De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 10 juni pagina 6

10 juni 1888 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No.572 l .<>* De meeste papiermakers vervaardigden slechts tree formaten, waarvan het eene de dubbele -?grootte- had van het andere. Beide droegen hetaelfde watermerk. T»ch ontbrak het niet »»n verscheidenheid van formaten. Het Fransche wapen, de Bazelsche Kromme staf, de leeuw Tan Zürich waren op papieren van verschillende grootte aangebracht. De verbruikers leerden spoedig deze verschillende formaten onderscheiden en noemden ze naar den vorm van het waterHwrk. Zoo werd b. v. het merk Klok" in het eerste mierde deel der 14de eeuw voor papieren van mid delbare grootte, alsook voor het dubbelformaat van deze gebruikt. In de 16de en 17de eeuw werd dit merk in Dauphinéalgemeen aangewend en eindelijk overgedragen op een papier van 28 bij 38 cM. Het watermerk druif" dat tot op het einde der 15de eeuw gebruikt werd, gold later in Frankrijk als merk voor een vel van 46 b\j 61 cM. 'De papierwaarde moest ook gekenmerkt worden, daar ieder papiermaker minstens twee soorten vervaardigde. Wanneer een wapen tot kenmerk diende, dan bekwam het papier van geringen '?waarde gewoonlijk het eenvoudige schild, het betere ' let volledige wapen met helm of kroon. Zulke onderscheidingen vindt men vooral in de ?watermerken der Züricher papierfabriek sedert 1650 In de 17e eeuw kenmerkten de fabrikanten hunne betere papiersoorten met volle namen, ter wijl zjj zich by mindere soorten tevredenstelden met hunne initialen. Het laatste soort watermerk de datum werd slechts zelden gebruikt en wel 't laatst. Het oudst bekende voorbeeld vindt men in een boek van Maximieux (Ain), dat een wapen met het jaartal 1655 draagt. Dan volgt eene oorkonde, die in 1660 in Genève geschreven werd en als watermerk den naam van den papiermaker Boy met het jaartal 1659 voert. Eene oorkonde in Lyon toont eene klok met den naam J. Jouber en het jaartal 1673. Eene verordening van Lodewijk XV, van 27 Januari 1729, legde den papiermakers de ver plichting op, zich nieuwe schepvormen aan te schaffen. Om het nakomen van de bepalingen dezer verordening te kunnen controleeren, moesten de nieuwe vormen het jaartal 1742 dragen. Aldus geschiedde en eene lange reeks van jaren voerden alle Fransche papiersoorten het jaartal 1742. Vorm en beteekenis der watermerken is ver schillend naar jaren en landen, en 't is zeer moeilyk hiervoor algemeene regelen vast te stellen. Het gebruik van watermerken was ook niet bepaald algemeen. In diverse tijden vindt men nu eens In 't eene dan eens in 't andere land papier eonder watermerken. VOOR DAMES. Keizerin Victoria. Seisen. Eenvoud. Mantels. Parasols. Dames-tijdschrift. De keizerin van Duitschland, Victoria, heeft niet alleen grooten aanleg voor schilderkunst, maar stelt ook veel belang in letteren en wijs begeerte, even als hare overledene zuster Alice, die met den groothertog van Hessen gehuwd was, en op wier verzoek b.v. David Friedrich Strauss zjjn voorlezingen over Voltaire uitwerkte. De keizerin is, naar de Frankfurter Zeitung mede deelt, de bewerkster van Staat und Kirche, eene vertaling van Minghetti's beroemd boek. In het exemplaar dat de Universiteitsbibliotheek te G ttingen bezit, staat officieel vermeld: Volgens mededeeling van den uitgever is de vertaalster: Tictoria, keizerin van Duitschland." De t\jd van het reizen nadert en vele dames denken eraan, hoeveel en hoe weinig bagage zij zullen meenemen. Op reis gaan is reeds ver moeiend genoeg; wat men kan bezuinigen op het inpakken en uitpakken, is winst voor de gezond heid en het genoegen. De eerste regel schijnt een axioma; neem uw bagage zoo eenvoudig mogelijk. Maar zelfs dit axioma laat tweederlei uitleggingen toe. Vele dames verbeelden zich ten onrechte, dat de bagage minder lastig wordt,wanneer zij n grooten koffer meenemen in plaats van twee kleinere. Dit is verkeerd gezien. Een groote koffer heeft altijd veel te l\jden: er wordt mee gegooid en gesleept; hij kan niet gemakkelijk op alle logeerkamers en als men hem zelfs geheel zou willen uitpakken voor een verblijf van meerdere dagen en naar den zolder van het hotel laten brengen, is ook dat zelfs vaak moeielijk. Daarenboven, twee mannen, die ieder met een klein koffertje boven komen, z\jn met een klein fooitje tevreden, maar twee die samen uw grooten koffer bovenbrachten,vegen met veel vertoon hun voorhoofd af, beweren dat zij hun handen bezeerd of den koffer op hun voeten gekregen hebben en rekenen ieder op een dubbele fooi. De koetsiers maken bezwaar om hem op het rijtuig te nemen en roepen een voorbjjganger aan, om hem te helpen hijschen. Dus, liever twee, of zelfs drie kleinere koffers, dan n groote. Ten tweede: neem niet te veel linnengoed mee. Linnen weegt enorm, en al wat gesteven en gestreken is, neemt enorm plaats in. Wat gij aan de waschvrouwen van het hotel zoudt beta len, betaalt ge dan aan de spoorweg-maatschap pijen, Men neme dus slechts het allernoodzake lijkste mee; mocht men te kort komen, men kan immers nog wat zakdoeken en andere dingen bijkoopen. Van witte rokken b. v. moet geen quaestie zijn. Een mooie rok van gekleurd surah met kant houdt het wel een reis uit; als hij na de reis onbruikbaar en ontoonbaar is, heeft hij toch zijn geld opgebracht. Kragen en manchetten zgn gelukkig niet meer noodig; de rest neme men zoo eenvoudig mogelijk. Een groote stofklenrige reismantel, zooals men ze de laatste jaren ziet, zeer licht en tamelijk wijd is onmisbaar. Voelt men zich vermoeid of benauwd, dan kan men het zich onder zulk een mantel nog zoo gemakkelijk maken als men wil. Costumes? De bedoeling is niet, de inboor lingen der landen, die men doortrektj te verblin den door zijn toiletten. Een reistoilet van donkere Engelsche stof, laken; cheviot, of iets dergelijks, is dus voldoende. Een tweede japon, voor de table d'hóte of voor de kans dat men een visite te maken heeft, moet zoo genomen worden, dat men hem desnoods ook kan dragen, als den ander eenig ongeluk kon overkomen zijn, een regenbui, een modderbad, een scheur of wat ook. Als dat niet kan, is er een derde noodig, maar dat is ook het maximum. Neem van alle drie, als ge er lappen, overtollig garnituur, knoopjes, franje, kant, mj hebt, alles mee; dat is geen groot pak en kan u te pas komen. Hoeden ? Op dezelfde wijze: een op het hoofd van eenvoudig vilt met een lint of een vleugel; geen gekrulde veeren, zij kunnen noch tegen regen, noch tegen nevel, wind, stof, of wat ook. Voor het schoeisel neme men vooral niets wat te nauw zit. Vergeet de pantoffels niet in den koffer; neem Kever schoenen dan bottines, want knoopen aanzetten is niet prettig en knoopen ver liezen nog minder. Twee paar is voldoende. Hand schoenen zooveel of zoo weinig als men wil; maar vooral geen mitaines: verbrande vingertoppen aan blanke handen staan nog leelijker dan een geheele gebruinde hand. In den wagon neme men niet te veel mee; vooral geen groote reisnecessaire met al z\jn bor stels en flacons, maar toch moet hethaHdtaschje niet te klein zijn, en behalve het reisbpek, een paar zakdoeken, een binocle, een fleschje eau des Carmes, een flacon eau de Cologne, een etui met beker, mes en vork, een fleschje met eenige drup pels laudanum, een ei met vingerhoed, draad, naalden en schaartje, vooral nog eenige ruimte bevatten voor eetwaren; want hetgeen een reizi ger het minst missen kan, is voedsel op den tijd dat hij er behoefte aan heeft. Zoodra dus uw ta bletten chocolade of wat ge ook in gevallen van geeuwhonger op reis gebruikt, ten einde raken, voorzie u dan in de eerste stad de beste van nieuwe, want een reizigster, die van gebrek hoofd pijn heeft gekregen, is zichzelf en haar reisgenooten tot last. Voor wie aan den gewonen toon der modeberichten niet gewend is, moet het een zonderlin gen indruk maken, dezer dagen weder te lezen wat naar alle einden der wereld gemeld wordt. Men beschrijft een JSmpire-costnnm met dofmouwen, sjerp, rand en goudborduursel, hoed met vederbos; vervolgens een pompadour costuum van gechineerd moiré, met paniers, hoog kapsel, aigrette, lang coraage; dan een merveilleuse-toilet, groote revers, schuin gedrapeerde rok, schoenen met kruislinten ; eindelijk spreekt men van M diciskragen eu bovenkleeden van satijn op onderrok ken van geborduurd fluweel. .Na deze opsomming volgt: dat alles wordt gedragen", en een regel verder: de richting der mode van deze dagenis vooral de hoogste eenvoud, zoowel in vorm als in stof...." De moraal uit deze schijnbare tegenstrijdigheid is ongeveer, dat men dragen kan, wat men ver kiest, mits er eenige harmonie in den stijl in het oog gehouden worde. Voor toiletten die niet, als Medicis en Pompadour, gebiedend iets anders voorschreven, zal in allen gevalle de tournure afgeschaft worden. De groote faiseuses leveren niet anders meer dan hoogstens een drietal stalen veeren, alle drie even lang, 35 a 40 centimeter. Het eenvoudige .EVwpire-costuum, gladde lange rok, van onderen met een ruche, Russische blouse en zijden sjerp met lange einden, kan ook deze veeren zelfs missen; voor jonge meisjes worden ze geheel afgeschaft. Aardige zomertoiletten voor jonge meisjes zijn, in den boven beschreven vorm, van witte of gekleurde tulle op een even eenvoudig transparant van satijnachtige, licht gekleurde stof. Iets nieuws en zeer elegants, tevens licht en gemakkelijk zijn de groote kanten mantels. Het samenstellen van deze mantels is zeer eenvoudig. De vorm is die van de avondmantels bonne. femme, geheel glad, aan den hals gefronceerd, van onderen eenvoudig ongezoomd of met een kanten rand voorzien. Het voornaamste is echter dat de man tel niet gevoerd wordt, en dus het geheele toilet zichtbaar laat, terwijl men toch een langen gekleeden mantel draagt. Gewoonlijk worden ze van zwarte, witte of crème kant gemaakt, ook wel van zwarte gewerkte tulle met groote patronen. Door met oordeel hier en daar een gedeelte der tulle fijn te plisseeren, brengt men afwisseling aan. Op een costuum van taffetas changeant is de uitwerking bijzonder elegant. Over het algemeen kan dit jaar het jaar der mantels heeten; aan deze wordt buitengewone zorg besteed. De rijtuigmantels" vindt men in velerlei vormen, maar die zich tot twee soorten laten herleiden: de cape bretonne, en vooral de douillette, ook manteau vieux temps, douülette marquise, manteau ridicule, enz. genaamd. Men kan ze op onze oude Hollandsche schilderijen telkens vinden, ze worden thans uit prachtige gebrocheerde stoffen, geimiteerde oude gebloemde zijde, ook in lichte kleuren, wit, crème, vieux rose, bleekblauw, ook wel uit guipure d'art en Venetiaansche kant op zijden transparant gemaakt. Ofschoon deze rijtuigmantels een kap hebben, slaat men ze toch open, zoodat het toilet te zien komt. In den parasol is veel verscheidenheid. De roode ziet men nog, maar ook de zeer eenvou dige, geheel witte worden goede smaak gevon den. De tulle parasol met ingeweven of doorgestopte zijden dwarsstrepen vindt liefhebbers, maar ook do geheel met kant bedekte. Iets geheel nieuw is de ombrelle Duchesse, van buiten vrij eenvoudig, crème gaas met kanten entredeux, van binnen langs de baleinen geheel met kostbare lange ruimgeplooido kant bezet, die tegen hot eind minder lang wordt. Deze kanten wolk, die in het open rijtuig het hoofd omgeeft, moet een eigenaardigen indruk maken. Den knop van de parasol neemt men van goud, met linten ver sierd. Een andere parasol, die gedragen werd, was van witte struisveeren, van boven versierd met marabouts, en van binnen met een rand van marabouts pmboord; de stok is van vieux Saxe, met wit satijnen strik.) Een uitgever te Lyon, Eoux, heeft een prach tig cadeau voor katholieke dames onderhanden. Het is een boek, in vijf en twintig afleveringen te completeeren, elke aflevering . 10 francs, dat geheel van witte zijde, met zwart zjjden letters zal geweven zijn. Elke aflevering bevat slechts twee bladen, de tekst bestaat uit de woorden van de mis, en een aantal gebeden; rondom de Gothische letters van den tekst loopt op ieder blad een verschillend geteekende middeneeuwsche rand. Ook de rand is van zwarte op witte zijde; het effect moet uiterst artistiek zijn. Afzonderlijke afleveringen worden niet verkocht. E-e. Allerlei. Een vervolging wegens moord tegen een Engelschen dokter. In 't midden van Augustus van 't vorige jaar had de engelsche dokter Middleton, die toen met den broeder en den neef van LoröDeramore eene reis in Spanje maakte, op de torentrap aan de hoofd kerk te Cordova eenen Zigeuner doodgescho ten, die hem als gids diende en hem wilde berooven en worgen. De dokter werd 6 dagen in voorarrest gehouden, en toen tegen een borgstelling van vyftien duizend francs voorloopig in vrijheid gesteld. Ten gevolge van het gerucht, dat de Zi geuners den vreemden dokter in geval hij vrijge sproken werd wilden vermoorden, had de Spaansche regeering voldoende maatregelen genomen, om zijn leven te beschermen. De aangeklaagde verklaarde, dat de Zigeuner, een zeer berucht persoon, hem zijne diensten als gids had opge drongen en hem tegen zijnen wil in den toren gevolgd was. Dokter Middleton had over zijnen schouder twee revolverschoten op den gids gelost terwijl deze hem van achteren in den hals ge pakt had en had zoeken te worgen, nadat hij hem te voren met geweld het geld uit den zak had getrekken, Bij den terugkeer der rechters stelde het open baar ministerie den eisch, den dokter te veroordeelen tof twee jaren gevangenisstraf, tot be taling der proceskosten en 1500 pesetas schade vergoeding aan de familie van den gedoode, daar er geen bewijs was, dat de Zigeuner den aangeklaagde vroeger beroofd had. Het verhoor van den aangeklaagde en de verklaringen der getuigen veranderden echter spoedig den eisch van het openbaar ministerie. De getuigen verklaar den namelijk dat do gids, toen men hem dood van de trap wegnam, het geld van den dokter nog in zijne gebalde vuist had. De wachter van het kerkhof zeide, dat vier Zigeuners beproefd hadden het lijk van den gids te stelen om dit aan een gerechtelijk onderzoek te onttrek ken. De doktoren die op den dag van den aan slag dokter Middleton bezocht hadden, getuigden, dat aan diens hals nog duidelijk de sporen der nagels van den roover, toen deze hem worgen wilde, waren zichtbaar geweest. Tengevolge van deze verklaringen trok het openbaar ministerie zijnen eisch in en het gerecht sprak den dokter vrij, nadat door de verklaringen der getuigen voldoende bewezen was, dat dokter Middloton den Zigeuner alleen uit zelfverdediging gedood Omtrenthet lot van een wonderkind, dat bij de be woners van verschillende groote steden niet onbe kend is. ontleenen wij aan Oostenrijksche bladen de volgende treurige mededeelingen. Voor ongeveer acht jaar wekte het rekengeiiie van den achtjarigen Moriz Frankl, den zoon van arme ouders in Fünfkirchen, overal de grootste bewondering op. De vader, die veel ondernemingsgeest bezat, vond eenen impresario voor het wonderkind, dat alle groote steden van het vasteland bezocht. De nieuwsbladen hielden zich met Frankl bezig, deelden zijne biografie mede, en het kind ver diende veel geld, totdat alle groote steden be zocht waren en er dus niets meer te verdienen viel. De knaap werd toen weer naar huis ge zonden, waar hij eerst de volks- en later de bur gerschool bezocht. Van deze laatste werd hij weg gestuurd, omdat hij zoo slecht leerde. Moriz Frankl werd nu leerling in verscheidene krui denierszaken, later kwam hij aan de drukkerij van Raadzetter en daarna in die van Ludwig En gel te Fünfkirchen als leerling. De vorige week bleef hij echter uit deze laatste weg en kwam niet terug, 's Maandagsmorgens vroeg ging hij naar het huis van den boekhouder dezer drukkerij en verlangde van de vrouw des huizes den sleu tel tot de woning van Popovic. Hij stal daar de kleeren die er waren en een gulden, ging recht streeks naar de bank van leening, waar hij de kleeren voor 4 fl. beleende; hij ging op de vlucht met het geld, zoodat nu de 15jarige knaap, van wien oogenschynlijk de grootste verwachtingen te koesteren waren, tegenwoordig wegens diefstal door de politie vervolgd wordt. Wetenschap. LEVEN EN LEER VAN BOEDDAH. Uit een Boeddhistischen Catechismus, bewerkt door H. S. Olcott, en onderzocht on aanbevolen door d n B. hoogcpriostcr II. Soumangala. 1. Welken godsdienst belijdt gij ? Ik ben Boeddhist. 2. Wat verstaat men onder een Boeddhist? Een mensch, die bekent een aanhanger van onzen heer en meester, Boeddah, te zijn en diens leer als waarheid aanneemt. 3. Was Boeddah een God? Neen. 4. Was hij een mensch? Naar z\jn uiterlijke verschoning was hij een mensch, innerlijk was hij anderen menschen echter niet gelyk. Dat wil zeggen, dat hij, wat betreft de zedelijke en geestelijke eigenschappen, al zyn tydgenooten en de menschen uit volgende tijden overtrof. 5. Was Boeddah zijn naam? Neen, Boeddah geeft een. geestestoestand te kennen. 6. Wat beteekent het woord? De verlichte; iemand die volkomen wijsheid heeft verkregen. 7. Wat was Boeddah's eigelijke naam ? Siddartha was zijn naam als koning, en Gautarua of Gotama zijn familie-naam. Hy was prins van Kapilawastu. 8. Wie waren zyne ouders ? Koning Suddhodana en Koningin Maya. 9. Over welk volk regeerde deze Koning ? Over de Sakyas, een Arischen volksstam. 10. Waar lag Kapilawastu ? In Indië, 100 mijlen Noord-Oostelijk van de stad Benares, en ongeveer 40 mijlen van het Himalaya gebergte. 11. Aan welke rivier was het gelegen? Aan de Rohini, die thans den naam Kohana draagt. 12. Wanneer werd prins Siddartha geboren? 623 jaren voor de Christelijke jaartelling. 13. Was de prins door weelde en praal omge ven, zooals alle andere prinsen? Voorzeker. Zijn Koninklijke vader liet drie vorstelijke paleizen voor hem bouwen, voor de drie Indische jaargetijden, waarvan het eene 9, het andere 5, en het derde 3 verdiepingen had. Zij waren prachtig gemeubeld. Elk dezer pa leizen was door een heerlyken tuin met de schoon ste en welriekendste bloemen en fonteinen omgeven, terwijl geheele scharen zangvogels de boomen bevolkten en trotsche pauwen over de grasperken ron«Wtapten. 14. Leefde hij alleen voor zichzelf? Neen, op zijn 16e jaar huwde hij met prinses Yasödhare, de dochter van Koning Suprabuddha. Bovendien had hij een groot aantal schoone en zang en dans bedreven meisjes om hem op te vroolijken. 15. Hoe was het mogelijk, dat de prins te mid den van al die weelde zich de hoogste wijsheid kon verwerven? Hij bezat een zoo groote natuurlijke begaafd heid dat hij reeds in zijn kindsheid alle kunsten en wetenschappen scheen te verstaan. Hij had de uitstekendste leermeesters, maar zij konden hem niet leeren, of hij scheen het terstond te weten. 16. Werd hij in zijn prachtige paleizen tot Boeddah ? Neen ; hij verliet alles en ging alleen in de wildernis. 17. Waarom deed hij dit? Om den grond van al onze ellende en de mid delen om daarover te zegevieren te leeren kennen. 18. Was hot zelfzucht, die hem daartoe dreef? Neen ; veeleer was het een grenzelooze liefde voor alle schepselen, die hem aandreef, zichzelf om hun bestwil op te offeren. 19. Wat offerde hij dan op ? Zijne heerlijke paleizen, zijn schatten, zijn weelderig leven, zijn genoegen, zijn zacht bed, zijn kostbare kleederen, zijn smakelijke maaltijden, zijn koninkrijk Zelfs verliet hij de vrouw, die hij lief had, en zijn eenigen zoon. 10. Hoe heette deze zoon? Prins Rahula. 21. Bracht ooit iemand zulke groote offers tot ons bestwil als hij? Memand; en dit is ook de reden, waarom de Boeddhisten hem zooveel liefde toedragen en zich zoo zeer beijveren hem gelijk te worden. 22. Hoe oud was hij, toen hij naar de wilder nis ging? Hij was in zijn 29e jaar. 23. Wat deed Boeddah ten laatste besluiten, om alles wat de menschen zoo hoog plegen te schatten, te verlaten en naar de wildernis te gaan? Een Deva verscheen hem, terwijl hij in zijn wagen uitreed, en wel op vier verschillende tijden en onder vier gestalten van verschillende beteekenis. 24. Welke waren die verschillende gestalten ? Die van een hoogbejaard, onder den last des ouderdoms gebogen man, van een zieke, van een lijk, in een toestand van ontbinding en van een eerwaardigen kluizenaar. 25. Zag hij maar alleen die visioenen ? Neen ; de persoon die hem vergezelde, Tsckanua, zag die eveneens. 26. Waarom zouden deze voor een ieder zoo gewone verschijningen hem aanleiding hebben gegeven naar de wildernis te gaan ? Wij zien die verschijningen dikwijls; hij had die echter nog nimmer gezien, en daarom maakten zij zulk een diepen indruk op zijn gemoed. 27. Hoe kwam het, dat hij zooiets nog niet had gezien ? De Astrologen hadden bij zijn geboorte voorspeld, dat hij op zekeren dag atstand van de regeering zou doen en een Boeddah worden. Daar zijn vader, de koning, zijn zoon niet wilde verliezen, had hij alle mogelijke voorzorgsmaatregelen genomen, om te verhinderen, dat hij iets zou zien, dat hem een denk beeld van menschelijke ellende en dood kon geven. Niemand durfde met den prins over zulke dingen spreken. Hij was in zijn heerlijke paleizen en liefelijke tuinen als een gevangene. Zij waren allen door hooge muren omringd en van binnen heerlijk ingericht, om geen verlangen bij hem to doen ontstaan, die te verlaten, om de zorgen en kommernissen der wereld te zien. 28. Was hij dan zoo goedhartig, dat zijn vader vreesde, dat hij er werkelijk naar zou kunnen verlangen, zich voor de wereld ten offer te brengen? Ja; het schijnt, dat hij voor alle levende wezens zulk een medegevoel en zooveel liefde gevoelde, dat dit te vreezen was. 29. En waarom meende hij, in de wildernis de oorzaak der ellende te zullen kennen ? Omdat nadenken over de oorzaken der ellende en de natuur der menschen kan belemmeren. 80, Hoe ontkwam hij uit het paleis? In een nacht toen alles sliep, stond hij op, wierp nog een blik tot afscheid op zijn slapende

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl