Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
«i
.?'!
?v*
:tuurlijke Historie. Het monument is een van de
grootste ter wereld, wat de proporties en het aan
tal figuren betreft; het overtreft in pracht en
.?fijnheid van uitvoering het gedenkteeken ter eere
?van den Prins-Regent Albert, dat veel meergeld
gekost heeft, en in hoogte en uitgebreidheid het
beroemde beeld van Frederik den Groote te
Berl$n, door Kauch gemaakt. Het stelt de Keizerin
voor, omgeven door al de -gropte mannen van
.haren tijd, marschalken, staatslieden, mannen van
kunst en van wetenschap, enz. een compositie
die men tot dusver alleen in Eauch's afbeelding
van haren grooten mededinger aantrof. De grootste
moeielijkheid voor den beeldhouwer was het voor
stellen der vrouwelijke figuur, en hiervan kan
men zich een denkbeeld vormen als men het
belachelijke standbeeld van koningin Anna gezien
heeft of zich de vele pogingen herinnert, die
aangewead z\jn om Victoria in marmer terug te
geven.
Een vrouw, staande op een 46 voet hoog mo
nument, zou een monstrositeit wezen, vooral wan
neer men bedenkt dat Maria Theresia een groote
crinoline zou moeten dragen, met een wijden ja
pon en een nog wjjderen mantel van hermelijn
daarover heen. De keizerin moest dus zittende
worden voorgesteld, en deee manier' van voorstel
len heeft bij de meeste bestaande beeldhouwwer
ken tot een jzeer smakelooze uitkomst geleid. Des
ie meer is de kunst van den beeldhouwer, von
.Zumbusch, te bewonderen, die een figuur schiep
,200 majestueus en tegelijkertijd zóó schoon, dat
geen der vele portretten of miniaturen van de
Maria-Theresia tentoonstelling een betere gelij
kenis geeft van deze merkwaardige vorstin, een
der grootste schoonheden van haren tijd.
Zij zit op een troon, het haar alleen met een
?diadeem getooid, terwijl de hals en een gedeelte
der borst ontbloot is; de geheele kleeding, ook
-de zware mantel, valt in smaakvolle plooien ter
neder. De rechterarm- is als bescherming van
haar volk uitgestrekt, op haar linkerarm rust de
schepter, terwijl de linkerhand een rol, de Prag
matieke Sanctie, omvat. Deze zittende gestalte
heeft een hoogte van 20 voet, terwijl het ruiter
standbeeld van Frederik II slechts iets meer dan
17 voet hoog is.
Het beeld is van gedreven brons en is geplaatst
?op een rijkversierd voetstuk van graniet, met
nissen voor relieffiguren en vooruitspringende
voetstukken voor standbeelden, alles te zamen
42 voet hoog. Het eerstgenoemde voetstuk
staat weer op een basis van graniet, verdeeld in
16 trappen en omgeven door 40 kettingen met
palen, en die basis beslaat een oppervlakte van
niet minder dan 632 vierkante meters. De vier
vooruitspringende hoeken van de bovenste voet
stukken toonen de bronzen standbeelden der vier
veldmaarschalken uit de successieoorlogen, name
lijk Landon, den overwinnaar van Kunersdorf,
Daun, van Kollin, Traun, die Sileziêherwon en
?weder verloor, en Khevenhüller, den leider -van
bet zegevierende Hongaarsche leger, en vervol
gens het hoofd der militaire administratie.
Tusschen hen in staan de beelden van den kanselier
Prins Kaunitz, van den beroemden natuur- en schei
kundige van Swieten, den staatsman Haugwitz, en
.-jprins Liechtenstein, den hervormer der
Ooslenrijk'sche artillerie. Elk dezer'-standbeelden staat voor
een relief met b\jna levensgroote figuren voorstel
lende de meest uitstekende mannen op het gebied
van staatkunde, wetenschap, kunst en
krijgswe«en. Op een dezer reliëfs is de jonge Mozart,
met Gluck en Haydn, afgebeeld. Het geheele
monument bevat 13 standbeelden en 16
relieffirgnen, terwyl de figuur van Maria Theresia alleen
46000 pond weegt.
Dit meesterwerk werd in Juni '84 begonnen,
«n dus in minder dan 4 jaar voltooid. De kun
stenaar, Kaspervon Zumburc^ïi, in 1830 in
Westphalen geboren, was reeds beroemd door zijn
groot standbeeld van Maximiliaan II van Beie
ren, toen hij in 1873 tot hoogleeraar in de
beeldhouwkunst aan de Weener Universiteit be
noemd werd. Sedert dien tijd voltooide hij reeds
voor de Oostenrijksche hoofdstad het monument
van Beethoven,, voor Duitschland eenige groote
beelden en een gedenkteeken, dat spoedig te
Augsburg zal worden onthuld. De dank, hem
door den keizer en de verzamelde gasten ge
bracht voor zijn Maria Theresia, was welver
diend. Sommigen hebben in de figuur van Kau
nitz fouten gevonden, maar de ruiterstandbeel
den, de reliëfs en vooral het reusachtige beeld
der vorstin zijn volgens het algemeen oordeel
onberispelijk. Zonder twijfel is deze schepping
niet alleen hei schoonste beeldhouwwerk dat
Weenen bezit, maar een der grootste voortbreng
selen van monumentale kunst in eenig land der
wereld.
Figaro deelt een brief mede, door den schil
der en caricatuurteekenaar AndréGill aan een
dilettant, die hem om raad vroeg, geschreven.
.?Waarde Heer! Ge zijt twee en twintig jaar
en hebt, naar ge schrijft, een goede betrekking
en een verzekerde toekomst. Laat dan niets
van wat ge hebt varen, uit liefde tot een droom
beeld, dat dikwijs onbereikbaar, en altoos teleur
stellend is.
Ik ben nu veertig jaar. Ik was, sedert mijn
vroegste jeugd, vol geestdrift voor de kunst; se
dert ik van school kwam streefde ik met vol
harding naar mijn doel. Ik heb honger geleden
en vernederingen ondergaan. Ik heb honderd
maal van mijn weg moeten afwijken om minder
soort ambachten aantenemen. Slechts in zeer
zeldzame en korte oogenblikken heb ik mijn
droom weer kunnen opvatten.
Zes jaar eerst kan ik nu exposeeren, en welke
offers heeft het mij gekost! En indien het toeval
mij een uur van luidruchtige vermaardheid ver
schaft heeft, in een genre dat mij door mijn tijd
vak en door den nood werd opgedrongen, toch
ben ik gekrenkt geworden in mijn verwachtingen
die hooger streefden, en in mijn levensbehoeften
waarvoor ik nog niet onbekommerd kan zorgen.
Een geheel leven aan de kunst gewijd trouwens
is nog niet te veel, als men er werkelijk eene
plaats van belang in veroveren kan. Iedereen heeft
tegenwoordig talent, maar slechts zeer weinigen
kunnen er van leven. Er behoort op zijn minst
toe een onoverwinnelijke energie en volharding en
daarbij relatiën, geluk, en onbezorgdheid omtrent
de kosten van leven en studeeren.
Bly'f dus liever dilettant, mijnheer. Als gij
eenig genoegen hebt in het uitoefenen van de
kunst, wijd er das uw vrije uren aan, maar laat
er niet uw levenslot van afhangen. Dan zult ge
er al de kleine satisfactiën der ijdelheid van
genieten, al het innerlijk genoegen, zonder er
den angst en de teleurstellingen van te onder
vinden.
Een man van de wereld, rijk en met belang
stelling voor de kunst, is spoedig een groot man
in zijn kring. Een hongeraar naar het ideale,
eenzelvig, met zijne manie levend en haar naja
gend, zonder fortuin, ontsnapt zelden aan den
spot der onwijze menigte, en nog zeldzamer aan
broodsge brek.
Dit, waarde heer, meende ik u in alle oprecht
heid te moeten schrijven.
Wanneer gij overigens noodig hebt dat men
u eenige moeielijkheden van de studie gemakke
lijker maakt, u eenigen raad in het practische
geeft, dan stel ik mij tot uw dispositie. Wees
dan zoo goed en kom maar met uw proeven bij mij.
ANDBÉGILL.
Gill's droevige ervaringen hebben ten slotte
zijn talent overwonnen: hij is verleden jaar in
het krankzinnigengesticht gestorven.
Het tijdschrift De Dietsche Warande (Le Pare
Thiois,) hoofdopsteller: Prof. Dr. Paul
Alberdingk Thijm te Leuven; uitgevers : S. Leliaart, A.
Siffer & Co., te Gent, heeft een prijsvraag uit
geschreven voor teekeningen met de pen, zwart
krijt of houtskool, waarvan de vermenigvuldiging
gemakkelijk is.
Het onderwerp is: De verkeerde richting in de
schilderkunst, humoristisch voorgesteld."
Waarin die verkeerde richting" bestaat, moge
elk vrij beoordeelen en afbeelden.
Alleen zij die vóór den 30 Juni 1888 op de
Dietsche Warande, voor het loopende jaar zullen
ingeschreven hebben, worden tot den prijskamp
toegelaten. De inschrijving (behalve porto) is
fr. 12.50 per jaargang.
Men zende de teeteningen vóór 30 Juni aan
het adres des bestuurs, Minderbroedersstraat, 5,
te Leuven (België). Men schrijve een nummer,
spreuk of ander teeken op den rand der teekening
en herhale dit in een bijgaand briefje, met den
naam des teekenaars en een postmandaat van
fr. 12.50."
De kunstenaars zullen wel vooral uit liefheb
berij voor het aardige denkbeeld moeten meedin
gen, de uitgeloofde prijzen toch, 100, 50 en 25
francs, zullen niet zeer aanlokken.
De jury bestaat uit vier kunstschilders, de hh.
Léon Fréderic, Ernest Slingeneyer, Joseph
Stallaert, Alfred Verwee en de bestuursleden der
DietsQ'hèWarande.
De bliksemafleider, door Dr. Maurits Snellen
(Amsterdam, K. G. Bom) is een werkje, dat een
ruimen kring van lezers verdient te vinden. Of
schoon in populairen vorm geschreven, bovat het
ook voor den wetenschappelijk ontwikkelden lezer
veel belangrijks, en waarschijnlijk veel nieuws,
daar de schrijver heeft geput uit bronnen, die
niet iedereen ten dienste staan. De opmerkingen
over assurantie en bliksemafleiders" en over de
bliksem en de telephoon" hebben voor velen eene
groote praktische beteekenis.
De snelle uitbreiding van Amsterdam geeft den
kartograaf handen vol werks, en maakt zijn
zorgvuldigsten arbeid spoedig verouderd. Men zal
daarom met genoegen de nieuwe uitgave van den
heer Tj. van Holkema begroeten: Plattegrond
van Amsterdam in 18S8, met situatie van het
Vondelpark, in verband met het nieuw aange
legde Willemspark, Natura Artis Magistra, en
alle verdere noodzakelijke aanwijzingen voor
vreemdelingen, geteekend door A. van der Stok."
De prijs is, evenals die van vroegere uitgaven,
60 cents.
De heer C. F. J. Heinsius, cand. notaris te
Dordrecht, heeft bij Kijgh & Van Ditmar te Rot
terdam doen verschijnen een Overzicht van de
Verkiezingen en Herstemmingen voor de Leden
van de 2de Kamer der Staten Generaal in 1888.
Het stuk is zorgvuldig bewerkt en geeft door
de verschillende kleuren waarin de namen van de
leden der verschillende partijen zijn gedrukt, een
duidelijk overzicht van de samenstelling der Kamer.
Het zou mogelijk wenschelijk zijn geweest dat de
uitgave ware geschied na 15 Mei, ten einde de
samenstelling volledig te kunnen geven ,? doch de
enkele op de lijst ontbrekende namen kan ieder
gemakkelijk zelf invullen.
De 9e jaarlijksche algemeene vergadering van
de Vereeniging van gepensioneerde onderofficieren
en minderen van het Nederlandsche Ier/er, zal dit
maal plaats vinden te Leiden op den '22en Mei a.
s. des morgens te 11 uur.
Hoogstwaarschijnlijk zullen de onlangs opgetre
den Eere-voorzitter dezer vereeniging, de oud-Mi
nister van Oorlog generaal Weitzel. en andere
autoriteiten, deze vergadering met hunne tegen
woordigheid vereeren.
Naar wij vernemen gaat deze Vereeniging
die ondersteuning verleent aan hulpbehoevende
oud-gedienden van de landmacht en hunne wedu
wen, van jaar tot jaar vooruit, zoodat dan ook in
het afgeloopen boekjaar ongeveer f 15000 aan on
derstand kon uitgereikt worden.
Te Londen is overleden elo heer Littleton,
chef der bekende lirma Novello Kwcr en Co.,
uitgevers van muziek. In 1841 trad hij als loop
jongen bij de firma in dienst en bracht den
toenmaligen chef, Altred Nbvello, op het denkbeeld
van de goedkoope muziekuitgaven. In 18(iGwerd
hij zelf eenig eigenaar der zaak; toen Liszt een
paar jaar geleden Engeland bezocht, was hij de
gast van den heer Littleton in diens paleisachtigo
woning te Sydenham.
Schaakspel.
No. 125.
Van H. MENDE S DA COSTA te Amsterdam.
ZWABT.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist opgelost no. 122 en 23 met a, b en &
door W. v. H. te Delft, Henri, Mei" en a S.
allen te Amsterdam. Insgelijks G. A. W. te Gouda,
A. P. te Arnhem", D. D. te Rotterdam en Flen
gafed te Kaatsheuvel. Door Henri te Amsterdam,
no. 123 met A, B en C met 124 alsmede 124 bis
Overwijn, en 124 ter slater en 124 quater shinkman,
dito dezelfde nommers door Mei" te Amsterdam,
de laatste vroeger no. 120 met bis en 121 en 122
met bis, 119 ter en quater en quaterbis.
BRIEFWISSELING.
g
Henri te A. Van uw schrijven is nota genomen.
H. J. den H. te A. In dank ontvangen, zoo spoedig
mogelijk volgt bericht.
a b c d e
WIT.
Wit speelt voor en geeft in vier zetten mat.
(Wit 8 en Zwart 6 stukken met K. d5).
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 122
Driezet van G. J. Slater te Bolten.
l g5 h5, c4 b3; 2 h5 o2 b3 a3; 3 T. f mat
l als boven c3 c2; 2 a6 b6 onv.; 3 D. f mat
No 122 ter Paul Hasse l e2 d4! d3 X c3; 2 h5 e2 f enz.
l als boven al X c3; 2 h5 - e2 f enz.
l dito, anders; 2 h5 > e2 f enz.
No 123 J. Uzermans l d6 b.2 c3 c2: 2 a3 g3 c7 speelt; 3 g3 g8 ff mat
123 A fl f5 d7 X fö; 2 g7 e8, onv.; 3 e8 zet mat. Bij ander tegenspel eerder mat
B Wit neemt zijn laatsten zet al a4 terug, in plaats daarvan, Rokkeert wit en f mat
C l h5 f7 d4 X e5; 2 f8 g7 f mat
l als boven f3 X e2; 2 f7 X d5 t mat
l dito Pd speelt; 2 e5 X föt mat
l dito anders; 2 f7 a7 f mat
No 125 bis Driezet van J. Mieses te Leipzig. Wit K f2 Pd eöR 08 D b8 pion g5 (5 st.
Zwart K e4 pions c5 f4 en g7 (4 met K e4.
No 125 ter Driezet van dr G. Sieg te Görlitz. Wit K a5 D h8 Pd b3 R d6 pions c2 f4 en
g6 (7 st. Zwart K cö. Wit begint.
De heer W. Steinitz deelt in zijn tijdschriit International Chess _ Magazine" mede. dat hij
bezig is aan een groot schaakwerk, dat alle spelopeningen. midden en eindspelen behandelen zal.
Steinitz naam waarborgt ons de degelijkheid van dien arbeid.
DE KLEINE MOUCHE,
door
BEKNHAED HOFF.
Met eenen schok houdt de trein stil, en de
kleine Mouche" hoort trots hare koortsachtige
sluimering het heftig open- en toeslaan der por
tieren en het geroep der conducteurs.
Mama, is dat Parijs ?" vraagt zij met afge
matte stem, terwijl zij het hoofdje van haar kus
sen opheft.
Nog niet, kleine Mouche", zegt hare moeder,
terwijl zij zich over haar heenbuigt en vol angst
haar gelaat dit smalle, magere gezichtje be
kijkt, dat bij het uur kleiner en magerder schijnt
te worden, en zij schudt de kussens weer eens wat
op; nog niet, kleine Mouche, maar wij zijn er
nu toch gauw ..."
Ge zegt telkens gauw", antwoordt de kleine
Mouche en tegelijk sluit zij hare vermoeide oogen
weer, die gloeien en branden.
En weer snelt de trein voort, schuddend en
schokkend, zoodat de kleine Mouche in hare
kussens telkens zucht van pijn.
Hoeveel uren duurt het nu al?" zegt zij.
Zeventig . ..."
Zeventig.... niet meer,... worden heter
dan nooit meer?" En de kleine Mouche telt op
hare magere vingertjes .... Dan zijn het nog
maar zeven uren tot Parijs," zegt zij.
Ja, maar zeven uren ...."
Wat is Bukarcst ver weg ...." En de kleine
Mouche begint te rekenen en telt al de steden,
maar dan wordt zij moe en duizelig van al de
vreemde namen, die zij nauwelijks kan uitspreken.
Zij zucht van afmatting en ligt weer stil tusschen
hare kussens.
En hare moeder zit tegenover haar, bleek, met
gevouwen handen. Zij luistert naar de ademha
ling der kleine Mouche.
Mama!"
Ja Mouche mijn kind."
Dit jaar kunnen, wij weer naar de wedrennen
gaan .... Herinnert ge het u nog wel ? In dat
jaar zongen we mijne" operette wij konden
toen den geheelen zomer niet sluiten en toen
ben ik \>ij de wedrennen geweest met den
kleinen prins in een rijtuig vol rozen en
toen dronken wij champagne in hot rijtuig en
de kleine prins stond op de voorbank en hield een
lange redevoering wat schreeuwde hij'. en
toon eensklaps" de kleine Mouche lacht, haar
lach klinkt als een droge hoest viel hij in
al de rozen, met zijne boenen in de hoogte ....
die domme kleine prins... . En Uenning, herin
nert gij u dien nog wel? dien langen, Engelschen
koetsier mot zijne roode bakkebaard jes
dien wij van den hertog do Gramont kregen ?
die had eenen krans van rozen om zijnen hoed
hij was totaal dronken en zat boven op den bok
verschrikkelijk to vloeken, on we huilden bijna
van angst, toen wij naar huis gingen.....
Al do lichten op de boulevards waren al aan
gestoken, toen wij thuis kwamen ,Pe kleine
Mouche zwijgt oven on laat haar kopje glimlachend
tegen het kussen rusten. Of de kleine prins nu
ook in Parijs zou zijn?" zegt zij na eene korte
pooze.
Misschien is hij in Dieppc?"
Dan zullen wc aan hem schrijven .... o" en
de kleine Mouche steekt de gloeiende hand naar
hare moeder uit alles zal weer goed zijn. . .
als wij maar in Parijs komen."
Ja, dan is alles weer goed... ."
Weet gij wel, dat ik er op stond, om naar
huis te gaan? vraagt de kleine Mouche. Wat
kunnen mij die dokters schelen? Ik wist wel,
dat het beter met me zou gaan. .. ."
.... Ja, het was de kleine Mouche, die naar
huis verlangde, ver uit dat akelige Rumenië, waar
zij ziek was geworden, omdat zij voor louter
bandieten" moest zingen, naar huis, naar Parijs,
waar de kleine Mouche in hare operette" gezon
gen had
Op eenen zekeren avond had de beroemde
libretto-schrijver haar in de eerste rij van het
koor zien staan. Zij lachte en liet hare witte
tanden zien en trok allerlei grappige gezichtjes,
waardoor zij steeds andere jonge meisjes in het
atelier van Madame Laplanche, waar zij bloemen
maakte, aan het lachen bracht.... en toen het
bedrijf uit was, zocht hij achter de koulissen de
kleine Mouche op, die in een hoekje een sinaas
appel verorberde.
Hoe heet gij, juffrouw?" vroeg hij.
Kleine Mouche," antwoorde zij, liet haren
sinaasappel even in den steek en lachte.
Kleine Mouche? Zoo!...." hij keek haar aan,
zag het kleine, ronde schepseltje en haar grappig
kaboutergezichtje en zei: Kunt gij zingen?"
Hm!" antwoordde de kleine Mouche met eenen
vollen mond, zoo wat.....''
Den volgenden middag kreeg de kleine Mouche
bevel om bij den directeur te komen. Zij moest
voor hem en een paar andere oude stoethaspels"
in het parket twee liederen zingen. Zij klapten
in de handen en riepen bravo, en die mijnheer
van den vorigen avond zei, dat hij eene rol voor
haar zou schrijven
En toen zong de kleine Mouche in hare ope
rette" het geheele jaar door
driehon-derdmaal ja, het heele jaar door.
Wij gaan weor in de Rue Rochefoucauld
wonen," klinkt het stemmetje van uit de kussens,
misschien kunnen wij het oude huis wel weer
krijgen .... niet waar. Mama? Het was er zoo
gezellig, daar in no. 7."
De kleine Mouche denkt woer aan het
bekaorlijk kleine hotel in de deftige, stille straat met
de eetzaal en de zoldering met spiegels, waar
men pret maakte, lachte en danste gansche
nachten zoodat de buren er wakker van werden
en aan het kleine salon, dat donker
gemoubeIcerd was, waar zij zoo plechtstatig als eene
hertogin in den grooten stoel in een hoekje zat
en chers messieurs'' tot de reporters en de heeren
van de verschillende weldadigheidscommissies
zei ....
Wat liepen zij de deur plat, Mama!" zegt
kleine Mouche. herinnert ge het u nog wel ? ,..
Lieve hemel, als ik nog denk aan mijnheer
Tapasin, die altijd buiten adem heenging en
altijd verkeerde antwoorden gaf, en dan die
kicine, dikke mijnheer!" kleine Mouche doet
eene poging om zich op te richten in do kussens,
zóó opgewonden maakt haar de gedachte aan dat
mannetje die kleine mijnheer, zoo rond als
een kogeltje, met zijne korte beentjes, die altijd
transpireerde, en er mij eindelijk toch toe bracht,
om voor de nieuwe kapel van de nonnen te
zingen "
l)e kleine Mouche lacht luidkeels bij de ge
dachte, dat zij ten voordcole der kapel van do
nonnen heeft gezongen.... dan krijgt zij weer
eenen aanval van hoest en zij drukt de handen.
tegen hare borst en zinkt weer achterover iu do
kussens "
,,.la, dat was in den laatsten tijd," zegt zij op
vermoeiden toon, vóór het andere stuk.. ."
Ja, dat was in den laatsten tijd," zegt hare
moeder met oenen zucht.
liet andere" stuk zóó, en niet anders noemt