gezien, gedacht,
gepeinsd en geraden heeft, strooit in twintig boe
ken de zaden zijner wijsheid naar alle winden.
Worau er immer nur sieht schimmern einen
Glauz,
Wird ein Betkügelchen au seiuein Roscnkrauz.
Het spreekt van zelf, dat in twintig boeken
populaire en dichterlijke wijsheid, met
bijbehoorende Oostersche naieviteit, niet alles goud is wat
er blinkt; toch is er een schat van blijmoedige poëzie,
van bonte beelden en klankvolle rvtlnneu in dit,
eu Rüekert's overige Oostersche werken. Hij deed
den Brahmaan opvolgen door den Chinees en gaf
ons bewerking van de verzameling van Confiicius,
het Chineesclie liederenboek Sclti-Kiiig. Dit alles
tusschen 1830 eu 1840.
In 1840 gelukte het koning Priedrich Wilhelm
IV van Pruisen, die meer door Rüekerts roem als
dichter dan door diens naam als coilrgegevcud
professor werd aangetrokken, hem aan de univer
siteit van Berlijn te verbinden. Toch lokte hem
Berlijn niet ; de daar heerschenJe romantici, Ticck,
Schelling, Griinm, Cornelius waren hem niet, sym
pathiek. Hij sttlde dan ook de voorwaarde, dat
hij alleen 's winters college behoefde te gcvcu
en 's zomers te Neusesz bij Cobnrg mocht
wonen, en liet duurde niet lang, of Berlijn a's
stad, en de Berlijusche studenten als auditorium
bevielen hem zoo slecht, dat hij niet langer dan
den hoogstnoodigen tijd in de stad doorbracht, op
kamers wonende en zoo spoedig mogelijk weer
naar zijn t'huis te Neusesz weerkeerde. Daar ook
bewerkte hij den Arabischen dichter Aimilkais, een
verzameling Arabische volksliederen Hemasa, met
dit fraaie motto :
Die Poesie in allen ihren Zungen
Ist dem Geweihten Eine Sprache nur!
In 1848 maakte hij zich los van de universiteit,
ontving een jaargeld uit 's konings kas, zag met
verdriet,, dat zijne drama's aan de Berlijnsche
schouwburgbezoekers niet behaagden, en trok zich
naar Neusesz terug. Hier verdeelde hij zijn tijd
tusschen studie en lichte poëzie; de vruchten van
de eerste, vertalingen van Sakuntala, de Idyllen
van Theocritus, de vogels van Aristophanes, k
heeft zijn zoon later uitgegeven; de liedjes en
gedichtjes, op losse blaadjes, enveloppen, enz. ge
schreven, en uit de zakken van zijn chambercloak
door ziju dochter verzameld, werden als Hans- und
Jahreslieder uitgegeven; eene aanvulling hiervan
zal weldra verschijnen als Poelisches Tagebuch,
door ziju dochter dezer dageu ia het. licht te
geven.
Rüekerts laatste gedichten zijn, Kin Dutzend
Kampflieder für Schleswig-lIoMcin{\%^); er is een
flauwe nagalm in van de OeharnisMe Sonnette van
Rüekerts jeugd, maar de dichter was een grijsaard.
In 1866 stierf hij, van eer eu roem. omgeven, te
midden der zijnen.
*. * *
Rüekerts merkwaardige gemakkelijkheid in het
dichten, die hem zoo bekend en populair maakte,
was wellicht de reden, dat bijna nooit bij hem de
gedachte zeer diep, de geestdrift meesleepend, de
kracht overweldigend was. Rückert behaagt bijna
altoos ; met Rückert dwepen zal niet velen gebeu
ren. Eenvoud en bekoorlijkheid maken enkele zij
ner gedichten tot paarlen; men vischt ze op uit
de zee zijner verzen. Een voorbeeld is :
O süsse Mutter
Ich kann nicht spinnen,
Icli kann nicht sitzen
lm Stiiblein innen,
lm engeu Haus ;
Es stockt das Riidchen
Es reisst das Fadchen
O süsse Mutter
Ich muss hiiiaus.
Dit is geheel Rüekert's beste manier: zijn wel
luidendheid, zijn eenvoud, zijn bekoorlijke gevoe
ligheid. Tot deze zijde van zijn talent behooren ook
de aardige, eenvoudige kindersprookjes; zij zullen
hiinue waarde behouden, zoolang er kinderen en
eenvoudige, gevoelige menschen zijn. Eeu andere
zijde van zijn talent is de kunstige aanwending
van zuidelijke rythmen en klankeffecten, de ghaselen,
siziiiancn, ritornellen, trioletten, ottave rime; hij
maakt hiervan een gelukkig en muzikaal gebruik,
maar de kunst daaraan besteed is door anderen
vc5ór en na hem verder gedreven, men heeft er het
ijdele van leeren inzien en verwonderlijker combi
naties dan de zijne bedacht. Maar in al wat hij
voortbracht heerschte hartelijkheid, eerlijkheid, op
rechtheid, beminnelijkheid, harmonie; het zijn deze
eigenschappen die aan Rüekert's naam eene
cereplaats aan den huiselijken haard hebben verzekerd.
'Zijn plülosophie ligt in h:;t motto (door de
Genestel zoo gelukkig weergegeven):
Moge Jeder still beglückt
Seiner Freuden warten!
Weiin die llose selbst sicb schmückt,
Schmückt sic auch den Gaiten.
Sestedeling. Uit het Hoogduitsch van Marie,
barones van Ebner-Eschenbacb. Vertaald
door Cornelia. Uitgave van P. Gouda
Quint, te Arnhem.
Wanneer men Marlitts of Heimburgs werken
leest en met de onvermijdelijke graven en baron
nen, die conventioneel genoeg zijn, om indruk te
maken op jeugdige of niet meer jeugdige meisjes
harten, meer dan te veel heeft kennis gemaakt,
is men in hoogst fatsoenlijk maar dikwijls vrij
vervelend gezelschap geweest; in Marie van
Ebners?Bestcdoling" daarentegen ontmoet men hoofd
zakelijk het mindere volk, mi~ ladigo ellendelingen
zelfs, maar met natuurlijke, weinig conventioneele
hartstochten en bewegingen. Menschen slechte
en goede brengt zij ons voor oogen, menscben
wier roerselen ons doen huiveren en sidderen,
wier lotgevallen ons tegelijk een glimlach en een
traan ontlokken. Even als Dostojewski en Tolsto
tracht de schrijfster vóór alles waar" te zijn.
Frisch en oorspronkelijk van opvatting is dit
boek het lezen overwaard.
De vertaalster heeft een goede overzetting van
het oorspronkelijke geleverd.
VARIA.
Vreemdsoortige elektrische verschijnselen heeft
men onlangs, volgens een bericht van de
NewYorker Staats-Zeitutig van April, in een huis
waargenomen dat te Buft'alo aan den Broadway
gelegen is. De draad, die do elektrische kracht
geleidt naar een groote lamp onder het voordak,
loopt door hot dak heen. Dit laatste bestaat uit
blik. Om de aanraking van den draad met bet
j blik te vermijden was de draad bij de gaten met
slangen van guttupercha omgeven. Een van deze
slangen echter was defect geworden, daardoor
kwam do draad in directe aanraking met het
blikken dak, en zoo ontstond er een nieuwe ge
leiding voor den elektrischen stroom. Binnen
ongeloofelijk korten tijd was hot voordak, de ijze
ren stijlen waarop het rust, de ijzeren voorgevel
van het gebouw, in het kort al wat maar
eenigszins kan gerekend worden een goede geleider
van den elektrischen stroom te zijn en in ver
binding stond met het voordak, volkomen mot
electriciteit geladen. Aan een der stijlen van het
voordak was een paard gebonden, maar slechts
met moeite kon men het los krijgen en diegenen
die zich hiermede belastten gevoelden hevige
schokken.
De deurposten en steenen van het huis (een
meubelwinkel) waren gloeiend heet, en wie te
dicht daarbij kwam kreeg terstond zenuwachtige
trekkingen, alsof hij door den bliksem ware ge
troffen. Men haalde een emmer water, om de
deurposten af te koelen, maar dat hielp natuur
lijk niets. Later werd de emmer gevuld neerge
zet op den steenen drempel, en toen een klein
meisje de handen er in stak kreeg het kind een
sterken elektrischen echok. Zelfs de zijstraat
vóór het huis scheen vol van elektriciteit. Later
begon het zeildoek, dat het voordak aan beide
kanten omgeeft, te branden, en reeds deelde het
vuur zich mee aan het dak. Eindelijk kwam er
een bediende van de Maatschappij voor Electrisch
Licht, die men per telephoon gewaarschuwd had,
en sneed den draad door, waardoor de leiding
gebroken werd.
Een zeldxtam jubileum hoopt Professor Julius
Stockhausen, de beroemde leeraar in den zang,
in deze maand te vieren. Den 26sten Mei van
dit jaar is het 40 jaar dat J. Stockhausen voor
't eerst in een groot concert optrad, het was in
Bazel en hij zong den Elias". Het komt zelden
voor, dat een zanger op een veertigjarige kun
stenaarsloopbaan kan terugzien, en dan nog zulk
een frisch stemgeluid heeft als hier het geval is.
Ook in deze maand is het eene kwarteeuw gele
den, dat Stockhausen speciaal Schubertszanger"
werd. In Mei 1863 droeg hij voor 't eerst en op
eigen initiatief den geheelen liederenbundel die
schone Müllerin" en die Winterreise", te
Weenen voor. Ook studeerde hij toen voor 't eerst
de geheelen Faust van Schumann en zong deze
onder leiding van professor Joachim te
Hannover. Den 26sten Mei wordt er door de oude en
jongere leerlingen van den beroemden zanger,
die nu reeds sedert jaren in Frankfort leeft en
werkt een ieest gegeven om dezen
gedenkwaardigen dag schitterend te vieren.
Een beroemd portret. Er is te Londen Zaterdag
eene belangrijke ontdekkinggedaan. Bij hetslechten
van een deel der gebouwen in de Newbondstreet,
die aan den rijtuigfabrikant Hart toebehooren,
vonden de arbeiders eene rol linnen, die zij nieuws
gierig uit elkaar haalden. Na een onderzoek van
deskundigen, kwam het uit, dat op deze rol het
portret van de gravin van Devonshire geschilderd
was, dat vele jaren geleden uit de lijst en van
de stellage in de galerij, waar het de oogen van
alle kenners trok, verdwenen was. De schilderij
heeft op de plaats, waar zij gevonden werd, na
melijk een keldergewelf, slechts weinig van de
vochtigheid te lijden gehad, en het zal weinig
moeite kosten, haar weder te restaureeren. Dit
portret, dat zooveel waarde heeft en vroeger op
zulk eene geheimzinnige wijze verloren ging, doch
nu gelukkig is teruggevonden, wordt op 120.000
gulden geschat.
De academie van Plato. Eene der beroemste
plaatsen der klassieke oudheid is, tenminste ge
deeltelijk, weder opgegraven, namelijk de acade
mie waar eens Plato, de groote filosoof van het
oude Griekenland, leerde. De weg, die van
Athene naar deze academie liep, wordt tegenwoor
dig geheel opgegraven. Hij biedt een zeer inte
ressant schouwspel aan, want de voorwerpen, die
er zich langs bevonden, zijn nog in geheel onge
schonden toestand. Voor korten tijd zijn er ver
scheidene grafsteenen met inschrii'ten en ook an
der soort, beeldhouwwerk opgegraven en nog steeds
gaat men er ijverig mee voort. Het
wederopbouwen van dit deel van het vroegere Athene zal
voor de bezoekers van de klassieke hoofdstad
zeker een nieuw belangrijk aantrekkingspunt
vormen.
Een belangrijk letterkundig feit had 50 jaar
geleden in Berlijn plaats. Den 15en Mei 1838
namelijk werd aldaar voor het eerst Goethe's Faust
opgevoerd. De annonce voor die eerste voorstel
ling luidde als volgt: pernhaus." Voor de eerste
maal Faust". dram. gedicht van Goethe in B
aidcelingen. De ouverture, de entre-actes en de
overige muziek is gedeeltelijk gecomponeerd door
wijlen Vorst Radziwill, gedeeltelijk door den ka
pelmeester Lindpaintner. Nieuwe decoraties: 2e
Bedrijf. Ileksenkeuken, door Gropius. 3e Bedrijf.
Wijnkelder in Leipzig, door Gerst. 4e Bedrijf,
Grotchen's kamer, door Kohier. 5e Bedrijf. Straat,
door Gerst. De opvoering zelf was zorgvuldig
voorbereid door Graaf Wilhelm von Itedern, die
van 1828?42 Intendant der Koninklijke schouw
burgen was. Het was toen een glanstijdperk voor
het tooneel in Berlijn, dat begon met de onbeschrij
felijke geestdrift voor de beroemde Sonntag, tot
wier vereerders ook Graaf Redern behoorde. Deze
laatste had in 't belang der opvoering verschei
dene conferenties met Goethe. Het duurde trou
wens lang voordat het grootsche plan word uit
gevoerd; de Vossische Zeitung" uit dien tijd
meldt dan ook uitdrukkelijk dat jaren lang aller
lei stemmen waren opgegaan om op een
Faustuitvocring aan te dringen.
De Faust werd dien avond gespeeld door Grua,
die echter tverre achterbleef bij het meesterlijke
spel van Seydelman, die Mepliisto voorstelde. De
leerlingscène van Krüger werd zeer geroemd.
Voor het eerste Gretchen speelde op voortreffe
lijke wijze Cbarlotte von Hagn, Rüthling voor
Wagner. Seydelmann werd teruggeroepen. De eenheid
der muziek van Radziwill leed veel, volgens de
berichten, door het gelijktijdig gebruik der com
posities van Lindpaintner. De decoraties vielen
zeer in den smaak, alleen werdt opgemerkt dat
bet kostuum te zomersch was bij de wandeling
Paaschzondag. De voorstelling duurde tot 10' 2
uur en werd 2 dagen later herhaald. Wij vinden
in een recensie nog het volgende vermeld: liet
publiek toonde belangstelling, maar niet onver
deeld ; niet altijd werd een acteur teruggeroepen.
Algemeen echter was men dankbaar voor de po
ging om een zoo moeielijk vraagstuk op te lossen
en Goethe's meesterstuk bij het tooneel in te
lijven."
Te Weenen is een standbeeld voor Keizerin
Maria Tlimsia opgericht. Het standbeeld staat
tegenover den ouden Kaiserburg", waar de Kei
zerin geboren werd, terwijl de twee andere zijden.
van bet plein worden ingenomen door de beide
sieraden der bekende Ringstrasso", nl. het nieuwe
Kunst-Museum en het nieuwe Museum voor
Na