Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A*. 1888
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ieder nommer l>evat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitlever: Tj. VAN H O LEEM A, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 27 Mei.
Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr p. p. ? 1.1&
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
I IT B O V D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE
TON: Heimwee, I. Herziening der Grondbe
lasting of de juichkreet van een schatter, door
Tas. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel
te Amsterdam, door Alb. Th. Een comedie
van Jean Richepin. Alma Tadema over beeld
houwkunst. Constanten Huygens' Hofwijck, door
H. J. Emael, beoordeeld door Alb. Th.
Maurits, door A. I. Friedrich Rückert, door F. D. N.
Charles Monselet. VARIA. SCHAAK
SPEL. Oud-Amsterd. Verscheidenheden. De
?wederopbouw der Bastille, door Otto Brandes.
Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RE
CLAME. INGEZONDEN. BEURSOVER
ZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
De keizer van Duitschland neemt, naar
het schijnt, toe in beterschap. Hij zelf belast
zich. weder, zooveel mogelijk, met de
regeeringszaken. Ziedaar ongetwijfeld een verblij
dend verschijnsel. Nog verblijdender zou het
zijn, wanneer men inderdaad mocht aannemen,
dat aan de periode van angst en spanning,
van bezorgdheid voor een dierbaar leven, een
einde was gekomen. Zoover is het echter nog
lang niet. De keizer voelt zich nog niet
sterk genoeg om zijn wil door te drijven, waar
eene volhardende houding zijnerzijds toteene
ministerieele crisis zou kunnen leiden. Dit
bleek dezer dagen weder, toen hij den wensch
uitte, om naast zoovele vrienden van de
regeering, ook enkele der meest bekwame
leden van de Duitsch-vrijzinnige partij door
de verleening van ridderorden te onderschei
den. De heer von Bismarck gaf op tamelijk
brutale wijze te kennen, dat van zoo iets geen
sprake kon zijn. De kiezers, zoo redeneerde
hij, zouden geheel in de war worden gebracht,
wanneer »regierungsfeindliche" personen wer
den gedecoreerd, en de meerderheid, waarover
het kabinet thans beschikt, zou bij de eerst
volgende algemeene verkiezingen verdwijnen.
Wie zou hebben gedacht, dat de benoeming
van de hoogleeraren Mommsen en Hanel en
van den heer von Stauffenberg tot ridders
van den Eooden Adelaar zulke ingrijpende
gevolgen zou kunnen hebben, en dat de goede
gemeente dientengevolge aan een
»Systemwechsel" zou gaan gelooven ? Natuurlijk
niemand. Maar de heer von Bismarck laat
gelegenheid voorbijgaan, om te toonen,
dat hij nog steeds de baas is. Hij zelf ontving
den ouden revolutionnair Karl Schurz, die in
1848 tot vele jaren vestingstrafwas veroordeeld,
uit de gevangenis was ontsnapt, deel genomen
had aan d«n opstand in Baden, en daarna de
Feuilleton.
HEIMWEE.
NAAK HET RUSSISCH
Sroul >an Lnbartow" Van Adam Szymanski.
(Petersburg 1887).
DOOK
O L L "Y"
Het was in, maar wat doet het jaar er
eigenlijk toe, de hoofdzaak is, dat het ge
schiedde en dat het voorval plaats had te
Jakoutsk, in Siberië, eenige maanden na mijn
aankomst in dat land der eeuwige sneeuw.
De thermometer (Réaumur) wees 35 graden
vorst en ik dacht met schrik aan de toekomst
van mijn neus en ooren, die nog te veel aan
het zachtere klimaat van het Oosten gewend
waren en met kracht tegen dezen gedwongen
overgang protesteerden.
Heden zouden zij een harde proef te door
staan hebben.
Een bondgenoot van ons, ook om zijne
politieke bemoeiingen uit zijn vaderland ver
bannen, was eenige dagen geleden in het
gasthuis overleden.
Het was een Kurper boer, uit de
Narwastreek: Prior Baldyga genaamd; zijne vrien
den zouden hem dezen ochtend de laatste
eer bewijzen, d. w. z. wij zouden zijn zielloos
lichaam onder de verstijfde aarde begraven.
Een uur later kleedde ik mij, om dezen tr
urigen plicht te vervullen; zorgvuldig be
dekte ik mijn neus en ooren en sloot mij
bij de kleine menigte aan, die zich tot het
zelfde doel naar het gasthuis begaf. Het
bevond zich buiten de stad en wij hadden
dus eene flinke wandeling te maken. Een
?weinig afgelegen van het hoofdgebouw,
verwijk had genomen naar de Vereenigde Staten,
om zich in zijn nieuwe vaderland eene invloed
rijk positie téveroveren, met de grootste onder
scheiding. Maar toen de keizer den eveneens
veertig jaren geleden veroordeelden heer
Techow, destijds luitenant bij den Pruisisehen
generalen staf, verlof wenschte te verleenen
om vrij naar Duitschland terug te keeren,
dreigde de minister van oorlog weder met
zijn ontslag. Zoo wordt de vrijheid van hanr
delen van den edelgezinden monarch op de
ruwste wijze aan banden gelegd en van zijne
lichamelijke zwakheid misbruik gemaakt. Een
voorgenomen huwelijk van zijne dochter met
Alexander Von Battenberg wordt voorgesteld
als een dreigend gevaar voor den staat, en
de schim van keizer Wilhelm wordt opge
roepen, om den zieken zoon te bewijzen, dat
het ontzien van den czar de grondslag moet
zijn van Duitschland's staatkunde. En een
paar weken later wordt bij de .Hefoe tegen de
Russische fondsen nog de bedreiging gevoegd,
dat aan Rusland's uitvoerhandel door een met
verbod gelijkstaande verhooging der invoer
rechten op granen een onherstelbare slag zal
worden toegebracht. Zulk eene schreeuwende
inconsequentie past volkomen in het systeem
van den rijkskanselier, die gewend is, het
faire la pluie et Ie beau temps in de
Europeesche staatkunde als zijne speciale bevoegd
heid te beschouwen, maar ze vormt een schril
contrast met de beginselen, door keizer Fried
rich nedergelegd in de beide manifesten, die
zijn optreden allerwege met zooveel blijdschap
hebben doen begroeten. Dat de keizer laat
ons hopen, voorloopig! toegeeft, is geen
wonder: eene ministerieele crisis in Duitsch
land zou gepaard gaan met eene totale om
keering van de sedert vele jaren toegepaste
regeeringsbeginselen en regeeringspraktijken.
Om daartoe over te gaan, moet men over de
volle mate van zijne geestelijke en lichame
lijke krachten beschikken.
De Italiaansche minister-president Crispi
ondervindt de moeielijkheid van het in over
eenstemming brengen van zijn radicaal ver
leden met de eischen, die de praktijk aan den
regeeringsman stelt. Zijne vroegere geestver
wanten bemerken tot hunne groote teleur
stelling, dat de tegenwoordige premier geheel
de paden bewandelt, die door den om zijn
trasformismo zoo zeer gesmaden Depretis zijn
gebaand. En de heer Crispi toont zich zelfs
meer autoritair en minder parlementair dan
zijn plooibare voorganger. Men kan het hem
niet ten kwade duiden, dat hij zich met zijn
minister van financiën Magliani solidair ver
klaarde. Maar de wijze, waarop hij dezen
minister trachtte te redden, moet minstens
zonderling worden genoemd. De heer Mag
liani haaf zijn ontslag ingediend, omdat de
Kamer zijn ontwerp tot hervorming der
plaat
hief zich een kleine loods uit oude vermolmde
planken samengesteld: dit was het doodenhuis.
Hier rustte Baldyga.
Wij openden de deur en traden binnen:
maar wat wij in het half duister aanschouw
den, vervulde ons met afschuw.
Onwillekeurig zochten wij elkanders blik;
het schouwspel, dat zich aan ons oog ver
toonde getuigde van zulk eene wreede, ruwe
werkelijkheid, dat elk menschelijk gevoel
uitgedoofd scheen
In deze schuur was geen stoel, geen bank,
niets, dan vier naakte wanden, waaraan
groote ijspegels hingen.
Op den met sneeuw bedekten vloer, lag
een lijk van buitengewone grootte, de ver
stijfde leden waren in een oud laken gewik
keld en met eene dikke sneeuwlaag overdekt;
waaruit alleen de punten van een zwarten
snor te voorschijn kwamen: dit was Baldyga.
Het lichaam was bevroren. Daar er geen
yenster in de loods was en deze alleen haar
licht door de deur ontving, moest men het lijk
half naar buiten halen, om nette kunnen kisten.
Nooit, neen nooit zal ik het gelaat van
Baldyga vergeten, zooals het zich aan mij
vertoonde toen de sneeuw er af geveegd was
en het door het volle daglicht beschenen werd.
Zijne trekken waren als door eene onbe
schrijfelijke smart verwrongen en zijne
wijdgeopende oogen schenen met verwijtenden blik
naar den grauwen, killen hemel gericht te zijn.
Hij was een brave man, mompelde een
der omstanders, die den indruk bemerkt had,
dien Baldyga op mij maakte, werkzaam,
eerlijk en altijd bereid om een armen makker
voort te helpen; maar hij was eigenzinnig als
een Kurp. Verbeeld u, dat hij zich steeds
gevleid heeft, nog eens naar zijn vaderland
terug te keeren. Vóór zijn dood zal hij helaas
begrepen hebben, dat dit een ijdele h«op was.
Neen, die hierheen gezonden wordt, verlaat
dit land zelden levend.
_ Onder het spreken had men het verstijfde
lichaam in de ruwe houten kist gelegd en op
selijke belastingen had verworpen. De heer
Crispi weigerde dit ontslag aan te nemen, en
f af daarvoor aan de Kamer de volgende
verlaring: vooreerst was het ontwerp door de
commissie van rapporteurs geamendeerd, en
dus niet meer het eigen werk van den minister;
in de tweede plaats was de stemming, waar
door het was verworpen, geheim geweest, en
kon de minister zich dus niet als getroffen
beschouwen, omdat hij niet wist, wie hem den
slag had toegebracht.
Het is opmerkelijk, dat zelfs decorrespon
dent van den officieusen Russischen Nord deze
theorie veroordeelt. »Ziedaar" zoo schrijft
hij »eene parlementaire theorie, die op zijn
minst zeer vreemd is, en krachtens welke
men in eene menigte gevallen de ministeri
eele verantwoordelijkheid zou kunnen weg
cijferen. Vooral de bewering, dat aan eene
geheime stemming iedere politieke beteekenis
zou moeten worden ontzegd, werpt alles om
ver. Bij de stemmingen in het Italiaansch
Earlement is de geheime stemming regel; men
eeft haar beschouwd als een waarborg voor
de onafhankelijkheid van den
vertegeuwoorwoordiger, een waarborg, die des te noodza
kelijker is, naar mate het votum een duidelijker
politieke beteekenis heeft en meer recht
streeks tegen het ministerie is gericht. Men
zou in alle landen waar het parlementaire
regime wordt gehuldigd, talrijke gevallen van
ministerieele crisis aanwijzen, die door ge
heime stemmingen zijn uitgelokt. De heer
Crispi heeft daarenboven gevraagd, dat de
begrooting van financiën aan de orde zou
worden gesteld, omdat de discussie over deze
begrooting aan de Kamer de gelegenheid zou
geven om de finantieele politiek van het ka
binet in het breede te behandelen, en naar
aanleiding daarvan, een helder, ondubbelzin
nig votum uit te brengen, waarnaar het kabi
net zijne gedragslijn zou regelen. M. a. w.:
de heer Crispi wil der Kaper het recht ontzeg
gen, om eene partieele ministerieele crisis uit
te lokken, waardoor een enkel minister recht
streeks wordt getroffen, en dus om haar ver
langen te kennen te geven, dat een minister
zal aftreden terwijl zijne ambtgenooten aan
blijven. Indien eene dergelijke stelling in de
parlementaire jurisprudentie als geldig werd
beschouwd, zouden de praerogatieveii van
het parlement niet weinig besnoeid zijn."
Wij kunnen de woorden van deii Nord
slechts onderschrijven, al komt ons de
practijk, om in het parlement over vraagstukken
van regeeringsbeleid door geheime stemming
te laten beslissen, zeer ongewenscht voor.
Aan do Redactie van De Amsterdammer
Myne Heeren!
In uw nommer van den 13cn Mei hebt gij mijn
een van die kleine sleden geplaatst, zooals
men die slechts te lakoutsk vindt.
Vervolgens hieven wij met bevende stemmen
een lofzang aan en ons kleine troepje begaf
zich met zijn last naar het kerkhof'.
Door de koude geprikkeld, liepen wij haastig
voort. Weldra hadden wij dan ook den
doodenakker bereikt.
Haastig wierpen wij eenige spaden bevroren
aarde op de kist, de doodgraver wierp er nog
een twintigtal bij en de plechtigheid was
afgeloopen._Eene kleine verhevenheid van versch
omgespitte aarde getuigde van de tegenwoor
digheid van Baldyga daar beneden.
Dit teeken zou, wel is waar, slechts van
korten duur zijn, hoogstens een paar maan
den ; als het voorjaar kwam zouden de warme
zonnestralen de aarde doen weeken en de
kleine verhevenheid zou verdwijnen. Na een
jaar of twee zijn de getuigen van de begra
fenis wellicht zelf overleden, of over de wijde
wereld verspreid en zoo uwe eigene moeder
naar u kwam zoeken, arme Baldyga, zou
zij geen spoor van uw graf terug vinden!
Maar bah! wie zoekt hier ooit een
aandenken van een banneling? Niemand!
In droef gepeins verzonken, keerde ik n aar
huis terug.
Den volgenden dag was de koude nog fel
ler. Ik woonde in een smalle straat; maar
niettegenstaande dat, kon ik de huizen aan
den overkant niet zien.
Een zware mist uit fijne ijsnaalden
geTormd, hulde de aarde in een'
ondoordringbareii sluier, de zon had zelfs geen kracht
genoeg om de nevelen te doorboren en het bleef
den geheelen dag donker als de nacht. De
lucht was zoo ijl, dat ik de meest verwijderde
geluiden duidelijk kon onderscheiden.
De groote koude van lakoutsk begon.
Zulk eene ontzettende koude, dat de
Noordpoolbewoners voor haar verbleeken. (') Als
(') In Januari 1885 wees de thermometer 52
graden Réaumur vorst.
brief aan de gymnasiasten besproken en de strek
king er van afgekeurd. Daar gij mij in geenen.
deele van ongelijk overtuigd hebt en de zaak de
moeite eener gedachtenwisseling overwaard is,
hoop ik, dat gij mij zult vergunnen, in uw blad
tegen uw oordeel op te komen.
Om zoo kort mogelijk te z\jn, beperk ik mij
tot de hoofdzaak. Alleen een enkel woord over
iets, dat eenigszins daarbuiten omgaat. Wie mijn
schryven slechts uit uw stuk kende, zou licht
meenen, dat ik alleen jongens van vrijzinnigen
huize had opgewekt, zich aan het predikantsambt
te wijden, terwijl ik mij inderdaad zeer duidelijk
tot allen heb gericht, onverschillig iu welke rich
ting zij opgevoed worden. Het komt u toch niet
ongelooflijk voor, dat ik het aantal der rechtzin
nige predikanten zou willen zien. vermeerderen?
In vollen ernst wensch ik dit wel degelijk. Al
maakt menigeen van hen in dezen tijd van span
ning en strijd, door zijne onverdraagzaamheid en
onbekrompenheid, het aan een vrijzinnige zeer
moeilijk, zich er over te verblijden, dat het Evan
gelie, hoe omfloersd en verminkt dan ook, door
hen verkondigd wordt, er zijn anderen, in wie
een betere geest leeft en die met vrucht werk
zaam zijn; en ik heb genoeg vertrouwen in het
opkomend geslacht om er op te durven rekenen,
dat bij vele dergenen die eene orthodoxe oplei
ding genieten, het dogmatisme den geest niet
uitblusschen. zal.
Doch in zoover hebt gij gelijk met in uwe bestrij
ding van mij, dien gij als beslist voorstander der
moderne richting kent, alleen over de beteekenis
van het predikantambt voor mannen dier richting
te spreken, dat ik mij zeker niet opgewekt zou
gevoeld hebben, deze brief te schrijven, indien ik
dat ambt voor jongelieden van die zienswijze
onbegeerlijk achtte. Zoo kom ik tot de zaak, waarin
ik lijnrecht tegenover u sta: wat ik, onder ge
wichtige voorwaarden, aanbeval, noemt gij te eenen
male onaannemelijk.
Een mc/dern predikant vindt gij eigenlijk, al
erkent g\j dat er uitzonderingen zijn, een onmo
gelijk mensen. Hoe minachtend gij trouwens over
het ambt zelf denkt, komt reeds uit in uwe beschrij
ving van mijne bedoeling: het dominéschap als
aanstaande kostwinning aan te bevelen". Het ge
bruik toch, een predikant, in plaats van mijnheer
dominéto nemen, is op zichzelf even weinig te
veroordeelen als de betiteling van anderen met
dokter, meester, professor, burgemeester enz. -, er
ligt zelfs iets vertrouwelijks in, en overigens is het
eene onverschillige zaak. Maar in uw herhaald
dominéschap'' ligt iets smadelijk?, dat door de
niet fijne uitdrukking aanstaande kostwinning"
wordt versterkt.
Inderdaad zoudt gij recht hebben, het ambt,
door een moderne bekleed, te smaden, indien de
beschrijving, welke gij van de plaats, die iemand
van die zienswijze in eene kerk inneemt, geeft,
juist was. Binnengeloodsd te zijn in een genoot
schap waartoe hij eigenlijk niet behoort, verplicht
tot het verrichten vari zoogenaamde sacramenteele
handelingen, die hem tegen ds borst stuiten, tot
een omgang met menschen die hem niet begrijpen,
dit tijdstip aanbreekt, slaat ieder levend we
zen, mensch of dier, de schrik om het hart,
elk heeft besef' van zijn onmacht, en is ge
lijk aan een ellendigen hond, die, door bloed
dorstige tijgers aangevallen, weet dat de strijd
nutteloos is, want dat hij toch voor de over
macht zal moeten zwichten.
Op dit oogenblik verscheen mij de groote
gestalte van Baldyga als een levend geraamte
voor oogen.
Een vol uur zat ik reeds over mijn schrijf
tafel gebogen; het werk wilde echter maar
niet vlotten, onwillekeurig viel mij telkens de
pen uit de hand en d waalden mijne gedachten
ver, ver weg.
Zoo gij u zwaarmoedig gesjtemd gevoelt,
moet gij u daartegen verzetten en afleiding
zoeken, was de raad van mijn geneesheer ge
weest. Heden was echter geen middel in
staat, het onbeschrijfelijke heimwee, dat mij
verteerde, te overwinnen. Hoe vaak had ik
reeds tegen dit smartelijk gevoel moeten
strijden, mijn geestkracht was gebroken; ik
sloot de oogen om niet langer door het onver
anderlijke sneeuwgezicht gekweld te worden
en gaf' mij aan mijne droefheid over.
In mijne verbeelding overschreed ik bergen,
rivieren, bosschen en pleinen. Ontelbare lan
den trok ik door; maar, waar ik ook kwam,
overal was geluk en voorspoed. Geen armoede,
geen menschelijke ondeugden... niets daude
natuur in al hare pracht.
En mijn. vaderland!.... O hoe schoon
vertoonde zich dat aan mijn betooverden blik.
Ik zag goudgele korenvelden, malsche wei
den, en groene heuvelen. De hemel, [het veld,
de heuvelen, alles, alles lachte! Hoe duidelijk
hoorde ik het ruischen der korenaren en het
lieflijk gezang der vogelen; ja, zelfs het zacht
geritsel van het loover meende ik te vernemen.
De zoete geuren van het versche hout,
benevelden mijne zinnen; in mijne verbeelding
was ik weer in het ouderlijk huis en koes
terde mij in de warme zonnestralen.
Niettegenstaande het buiten vroor, dat