Historisch Archief 1877-1940
NQ. 571
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
traden op Frl Beek, en twee kinderen van
StockbMuea; vooral zijn zoon, die met September aan
de opera te Keulen verbonden wordt, heeft een
deel van des vaders talenten geërfd. Daarna:
Psalm 23 van Schubert, gezongen door twee en
twintig dwnes, leerlingen van Stockhausen;
feest«orkonde en eeregave overgereikt door de dames
Hermine Spiesz en L. Beek, en de heeren Ph.
Kanfmann en Herborn; aanbieding van
eerelidwaatsehappen, albums enz. en verdere toespraken,
waarby vooral de deputatie der stad Bazel zich
«aderscheidde.
Stockhausen heeft al deze beleefdheden op de
passendste wy'ze beantwoord, met een concert,
door hem aan zijn vele vrienden aangeboden. In
de Aula" der Wöhlerschule te Frankfort werd
het volgende programma, kort maar belangrijk,
uitgevoerd: 1. Schumann's cyclus Diehterliébe,
?o. l?8, door den jubilaris gezongen; 2 de eerste
sonate voor viool van Brahms, gespeeld door de
heeren J. Kwast en H Heermann; 3- Diehterliébe
»o. 9?16. De heer Kwast accompagneerde ook
n zang; de jubilaris gaf al zijn talent ten beste,
ket ontbrak natuurlijk niet aan geestdrift en
toejnichingen.
- ? J»E OORKONDE DER DONDERS-STICHTING.
; ...\(^en.we.inig,^^^teea-in.het suikerwater.)
Twee - Nederlandsöhe gestalten; die algemeen
koog wórden gewaardeerd en door velen bemind,
Iraden dezer dagen tegenover elkander op: niet,
- soo als -men mogely'k gissen zou, bestry'dend, maar
kuldigend, bewonderend: dat is te zeggen de
gelegenheid bracht mee, dat de hulde van de eeue
ajjde gebracht en aan de andere (met betamely'ken
«chroom) aanvaard werd. Wy bedoelen: B e e t s
en Donders. De dichter heeft zich eens te
recht beklaagd, dat men het bewonderen verleerde.
Ofschoon hy'-zelf inderdaad niet afkeerig is van
ket schieten met geestige kritische pijltjens, ademt
zy'n optreden toch doorgaands goedhartigheid, en
ie edelmoedigheid, de gevoeligheid, de eerlijkheid,
die bewonderen kunnen, zy'n by hem te huis Hij
is een man van smaak en oefening. Geen wonder
Ais, dat men zich tot Beets wendde, toen er
andermaal in Utrecht een groot burger te vieren viel.
Hg stelde de oorkonde op, waarmee aan Prof.
Donders de gelden werden aangeboden,
te-zamengebracht met een wetenschappelyk doel, dat de
jubilaris, sedert, zelf heeft aangegeven.
Volgends de dagbladen heeft de beroemde en
talentrjjke geleerde gezegd, dat hij het ter zijner
beschikking gestelde bedrag bestemd had, om
uit de renten aan veelbelovende physiologen en
opthalmologen de gelegenheid te verschaffen hunne
studiën voort te zetten en uit te breiden".
Waar de Hoogleeraar het fonds voor gebruikt
zou hebben, indien het een ton of nog meer had
bedragen, heeft men in de verslagen der plechtig
heid kunnen lezen.
Dat is alles, in het wezen der zaak, zeer goed
en prijzenswaardig; maar het is jammer, dat de
text van het adres van aanbieding, de oorkonde
der schenking, niet gelukkiger is uitgevallen. De
naam van den Redakteur had iets volmaakters
?doen verwachten.
Het stuk begint met de gebruikelyke klassieke
begroeting van den Lezer". Dat is in orde.
Daarop geschiedt de datumvermelding: Op heden
den acht en twintigsten van Bloeimaanddesjaars
O. H. Achttienhonderd acht en tachtig" heeft er
iets plaats. Maar vóór dat dit laatste vermeld
?wordt, volgt er een zeer lange tusschenzin.
Het tegenwoordig deelwoord zijnde" verhaalt
?ons (natuurlijk met halva stem, tusschen twee
haakjens), dat, heel kazueel, dit de dag is naden
zeventigsten verjaardag" van Prof. Donders, en de
Redakteur schijnt zich te verheugen, dat deze
saam hem gelegenheid geeft en passant mee te
deelen, welke titels verschillende Kollegiën en
.zelfs Soevereine Overheden aan den Heer Donders
kebben toegekend. Wanneer die opsomming heeft
plaats gehad, volgt er een tweede tegenwoordig
deelwoord, dat minder rustig optreedt, want het
?onderwerp blijft alty'd nog in de pen:
Verlangende aan dezen" (in den uitgesproken
tesschenzin aangeduiden) Grooten en Goeden
«ene zy'ner waardige hulde te brengen en blyk
te geven van enz.
Hebben (1) Ambtgenooten, (2) Vakgenooten,
naast elkaar te plaatsen, 't Is een 'weinig als of
men zou zeggen: Verlangende dit of dat, hebben
Kapiteins, Officieren, als ook leden van het korps,
ea ook eenige vaderlandslievende personen, hier
of daar toe besloten." Zoo iets strijdt, dunkt
<»ns. met logika en rhetorika beide.
De algemeene inhoud van het stuk maakt ook
"wel wat den indruk van Veneensoir au nes. Min
kiesch schynt ook de volzin, waarby bepaald
?wordt, dat het byzonder Doel, de Inrichting en
het Beheer" der Wetenschappelijke Inrichting"
geheel door Hem zelven zal worden aange
geven «n vastgesteld". Maar ons hoofdbezwaar
betreft de_ omstandigheid, dat de naam en de
offlciëele titels als een tusschenzin worden behan
deld, en dat deze logische betrekking (deze
rhe-torische misgreep) door alle mogelyke gedistin
geerde letters niet te verhelpen is.
Wij hebben anders voor de kalligrafie niets dan
lof. Men heeft hier een penne- en penceelwerk,
dat als type van goede smaak in dat vak gelden mag,
De ontwerper is diep doordrongen geweest van
iet besef, dat kalligrafie geen bouwkunst is; dat
een hemelsbreed onderscheid moet vastgehouden
worden, tusschen eene afbeelding van
architektonische of plastische lichamen en eene vlakke
voorstelling van ornamentale fantaziën, bepaald
door onzen evenredigheidszin en slechts zoo veel
uit de natuur en uit de wetenschap nemende als
?de harmonie der voorstelling niet stoort.
Ziehier een korte opgave van de elementen der
, ?oorkonde-kalligrafie.
Text en handteekeningen beslaan vier breede
>pergamentbladen. De letter is de cierlijke
fraktuurletter der XVIe Eeuw, die nog het gebruik
van Gothische initialen toelaat. In de randen
zy'n de wapens opgenomen der vorstelijke perso
nen en staten, die tot de Donders-stichting heb
ben bijgedragen.
Achter de bandspreuk, op een veld, dat even
als de andere enkedrementen met symbolische
bloemen en planten in gadeloos harmonische
schikking en kleuring vercierd is, verrijst een
gestylizeerde zon, die haar levenwekkende stralen
spreidt, als het beeld by uitnemendheid van het
geluk, waartoe de van blindheid genezenen her
boren worden. Rechts en links onderscheidt men,
met gelijke zinnebeeldige bedoeling,
zonnebloemplanten. In den rechter bovenhoek is het
Nederlandsche Rijkswapen, in den linker dat der
Alma Mater," de Hoogeschool van Utrecht,
met haar cri: Sol Justitiae, illusfra mos".
Onder Nederland wordt, door het wapen van
Batavia, Neêrl. Indiëvertegenwoordigd en onder
het wapen van Utrechtsakademie, is dat der stad.
De breede boord, die aan de onderzijde den
text van dit blad insluit, vertoont, tusschen
laurier- en eikentwygen, het familiewapen van den
gevierden Hoogleeraar '), met de woorden:
Heelen, Onderwijzen, Helpen, als randschrift.
In de 4 medalions daarnaast zy'n de symbolen
van de Wetenschap, Geneeskunst, Heelkunde en
Fyz'ologie voorgesteld.
Op het 2e blad is. in den rechter bovenhoek,
iet wapen van de Koningin der Nederlanden; daar
onder dat van Saxen', Beveren^ Baden en
Wurtem-berg.; in de bovenfries :Bruisen, 'Belgiën,
GrootBrittanje, Frankrijk en Italië'geteemend.
Het 3e blad is op de zelfde wijze behandeld,
met verscheidenheid van bloemen en bladeren.
De rij der wapens begint hier met dat van de
Groothertogin van Saxen-'Weimar. als Princesder
Nederlanden; vervolgends Zweden,
OostenrijkHnngarije, Rusland, Zwitserland, Mecklenburg,
Elzas-Lotharingen, de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika en de Argentijnsche Republiek.
Het 4e blad bevat alleen handteekeningen met
verscheidenheid van randvercieringen. De oorkonde
is gebonden in rood fluweel, met cabochons op de
hoeken, gemonteerd in gouden klaauwvormige
bloemen. 2)
Wij betreuren, dat aan den stijl van het literaire
gedeelte niet de zelfde lof als aan dien van het
somptuaire gegeven kon worden; maar een opstel,
dat, niet zonder zekere epigrafische prsetensie,
als hoofdbestanddeel van een monument moest
dienen en dat wel bij een plechtigheid, waarop
de geheele beschaafde waereld (naar de getuigenis
der redenaars) het oog heeft, dat dus allicht als
antecedent zou kunnen worden gebruikt bij de
viering van andere hoogtijden, en waarin zich zulk
een kapitaal vergrijp tegen logika en rhetorika
beide heeft weten te verschuilen, onderteekend
met tal van aanzienlijke namen, kon niet zonder
eenige beoprdeeling blijven. Aan ons ligt het
niet, dat dit eene veroordeeling moest zy'n.
29 Mei '88. A. Th.
l) Van keel, met een kasteel van zilver ;
schildhoofd van lazuur, met 3 gouden sterren.
2) Het geheel werd gedirigeerd door Dr. P.
J. H. Cuypers ; de kalligrafische miniaturen zijn
van den archit.-ing. Jos. Th. J. Cuypers; het
bindwerk van de firma C. L. van Langenhuysen;
het beslag van den Heer P. J. Veldhuys.
VARIA.
Oudgrielcsche portretten. Over eene vondst van
oudgrieksche portretten heeft Georg Ebers in een
reeks artikelen in de Algemeine Zeitung zeer
uitvoerige en belangrijke mededeelingen gedaan.
Aan denzelfden man, die voor eenige jaren in
Egyptische graven die lijkkleederen uit den ty'd
na Chr. vond, die onze kennis van het kostuum
en van de weefkunst in die tijden zoozeer ver
rijkt hebben, nl. aan den Weener groothandelaar
Theod. Graf heeft men het ook te danken dat
deze interessante overblijfselen naar Europa
overgebracht zijn. Ebers is een schoolvriend van
Graf, en dus -was het zeer natuurlijk dat de
laatste zijne schatten het eerst aan den beroem
den Egyptoloog zond, voordat hij ze algemeen
bekend maakte. Tien beelden kreeg hy' terstond
ter inzage, de andere in photographische afdruk
ken, door kunstenaarshand kleurig geretoucheerd.
Het zijn niet minder tlan 66 stuks. Evenals
de onlangs zoo beroemd geworden
Fajjum-papyrussen zijn zy alle afkomstig uit het tegenwoor
dige Fajjiim, die vruchtbare grooto oase, door een
tak van den Nyl en zijn talrijke uitloopers be
sproeid, die aan gene zijde van het Libysche
hooggebergte in 't Westen van het Egyptische
graanland hare velden en tuinen tusschen den
29en en 30en graad N. breedte uitbreidt. Haar
hoofdstad, Medinet-el-Fajjüm, ligt by de ruïnen
van het oude Krokodilopolis, het Arsinoëder
Ptolemaeën. De agenten van Graf vonden de
afbeeldingen in een rotshol bij Rubajjat in de
nabijheid van Roda, 22 kilometers van het vroe
gere Arsinoëverwyderd. Dit is een te verre
afstand om te kunnen aannemen dat dit hol de
nekropolis (doodenstad) van hot oude Arsinoëwas.
Waarschijnlijk zal het de begraafplaats geweest
zijn van de kleine plaats Kerke, waarvan de ruïnen
dichterbij gelegen zijn. De eerste vondst bestond
uit mummies, uit wier omhulsel de beeltenissen
losgemaakt zijn. Reeds vroeg was het een ge
bruik bij de heidonsche Egyptenaren, de beeltenis
der afgestorvenen op de kisten, waarin de mummie
bewaard werd, te laten zetten. In den oudsten
tijd werden de portretten in plastische voorstel
ling aan het hoofdeinde van de doodkist geplaatst;
doodkisten daarentegen zooals die van Rubajjat,
waarop zich geen plastische portretten maar op
linnen of hout geschilderde bevinden, behooren
tot een latere periode. Alleen de musea van
Dresden en Parijs hadden tot dusver voorbeelden
daarvan. De afbeelding van graf No. l, leert
nauwkeurig hoe men deze gezichtmuinmies"
placht te bevestigen. Men plakte ze met pik op
het omhulsel van het lyk, en om het afvallen ge
heel onmogelijk te maken, sloeg men een reep
linnen als een lijst om de beeltenis heen. Deze
werd dan weer met pik eerst aan het hout en
daarna aan de mummie vastgemaakt. Het portret
van de dochter van Dioskoros te Parijs toont aan
hre men de portretten met ornamenten omgaf,
om ze als 't ware in overeenstemming te brengen
met de overige sieraden aan de bovenzijde der
mummie.
In 't algemeen zijn de portretten op dezelfde ma
nier gemaakt, maar hun waarde is zeer verschil
lend. Alle zonder uitzondering zyn geschilderd
op dunne platen van hout van den wilden vijge
boom, en by'na alle met waskleuren op
enkaustische manier (bij wijze van inbranden).
Over deze laatste methode wisten wij tot dus
ver niet veel meer dan dat men daarbij van
verschillende met was gemengde kleuren gebruik
maakte, die men daarna door den invloed van de
hitte met behulp van kleine metalen instrumenten
langzaam in elkaar liet overgaan. Daardoor kre
gen de tinten meer kracht en glans, en de schil
deryen meer duurzaamheid, dan waartoe onze
wijze van schilderen met olieverf de gelegenheid
geeeft. Door 't bestudeeren derbeeltenissen van
Ruba|jat zal men omtrent deze enkaustische metho
de binnen kort betere begrippen verkrygen dan
men tot dusver, niettegenstaande de verdienstelijke
onderzoekingen van Henry Cros en Charles Henry,
beéat.
Over den indruk dien de afbeeldingen maken
schrijft Ebers nog het volgende: Wy' zijn omge
ven door 66 portretten. De meeste zy'n borst
beelden zonder handen, hoewel op sommige ook
deze laatste zyn afgebeeld. Mannen en vrouwen
zijn ingelyke getale vertegenwoordigd, en allerlei
gezichten van den meest verschillenden leeftyd,
met heldere oogen en scherp geïndividualiseerd,
zien mij tegelijkertijd aan: 3 grijsaards, 24 man
nen van middelbaren leeftijd, 4 jongelingen, 3
knapen, 29 meisjes of jonge vrouwen, en 3
matronen die echter geen van allen haar 50e jaar
hebben bereikt. Deze getalverhoudingen zijn
vreemd, als men bedenkt dat wij hier beeltenis
sen van dooden vóór ons hebben, en dat de dood
juist onder dien leeftijd, die hier het minst ver
tegenwoordigd is, zijne talrijkste slachtoffers pleegt
uit te zoeken. Hoe vaak wordt de bloem der
jeugd snel geknakt, hoe veel ziet men oude
mannen en vrouwen sterven en toch, hier zien
wij wel is waar drie grijsaards, maar de portret
ten van kleine kinderen of oude vrouwen zoe
ken wij te vergeefs. Het schijnt dat men, ook
met het oog op de kosten, kinderen
nauwely'ks de moeite waard vond om uit te schil
deren, en tegen het afbeelden der rimpelige
gezichten van oude vrouwen verzette rich, hoewel
dik-wijls ten onrechte, het schoonheidsgevoel der
Grieken. Daarentegen was de kunstenaar wol
bereid om althans eenige grijsaards, met hun ge
laat vol uitdrukking, af te malen. Het ver
moeden dat men nog levend, in vollen bloei, zich
door den kunstenaar hoeft laten schilderen en
dat het portret eerst na den deod aan de mum
mie bevestigd is, heeft groote waarschijnlijkheid;
want wij weten dat de vorsten en do grooten in
het outle Egypte reeds tijdens hun leven hun
grafkelders en stecnen sarkophagen inrichtten.
Tegen dit vermoeden pleit echter de aanwezig
heid van portretten van grijsaards en matronen,
en ook van knapen. Men heeft dus
waarschijnlyk alleen die overledenen geschilderd, en hunne
mummie daarmede versierd, wier gelaat aan de
overblijvenden schoon of belangrijk genoeg toe
scheen om het door een kunstenaar te laten
reproduceeren en aan volgende geslachten te
toonen. Alle afbeeldingen zonder onderscheid
behooren tot de hoogere, deels tot de hoogste
standen, want vele mannen dragen de kleedij des
aanzienlijken en soms ook lauwerkransen (of
gouden banden om het hoofd) en de vrouwen
zy'n bijna alle met sieraden, vaak met kostbare
kleinoodien getooid. Uit ethnographische en ar
tistieke bijzonderheden leidt Ebers verder af, dat
deze portretten stammen uit den tijd vóór de
edicten van Theodosius, toon het Grieksche leven
in Egypte zich zoo uitgebreid mogelijk ontwik
keld had; want (zegt hij) kort na de stichting
van Alexandriëwaren de verschillende elementen
in Egypte nog niet zoo saaingesmoltcn, dat
heidensche Grieken en Joden zich eenigszins zouden
hebben verzoend met de Egyptische manier om
de dooden te begraven, of dat Egyptenaren zou
den hebbon afgezien van de schilderkunst hunner
landgenooten en de versiering van hun lijken aan
Helleeische kunstenaars zouden hebben overge
laten. Eenige portretten worden als zeer schoon
door Ebers vermeld.
Dit Rome vanden '23sten rlezcr wordt geschre
ven : Uit de Grieksche eilan'istad Zante, de ge
boorteplaats van don beroemden Italiaanschen
(lichter Foscolo, die de zoon van Venetiaanscho
ouders was, wordt ons bericht, dat aldaar een
Grieksch-Italiaansch fcost zal plaats vinden ter
eere aan den grooten dichter De gemeenteraad
van Zanto zou namelijk het huis hebben aange
kocht, waar Foscolo geboren werd, het in orde
laten brengen en er eene Foscolo bibliotheek
hebben opgericht. Op den gevel van het huis
zal een buste en een gedenksteen prijken.
Met het oog op het ophanden zijnde 400-jarige
jubileum van de ontdekking van Amerika heeft
de koning van Italië, zooals ons uit Rome ge
schreven wordt, om de nagedachtenis van
Christoffel Columbus, den grooten zoon van de stad
Gonua, te ecren, op voorslag van den minister van
onderwys het bevel doen uitvaardigen, dat alle
dokumenten en cartografische reliquiën die op de
ontdekking van Amerika betrekking hebben, ver
zameld en uitgegeven moeten worden. Tot dit
doe) heeft de regeering voor do vijt volgende
jaren jaarlijks 12.000 lire op het budget uitge
trokken. Aan het hoofd van de commissie, die
met dit werk belast is, staat de president sena
tor Correnti; de vicepresidenten zijn: de senator
Vitelleschi en professor Belgrano; Michele Amari,
Cesare Canto, de romanschrijver Barrili en an
deren zyn leden van de commissie.
Een nieuwe Fharao" is de titel van dea
nieuwsten roman van Friedrich Spielhagen. De
by'belsche spreuk: Daar kwam een nieuwe Pharao
in Egypte op, die wist niets van Jozef (MozesH,
Kap. 2 Vers 8) heeft hy' tot onderwerp genomen.
De schrijver geeft ons, zooals de Berl. Börsenztg.
meedeelt, aan den draad eener ingewikkelde,
boeiende handeling, die te Berlijn plaats heeft,
het moderne leven van de hoogere standen, em
dat wel voornamelijk door eene afspiegeling va»
de indrukken, die een oude acht-en-veertiger, na
een SOjarig verblijf in Amerika, by zijne terug
keer naar Duitschland in het jaar der aanslagen
op den keizer (1878) ontvangt.
De uitgever van J. H. Schorer te Berly'n heeft,
zooals meegedeeld wordt, op de aanvraag
naar een portret van keizerin Victoria als pen
dant van dat van keizer Friedrich, dat by
dezelfde firma verschenen was, woordelyk geant
woord: Het portret in kwestie van keizerin Vic
toria is bij mijne firma niet verschenen en
zal waarschijnlijk niet verschijnen. Daarentegen
zullen wel de portretten van Z, M, den overleden,
keüjer Wilhelm en die van HH. KK.HH.dw
kroonprins en de kroonprinses binnen korten
t\jdhy my' uitgegeven worden.
Met de meeste hoogachting,
p. o. 3. H. SCHORER."
Met^het gedrag van de firma Schorer tegen
over Keizerin Victoria sympathiseeren wij niet.
In een ander opzicht schijnt er echter tusschen
dat blad en ons Weekblad een zekere gemeen
schap van gedachten te bestaan. Do plaat van het
Weekblad van 22 April toch, generaal
Boulanger met den balanceerstok op de stijve koord
voorstellende vinden wij, met eenigszins gewijzig
de accessoires, in de bijlage van het nummer van
Schorer's Familien-Blatt van deze week terug.
De generaal balanceert even vernuftig; aan de
eene zijde vertoont zich in de wolken de figuur
van Napoleon III, evenals op onze plaat, aan de
andere is die van Napoleon I door furiën met
toortsen vervangen.
Uit Frankfort a. M. wordt gemeld dat bij de
onlangs door den heer R. Bangel gehouden
verkooping van kunstvoorwerpen en sieraden in goud,
zilver, juweelen enz., voor 't grootste deel op
last van Koning Lodcwijk II van Beieren ver
vaardigd, de volgende prijzen gemaakt werden.
Een kleinood van saphier In rijken rooocostijl
?werd verkocht voor 3050 Mark, een heerenhor
loge met saphieren voor 1550 M. Eon ander
heeronhorloge, net een paardenkop op den ach
terkant, op den voorkant eon monogram L. L.
in rozen op eon grond van blauw email met
robijnen, gold 1010 M. Voor eon armband met
5 email»: Apollo, Lohengrin's afscheid, Siegfried
en Chriemhilde, Tannhiluser en Elisabeth,
Siegfried en Brunhilde, met saphieren en rozen, werd
1610 M. betaald. Een groote rococo-doos mot por
tret in email van koning Lodewijk bracht 1750 M.
pp. een pcndeloque in don vorm van een
hoefijzer met smaragden, brillanten en rozen 1050 M.,
een andere dergelijke 1450 M. Een paarlen hals
snoer van drie rijen, hot slot een door brillanten
omgeven saphier, ging voor 2000 M., terwijl een
garnituur, manchetknoopjes met hot beeld des
konings enz. voor 1410 M. verkocht word. Een pen
dule van massief zilver en goud, waarvooreen lief
hebber 4800 M. gaf, wordt als volgt beschreven:
De hoofdfiguur, Juno, heeft een kroon van echte
steenen en paarlon, daarbij staat eon pauw in
email. De wijzerplaat is van lazuursteen, de cijfers
zijn met goud ingelegd en omgeven door
amoretten, die de elementen, water, vnur en lucht
voorstellen; aan den voet ziet men de aarde in
hare bonte vegetatie, een andere groep
amoretten stelt het slapen on het waken voor. Een
voetstuk van verguld brons eindelijk, met zwa
nen en riet van massief zilver, stolt een meer
voor. Een pauw van massief goud en zilver,
met uitgespreidon staart geëmailleerd met echte
steenen, werd voor 2000 M. van de hand gedaan,
een schaal van gelijke stof met blauw email,
waarop de Rechtvaardigheid, de Mildheid en de
Wijsheid waren afgebeeld, bracht het tot 1170
M. Een massief verguld-zilveren Madonna, op een
doorschijnend blauwen bol van email, mét ster
ren in goud bezaaid, vond een kooper voor
1200 M. Voor een damesschrijtcasette met
toebehooren, renaissance stijl, van verguld massief
zilver, met oen zilveren zwaan versierd met la
zuursteen, werd 1200 M. gegeven, voor een toilet
van schildpad, geschenk van Keizer Karel VII,
2200 M., voor een tourn ooi boek van den Keurt
prins Karel Albrecht 925 M. Eon groot deel
van al deze kleinodiën gaat naar Amerika.
Medeze verkooping was ook oen auctie van schilde
rijen verbonden, en kwamen echter wel talrijke
koopers, maar prijzen van belang werden niet
besteed.
Onder den ietwat zonderlingen titel Mal della
pietra" (steenziekte) heeft Arturo Collanti in den
Corriere di Napoli een artikel geschreven, waarin
hij zich beklaagt over de zucht der Italianen om
standbeelden op te richten voor alle heele en
halve groote mannen, die Italiëbezit. Victor
Emanuel, Cavour, Garibaldi en Mazzini, hot is
waar, zij hebben zich zeer verdienstelijk gemaakt
maar zij hebben nu ook overal een standbeeld.
Als men de standbeelden dezer vier helden, dio
te Rome en Napels nog moeten worden opgericht,
er bij rekent, zullen dezen in Italiëniet minder
dan 48 monumentenhebben, die te zamen een
waarde van 17 millioen vertegenwoordigen. De
monumenten-manie" heerschte in 't vorig jaar
zoo hevig te Novara, dat men in deze stad van
. - -r*?.'..