De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 3 juni pagina 5

3 juni 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

NQ. 571 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 traden op Frl Beek, en twee kinderen van StockbMuea; vooral zijn zoon, die met September aan de opera te Keulen verbonden wordt, heeft een deel van des vaders talenten geërfd. Daarna: Psalm 23 van Schubert, gezongen door twee en twintig dwnes, leerlingen van Stockhausen; feest«orkonde en eeregave overgereikt door de dames Hermine Spiesz en L. Beek, en de heeren Ph. Kanfmann en Herborn; aanbieding van eerelidwaatsehappen, albums enz. en verdere toespraken, waarby vooral de deputatie der stad Bazel zich «aderscheidde. Stockhausen heeft al deze beleefdheden op de passendste wy'ze beantwoord, met een concert, door hem aan zijn vele vrienden aangeboden. In de Aula" der Wöhlerschule te Frankfort werd het volgende programma, kort maar belangrijk, uitgevoerd: 1. Schumann's cyclus Diehterliébe, ?o. l?8, door den jubilaris gezongen; 2 de eerste sonate voor viool van Brahms, gespeeld door de heeren J. Kwast en H Heermann; 3- Diehterliébe »o. 9?16. De heer Kwast accompagneerde ook n zang; de jubilaris gaf al zijn talent ten beste, ket ontbrak natuurlijk niet aan geestdrift en toejnichingen. - ? J»E OORKONDE DER DONDERS-STICHTING. ; ...\(^en.we.inig,^^^teea-in.het suikerwater.) Twee - Nederlandsöhe gestalten; die algemeen koog wórden gewaardeerd en door velen bemind, Iraden dezer dagen tegenover elkander op: niet, - soo als -men mogely'k gissen zou, bestry'dend, maar kuldigend, bewonderend: dat is te zeggen de gelegenheid bracht mee, dat de hulde van de eeue ajjde gebracht en aan de andere (met betamely'ken «chroom) aanvaard werd. Wy bedoelen: B e e t s en Donders. De dichter heeft zich eens te recht beklaagd, dat men het bewonderen verleerde. Ofschoon hy'-zelf inderdaad niet afkeerig is van ket schieten met geestige kritische pijltjens, ademt zy'n optreden toch doorgaands goedhartigheid, en ie edelmoedigheid, de gevoeligheid, de eerlijkheid, die bewonderen kunnen, zy'n by hem te huis Hij is een man van smaak en oefening. Geen wonder Ais, dat men zich tot Beets wendde, toen er andermaal in Utrecht een groot burger te vieren viel. Hg stelde de oorkonde op, waarmee aan Prof. Donders de gelden werden aangeboden, te-zamengebracht met een wetenschappelyk doel, dat de jubilaris, sedert, zelf heeft aangegeven. Volgends de dagbladen heeft de beroemde en talentrjjke geleerde gezegd, dat hij het ter zijner beschikking gestelde bedrag bestemd had, om uit de renten aan veelbelovende physiologen en opthalmologen de gelegenheid te verschaffen hunne studiën voort te zetten en uit te breiden". Waar de Hoogleeraar het fonds voor gebruikt zou hebben, indien het een ton of nog meer had bedragen, heeft men in de verslagen der plechtig heid kunnen lezen. Dat is alles, in het wezen der zaak, zeer goed en prijzenswaardig; maar het is jammer, dat de text van het adres van aanbieding, de oorkonde der schenking, niet gelukkiger is uitgevallen. De naam van den Redakteur had iets volmaakters ?doen verwachten. Het stuk begint met de gebruikelyke klassieke begroeting van den Lezer". Dat is in orde. Daarop geschiedt de datumvermelding: Op heden den acht en twintigsten van Bloeimaanddesjaars O. H. Achttienhonderd acht en tachtig" heeft er iets plaats. Maar vóór dat dit laatste vermeld ?wordt, volgt er een zeer lange tusschenzin. Het tegenwoordig deelwoord zijnde" verhaalt ?ons (natuurlijk met halva stem, tusschen twee haakjens), dat, heel kazueel, dit de dag is naden zeventigsten verjaardag" van Prof. Donders, en de Redakteur schijnt zich te verheugen, dat deze saam hem gelegenheid geeft en passant mee te deelen, welke titels verschillende Kollegiën en .zelfs Soevereine Overheden aan den Heer Donders kebben toegekend. Wanneer die opsomming heeft plaats gehad, volgt er een tweede tegenwoordig deelwoord, dat minder rustig optreedt, want het ?onderwerp blijft alty'd nog in de pen: Verlangende aan dezen" (in den uitgesproken tesschenzin aangeduiden) Grooten en Goeden «ene zy'ner waardige hulde te brengen en blyk te geven van enz. Hebben (1) Ambtgenooten, (2) Vakgenooten, naast elkaar te plaatsen, 't Is een 'weinig als of men zou zeggen: Verlangende dit of dat, hebben Kapiteins, Officieren, als ook leden van het korps, ea ook eenige vaderlandslievende personen, hier of daar toe besloten." Zoo iets strijdt, dunkt <»ns. met logika en rhetorika beide. De algemeene inhoud van het stuk maakt ook "wel wat den indruk van Veneensoir au nes. Min kiesch schynt ook de volzin, waarby bepaald ?wordt, dat het byzonder Doel, de Inrichting en het Beheer" der Wetenschappelijke Inrichting" geheel door Hem zelven zal worden aange geven «n vastgesteld". Maar ons hoofdbezwaar betreft de_ omstandigheid, dat de naam en de offlciëele titels als een tusschenzin worden behan deld, en dat deze logische betrekking (deze rhe-torische misgreep) door alle mogelyke gedistin geerde letters niet te verhelpen is. Wij hebben anders voor de kalligrafie niets dan lof. Men heeft hier een penne- en penceelwerk, dat als type van goede smaak in dat vak gelden mag, De ontwerper is diep doordrongen geweest van iet besef, dat kalligrafie geen bouwkunst is; dat een hemelsbreed onderscheid moet vastgehouden worden, tusschen eene afbeelding van architektonische of plastische lichamen en eene vlakke voorstelling van ornamentale fantaziën, bepaald door onzen evenredigheidszin en slechts zoo veel uit de natuur en uit de wetenschap nemende als ?de harmonie der voorstelling niet stoort. Ziehier een korte opgave van de elementen der , ?oorkonde-kalligrafie. Text en handteekeningen beslaan vier breede >pergamentbladen. De letter is de cierlijke fraktuurletter der XVIe Eeuw, die nog het gebruik van Gothische initialen toelaat. In de randen zy'n de wapens opgenomen der vorstelijke perso nen en staten, die tot de Donders-stichting heb ben bijgedragen. Achter de bandspreuk, op een veld, dat even als de andere enkedrementen met symbolische bloemen en planten in gadeloos harmonische schikking en kleuring vercierd is, verrijst een gestylizeerde zon, die haar levenwekkende stralen spreidt, als het beeld by uitnemendheid van het geluk, waartoe de van blindheid genezenen her boren worden. Rechts en links onderscheidt men, met gelijke zinnebeeldige bedoeling, zonnebloemplanten. In den rechter bovenhoek is het Nederlandsche Rijkswapen, in den linker dat der Alma Mater," de Hoogeschool van Utrecht, met haar cri: Sol Justitiae, illusfra mos". Onder Nederland wordt, door het wapen van Batavia, Neêrl. Indiëvertegenwoordigd en onder het wapen van Utrechtsakademie, is dat der stad. De breede boord, die aan de onderzijde den text van dit blad insluit, vertoont, tusschen laurier- en eikentwygen, het familiewapen van den gevierden Hoogleeraar '), met de woorden: Heelen, Onderwijzen, Helpen, als randschrift. In de 4 medalions daarnaast zy'n de symbolen van de Wetenschap, Geneeskunst, Heelkunde en Fyz'ologie voorgesteld. Op het 2e blad is. in den rechter bovenhoek, iet wapen van de Koningin der Nederlanden; daar onder dat van Saxen', Beveren^ Baden en Wurtem-berg.; in de bovenfries :Bruisen, 'Belgiën, GrootBrittanje, Frankrijk en Italië'geteemend. Het 3e blad is op de zelfde wijze behandeld, met verscheidenheid van bloemen en bladeren. De rij der wapens begint hier met dat van de Groothertogin van Saxen-'Weimar. als Princesder Nederlanden; vervolgends Zweden, OostenrijkHnngarije, Rusland, Zwitserland, Mecklenburg, Elzas-Lotharingen, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en de Argentijnsche Republiek. Het 4e blad bevat alleen handteekeningen met verscheidenheid van randvercieringen. De oorkonde is gebonden in rood fluweel, met cabochons op de hoeken, gemonteerd in gouden klaauwvormige bloemen. 2) Wij betreuren, dat aan den stijl van het literaire gedeelte niet de zelfde lof als aan dien van het somptuaire gegeven kon worden; maar een opstel, dat, niet zonder zekere epigrafische prsetensie, als hoofdbestanddeel van een monument moest dienen en dat wel bij een plechtigheid, waarop de geheele beschaafde waereld (naar de getuigenis der redenaars) het oog heeft, dat dus allicht als antecedent zou kunnen worden gebruikt bij de viering van andere hoogtijden, en waarin zich zulk een kapitaal vergrijp tegen logika en rhetorika beide heeft weten te verschuilen, onderteekend met tal van aanzienlijke namen, kon niet zonder eenige beoprdeeling blijven. Aan ons ligt het niet, dat dit eene veroordeeling moest zy'n. 29 Mei '88. A. Th. l) Van keel, met een kasteel van zilver ; schildhoofd van lazuur, met 3 gouden sterren. 2) Het geheel werd gedirigeerd door Dr. P. J. H. Cuypers ; de kalligrafische miniaturen zijn van den archit.-ing. Jos. Th. J. Cuypers; het bindwerk van de firma C. L. van Langenhuysen; het beslag van den Heer P. J. Veldhuys. VARIA. Oudgrielcsche portretten. Over eene vondst van oudgrieksche portretten heeft Georg Ebers in een reeks artikelen in de Algemeine Zeitung zeer uitvoerige en belangrijke mededeelingen gedaan. Aan denzelfden man, die voor eenige jaren in Egyptische graven die lijkkleederen uit den ty'd na Chr. vond, die onze kennis van het kostuum en van de weefkunst in die tijden zoozeer ver rijkt hebben, nl. aan den Weener groothandelaar Theod. Graf heeft men het ook te danken dat deze interessante overblijfselen naar Europa overgebracht zijn. Ebers is een schoolvriend van Graf, en dus -was het zeer natuurlijk dat de laatste zijne schatten het eerst aan den beroem den Egyptoloog zond, voordat hij ze algemeen bekend maakte. Tien beelden kreeg hy' terstond ter inzage, de andere in photographische afdruk ken, door kunstenaarshand kleurig geretoucheerd. Het zijn niet minder tlan 66 stuks. Evenals de onlangs zoo beroemd geworden Fajjum-papyrussen zijn zy alle afkomstig uit het tegenwoor dige Fajjiim, die vruchtbare grooto oase, door een tak van den Nyl en zijn talrijke uitloopers be sproeid, die aan gene zijde van het Libysche hooggebergte in 't Westen van het Egyptische graanland hare velden en tuinen tusschen den 29en en 30en graad N. breedte uitbreidt. Haar hoofdstad, Medinet-el-Fajjüm, ligt by de ruïnen van het oude Krokodilopolis, het Arsinoëder Ptolemaeën. De agenten van Graf vonden de afbeeldingen in een rotshol bij Rubajjat in de nabijheid van Roda, 22 kilometers van het vroe gere Arsinoëverwyderd. Dit is een te verre afstand om te kunnen aannemen dat dit hol de nekropolis (doodenstad) van hot oude Arsinoëwas. Waarschijnlijk zal het de begraafplaats geweest zijn van de kleine plaats Kerke, waarvan de ruïnen dichterbij gelegen zijn. De eerste vondst bestond uit mummies, uit wier omhulsel de beeltenissen losgemaakt zijn. Reeds vroeg was het een ge bruik bij de heidonsche Egyptenaren, de beeltenis der afgestorvenen op de kisten, waarin de mummie bewaard werd, te laten zetten. In den oudsten tijd werden de portretten in plastische voorstel ling aan het hoofdeinde van de doodkist geplaatst; doodkisten daarentegen zooals die van Rubajjat, waarop zich geen plastische portretten maar op linnen of hout geschilderde bevinden, behooren tot een latere periode. Alleen de musea van Dresden en Parijs hadden tot dusver voorbeelden daarvan. De afbeelding van graf No. l, leert nauwkeurig hoe men deze gezichtmuinmies" placht te bevestigen. Men plakte ze met pik op het omhulsel van het lyk, en om het afvallen ge heel onmogelijk te maken, sloeg men een reep linnen als een lijst om de beeltenis heen. Deze werd dan weer met pik eerst aan het hout en daarna aan de mummie vastgemaakt. Het portret van de dochter van Dioskoros te Parijs toont aan hre men de portretten met ornamenten omgaf, om ze als 't ware in overeenstemming te brengen met de overige sieraden aan de bovenzijde der mummie. In 't algemeen zijn de portretten op dezelfde ma nier gemaakt, maar hun waarde is zeer verschil lend. Alle zonder uitzondering zyn geschilderd op dunne platen van hout van den wilden vijge boom, en by'na alle met waskleuren op enkaustische manier (bij wijze van inbranden). Over deze laatste methode wisten wij tot dus ver niet veel meer dan dat men daarbij van verschillende met was gemengde kleuren gebruik maakte, die men daarna door den invloed van de hitte met behulp van kleine metalen instrumenten langzaam in elkaar liet overgaan. Daardoor kre gen de tinten meer kracht en glans, en de schil deryen meer duurzaamheid, dan waartoe onze wijze van schilderen met olieverf de gelegenheid geeeft. Door 't bestudeeren derbeeltenissen van Ruba|jat zal men omtrent deze enkaustische metho de binnen kort betere begrippen verkrygen dan men tot dusver, niettegenstaande de verdienstelijke onderzoekingen van Henry Cros en Charles Henry, beéat. Over den indruk dien de afbeeldingen maken schrijft Ebers nog het volgende: Wy' zijn omge ven door 66 portretten. De meeste zy'n borst beelden zonder handen, hoewel op sommige ook deze laatste zyn afgebeeld. Mannen en vrouwen zijn ingelyke getale vertegenwoordigd, en allerlei gezichten van den meest verschillenden leeftyd, met heldere oogen en scherp geïndividualiseerd, zien mij tegelijkertijd aan: 3 grijsaards, 24 man nen van middelbaren leeftijd, 4 jongelingen, 3 knapen, 29 meisjes of jonge vrouwen, en 3 matronen die echter geen van allen haar 50e jaar hebben bereikt. Deze getalverhoudingen zijn vreemd, als men bedenkt dat wij hier beeltenis sen van dooden vóór ons hebben, en dat de dood juist onder dien leeftijd, die hier het minst ver tegenwoordigd is, zijne talrijkste slachtoffers pleegt uit te zoeken. Hoe vaak wordt de bloem der jeugd snel geknakt, hoe veel ziet men oude mannen en vrouwen sterven en toch, hier zien wij wel is waar drie grijsaards, maar de portret ten van kleine kinderen of oude vrouwen zoe ken wij te vergeefs. Het schijnt dat men, ook met het oog op de kosten, kinderen nauwely'ks de moeite waard vond om uit te schil deren, en tegen het afbeelden der rimpelige gezichten van oude vrouwen verzette rich, hoewel dik-wijls ten onrechte, het schoonheidsgevoel der Grieken. Daarentegen was de kunstenaar wol bereid om althans eenige grijsaards, met hun ge laat vol uitdrukking, af te malen. Het ver moeden dat men nog levend, in vollen bloei, zich door den kunstenaar hoeft laten schilderen en dat het portret eerst na den deod aan de mum mie bevestigd is, heeft groote waarschijnlijkheid; want wij weten dat de vorsten en do grooten in het outle Egypte reeds tijdens hun leven hun grafkelders en stecnen sarkophagen inrichtten. Tegen dit vermoeden pleit echter de aanwezig heid van portretten van grijsaards en matronen, en ook van knapen. Men heeft dus waarschijnlyk alleen die overledenen geschilderd, en hunne mummie daarmede versierd, wier gelaat aan de overblijvenden schoon of belangrijk genoeg toe scheen om het door een kunstenaar te laten reproduceeren en aan volgende geslachten te toonen. Alle afbeeldingen zonder onderscheid behooren tot de hoogere, deels tot de hoogste standen, want vele mannen dragen de kleedij des aanzienlijken en soms ook lauwerkransen (of gouden banden om het hoofd) en de vrouwen zy'n bijna alle met sieraden, vaak met kostbare kleinoodien getooid. Uit ethnographische en ar tistieke bijzonderheden leidt Ebers verder af, dat deze portretten stammen uit den tijd vóór de edicten van Theodosius, toon het Grieksche leven in Egypte zich zoo uitgebreid mogelijk ontwik keld had; want (zegt hij) kort na de stichting van Alexandriëwaren de verschillende elementen in Egypte nog niet zoo saaingesmoltcn, dat heidensche Grieken en Joden zich eenigszins zouden hebben verzoend met de Egyptische manier om de dooden te begraven, of dat Egyptenaren zou den hebbon afgezien van de schilderkunst hunner landgenooten en de versiering van hun lijken aan Helleeische kunstenaars zouden hebben overge laten. Eenige portretten worden als zeer schoon door Ebers vermeld. Dit Rome vanden '23sten rlezcr wordt geschre ven : Uit de Grieksche eilan'istad Zante, de ge boorteplaats van don beroemden Italiaanschen (lichter Foscolo, die de zoon van Venetiaanscho ouders was, wordt ons bericht, dat aldaar een Grieksch-Italiaansch fcost zal plaats vinden ter eere aan den grooten dichter De gemeenteraad van Zanto zou namelijk het huis hebben aange kocht, waar Foscolo geboren werd, het in orde laten brengen en er eene Foscolo bibliotheek hebben opgericht. Op den gevel van het huis zal een buste en een gedenksteen prijken. Met het oog op het ophanden zijnde 400-jarige jubileum van de ontdekking van Amerika heeft de koning van Italië, zooals ons uit Rome ge schreven wordt, om de nagedachtenis van Christoffel Columbus, den grooten zoon van de stad Gonua, te ecren, op voorslag van den minister van onderwys het bevel doen uitvaardigen, dat alle dokumenten en cartografische reliquiën die op de ontdekking van Amerika betrekking hebben, ver zameld en uitgegeven moeten worden. Tot dit doe) heeft de regeering voor do vijt volgende jaren jaarlijks 12.000 lire op het budget uitge trokken. Aan het hoofd van de commissie, die met dit werk belast is, staat de president sena tor Correnti; de vicepresidenten zijn: de senator Vitelleschi en professor Belgrano; Michele Amari, Cesare Canto, de romanschrijver Barrili en an deren zyn leden van de commissie. Een nieuwe Fharao" is de titel van dea nieuwsten roman van Friedrich Spielhagen. De by'belsche spreuk: Daar kwam een nieuwe Pharao in Egypte op, die wist niets van Jozef (MozesH, Kap. 2 Vers 8) heeft hy' tot onderwerp genomen. De schrijver geeft ons, zooals de Berl. Börsenztg. meedeelt, aan den draad eener ingewikkelde, boeiende handeling, die te Berlijn plaats heeft, het moderne leven van de hoogere standen, em dat wel voornamelijk door eene afspiegeling va» de indrukken, die een oude acht-en-veertiger, na een SOjarig verblijf in Amerika, by zijne terug keer naar Duitschland in het jaar der aanslagen op den keizer (1878) ontvangt. De uitgever van J. H. Schorer te Berly'n heeft, zooals meegedeeld wordt, op de aanvraag naar een portret van keizerin Victoria als pen dant van dat van keizer Friedrich, dat by dezelfde firma verschenen was, woordelyk geant woord: Het portret in kwestie van keizerin Vic toria is bij mijne firma niet verschenen en zal waarschijnlijk niet verschijnen. Daarentegen zullen wel de portretten van Z, M, den overleden, keüjer Wilhelm en die van HH. KK.HH.dw kroonprins en de kroonprinses binnen korten t\jdhy my' uitgegeven worden. Met de meeste hoogachting, p. o. 3. H. SCHORER." Met^het gedrag van de firma Schorer tegen over Keizerin Victoria sympathiseeren wij niet. In een ander opzicht schijnt er echter tusschen dat blad en ons Weekblad een zekere gemeen schap van gedachten te bestaan. Do plaat van het Weekblad van 22 April toch, generaal Boulanger met den balanceerstok op de stijve koord voorstellende vinden wij, met eenigszins gewijzig de accessoires, in de bijlage van het nummer van Schorer's Familien-Blatt van deze week terug. De generaal balanceert even vernuftig; aan de eene zijde vertoont zich in de wolken de figuur van Napoleon III, evenals op onze plaat, aan de andere is die van Napoleon I door furiën met toortsen vervangen. Uit Frankfort a. M. wordt gemeld dat bij de onlangs door den heer R. Bangel gehouden verkooping van kunstvoorwerpen en sieraden in goud, zilver, juweelen enz., voor 't grootste deel op last van Koning Lodcwijk II van Beieren ver vaardigd, de volgende prijzen gemaakt werden. Een kleinood van saphier In rijken rooocostijl ?werd verkocht voor 3050 Mark, een heerenhor loge met saphieren voor 1550 M. Eon ander heeronhorloge, net een paardenkop op den ach terkant, op den voorkant eon monogram L. L. in rozen op eon grond van blauw email met robijnen, gold 1010 M. Voor eon armband met 5 email»: Apollo, Lohengrin's afscheid, Siegfried en Chriemhilde, Tannhiluser en Elisabeth, Siegfried en Brunhilde, met saphieren en rozen, werd 1610 M. betaald. Een groote rococo-doos mot por tret in email van koning Lodewijk bracht 1750 M. pp. een pcndeloque in don vorm van een hoefijzer met smaragden, brillanten en rozen 1050 M., een andere dergelijke 1450 M. Een paarlen hals snoer van drie rijen, hot slot een door brillanten omgeven saphier, ging voor 2000 M., terwijl een garnituur, manchetknoopjes met hot beeld des konings enz. voor 1410 M. verkocht word. Een pen dule van massief zilver en goud, waarvooreen lief hebber 4800 M. gaf, wordt als volgt beschreven: De hoofdfiguur, Juno, heeft een kroon van echte steenen en paarlon, daarbij staat eon pauw in email. De wijzerplaat is van lazuursteen, de cijfers zijn met goud ingelegd en omgeven door amoretten, die de elementen, water, vnur en lucht voorstellen; aan den voet ziet men de aarde in hare bonte vegetatie, een andere groep amoretten stelt het slapen on het waken voor. Een voetstuk van verguld brons eindelijk, met zwa nen en riet van massief zilver, stolt een meer voor. Een pauw van massief goud en zilver, met uitgespreidon staart geëmailleerd met echte steenen, werd voor 2000 M. van de hand gedaan, een schaal van gelijke stof met blauw email, waarop de Rechtvaardigheid, de Mildheid en de Wijsheid waren afgebeeld, bracht het tot 1170 M. Een massief verguld-zilveren Madonna, op een doorschijnend blauwen bol van email, mét ster ren in goud bezaaid, vond een kooper voor 1200 M. Voor een damesschrijtcasette met toebehooren, renaissance stijl, van verguld massief zilver, met oen zilveren zwaan versierd met la zuursteen, werd 1200 M. gegeven, voor een toilet van schildpad, geschenk van Keizer Karel VII, 2200 M., voor een tourn ooi boek van den Keurt prins Karel Albrecht 925 M. Eon groot deel van al deze kleinodiën gaat naar Amerika. Medeze verkooping was ook oen auctie van schilde rijen verbonden, en kwamen echter wel talrijke koopers, maar prijzen van belang werden niet besteed. Onder den ietwat zonderlingen titel Mal della pietra" (steenziekte) heeft Arturo Collanti in den Corriere di Napoli een artikel geschreven, waarin hij zich beklaagt over de zucht der Italianen om standbeelden op te richten voor alle heele en halve groote mannen, die Italiëbezit. Victor Emanuel, Cavour, Garibaldi en Mazzini, hot is waar, zij hebben zich zeer verdienstelijk gemaakt maar zij hebben nu ook overal een standbeeld. Als men de standbeelden dezer vier helden, dio te Rome en Napels nog moeten worden opgericht, er bij rekent, zullen dezen in Italiëniet minder dan 48 monumentenhebben, die te zamen een waarde van 17 millioen vertegenwoordigen. De monumenten-manie" heerschte in 't vorig jaar zoo hevig te Novara, dat men in deze stad van . - -r*?.'..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl