De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 10 juni pagina 3

10 juni 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 572 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Ccuricatwe, in 1880 gesticht, heef t tot voornaamsten teekenaar Robida f geboren 1848, te Compiègne), die ook voor het Jowrnal Amusant ge werkt heeft. De Chat noir, in 1882 opgericht, is het orgaan van de kunstenaarstaveerne die den zelfden naam draagt, en wordt meest geheel ge vuld door Caran d'Ache (E. Poiré) aan wien het Weekblad onlangs een artikel wijdde. De oorspronkelijkste en geniaalste van al deze teekenaars is zeer zeker Willette, die eerst de me dewerker van Caran d'Ache bjj de schaduwbeel den en in het blad Le Chat noir was, maar nu geheel aan den in 1884 opgerichten Courrier Franfais behoort. Willette is in 1857 te Chalons geboren. De Cowrrier Fr an f ais is eigenlek al leen opgericht als reclameblad voor de pastilles van een kwakzalver; later is het door de vrien den van Boulanger als reclamemiddel gebruikt; al deze wisselingen heeft Willette meege maakt, maar steeds zijn eigen fantastisch en spookachtig talent hoog gehouden. Willette's doodendansen, zijn naakte vrouwen, zijn onnatuur lijke fantasieën hebben soms iets schokkend pijnlijks, maar ook iets buitengewoon bekoorlijks, iets droevigs en wreed liefelijks. Willette heeft ook de oude ballet-typen, Pierrot, Colombine, met nieuw leven begiftigd; zijn moderne Pierrot doet huiveren en lachen tegelijk. Behalve de karikaturisten van het oogenblik behandelt Grand-Carteret ook de vroegere be roemdheden, Traviès (1804?1859), die den dwerg Mayeux" tot een type maakte; Daumier (1808 1879) den schepper van Robert Macaire"; Gavarni (1801?1866) wiens teekeningen werden geëvenaard door het geestige der bijschriften; Henri Mpnnier (1805?1877) den vader van den onsterfelyken .monsieur Joseph Prudhomme". Het werk is niet alleen een rijke verzameling, het is tevens een voorbeeld van historische kunstkri tiek en degelijk onderhoudenden stijl. EEN CURIEUS PROSPECTUS. Reeds sedert eenigen tijd hebben verschillende couranten en tijdschriften melding gemaakt van het plan dat eenige jonge letterkundigen hadden om een nieuw orgaan te stichten voor Noord en Zuid-Nèdérlanddatniet tegen bestaande tijdschriften maar daarnaast zou arbeiden. Thans wordt uwe aandacht op die onderneming door dit prospec tus gevestigd, waarin de redaktie enkele harer voornemens zal bekend maken." Ziedaar den aanvang van het document, waar mede de heeren Edward B. Koster, T. Pluim, G. H. Priem, Mari J. Ternooy Apèl en Omar Wattez het tweemaandelijkse!! tijdschrift Holland-Vlaanderen, dat zij hopen uit te geven als het publiek voldoende blijken van belangstel ling geeft, of zooals de heeren zeggen als uit de ingekomen biljetten blijkt dat de redak tie zich in de sympathie van velen mag verheu gen," in de deelneming van bedoeld publiek aan bevelen. Voorzichtigheid is de moeder van de porselein kast. De heeren hebben groot gelijk, dat zij niet van wal steken, voor dat alle zaken betreffende de assurantie-penningen geregeld zijn. Blijkbaar hebben zy zich over gebrek aan medewerking bij de pers niet te beklagen; hun sedert" wijst op eene onafgebroken reeks van aankondigingen. In de pers schrijft men wel eens wat haastig; moge lijk is het daaraan toe te schrijven, dat uit de eerste, boven aangehaalde zinsnede niet blijkt, of een nieuw orgaan" dan wel Zuid-Nederland", na allen oppositie-geest uit het hart en het hoofd te hebben verbannen, althans wat de concurreerende tijdschriften betreft, naast die tijdschriften zou arbeiden. Thans zal echter het ware licht opn! Doch om het voorbeeld niet te volgen van Nieuwe Gids, die volgens de vijf heeren aan onzen litterairen hemel is verschenen als een schitterende ster, wier licht onze aan duisternis gewende oogen bijkans verblindde," zal de redak tie (slechts) enkele van hare voornemens bekend maken." Met het droevig bewustzijn, dat onze oogen aan duisternis gewend zijn, moeten wij der redactie hiervoor dankbaar wezen. Doch zooeven werd aan het publiek aan u en aan mij waarde lezer! de rol van assuradeur voor de eerste reis toebedeeld. Wij hadden dus van de heeren mogen verwachten, dat zij omtrent de lading minder geheimzinnig waren. In zaken, weet ge, kan men nooit te veel licht verlangen. Laat ons dus den onvolledigen inventaris, dien de heeren overleggen, een weinig van naderbij beschouwen. 't Is der redaktie meer en meer gebleken, dat er behoefte bestaat aan een onpartijdig orgaan op het gebied der vaderlandsche letteren." Wij moeten de heeren op hun woord gelooven. Maar, wij vragen met alle bescheidenheid: is de uitdrukking onpartijdig orgaan", op het let terkundig gebied, niet een beetje duister? Moet het nieuwe tijdschrift het orgaan der onpartijdigen worden? Dan zouden redactie en medewerkers moeten bestaan of uit lieden, die nog geen partij hebben gekozen, of uit personen, wier gezag hen boven alle partijen stelt. De eerste onderstelling laat geen recht wedervaren aan de beslistheid, waarmede de heeren tegen den ouden en den nieuwen Gids optreden; de tweede is moeielijk overeen te brengen met het benijdenswaardig voorrecht der jeugd, dat de heeren, volgens hunne eigene bekentenis bezitten. Het bestaan der behoefte wordt door de hee ren bewezen uit het ontoereikende en voldoende van de beide Gidsen. Andere tijdschriften tellen voor hen niet mede. Men zou kunnen zeggen, dat dit niet bepaald onpartijdig is, en dat een onpartijdig orgaan" ook van de dii minores moet notitie nemen. De Tijdspiegel bestaat immers nog ? en Nederland, en Eigen Haard, en de Huisvrienden van diverse formatie ? J1 en pass en ik durf niet met zekerheid zeggen : des meilleitrs. Maar de redactie (in spe) van he.t onpar tijdige orgaan mag zich die vrijheid van den leek, wien de bestaande behoefte" niet is gebleken, noch geopenbaard, zeker niet veroorloven. Wij laten thans weder het woord aan het vijf tal. Verscheen voor eenigen tijd aan onzen lit terairen hemel de Nieuwe Gids als een schitterende ster, wier licht onze aan de duisternis gewende oogen bijkans verblindde, dat licht is al minder en minder geworden, ons is het ten minste niet voldoende meer, daar het beste bestanddeel, waar heid, o. i. daarin of te sterk of te zwak aange troffen wordt. De Nieuwe Gids zal nooit dat be reiken wat de Gids indertijd bereikt heeft, om de eenvoudige reden dat de redacteuren van den N. G. niet als Bakhuizen v. d. Brink en Potgieter mannen zijn, die zich er van doordrongen voelen dat met kalm beleid meer te winnen is dan met degenstooten en marktgeschreeuw. De N. G. is op weg het klein weinigje prestige dat haar nog rest, geheel van de hand te doen. 't Zou dwaasheid zijn te willen beweren, dat Neêrlands letterkunde geen nieuw tijdperk in in getreden, dat er geen mannen op zijn gestaan, die de dragers zijn van nieuwe ideeën of nieuwe vormen. Wij hebben in hoofdzaak hetzelfde te zeggen dat de N. G. te zeggen had bij zijn op treden, maar wij zullen 't wat kalmer doen, ho pen we, wat minder afbreken en wat meer op bouwen. Dat het er in onze letterkundige rommelkamer ellendig uitziet /om van de politieke niet te sprekon) zal ieder moeten erkennen, die een weinig op de hoogte is van de litteratuur van zijn tijd en zijn land. Na een roemrijk bestaan van 50 jaar is de Gids eén orgaan meer, kan niemand de Gids kwalijk nemen geen orgaan meer te zijn. De Nieuwe Gids is ontegenzeggelijk wél een orgaan een orgaan dat flink was bij zijn optrede n als de Gids in zijn besten tijd toen Potgieter en Bakhuizen van den Brink hun critische opstellen schreven, een orgaan dat in 3 jaren tijd, denzelfden weg aflegde als de Gids in 50 jaren. De Nieuwe Gids heeft veel goeds gedaan in die drie jaren, maar mj is thans op weg evenveel kwaads tot stand te brengen, want dit tijdschrift bevatte in den laatsten tijd bydragen, die stootend waren voor ieder aesthetisch-ontwikkeld mensch, bijdragen, die in plaats van voor te komen in een tijdschrift dat de kunst in hooge eer beweert te houden, de gecacheteerde litteratuur eer zouden aandoen. Hoewel er vooralsnog geen gevaar bestaat dat de N. G. zal opgaan in sensualiteit, zullen bij te groote toegevendheid der redaktie, ingezonden stukken waarin de walgelijkste vergelijkingen voor komen en plat zinnelijke voorstellingen gevonden worden, veel nadeel doen. Met alle naturen zijn bestand tegen de verlok kingen der zinnelijkheid en daarom is alles wat de sensualiteit bevordert, streng af te keuren. Er is een hoogere liefde dan de zinnelijke en ook eene hoogere kunst dan die 't te doen is om de aandoeningen van den zinnelijken mensch te be schrijven. Er is beroerdheid onder dit volk, er is geestelijke en lichamelijke armoede en daarom moet er gewerkt worden onvermoeid, krachtig, innig. Men 'heeft auteurs van een vorig tijdvak ver weten dat hun werken smaakbedervend en nietig waren. Eilievfi, er zijn in deze dagen met veel talent en veel zeggingskracht werken geschreven, die zedebedervend zijn, en dat is kunst? Dat zou de kunst der toekomst zijn ? Kunst veredelt, kunst heft op! Men zal na lezing dezer regelen begrijpen, waar we heen willen en wat ons nieuwe tijdschrift beoogt." Neen, eerlijk gezegd, het is mogelijk erg dom, maar we weten het nog niet. Wij hebben gehoord, dat in Nederland mannen zijn opgestaan, die de dragers zijn. van nieuwe ideeën ot'nieuwe vormen. De bescheidenheid verbiedt den heeren te zeggen, dat zij zelven dat zijn. Wij hebben gehoord, dat de waarheid niet al te sterk of al te zwak moet worden uitgedrukt; zoo'n beetje opportunistisch dus: gazez, messieurs!" 't Is waar ook, wij hebben zoolang in het donker gezeten. Wij hebben fehoord, dat het er in onze letterkundige rommelamer" ellendig uitziet, maar wij weten niet, of er in ons letterkundig huisje nog andere vertrek ken zijn, en zoo ja, welk appartement de heeren daarin wenschen te betrekken. Toch niet de kinderkamer? Daar gebeuren voor aesthetischontwikkelde menschen" soms ook stootende zaken," al kan men niet zeggen, dat er beroerd heid" is. Doch een oogenblikje geduld! Het laatste van de enkele voornemens" wordt nog geopenbaard. Om ons maandschrift te brengen in den huiselijken kring" ziedaar dus de bestemming! zullen er novellen en gedichten in worden ongenomen, terwijl het voornemen bestaat bij vele maand-afleveringen een losse plaat en muzikale bijlagen te voegen." Zoo'n losse" plaat is mogelijk wat bedenkelijk voor menschen, die niets stootends in het tijd schrift mogen vinden. En dan komt ons de vraag op de lippen: worden die novellen en gedichten, die het onpartijdige orgaan speciaal voor den huiselyken kring geschikt moeten maken, alleen opgenomen terwyl het voornemen bestaat om die losse platen en die muzikale bijlagen te geven, en niet meer als het voornemen is uitgevoerd l Dat zou zeker erg jammer zijn. Ten slotte zeggen de heeren en dat is het beste van hun heele prospectus: Wij zullen trachten in huis en hart een plaatsje waardig te zijn en te blijven." Er zijn lieden, die weten, dat de geest gewillig maar het vleesch zwak is, en die hun naasten voortdurend toeroepen : doe naar mijn woorden en niet naar mijn werken!" De redactie van het aanstaande tijdschrift Hol land-V laanderen zal verstandig doen, als zij de spreuk omkeert. Haar prospectus is n door vorm n door inhoud, erg zwak. Wellicht zullen de eerste nummer» bewijzen, dat zij het al doende leert men" in praktijk weet te brengen. Zij heeft zich d^ medewerking verzekerd van een aantal gun stig bekende auteurs, waaronder wij slechts Dr. Jan ten Brink, Mr. H. Cosman, Melati van Java, Mr. M. G. L. van Loghein, Mr. M. C. L. Lotsy, Dr. H. C. Muller, Pol de Mont, Helene Swarth noemen. Die namen beloven wat goeds. En dan de heeren behoeven gelukkig niet in elke tweemaandeiijksche aflevering een prospectus te schrijven. Zeker hebben zij wel wat beters in hun marsje. dan doze wonderlijke captatio benevolentiae voor een Nieuwen Gids in usum delphini. Wij hopen dus, dat zi) zich niet zullen laten afschrik ken, als het aantal der hun toegezonden inteekenbilletten ver beneden hunne verwachting blijft. Dan is het de vraag, of zij zich bewast zijn, dat er wat in hen steekt en wat uit hen moet, komen, En zoo ja welnu, frisch gewagt ist halb gewon nen! Moge een frisch en degelijk eerste nummer alle pessimistische lezers van het curieuse prospectus" met beschaamde kaken doen ver stommen, en moge dit de eenige blos zijn, die het Mesche vijftal ooit iemand op de wangen aagt! UIT HET ARCHIEF DER PfflLHELLEENSCHE VEREENIGING. De beweging in Holland ten gunste van een gezond Hellenisme, ter oplossing der eeuwenoude kwestie van de uitspraak van het Grieksch, enz. heeft in Griekenland en elders groote geestdrift gewekt, en ons landje vooral in het verre Zuiden bekend gemaakt. Zoo brengt de Nea Himera (Nieuwe Dag) te Triest vaak artikelen over Hol land, een naam die vroeger in de kolommen van dat blad bijna nooit voorkwam, zoo verschenen berichten over de hier opgerichte Philhelleensche Vereeniging in bladen te Athene, te Konstantinopel, op de Grieksche eilanden, enz. Uit alles blijkt dat het Helleensch element in het Oosten sterk vooruitgaat, men behoeft slechts het onlangs in de Portefeuille" opgenomen intereisante be richt te lezen over de bibliotheek, te Athene door de gebroeders Vallianos gesticht, om zich hiervan te overtuigen. Een ander bewijs vindt men in een belangrijk artikel van de hand van dea beroemden schrijver en oudheidkundige Rangabé, onlangs opgenomen in het veelgelezen tijdschrift Hestia." Daarin spreekt hij met de grootste waardeering van het werk, dat thans door Hollanders ondernomen wordt, en zegt dat zij eigenlijk iets beginnen dat door eene Grieksche Akademie moest worde» uitgevoerd. Ook het Grieksche tijdschrift Hesperos", dat te Leipzig verschijnt en nu pas weer een art. bevatte over de droogmaking der Zui derzee, bracht uitvoerige berichten over de be weging in Holland. Het aantal boekwerken en geschriften, door Grieksche schrijvers en geleerden zoowel in als buiten het Helieensche koninkrijk aan de vrien den in Holland ten geschenke gezonden, is reeds vrij groot. Er kwamen er uit Athene, uit Leipzig, uit Bulgarije, uit Rumenie, van de Jonische ei landen, enz. Interessant is ook dat in het najaar, ten ge volge der schenking van een rijken Griek, te Olympia een groote tentoonstelling zal worden gehouden, waarbij (vergissen wij ons niet) dramati sche wedstrijden en ook spelen in den ouden trant z«llen worden uitgevoerd. Een uitvoerig program ma daarvan is reeds naar het buitenland verzonden. Vooral trekt het de algemeene aandacht dat in het land van Erasmus, in Holland vanwaar vóór eeuwen de poging is uitgegaan om e»n ge heel andere uitspraak dan de Grieken zelf van hun taal hebben in te voeren, thans een zoo krachtige beweging is ontstaan die onder ande ren óók ten doel heeft dezen eeuwenouden strijd >vour goed op te lossen. Dit heeft trouwens ook de opmerkzaamheid van vele geleerden in andere landen van Europa tot zich getrokken; zoo schreef een Engelsch Hellenist dat hij met hart en ziel mede wil strijden tot afschaffing der barbaarsche uitspraak van het Grieksch, zoo werden er be wijzen van instemming gezonden uit België, Frankrijk, DuiUchland, enr. In dit laatste land waar de klassieke oudheid zoo vele beoefenaars telt, heeft men als het ware twee partijen: de kamergeleerden, die nooit een voet op Helleenschen bodem gezet hebben, huldigen bij de uit spraak het zoogenaamde stelsel van Erasmas, dat enkele gemakken biedt by onderwijs en hun ouden sleur niet aantast, terwyl in het algemeen alle geleerden, die Griekenland zelf bezocht heb ben en het Helleensch door Hellenen hebben hooren spreken, met meer of minder vuur voor de nationale uitspraak in het krijt zijn getreden. De bekende Duitsche Hellenist A. Boltz heeft onlangs een werk uitgegeven over het Helleensch als de algemeene taal der geleerden in de toe komst. Men moge over dit denkbeeld, dat zich lijnrecht stelt tegenover de Volapük of wereld taal van pastoor Schleyer, denken hoe men wil, zeker is het dat het boek v»n Boltz de aandacht van alle taaibeoefenaars verdient. Op een der laatste bladzijden van zijn geschrift, te Leipzig bij Friediich verschenen, spreekt de schrijver met groote ingenomenheid over de Philhelleensche be weging in Holland, dat (zooals hij het uitdrukt) plotseling een voorbeeld aan het groote Duitschland heeft gegeven. Niet minder interessant zijn in dit werk een groot aantal vertalingen, waaruit blijkt hoe uitermate geschikt de Helieensche taal is om de denkbeelden en feiten zuiver weer te geven en allerlei nieuwe termen te scheppen op elk gebied van wetenschap en kunst. VARIA. HET TEHUIS VAN DOKTER BARNARDO. Wanneer men te Londen, in het Oosteinde, van Fenchurch-street naar den omtrek van de Dokken stoomt, wordt men hier vooral, meer dan in eenig ander deel der stad, getroffen door den aanblik op duizenden der armelijkste woningen. Het te midden daarvan gelegen dok, met zijn bosch van masten, benevens eenige fabrieken en magazijnen, bieden in deze groote eenvormigheid wel eenige afwisseling aan, doch een blik over dit deel den stad is voldoende om tot de gevolgtrek king te komen, dat voor menschlievende pogingen hier een onmetelijk ruim veld ter bearbeiding ligt. Het ontbreekt dan ook niet aan allerlei instellingen van liefdadigheid en vooral in het laatste tiental jaren wordt door comité's en particulieren, meer dan vroeger, zooveel mogelijk alles in het werk gesteld, om in de stijgende behoeften te voorzien. Niemand echter heeft zich op dit gebied dermate door wilskracht, geduld en volharding onderschei den, als dr. Barnardo. Zijne weldadigheid is spreekwoordelijk geworden, en best te vergelijken bij het mosterdzaad in de gelijkenis. Voor ongeveer twintig jaren, toen hij nog als student aan een der hospitalen in het Oosteinde verbonden was, vond hy op een avond een knaapje verkleumd van honger en koude, ineengedoken onder een koetspoort. Hij nam het kind tot zich en verzorgde h«t gebed en al Dat voorval trok zijn aandacht en al zeer spoedig vond hij op zyn avondwandelingen tal van verlaten kinderen, die, het hun des daags niet gelukt was het noodige geld voor een slaapstede te verzamelen, hun nacht verblijf zochten op stoepen, of in rijtuigen en onder bakwagens, op markten en straten. Zonder zich om de kosten te bekommeren, toog hij aan het werk en huurde eerst een klein, daarna een grooter en nog later meerdere huizen, waarin hij zyne pleegkinderen opnam. Toegerust met een bijzonder talent van organisatie, pakte hij de zaak flink aan en weldra stroomden hem van alle zijden vrijwillige bijdragen toe. Terwyl die in 1867 ? 2568 (214 pond sterling) beliepen, waren zij, van l April 1887 tot 31 Maart 1888 tot f 218,200 (98,500 pond sterling) gestegen en vertegenwoordigde het geheele bedrag van 1868?1888 de reusachtige som van ? 8,460,000 (705,000 pond sterling). Dientengevolge verrezen van lieverlede in ver schillende deelen des lands en in de koloniën 34 groote gestichten, de meeste evenwel in het Oost einde van Londen. Het is aan het verslag van een bezoek, dezer dagen aan de voornaamste dezer inrichtingen door den Engelschen correspondent van een Duitsch blad gebracht, dat wij het navolgende ontleenen: De hoofdinrichting waarheen ik, na mijn be zoek aan den onvermoeiden dr. Barnardo te heb ben aangekondigd, mijne schreden richtte, ligt in Stepney Causeway, niet ver van Limehouse-Dok. Na eenige oogenblikken in de ont vangkamer gewacht te hebben, die uitzicht biedt op eene als winkel ingerichte zaal, waar zich gouden en zilveren sieraden, houtsnijwerk en zijden artikelen bevinden, door menschenvrienden ter verkoop geschonken, en waar in het overige ge deelte kantoor wordt gehouden, en eene zeer uit gebreide correspondentie gevoerd wordt (circa 5000 brieven daags) ging ik, begeleid door een eenvoudig doch smaakvol gekleed meisje, (dr. Bar nardo was naar ik vernam op dat oogenblik afwe zig) de inrichting in oogenschouw nemen. Allereerst bezichtigen wij de wasch- en badka mer, waarvan een knaap in gestichtskleeding (donkerblauw buis met rooden kraag, broek met strepen en militaire muts) ons de deur opent. Elke knaap, die zich aanmeldt of 's avonds door de politie als straatslijper zonder dak gevonden is en hierheen wordt gebracht, vindt hier een warm bad gereed. Da zaal, waar zich gelijktijdig honderd jongens wasschen kunnen, is een model van eenvoud, zindelijkheid en practische inrich ting. Na deze benedenverdieping gezien te heb ben, gaan wij langs steenen trappen naar eene hoogere. Op de leuning zijn met kleine tusschenruimten geel koperen knoppen aangebracht, ter voorkoming van het gevaarlijke langs de leuning glijden. Brandkranen staan, met de slang aangeschroefd, op elke verdieping gereed, tot bestrij ding van brandgevaar en kunnen door de jongens bediend worden, terwijl in elke slaapzaal een deur is aangebracht, die toegang verleent tot een ijzeren noodtrap, welke direct raar buiten voert. Op de slaapzalen, die zeer eenvoudig en zindelijk zijn, staan in keurige orde lange rijen kribben en daarnaast ptaakea kastjes, waarin de bezit tingen der knapen geborgen zijn. Langs de muren zijn pijpen tot verwarming met warm water aan gebracht. Te vijf ure 's morgens wordt de reveille geblazen. Na het wasschen en kleeden volgt de godsdienstoefening. De jongens zijn bij afdeelingen belast met het bedden opmaken en het rei nigen der vloeren in de slaapzalen. Op elke ver dieping is naast de slaapzaal een klein vertrek voor den opzichter. Na het ontbijt, dat uit een kop thee en een dikke boterham bestaat, vangt de arbeid aan; de jongste knapen genieten eenig lager onderwijs, de middelsoort worden op school en werkplaats onderwezen, terwyl de oudste den geheelen dag in de werkplaatsen doorbren gen, behoudens de uren voor maal- en rusttijd bestemd Des avonds wonen al de jongens (op dit oogenblik 300) de avondgodsdienstoefening bij, die zoo is ingericht, dat alle gezindten daaraan kunnen deelnemen^ en te acht ure gaan zij naar bed. Verder bezoeken wy de schoolkamers en werk plaatsen en zien eene ruime met asphalt belegde speelplaats in de open lucht, die bij ongunstig weder vervangen wordt door eene overdekte. Eene groote zaal van 110 voet lengte en 60 voet breedte is in aanbouw en bestemd voor vergade ringen en gymnastische oefeningen. Bij dien nieuwen aanbouw behoort tevens een zeer groot en sierlyk ingericht zwembassin. Daarnaast bevindt zich een vertrek waarin een muziekkorps, uit de aanwezige jongens gevormd, oefeningen houdt. In een zijvleugel tusschen het oude gebouw en de in aanbouw zijnde zalen vinden wij de stoomketels en stoommachine, beide bediend door een 13-jarigen knaap, die met de rustige zelfbewustheid van een ouden machinist, zijne taak vervult, en op militaire wijze, met de hand aan de muts, ver klaart, dat alles in orde is. Vluchtig overzien wij het ruime schoolvertrek, alsmede de werk plaatsen, en vernemen dat op een daartoe aange wezen tijdstip, elke knaap dat vak kan kiezen, waar hij lust in heeft, en onder leiding van door het gesticht bezoldigde werklieden zich in het kastenmakers-, schoen- en kleeder- of borstelma kersvak kan bekwamen. De werkplaatsen zijn luchtig en licht; de knapen zien er gezond en vroolijk uit, en zijn vlijtig aan den arbeid. Schoenen zag ik er vervaardigen, zoowel voor verkoop als eigen gebruik. Borstels van ai de grofste tot de fijnste soorten. De niet uitgegroeide en misvormde knapen waren bij de kleermakers ingelijtd. Een deel werkte met naaimachines, anderen met de hand; weer anderen waren aan het persen. Het blauwe laken dat bewerkt werd, was van solide grondstof, en de voering van goede gehalte. Kisten, meest overeenkomende met die der matrozen, worden door:de kastenmakers in gereed heid gebracht, voor diegenen der jongens, die later naar Canada vertrekken, om deels op boer derijen, deels op de pachthoeve van Dr. B. zelven, te Manitoba geplaatst te worden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl