De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 10 juni pagina 5

10 juni 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 572 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. verandering te bewerken, omdat het gilde er blijk baar onder leed, maar't placcaat was gehandhaafd gebleven. Dit gold nu bft Duym als een bewijs van geringe diligentie, er was toch volgens z\jn gevoelen een duidelijke strijd tnsschen dit placcaat en de plac?caten betreffende de binnenlandsche goudindustrie. Dan zag luj deze laatste liever in zooverre gew\jzigd, dat groote vrijheid in dat opzicht werd verleend, met gebruikmaking van verschillende teekens voor het goud van verschillend allooi. Met deze grieven had mj zich vruchteloos tot Burgemeesteren gericht. Toen had hij twee zil veren doozen, die door overlieden wel met het amsterdamsche wapen, maar niet met den jaar letter gestempeld waren, bij den Schout gebracht «n over deze handeling zijn beklag gemaakt wyl zjj streden zou met de placcaten. Overlieden ont trokken zich aan hunne verantwoordelijkheid door het zilver in het galanteriewaren placcaat ver meld wel te keuren maar niet te merken.En waarom, vroeg Duym,neemt men dan niets geen notitie van het .goud? Het gevolg is,dat er allerlei buitenlandsch zil ver met het Amsterdamsche wapen in den han del komt, voor inlandsch werk wordt aangezien, «n dat de gildebroeders hier te lande in hunne zaken benadeeld worden. Overlieden voerden daar tegen aan, dat hunne opvatting door de placcaten was gewettigd, en dat alleen daar een jaarletter moest worden geslagen, waar hun het meesterteeken bekend was. Deze opvatting werd door het stadsbestuur gehuldigd en Duym was hierover zoo danig ontsticht, dat lüj b\j de eerste de beste ge legenheid overlieden voor schelmen uitschold. Een jaar of wat later in 1792 begaf de man zich opnieuw voor den schout, die Duyms meening voor juist ver klaarde, waarin schepenen met hen medegingen, doch de generale meesters van de Munt, wier voorlichting de schout had ingeroepen, waren het met de overlieden eens. Duym kreeg dus nergens fiat, zelfs niet bij de Muntmeesters. De revolutie en de rechten van den mensch zouden hem meende hij recht en rechtvaardigheid ver schaffen! (Slot volgt). HET" PROCES. Dit moet eigenlijk uitgesproken worden: het pecès, zooals onze vriend Hoovers deed, de arbei der te Heeloord, die altijd den mond vol bad van zijn eigen eerlijkheid en bgbehoorende deugden, maar nu dit voor hem vleiend onderwerp van ge sprek, telkens afwisselde met bizonderheden over het proces. Hij was stellig overtuigd dat die aangelegenheid bij elk bekend was, en de belangstelling wekte van de geheele wereld, of althans van dat gedeelte, hetwelk hij er zich van kon voorstellen en het welk de Heeloord omringende dorpen in zich be sloot, benevens de hoofdplaats der provincie en ergens Amsterdam, ginder ver, en dan wees hij naar het Noorden. De goedhartige rijksontvanger Van Slooten, stond zyn morgenpyp, vóór hij naar het kantoor ging, op zijn stoep te rooken, in het zalige bewustzijn pas gestort te hebben, en zijn wekelijkschen arbei der, rooden Toon, gelukkig te hebben gemaakt, door een geschenk in den vorm van een oude broek, die echter nog niet zóó oud was, of de ?ave moest buiten Mevrouw Van Slooten om, on uiten haar weten geschieden. Op die broek had buurman Hoovers reeds eenigen tijd geloerd. en het was vergeeflijk dat, nu hem die den neus voorbij was gegaan, hij met zekere waardige terug houding den vriendehjken ochtendgroet van buur man den ontvanger beantwoordde. Buurman merkte dat wel, en het speet hem erg dat hij ook geen kleedingstuk aan Hoovers had te geven, maar zijn vaste arbeider ging voor, en: wat Deksel! men kon toch den gansenen arbeidersstand niet in de broek steken. Om het \js wat te breken, vroeg de waardige man hoe 't met het proces stond, daarbij een sigaar als lok aas uitzettende. Hoovers had karakter, dat moet erkend wor den, maar tdjen zulk een verleiding was hij niet bestand; hij zette het kraantje van zijn veront waardiging en verbeeldingskracht open, hoewel de ontvanger dat reeds meermalen had hooren loopen. Hij zal er van lusten, dat zal ie. Al is ie nog zoo schatrijk! Hij zal Hoovers niet in de luren leggen. Men stroo zal ie me teruggeven of de onderste steen zal boven, en al is de burgemeester op zen hand, dat kan me niks schelen, ik roep de pelissie er bij en dan zullen we eens zien." De ontvanger kreeg er plezier in, tevreden dat die ongelukkige broek haar invloed niet meer deed gevoelen. Hij zette zen buurman aan door onwetenheid omtrent het geval voor te wenden, hetgeen aan Hoovers een stroom van verbazing ontlokte. Wat? mensch weete gij niet wat er gebeurd is? Wel ielkendeen spreekt er schaand van. Zoo iets is nog nie veurgekommen!" en hij stak van wal met een omhaal en langwijligheid, die elk ander dan den gemoedelijken ontvanger op de vlucht had gedreven. Do verontwaardigde arbeider begon met een genealogisch overzicht der familie Huybrechtg, de grootvader was gewoon boerenarbeider van het minste soortje toen des verhal ere grootvader een rijke herberg deed", eigenlijk een klein logement. Ze hadden geschraapt en gestolen die Huybrechtsen, meel verkwanseld, de menschen slecht brood in de maag gestopt, en nu liepen de dochters met een poef, de bak ker kreeg brieven met het adres Weiedelen Heer", en de zilveren bel stond op tafel in de pronkkamer, hoewel ze nog geen meid hadden die naar het bellen te luisteren had. Hoovers kon scherp zijn. Nu had hij, Hoovers, op een akkertje door hem gebuurd, rog geteeld, beste rog, puik puik, maar wat Hoovers ,ook deed dat deed hij goed, 't was schando dat hij het zelf zeide. Hij had een stroo geteeld, neen maar, zoo'n stroo móést er nog gemaakt worden, en daarvan had hij wel 1200 pond bij Kreine in de leege schuur mo gen bergen, naast dat van Huybrechts den bak ker, die het zijne daar ook bewaarde. En wat deed nu deze leeperd, hij gaf last aan zijn arbeider om al het stroo van hem, Hoo vers, weg te halen, wel wetende dat het veel, oneindig beter was dan het zijne. Maar h\j zal 't toch betalen zoo als ik hoor," bracht de ontvanger in het midden, en voort stroomde weer de verontwaardiging. Huybrechts wilde 800 pond en tegen gewonen marktprijs betalen, en dat ging toch niet. Zulk wonder schoon stroo ! Hoovers was naar den burgemees ter gegaan om zijn beklag te doen, maar die ambtenaar bleek omgekocht te zijn, want hij maakte een berekening hoeveel rog er op het gehuurde stukje land nj mogelijkheid had kun nen groeien, en berekende dat er uiterlijk 700 pond stroo van had kunnen komen, terwijl luj schriel genoeg was om de 180 pond, welke Hoo vers van zijn voorraad aan Kreine verkocht had, in rekening te bremgen, en door den burgemees ter gesteund wil de bakker niet meer dan 800 pond betalen. Neen Hoovers wilde zijn eigen stroo terug hebben. Dat het reeds lang ver bruikt was, deed niets ter zake. Hoovers, ook niet links, was zijn beklag bij de marechaussé's gaan doen, zeggende dat de bak ker Huybrechts hem 1200 pond stroo listig ont stolen had. De ontvanger ontsnapte schaterende van lachen naar zijn kantoor, welke lachtbui Hoovers danig streelde als hulde aan zijn gevatheid. Toch liep de zaak eenigszins anders dan de arbeider verwachtte, wel werd den heer Huybrechts door den wachtmeester der marechaussé's aange zegd, Dinsdag ten 10 uur voormiddags zich ten raadhuize te bevinden, ten einde gehoord te worden in zake diefstal van stroo, wel bracht die minder wettige dan krasse oproeping, een groote verwarring in het huisgezin Huybrechts te weeg, de mannelijke leden tot vuistballen, de vrouwe lijke tot pogingen om iets als op de zenuwenkrijgen verlokkende, maar verder kwam het niet in den geest door Hoovers bedoeld, want vader Huybrechts, kerkmeester, president van het arm bestuur, trok zijn zondagschen jas aan en stapte met de voornaamheid zijn persoon en positie pas sende, naar den burgemeester die het kuchje deed booren hetwelk hem kenmerkte als hij boos werd. Aan den brigade-commandant werd meegedeeld dat de heerv Huybrechts bereid zou zijn alle inlichtingen te geven ten zijnen huize, maar niet voornemens was naar het raadhuis ten verhoor te komen. Geheel gerustgesteld keerde de kerkmeester huiswaarts, onderweg allen minzaam" groetende. De vuisten ontbalden zich, van de ijdele pogingen om flauw te vallen, werd door de ingezonde doch ters afgezien, en men ging weer aan den dagelijkschen arbeid. Er werd inderdaad zeer hard gewerkt in dat huishouden. Een medel! Toch klopten de meisjesharten toen de wacht meester met een der manschappen, Dinsdag zich bij den heer Huybrechts aanmeldde, van angst was het niet, voor zoo'n erg knap jong militair voellen zij stellig geen vrees. De uitleg door Huybrechts van de zaak ge geven, en zijn bereidverklaring om 800 pond tegen den marktprijs van f 11, de 1000 pond te betalen, niettegenstaande er slechts bewijsbaar 520 pond aanwezig was geweest, overtuigde den commandant, dat er geen sprake kon zijn van eenig misdrijf, dat er slechts een vergissing had plaats gehad, die ruimschoots vergoed zou worden. Hij bood zijn verontschuldiging aan voor de aangedane moeite en nam gaarne wat sigaren en ook een klein gezondheidje aan, hem aange boden, dewijl de bakker-winkelier toch altijd beter vond op een goeden voet met de autoriteiten te leven; men kon niet weten, maten en gewichten konden ep geheimzinnige wijze zich aan de ijkoperatie onttrekken, de hond kon voor de broodkar staande, den muilkorf verliezen. Enfin, men scheidde als hartelijke vrienden en de jonge ma rechaussee vereerde de jonge dames met zen meest sierlijken, militairen groet. Dat viel Hoovers niet mee. Hij kreeg een standje van belang, de Wachtmeester verzekerde dat hij het oog op hem zou houden, en hot voor uitzicht onder dat lichaamsdeel zijn verder leven te moeten slijten, scheen voor een arbeider iets bezwarends te hebben, althans de verongelijkte voelde zich weinig vroolijk gestemd, zoo zelfs dat hij den volgenden dag toen hij in des ontvangers tuin kwam werken niet zoo gemakkelijk over zyn pecès aan het praten was te brengen, niettegen staande de verleidelijke pogingen van den ontvanger. Eindelijk gelukte dit toch, maar zijn toon was veel lager dan den vorigcn dag, en het duurde wel tien minuten voor hij weer tegen de autori teiten durfde uitvaren, maar toen hij eens aan den slag was, spaarde hij geen liefelijke, bijvoegelijke naamwoorden, noch aan Burgemeester, noch aan Huybrechts, noch aan do marechaussees, hoe wel hij dezo laatsten niet uitdrukkelijk noemde en bij dit gedeelte zijner ontboezeming, zeer be hoedzaam rondkeek of ook een niet betrouwbaar oor ergens op wacht stond. De heer Van Slooten vond deze oplossing toch te erg en beloofde zijn bemiddeling ora althans aan zijn buurman de f 5.72 te bezorgen voor de in werkelijkheid ontbrekende 520 pond stroo. Met beminnelijke en toenaderende vriendelijk heid, nam de welmeenende ontvanger plaats op den makkelijken, doch zoo goed als Jiooit ge bruikten stoel, hem door don bakker Huybrechts in diens pronkkamer aangewezen, welke laatst genoemde een al even ongezellige figuur vormde op zijn gewonen stoel rlie nog naar liet meubelmagazijn rook. Voor er verder een enkel woord gewisseld kon worden moesten eerst inlichtingen verstrekt worden over des ontvangers gezondheid en die van mevrouw van Slooten, alsmede over die dor kindertjes, daarna was het onvermijdelijk dat er een sigaar werd aangeboden met al den omslag van keurig opgepoetsten. koperen lucifers standaard en uitgewerkt asehbakje. Eerst daarna mocht het eigenlijke dool van des ontvangers bezoek worden blootgelegd, waarbij deze goede burger, die zich nooit behoorlijk op do hoogte stelde der zaken waarin hij zich mengde, vooral bet licht deed vallen op de hulpbehoevende po sitie van den armen bl. . . ." Hoovers tegenover zulk een nabob als Huybrechts. Huybrechts was n en al gemoedelijkheid, hij gaf toe dat do (jualificatie van Hoovers juist was, maar verzette zich tegen die op hem zelven toe gepast. In alle geval veroorloofde hij zich beschei denlijk op te merken, dat Hoovers niet mocht gesteund worden in het misbruik dat hij maakte van zijn betrekking als arme bl " Meneer ontvanger moest weten dat die man in een huis had gewoond van hem, Huybrechts, dat hij die woning half vernield had, dat hij steeds in schuld was voor hem geleverde winkelwaren, dat het gezin Hoovers steeds door dat des bakkers was bijgestaan in moeielijke oogenblikken. als beval lingen en andere, maar dat toen het aan het gezin Hoovers gelukte, door de niet langgeleden zich hier gevestigde rijke Indisch-gasten als hulp behoevend te worden erkend en aangenomen, het alle betrekking met Huybrecbts en de zijnen afbrak, ook de kleine schuld van f 6.75 onbetaald latende. Huybrechts had hier verder niet over gesproken maar nu Hoovers zulk een hopge borst zette, was het geen zaak toegevend te zyn. Ah I! Zie je, dat wist ik niet!" de gewone uitroep van menschen die eerst handelen (goedof kwaadhartig) en dan denken. Zoodat Hoovers u eigenlijk f 1.03 schuldig zou blijven?"?Zeer juist". Men scheidde met dezelfde, vriendschappelijke maar omslachtige plechtigheid, en de ontvanger vond maar beter over den einduitslag zijner be moeiingen te zwijgen. Toen Hoovers kwam vragen hoe de zaak nu eigenlek zat, trof bij mevrouw Van Slooten en niet den ontvanger, de ontvangst was lang zoo wel willend niet en Hoovers, de onverschrokkene, was minder op zijn gemak tegenover die vrouw met haar lief, verstandig gelaat, maar dat zoo vreeselijk ernstig en vastberaden kon staan. Hij werd weggestuurd met de verzekering, dat mevrouw naar de zaak zou vragen en hij een dag of drie later maar eens moest terugkomen. Het eind was, dat mevrouw van Slooten met jufirouw Huybrechts een gesprek had, dat zij f 5 meekreeg om hiermede het geschil ten einde te brengen en alle schuld van weerszijde te delgen. Had de ontvanger deze beëindiging voorgesteld, Hoovers was op zijn achterste beenen gaan staan, hij had alle schuld ontkend, gescholden, geraasd en getierd, nu eveawel erkende hij alles, stak de vijf gulden in den zak en vroeg zeer nederig of nu ook zijn schuld bij Huybrechts gedelgd was, en ging, gerustgesteld door het bevestigend ant woord, kalm huiswaarts. Sprak na dien tijd ooit iemand over rechtszaken dan zette hij een gezicht of hij er alles van wist, en zijn pecès werd in telkens verfraaide uitgaaf ten beste gegeven, uit welk pecès hij steeds glorierijk en als een verbrande phenix te voor schijn kwam. HET NUT VAN WATERMERKEN IN PAPIER. De bepaling van den oorsprong van papieren door het nauwkeurig gadeslaan der watermerken is een belangrijk hulpmiddel voor gesehiedvorschingon. Vervalschingen, die door het stellen van een vrocgeren datum op oorkonden beproefd werden, zijn reeds meermalen door de daarop voorkomende watermerken ontdekt geworden. Het jongst bekende geval van dien aard kwam voor in liet proces Caft'arel-Limouzin. De heer Wilson, de schoonzoon van den onlangs afgetre den Franschcn president Grévy, was door brieven, die hij aan do twijfelachtige dame Limouzin gericht had, zeer in 't nauw gebracht en liep gevaar voor de geheele natie gebrandmerkt te worden. Toen echter deze brieven, die door de politie in beslag genomen waren, bij de terecht zitting voorgelezen werden, bleek de inhoud van vrij onschuldigen aard. De beklaagde verklaarde, dat de aanwezige bescheiden nooit in hare han den geweest waren; zij moesten verwisseld zijn mot de door haar aan de politie afgestane. Het handschrift was onbetwijfelbaar dat van den heer Wilson. Deze moest aldus, wanneer de ver klaring van mejufl'r. Limouzin op waarheid gegrond was, gelegenheid gevonden hebben om de echte ge vaarlijke brieven door weinig beteokenende te vervangen. Teneinde dit op te helderen, werd den !) No vember 1887 de heer Lyonnet, vertegenwoordiger der papierfabriek Blanchcr frères et Kléber. waar van het papier der blijkbaar ondergcsckovenc brieven afkomstig was, als getuige en deskundige gehoord. Hij verklaarde onmiddelijk, dat de met het jaartal 1884 gedateerde brieven door den heer Wilson geschreven moesten zijn op een papier, dat eerst op het einde van 1885 de fabriek ver laten had. Weinige dagon later word deze daadzaak door den heer Blanchet zelf bevestigd. Het watermerk B. F. K., dat in Romeinsch schrift op het papier stond, was eerst op het einde van 1885 voor deze papiersoorten gebruikt. De brieven van den heer Wilson waren alzoo vervalscht. De vaststelling van dat feit leidde tot liet af treden van het ministerie Rouvicr en verzwakte zoodanig de positie van Grévy, dat deze den 3 n j December 1887 zijn ambt van president moest neerleggen. Niet ten onrechte dus kan men de jongste presidentsverwisseling in Frankrijk in verband brengen mot de onbetwistbare uitspraak der water merken in het papier. * * * Met het oog op dit voorval hooft de heer C. M. riijuet te Genevc een werkje uitgegeven, waarin hij de beteekenis en het nut van do water merken voor rechtspleging, wetenschap en kunst tracht aan te toonen. Het geschrift is getiteld: De l'utilitédes filigranes du pr/pier et de leur sir/ni/ication. Berne, Imprimerie NV. Biichler 1888. Do schrijver somt do gevallen op, waarin de wetenschap van de watermerken partij kan trekken. Men maakt gebruik van watermerken: l". OM ralsc/te opgaven betreffende den oorsprong van handschriften en drukwerken te ontmnakeren. Het is een feit, dat talrijke oude werken deels j uit nalatigheid valsch en meestal als ouder j voorgesteld werden. Men zou dit met vele voor- j beelden kunnen staven. Zoo heeft u.v. Van der Linden in zijn werk Geschiedenis van de uit vinding der boekdrukkunst," Iste deel, blz. 5?8, een groot aantal dergelijke onjuistheden aange haald. Briquot gewaagt van eene verhandeling van den heiligen. Hieronymus over de symbolen der apostelen, die, naar een slotwoord, op den 17den December 1468 voltooid zou zijn, volgens aanwjjzing der watermerken echter minstens 10 jaren jonger is. Dezelfde pp gelijke wijze vastgestelde dwaling vindt men in een verzenboek, dat by Erhardt Ratdolt in Venetiëgedrukt werd. Daarbij is in het Romeinsche jaartal een X uitgelaten. Het boek dateert van het jaar 1478 en niet van 1468, zooals er op gedrukt staat. 2o. Om het tijdstip vast te stellen waarop niet met een jaartal voorziene handschriften geschreven werden. Daar het grootste aantal handschriften niet geteekend is, zoo is de aanwezigheid van watermerken in dit geval van bijzonder belang. Zonghi geeft een voorbeeld uit den nieuwen tijd. In de bibliotheek te Parma was een handschrift langen tijd aangezien voor een uit de zestiende eeuw. Nauwlettende bestudeering der watermer ken bracht aan het licht, dat het omstreeks het jaar 1380 geschreven kon zijn. 3o, Om datum en herkomst van ongedateerde drukwerken vast te stellen. De meeste boeken van den begintijd der druk kunst missen de aanduiding der herkomst, doch het aanwezig zijn van watermerken heeft reeds van velen den oorsprong bepaald. Zoo wist o. a. Baron Vernazza (in 1807) door middel der water merken te bepalen dat een ongedateerde Boëtius omstreeks 1470 in Piëmont gedrukt moest zijn. Claudin kwam in zijne studiën over Johann Neumeieter door de vergelijking van watermerken tot de slotsom, dat deze beroemde drukker te Alby, in Languedoc, gewerkt heeft. 4o. Om tekstvervalschingen in autographieën of brieven te ondereoeken. De verzamelwoede van onzen tijd heeft eene uitgebreide vervalschingsindustrie in 't leven geroepen, waardoor reeds velen gefopt en bedrogen zijn. Een der beste middelen, om vervalschingen te constateren, is het zorgvuldig gadeslaan der watermerken. 5o. Om de op elkander volgende en in waarde verschillende afdrukken van gegraveerde metaal platen van elkander te onderscheiden. De prijs van koper- en staalgravures ishooger, naarmate de afdruk vroeger gemaakt werd en de plaat alzoo frisscher was. Van de hoogste waarde zijn de eerste, voor den kunstenaar vervaardigde proefdrukken, de afdrukken met remarque d'artiste" en avant la lettre." Latere afdrukken, die menigmaal eerst na tientallen van jaren van de gebruikte platen genomen worden, hebben aanmerkelijk mindere waarde. Het watermerk dient dikwijls als welkom hulpmiddel ten onder scheiding van zulke afdrukken. 60. Om den datum der enkele banden vast te stellen. De watermerken der omslagen geven dikwijls een middel om den ouderdom der banden ach tereenvolgens te bepalen, wanneer de afwerking daarvan geene bepaalde uitkomsten betreffende den tijd van vervaardiging geeft. * * ?* Zonder behoorlijke handleiding zal 't evenwel slechts aan bekwame vorschers overgelaten moe ten worden oin met zekerheid tijd en plaats van herkomst van boeken- on handschriften vast te stellen. Eenige werken op dit gebied zijn reeds voorhanden. Deze bevatten echter slechts naar tijd en plaats begrensde gebieden. Het eene werk, van Fobriano, bevat de watermerken van de 14de tot de 16de eeuw, het andere geeft de waterwerken van Frankfort a'M. in de 16de eeuw. Uit de watermerken, die in hot begin dezer eeuw, vóór de invoering der machinei'abricatie, gebruikt werden, leert men het volgende: l", den naam. van den fabrikant; 2°, de ligging der fabriek; 3°. het formaat van het papier; 4°. de papierwaarde; 5". het jaar der vervaardiging. Meer kan men moeilijk van een vel papier verlangen. De naam van den fabrikant was meestal vol uit geschreven, evenzoo de naam der provincie op de plaats, waar de fabriek lag. De waarde werd door bijvoeglijke naamwoorden, als n'jir", ..middelsoort", enz., het jaartal door Arabische cij fers, het formaat eindelijk door een ergens wille keurig gekozen teeken, als klok, kroon, zotskap, zon, enz. aangeduid. In dit tijdvak geven de in Duitschland door de wet geregelde watermerken het grootste aantal aanduidingen. Dikwijls geven de watermerken slechts den naam van den fabrikant of de plaats van vervaardiging aan, zelden beide tegelijk. Menige papieren be vatten ook slechts waarde- of formaatteekenen. In de 18de eeuw werd de naam van den fabri kant meestal voluit geschreven, in de 17de eeuw al minder en in de 16de zeer zeldzaam. Ch. Smidt schreef voor ongeveer 10 jaren: Nooit vindt men in de middeleeuwen den naam van den fabrikant met alle letters geschreven." Dit 13 echter wel wat veel gezegd, want er is o. a. een papier gevonden van 1307 met den naam van den fabrikant voluit erop. Op de oudst bekende met watermerken voor ziene papieren, van het jaar 1293, vindt men de initialen I. O., die ongetwijfeld op een naam betrukking hebben. Men kent 19 namen van papiermakcrs. die op papieren van 1307?1312 ge noemd worden. Wat betreft de plaats- en provincienamen, hunne vermelding is een moderne maatregel. Het oudst bekende voorbeeld van dezen aard dateert van het jaar 1598 en heeft betrekking op de pro vincie Aunis (geschreven: Onis). Er is echter nog eene andere wijze van oor sprongsbepaling, nl. de taal der heraldiek, door wapens. Zoo vindt men het wapen van Bourgondiëen het schild van Frankrijk sedert het einde der 14de eeuw, het wapen van Champagne in do tweede helft der 15de eeuw, on ook de wapenen dor meeste Zwitsersche kantons werden voor water merken gebruikt. Dit gebruik laat zich volgenderwijze verklaren. Sedert het aantal papiermakers zich zeer ver meerderd had, en deze zich over verscheidene doelen des lands verstrooiden, was hun 't persoonlijk merk niet voldoende meer, en zij bedienden zich daarom als nieuw kenmerkend teeken, van het wapen des lands.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl