De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 20 mei pagina 4

20 mei 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 569. - M " l" " tot een bekwaam man te helpen h\j zou langs eiken weg tot zijn doel Maar de minder begaafden tot nuttige leden der maatschappij te vormen is wel oen e moeielyke, doch meer dankbare taak. Deze en andere gedeelten der brochure las ik met groote instemming, want hetgeen honderden maten by ons zelf is opgekomen maar slechts aarzelend geuit of in onverschilligheid verdwenen is, ziet men gaarne duidelijk en bondig door een ander uitgesproken. Binnen den kring van het Latijn blijvende, wil de schrijver dat men zich zooveel mogelijk houde aan het spraakgebruik van Caesar en Cicero, en .bespreekt daarbij uitvoerig de bekende school boeken van Dr. J. Woltjer. Over deze laatste hoop ik elders eens te handelen, maar ik wil mij bier ter plaatse slechts tot de opmerking bepa len dat ik voorshands niet instem met Dr. Beek wanneer hg het de eerste schrede op den goeden weg noemt dat men zich zooveel mogelijk be perkt tot de werken der twee bovengenoemde Latynsche schrijvers. Ik weet zeer goed dat ik daarmede in de oogen der meeste philologen alweer een groote ketterij bega, het is my volstrekt niet onbekend dat Caeqar en vooral Cicero door alle eeuwen heen de eer hebben genoten van als modellen te gelden, .als toonbeelden van taal en stijl te worden aan geprezen. Maar ik voor mij vind in die opvat ting veel bekrompens, of (om het woord weer te gebruiken) veel middeleeuwscb, afgezien nog daar van dat ik, in welke litteratuur ook, taal en stijl niet. naar de incompleete werken van een paar schrijvers wensch te zien afgemeten. Er is echter nog meer. Zal men dan nooit breken met het stelsel om een schrijver in hoofdzaak te beoordeelen naar de min of meer zuivere wijze waarop mj zyne denkbeelden heeft nitgedrukt? Men spreekt van klassieke vorming, maar men vergeet dat h«t vrij eentonige generaalsrapport van Caesar bfl de meesten in plaats daarvan slechts afkeer voor den uitgewerkten zinbouw zal verschaffen. En het is al niet beter gesteld met de gelikte redevoeringen van Cicero, met de voor kinderen vrij vervelende Anabasis en met zoovele andere schoolboeken, wier keus voor het meerendeel -stamt uit een tijd waarin het Latijn en het Grieksch onbeperkt heerschte. Ik wenschte dus dat men, om die klassieke vorming althans tot iets meer dan een klank te maken, de zedeIflke en aesthetische waarde van een schrijver £u de eerste plaats liet gelden, en eerst daarna de meerdere of mindere pnberispelijkheid van zjjn taal of stijl. Die richting is bij het gymna siaal en hooger onderwijs deerlijk verwaarloosd, terwjjl de eenzydige grammaticale richting vaak in een woordenzifterij is ontaard, waartegen de edelste geesten onder de Grieken en Romeinen zelf met luider stem zouden protesteeren, wan neer het hun mogelijk ware na tweeduizend jaar de wyze gade te slaan waarop bekwamen en onbekwamen, bevoegden en onbevoegden, in hunne meest voortreffelijke werken evenals in hunne middelmatige voortbrengsels zitten te knoeien en te wroeten. Genoeg hiervan, en keeren wij tot het werkje van Dr. Beek terug. Misschien vindt de schrij ver later aanleiding om zijne denkbeelden uit voeriger uiteen te zetten, en ik hoop dat hij dan minder met citaten van Wolf, Goethe, Frederik den Groote en zoovele anderen werken zal, en meer met zijn eigen gezond verstand; immers dat laatste loopt gevaar op den achtergrond te worden geschoven wanneer wij telkens opzoeken , "wat door den een of anderen geleerde of denker over ons onderwerp gezegd is, afgezien nog daar van dat het aannemen van meeningen op gezag overal behoort te worden tegengegaan. Nog n gedeelte van het werkje heeft mijne onverdeelde sympathie, daar namelijk waar de schrijver, even als de heer Holwerda het in het begin van dit jaar in den Spectator deed, in het algemeen tegen overlading te velde trekt, een gebrek dat overal bg het onderwijs en telkens onder nieuwe vormen terugkeert. Amsterdam. H. C. MULLER. EüoÈNB MANUEL, Poésies du foyer et de l'école, extraites des oeuvres de l'auteur avec des pièces inédites. Paris, Calmann Lévy. Eugène Manuel is in Holland een goede bekende. Het aangrijpend gedicht La robe telt niet minder bewonderaars dan Coppée's Grève des forgerons; zyn drama's Les ouvriers en f Absent, evenals La robe door wy'len den heer Wertheim voortreffelijk vertaald, zijn op het tooneel niet minder effectvol dan bij de lectuur. Vele zijner kleinere gedichten in tijdschriften verschenen, vindt men aangehaald of in bloemlezingen en vertalingen gereproduceerd. Een bloemlezing, door den dichter zelf bezorgd, is het nette boekje waarvan de titel hierboven genoemd is. Eugène Manuel heeft eenige moeite gehad om zijn eigen naam voor zich zelf te heroveren. De naam E. Manuel toch was kort voor zijn optreden als pseudoniem aangenomen door den heer L'Epine, referendaris bij de rekenkamer, die metAlphonse Daudet onder dit pseudoniem een allerliefste kleine comedie, L'Oeillet blanc, in de Comédie Franchise heeft doen opvoeren. Beider werk ver toonde verwante eigenschappen, kieschheid, warmte, bekoorlijkheid; Manuel is echter gemoedelijker, en L'Epine geestiger. Later heeft L'Epine aan zijn geest en fantazie ruimer baan gegeven in de bundels Sans queue ni téte, Le monde d grand orchestre en Voyage autour du grand monde, voor welke hij als pseudoniem den naam Quatrelles" heeft aangenomen, en Eugène Manuel heeft altoos onder zijn eigen naam eene steeds meer patriottische, moreele, opvoedende kracht in zijn geschriften gelegd. Hij is van Israëlitische afkomst, maar door en door Franschman; de gedichten uit de periode 70?74 in dezen bundel aangehaald, U ambulance, La, visite au fort, Le euréde Plouizy, Chanson de mort, Samson, Le dernier délai, Liberation, zijn vol smart en ' vaderlandsliefde. Bij de voorstelling ten voordeele der gekwetsten, 6 Aug. 1870 gegeven, vormde zijn gedicht, Pottr les Blessés, met zijn Ouvriers den hoofdschotel van den avond. Het boekje, thans uitgekomen, bevat, vooral gedichten, die, niet te lang, een klein drama of een kleine beschrijving in eenvoudige verzen weer gevend, voor de school uitmuntend geschikt zijn. La rixe, La robe, Chanson de mort, Vision, La visite au fort, La mort du saltimbanque leenen zich tot eenvoudige voordracht, zij vormen ieder op zich zelf een geheel, zij zyn treffend en be vattelijk, v. L. FRIEDRICH RüCKERT. Den loden Mei was het honderd jaar geleden, dat Friedrieh Rückert te Schweinburg aan de Maiu geboren werd, en naast de grootste namen, als die van Göthe en Schiller, leeft zeker de zijae in de dankbaarste herinnering in het hart van zijn volk voort. Rückerts gaven toch waren die, welke met den geest van den Duitschen middenstand het best overeenkwamen; hij was, als deze, gevoelig, woordenrijk, zangerig en vaak eenvoudig. Zijn eerste gedichten schenen aan te duiden," dat hij meer aan uitheemsche goden offeren, en de Oostersehe richting, door Göthe's West-östlicher Divan in de mode gebracht, zou volgen. Rückert leverde in dit genre zijn omvangrijkste werk, Die Weishnt der Brahmanen, verder Die Oest/ichen Rosen, Die Makamen des Hariri en vele andere dergelijke werken, voor een deel vertalingen, voor een grooter deel alleen door de Oostersche voorbeelden gesuggereerd. Deze Oostersche vormen gaven aan Rüekerts eigen, Duitsch-dichterlijke denkbeelden een exotischen glans die er de aandacht op vestigde, maar het heeft Rückert later niet tot voordeel gestrekt, dat de vorm een der groote elementen in zijn succes was. Hij werd er door verleid, vaak voor poëzie uit te geven wat eigenlijk niet meer dan kunstig gerijmei was. Alleen hierdoor is het ook te verklaren, dat hij in een jaar (1833) niet minder dan 449 gedichten vervaardigde. Er moest hieronder wel veel "zijn, dat oorspronkelijkheid, frischheid en diepte miste, al waren er zelfs niet taal en gezond verstand iu mishandeld, gelijk in deze woorden: Du Gliederzartwuehsriehtige, Vollrnondsangesichtige, Gewölbtaugenbraunbogige, Sanftlachelndredewogige! Iu 1788 geboren, bezocht Rückert het gvmnasium in zijn vaderstad, toen de universiteit van Würzburg. Hij was voor de studie der rechten be stemd, maar besteedde zijn. tijd en ijver vooral aan het bestudeeren van vreemde litteraturen. Toen hij in 1809 de universiteit verliet nam hij, nog liever dan jurist te worden, dienst in het Oostenrijksche leger, maar werd reeds terstond weder afgedankt, daar Oostenrijk iia de nederlaag bij Wagram, vrede gesloten had en meende geen sol daten meer noodig te hebben. Rückert werd leeraar aan de universiteit van Jena, daarna aan het gym nasium van Hanau en begon intusschen hier en daar zijn liederen te verspreiden ; voor zoover het satires waren, verschenen ze onder het pseudo niem Freimund R&inmar"; na 1815 droeg de Kraste dor Zeit zijn eigen naam. Slechts kort was Rückert verbonden aan het Morgenblatt, te Stuttgart door de Gebroeders Cot.ta uitgegeven, daarna ging hij in Italiëzonneschijn en muziek opdoen, zijne bundels Amaryllis eu Liebesfrühling gaven er de bewijzen van. Eerst in den dichter van Du meine Seele, du mein Herz, Du meiae Wonne, du mein Sclnnerz, Du meine Welt, iu der ich lebe, Mein Himmel du, darein ich schwebe... herkende Duitschland eeu dergenen die het eeue frissche bron van poëzie zouden openen. In 1821 werkte Rückert te Coburg aan de bibliotheek, en vond er de verzameling Oostersche gedichten, die aan zijne talent een nieuwe richting gaven.Op het gebied der poëzie leidde deze studie hem tot al zijn Oostersche bloemrn en beelden, in practisch opzicht deed zij hem aanbevelen als hoogleeraar in de Oostersehe letteren aan de universiteit te Erlangen. Uit deze volgende periode dateeren de Oestlichen Rosen en de Makamen den Ilvrit (1827), Hariri was een Arabisch geleerde en dichter uit de elfde eeuw, makamen beteekent oorspron kelijk een stil hoekje om te babbelen, badkamertje of rustvertrek, eu van daar de causerie of het verhaaltje zelf. Welluidendheid, rijkdom en afwis seling maakten deze episoden weldra tot gelief koosde lectuur. Rückert deed ze volgen door N al und Dimajanti, eene navolging van het sanskrietsche epos, en later door Sawilri. dat oorspron kelijk is, maar als pendant van N al bedoeld. Uit liet Perzisch verdttitschte hij Rostem und Schrab, naar Pirdusi. Dit werd koeler opgenomen, tot hij plotseling zijn naam als didaktisch dichter (iu dien tijd ecu ge wild genre) vestigde met Die Weixheit t/es Brakmanen waarvan verleden jaar de 12de uitgave verscheen. Een Indisch Brahmaan, die niets gelezen heeft dan die Weda der Natur" maar veel gezien, gedacht, gepeinsd en geraden heeft, strooit in twintig boe ken de zaden zijner wijsheid naar alle winden. Worau er immer nur sieht schimmern einen Glauz, Wird ein Betkügelchen au seiuein Roscnkrauz. Het spreekt van zelf, dat in twintig boeken populaire en dichterlijke wijsheid, met bijbehoorende Oostersche naieviteit, niet alles goud is wat er blinkt; toch is er een schat van blijmoedige poëzie, van bonte beelden en klankvolle rvtlnneu in dit, eu Rüekert's overige Oostersche werken. Hij deed den Brahmaan opvolgen door den Chinees en gaf ons bewerking van de verzameling van Confiicius, het Chineesclie liederenboek Sclti-Kiiig. Dit alles tusschen 1830 eu 1840. In 1840 gelukte het koning Priedrich Wilhelm IV van Pruisen, die meer door Rüekerts roem als dichter dan door diens naam als coilrgegevcud professor werd aangetrokken, hem aan de univer siteit van Berlijn te verbinden. Toch lokte hem Berlijn niet ; de daar heerschenJe romantici, Ticck, Schelling, Griinm, Cornelius waren hem niet, sym pathiek. Hij sttlde dan ook de voorwaarde, dat hij alleen 's winters college behoefde te gcvcu en 's zomers te Neusesz bij Cobnrg mocht wonen, en liet duurde niet lang, of Berlijn a's stad, en de Berlijusche studenten als auditorium bevielen hem zoo slecht, dat hij niet langer dan den hoogstnoodigen tijd in de stad doorbracht, op kamers wonende en zoo spoedig mogelijk weer naar zijn t'huis te Neusesz weerkeerde. Daar ook bewerkte hij den Arabischen dichter Aimilkais, een verzameling Arabische volksliederen Hemasa, met dit fraaie motto : Die Poesie in allen ihren Zungen Ist dem Geweihten Eine Sprache nur! In 1848 maakte hij zich los van de universiteit, ontving een jaargeld uit 's konings kas, zag met verdriet,, dat zijne drama's aan de Berlijnsche schouwburgbezoekers niet behaagden, en trok zich naar Neusesz terug. Hier verdeelde hij zijn tijd tusschen studie en lichte poëzie; de vruchten van de eerste, vertalingen van Sakuntala, de Idyllen van Theocritus, de vogels van Aristophanes, k heeft zijn zoon later uitgegeven; de liedjes en gedichtjes, op losse blaadjes, enveloppen, enz. ge schreven, en uit de zakken van zijn chambercloak door ziju dochter verzameld, werden als Hans- und Jahreslieder uitgegeven; eene aanvulling hiervan zal weldra verschijnen als Poelisches Tagebuch, door ziju dochter dezer dageu ia het. licht te geven. Rüekerts laatste gedichten zijn, Kin Dutzend Kampflieder für Schleswig-lIoMcin{\%^); er is een flauwe nagalm in van de OeharnisMe Sonnette van Rüekerts jeugd, maar de dichter was een grijsaard. In 1866 stierf hij, van eer eu roem. omgeven, te midden der zijnen. *. * * Rüekerts merkwaardige gemakkelijkheid in het dichten, die hem zoo bekend en populair maakte, was wellicht de reden, dat bijna nooit bij hem de gedachte zeer diep, de geestdrift meesleepend, de kracht overweldigend was. Rückert behaagt bijna altoos ; met Rückert dwepen zal niet velen gebeu ren. Eenvoud en bekoorlijkheid maken enkele zij ner gedichten tot paarlen; men vischt ze op uit de zee zijner verzen. Een voorbeeld is : O süsse Mutter Ich kann nicht spinnen, Icli kann nicht sitzen lm Stiiblein innen, lm engeu Haus ; Es stockt das Riidchen Es reisst das Fadchen O süsse Mutter Ich muss hiiiaus. Dit is geheel Rüekert's beste manier: zijn wel luidendheid, zijn eenvoud, zijn bekoorlijke gevoe ligheid. Tot deze zijde van zijn talent behooren ook de aardige, eenvoudige kindersprookjes; zij zullen hiinue waarde behouden, zoolang er kinderen en eenvoudige, gevoelige menschen zijn. Eeu andere zijde van zijn talent is de kunstige aanwending van zuidelijke rythmen en klankeffecten, de ghaselen, siziiiancn, ritornellen, trioletten, ottave rime; hij maakt hiervan een gelukkig en muzikaal gebruik, maar de kunst daaraan besteed is door anderen vc5ór en na hem verder gedreven, men heeft er het ijdele van leeren inzien en verwonderlijker combi naties dan de zijne bedacht. Maar in al wat hij voortbracht heerschte hartelijkheid, eerlijkheid, op rechtheid, beminnelijkheid, harmonie; het zijn deze eigenschappen die aan Rüekert's naam eene cereplaats aan den huiselijken haard hebben verzekerd. 'Zijn plülosophie ligt in h:;t motto (door de Genestel zoo gelukkig weergegeven): Moge Jeder still beglückt Seiner Freuden warten! Weiin die llose selbst sicb schmückt, Schmückt sic auch den Gaiten. Sestedeling. Uit het Hoogduitsch van Marie, barones van Ebner-Eschenbacb. Vertaald door Cornelia. Uitgave van P. Gouda Quint, te Arnhem. Wanneer men Marlitts of Heimburgs werken leest en met de onvermijdelijke graven en baron nen, die conventioneel genoeg zijn, om indruk te maken op jeugdige of niet meer jeugdige meisjes harten, meer dan te veel heeft kennis gemaakt, is men in hoogst fatsoenlijk maar dikwijls vrij vervelend gezelschap geweest; in Marie van Ebners?Bestcdoling" daarentegen ontmoet men hoofd zakelijk het mindere volk, mi~ ladigo ellendelingen zelfs, maar met natuurlijke, weinig conventioneele hartstochten en bewegingen. Menschen slechte en goede brengt zij ons voor oogen, menscben wier roerselen ons doen huiveren en sidderen, wier lotgevallen ons tegelijk een glimlach en een traan ontlokken. Even als Dostojewski en Tolsto tracht de schrijfster vóór alles waar" te zijn. Frisch en oorspronkelijk van opvatting is dit boek het lezen overwaard. De vertaalster heeft een goede overzetting van het oorspronkelijke geleverd. VARIA. Vreemdsoortige elektrische verschijnselen heeft men onlangs, volgens een bericht van de NewYorker Staats-Zeitutig van April, in een huis waargenomen dat te Buft'alo aan den Broadway gelegen is. De draad, die do elektrische kracht geleidt naar een groote lamp onder het voordak, loopt door hot dak heen. Dit laatste bestaat uit blik. Om de aanraking van den draad met bet j blik te vermijden was de draad bij de gaten met slangen van guttupercha omgeven. Een van deze slangen echter was defect geworden, daardoor kwam do draad in directe aanraking met het blikken dak, en zoo ontstond er een nieuwe ge leiding voor den elektrischen stroom. Binnen ongeloofelijk korten tijd was hot voordak, de ijze ren stijlen waarop het rust, de ijzeren voorgevel van het gebouw, in het kort al wat maar eenigszins kan gerekend worden een goede geleider van den elektrischen stroom te zijn en in ver binding stond met het voordak, volkomen mot electriciteit geladen. Aan een der stijlen van het voordak was een paard gebonden, maar slechts met moeite kon men het los krijgen en diegenen die zich hiermede belastten gevoelden hevige schokken. De deurposten en steenen van het huis (een meubelwinkel) waren gloeiend heet, en wie te dicht daarbij kwam kreeg terstond zenuwachtige trekkingen, alsof hij door den bliksem ware ge troffen. Men haalde een emmer water, om de deurposten af te koelen, maar dat hielp natuur lijk niets. Later werd de emmer gevuld neerge zet op den steenen drempel, en toen een klein meisje de handen er in stak kreeg het kind een sterken elektrischen echok. Zelfs de zijstraat vóór het huis scheen vol van elektriciteit. Later begon het zeildoek, dat het voordak aan beide kanten omgeeft, te branden, en reeds deelde het vuur zich mee aan het dak. Eindelijk kwam er een bediende van de Maatschappij voor Electrisch Licht, die men per telephoon gewaarschuwd had, en sneed den draad door, waardoor de leiding gebroken werd. Een zeldxtam jubileum hoopt Professor Julius Stockhausen, de beroemde leeraar in den zang, in deze maand te vieren. Den 26sten Mei van dit jaar is het 40 jaar dat J. Stockhausen voor 't eerst in een groot concert optrad, het was in Bazel en hij zong den Elias". Het komt zelden voor, dat een zanger op een veertigjarige kun stenaarsloopbaan kan terugzien, en dan nog zulk een frisch stemgeluid heeft als hier het geval is. Ook in deze maand is het eene kwarteeuw gele den, dat Stockhausen speciaal Schubertszanger" werd. In Mei 1863 droeg hij voor 't eerst en op eigen initiatief den geheelen liederenbundel die schone Müllerin" en die Winterreise", te Weenen voor. Ook studeerde hij toen voor 't eerst de geheelen Faust van Schumann en zong deze onder leiding van professor Joachim te Hannover. Den 26sten Mei wordt er door de oude en jongere leerlingen van den beroemden zanger, die nu reeds sedert jaren in Frankfort leeft en werkt een ieest gegeven om dezen gedenkwaardigen dag schitterend te vieren. Een beroemd portret. Er is te Londen Zaterdag eene belangrijke ontdekkinggedaan. Bij hetslechten van een deel der gebouwen in de Newbondstreet, die aan den rijtuigfabrikant Hart toebehooren, vonden de arbeiders eene rol linnen, die zij nieuws gierig uit elkaar haalden. Na een onderzoek van deskundigen, kwam het uit, dat op deze rol het portret van de gravin van Devonshire geschilderd was, dat vele jaren geleden uit de lijst en van de stellage in de galerij, waar het de oogen van alle kenners trok, verdwenen was. De schilderij heeft op de plaats, waar zij gevonden werd, na melijk een keldergewelf, slechts weinig van de vochtigheid te lijden gehad, en het zal weinig moeite kosten, haar weder te restaureeren. Dit portret, dat zooveel waarde heeft en vroeger op zulk eene geheimzinnige wijze verloren ging, doch nu gelukkig is teruggevonden, wordt op 120.000 gulden geschat. De academie van Plato. Eene der beroemste plaatsen der klassieke oudheid is, tenminste ge deeltelijk, weder opgegraven, namelijk de acade mie waar eens Plato, de groote filosoof van het oude Griekenland, leerde. De weg, die van Athene naar deze academie liep, wordt tegenwoor dig geheel opgegraven. Hij biedt een zeer inte ressant schouwspel aan, want de voorwerpen, die er zich langs bevonden, zijn nog in geheel onge schonden toestand. Voor korten tijd zijn er ver scheidene grafsteenen met inschrii'ten en ook an der soort, beeldhouwwerk opgegraven en nog steeds gaat men er ijverig mee voort. Het wederopbouwen van dit deel van het vroegere Athene zal voor de bezoekers van de klassieke hoofdstad zeker een nieuw belangrijk aantrekkingspunt vormen. Een belangrijk letterkundig feit had 50 jaar geleden in Berlijn plaats. Den 15en Mei 1838 namelijk werd aldaar voor het eerst Goethe's Faust opgevoerd. De annonce voor die eerste voorstel ling luidde als volgt: pernhaus." Voor de eerste maal Faust". dram. gedicht van Goethe in B aidcelingen. De ouverture, de entre-actes en de overige muziek is gedeeltelijk gecomponeerd door wijlen Vorst Radziwill, gedeeltelijk door den ka pelmeester Lindpaintner. Nieuwe decoraties: 2e Bedrijf. Ileksenkeuken, door Gropius. 3e Bedrijf. Wijnkelder in Leipzig, door Gerst. 4e Bedrijf, Grotchen's kamer, door Kohier. 5e Bedrijf. Straat, door Gerst. De opvoering zelf was zorgvuldig voorbereid door Graaf Wilhelm von Itedern, die van 1828?42 Intendant der Koninklijke schouw burgen was. Het was toen een glanstijdperk voor het tooneel in Berlijn, dat begon met de onbeschrij felijke geestdrift voor de beroemde Sonntag, tot wier vereerders ook Graaf Redern behoorde. Deze laatste had in 't belang der opvoering verschei dene conferenties met Goethe. Het duurde trou wens lang voordat het grootsche plan word uit gevoerd; de Vossische Zeitung" uit dien tijd meldt dan ook uitdrukkelijk dat jaren lang aller lei stemmen waren opgegaan om op een Faustuitvocring aan te dringen. De Faust werd dien avond gespeeld door Grua, die echter tverre achterbleef bij het meesterlijke spel van Seydelman, die Mepliisto voorstelde. De leerlingscène van Krüger werd zeer geroemd. Voor het eerste Gretchen speelde op voortreffe lijke wijze Cbarlotte von Hagn, Rüthling voor Wagner. Seydelmann werd teruggeroepen. De eenheid der muziek van Radziwill leed veel, volgens de berichten, door het gelijktijdig gebruik der com posities van Lindpaintner. De decoraties vielen zeer in den smaak, alleen werdt opgemerkt dat bet kostuum te zomersch was bij de wandeling Paaschzondag. De voorstelling duurde tot 10' 2 uur en werd 2 dagen later herhaald. Wij vinden in een recensie nog het volgende vermeld: liet publiek toonde belangstelling, maar niet onver deeld ; niet altijd werd een acteur teruggeroepen. Algemeen echter was men dankbaar voor de po ging om een zoo moeielijk vraagstuk op te lossen en Goethe's meesterstuk bij het tooneel in te lijven." Te Weenen is een standbeeld voor Keizerin Maria Tlimsia opgericht. Het standbeeld staat tegenover den ouden Kaiserburg", waar de Kei zerin geboren werd, terwijl de twee andere zijden. van bet plein worden ingenomen door de beide sieraden der bekende Ringstrasso", nl. het nieuwe Kunst-Museum en het nieuwe Museum voor Na

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl