De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 17 juni pagina 1

17 juni 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER A». 18*8 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgeter: Tj. VAN HOLEEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 17 Juni. Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr p. p. f 1.1& Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel 0.40. I IT H O V D: YAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE TON': Vrijheid, naar het Zweedsch van Elna Tenow, H. KUNST EN LETTEREN: In Me moriam, door A. Pierson. Het tooneel te Am sterdam, dóór Alb. Th. De kunst te Rotter dam, (Slof) door J. H. Rössing. Muziekaal Overzicht, door V. Ten-toon-stelling in Noord en Zuid-Holland, I, door Alb. Th. Het achtste eeuwfeest der Universiteit van Bologna. VAKIA. SCHAAKSPEL. Oud-Amsterd. Vergcheidenheden. (Slot) De baby-club. Theemsidyllen, door Jack T. Grein. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAME. BEURS OVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. De lange en bange strijd is gestreden. Keizer Friedrich III is gestorven na een smartelijk lijden, dat met angstige spanning is gevolgd door allen, die het wél meenen met het Duitsche vaderland, en ook door allen, die in het behoud van den intelligenten, vrij zinnigen en vredelievenden vorst op den eersten troon van Europa een waarborg zagen voor het behoud van den wereldvrede. Diep tragisch mag men het lot van den man noemen, die thans is heengegaan. Dertig jaren lang, in de krach^ van zijn leven, was hij in de moeielijke positie van een erfgenaam der kroon, die door zijns vaders verantwoordelijke raadslieden zooveel mogelijk buiten alle zaken ?werd gehouden en van allen invloed werd beroofd. Dertig jaren lang heeft hij moeten aanzien, hoe een staatsman, voor wieu hij geenerlei sympathie gevoelde, al liet hij aan diens buitengewone verdiensten alle recht wedervaren, een régime invoerde en bevestig de, dat met zijne eigen opvatting van de taak der Hohenzollerns in strijd was; noemen hem zelf en zijne voortreffelijke echfgenoote be schouwde als de steunpilaren eener onvaderlandlievende oppositie, en dus als personen, die zooveel mogelijk onschadelijk moesten worden gemaakt; hoe zijn hoogbejaarde vader, door het »nooit" dat deze liet hooren, toen er sprake was van Bismarck's aftreding, openlijk erkende, dat de wenschen van het volk op de keuze van den leider der regeeringspolitiek niet den minsten invloed konden en zouden hebben- En toen eindelijk het oogenblik was gekomen, waarop zijne stem die van den machthebbende zou zijn, waarop zijn wil den doorslag zou kunnen geven, waarop hij, na bijna eene halve eeuw van ernstige en nauwgezette voorbereiding, zijn leven geheel aan de belangen van zijn volk Feuilleton. 2) VRIJHEID. naar het Zweedsch van ELNA TENOW. Ongeduldig keerde zij zich heen en weder op de kussens zonder den slaap te kunnen vatten. Met het hoofd op de armen geleund staarde zij moedeloos rond in het halfoonkere vertrek, maar de schaduwen joegen haar vrees aan. Het was haar alsof van alom kleine, boosaardige kwelgeesten opdoken, die zich met een grijnslach vroolijk maakten over haar hulpeloosheid, en allengs tot reuzengestalten werden, die al meer en meer naderden, haar eindelijk geheel omsloten, en al haar hoop en levensgeluk dreigden te verstikken. Zij verborg het gelaat onder de dekens, maar toch bleven zij haar aanstaren, en deden haar grievende woorden hooren van «verflauwde liefde" en »valsche beloften," die weerklank vonden in haar gemoed, en haar nog bijble ven in het zonnig middaguur, wanneer zij zich verbeeldde een onverschilligen blik in de oogen van haar geliefde bespeurd, of een enkel woord van misnoegen van zijn lippen opgevangen te hebben. Maar wanneer Hugo dan, vaak laat in den nacht, huiswaarts keerde, opgewekt en vroolijk, en haar half schertsend verweet: «Slaap je nog niet, malle meid; moet je nu je lieve oogjes bederven met zoolang in het licht te liggen kijken ?" dan was het haar on mogelijk zijn vriendelijkheid koel en stug te be antwoorden ; dan immers zou zij het zijn, die de schuld droeg van de eerste oneenigheid; en wan neer hij haar dan vertelde van wat er verhan deld was, wat hij gesproken en wat de anderen gezegd hadden, om ten slotte te betuigen dat zijn tehuis hem toch vóór alles ging, en dat zij het liefste was wat hij op aarde bezat, dan en aan de vervulling zijner grootsche taak zou kunnen wijden, was hij ziek, doodziek, zoo ziek zelfs, dat hij moest ondervinden, hoe gedienstige hovelingen en eene kruipende officieuse pers aan het klaarblijkelijk naderen van zijn uiteinde den treurigen moed ontleen den, om hem te beschimpen, om zijn beste pogingen te miskennen, om de honden los te laten tegen den stervenden leeuw. En toch kan niemand zeggen, dat Frie drich III in de rij der Duitsche keizers niet zal medetellen. Integendeel, zijn persoonlijke invloed, gedurende hoe korten tijd ook uitgeoe fend, is te krachtig en te weldadig geweest, om niet eene blijvende herinnering na te laten en zelfs op de toekomst zijn stempel te drukken. De kloeke en bedachtzame woor den, door hem in het manifest aan zijn volk en in het rescript aan Vorst Bismarck uit gesproken, hebben niet slechts in de harten der Duitschers schpone verwachtingen opge wekt, maar ook bij hen het bewustzijn ver levendigd, dat een vorst het volle besef zijner macht en zijner waardigheid niet in strijd behoeft te achten met de door de grondwet gewaarborgde en dus even heilige rechten der volksvertegenwoordiging. Zij hebben de door den heer Von Bismarck in zijne laatste periode zoo zorgvuldig aangekweekte fictie, dat het huldigen van vrijzinnige denkbeelden, en de trouw, die de katholiek schuldig is aah het opperhoofd zijner Kerk, bewijzen van Reichsfeindlichkeit zouden zijn, in al hare on waarheid, in al haar schijnpatriotisme ten toongesteld. Zij hebben, tijdens het leven des keizers eene eerste en helaas eene laatste toepassing gevonden bij den val van den minister Von Puttkamer, en de ver kondiging van het beginsel der volstrekte vrijheid van de verkiezingen. Mag men het dubbel betreuren, dat de man, die, worste lende met bijna onoverkomelijke moeielijkheden, in enkele maanden toch nog zooveel tot stand bracht, nu reeds aan zijn werkkring is ontrukt, men mag tevens van hem zeggen: »hij zal leven, ook nadat hij gestorven is." Spanje heeft reden om zich te verheugen over zijn vooruitgang. Niet slechts schijnt het, ofschoon de schepter weder aan vrouwelijke handen is toevertrouwd, de periode der pronunciamento's voor goed achter den rug te hebben, maar tevens verstaat het de kunst, om zich in alle stilte en in slechts enkele dagen met goed succes van eene ministrieele crisis af te maken. Men weet, wat de aan leiding was tot de laatste crisis: de lastige, maar invloedrijke maarschalk Martinez (Jampos had over eene tamelijk gezochte quaestie van militaire etikette twist gezocht met de was op eens alle droefheid geweken en alles vergeten, zelfs de lange, sombere avonduren met hun donkere spookgestalten. Maar deze keerden weder, volhardend en telkens in grooter getale, en zij weende tot hare oogen geheel rood werden, en aan Hugo verklapten wat zij zelve te fier was hem te openbaren, namelijk dat zij verdriet had en zich niet gelukkig gevoelde. Hugo begreep er niets van; hij hield zielsveel van zijn vrouw en wist dat zij zijn liefde in gelijke mate beantwoordde; zij sloot zich immers met de innigste teederheid aan hem aan; zij maakte hem deelgenoot van al haar gedachten en gevoelens; alles tusschen hen eiden was zoo klaar en onbewolkt als een heldere zomerdag. Hoe had het hem dan kunnen invallen dat zij zich verdrietig en ongelukkig gevoelde, zonder het hem toe te vertrouwen, zonder dat hij zelfs de oorzaak kon gissen. Maar toch het moest wel zoo zijn; want hij had vroeger al sporen van tranen op haar bleek gezichtje bespeurd, zonder daarvoor op zijn vraag een bevredigende verklaring te kunnen krijgen; en toen hij eens op een mid dag, iets vroeger dan gewoonlijk, thuis kwam, vond hij haar, na te vergeefs in de huiskamer en in de keuken rondgekeken te hebben, in het slaapvertrek bezig haar oogen met eaude-cologne en water te betten. »Wat is dat nu, lieve kind! Ik geloof zoo waar dat je geschreid hebt?" riep hij uit, terwijl hij haar omvatte en met zachten dwang haar gelaat naar het licht keerde, om haar eens goed in de oogen te zien. .»Wel neen, hoe kom je er bij;" zeide zij, met een poging zich uit zijne armen te be vrijden; maar hij zette zich op een stoel, nam haar op zijn knie, en vroeg op bezorgden toon, dat zij nu eens oprecht zeggen zou wat haar scheelde. »Niets, in het geheel niets," antwoordde zij ongeduldig, zich inspannende om haar aan doening te bedwingen. »Maar, mijn hemel, Bertlia, het zal een ver standig mensch toch niet in het hoofd komen, zonder reden te zitten schreien. Toe zeg regeering, en op zijn ontslag aangedrongen als kapitein generaal van Madrid. De eigen lijke oorzaak lag natuurlijk dieper; zij lag in de oppositie van het centrum, welker hoof den eene frondeerende partij vormden, en in den laatsten tijd hunne oppositie voornamelijk tegen den minister van oorlog hadden ge richt. Eene reconstructie van het kabinet was noodig, wilde men aan de combinatie van rechterzijde en centrum niet de meerder heid geven. De koningin-regentes wenschte echter niet de conservatieven aan het roer te brengen, die natuurlijk onmiddellijk nieuwe verkiezingen zouden uitschrijven en daardoor aanleiding zouden geven tot eene zeer ongewenschte agitatie; evenmin echter wilde zij de dissidenten van het centrum met de vor ming van een kabinet belasten, omdat dezen stellig geene meerderheid in de Cortes zouden kunnen verkrijgen. De koningin nam dus het ontslag van het kabinet Sagasta aan, maar belastte den premier wederom met de samenstelling van een nieuw ministerie. De heer Sagasta begon met het door den maarschalk Martinez Canupos in een oogen blik van onbedachtzaamheid gevraagd ont slag aan te nemen, en wendde zich daarop tot de verschillende fractiën der linkerzijde. Naar het schijnt is hij in zijne pogingen vrij wel geslaagd; wij merken alleen onder de namen der nieuwe ministers, die de telegraaf ons overbracht, dien van Aloiizo Martinez op, die bij de laatste discussiën openlijk de partij van den maarschalk had gekozen. De rechterzijde heeft zich in deze zaak geheel neutraal gehouden. Zij schijnt haar tijd te willen afwachten, die waarschijnlijk wel spoe dig zal komen, daar de verdeeldheid der lin kerzijde steeds toeneemt. De Engclsche regeering heeft zich een echec moeten getroosten. Onze lezers zullen zich herinneren, dat de Tory-regeering eene in menig opzicht zeer liberale, ja zelfs radicale Local Government BUI had ingediend, een ontwerp, waardoor gebroken werd met tal van die time honoured customs, welke aan den Engelschen landadel zulk een overwegend aandeel in de leiding der zaken hadden ver zekerd. De volgelingen van den heer Gladstone hadden in beginsel zeer weinig in te brengen tegen het ontwerp, dat eigenlijk reeds voorlang door staatslieden van hunne zijde had moeten worden ingediend; de Tories waren er weinigmede ingenomen, maar moesten zich, ter wille van de partijdiscipline, van oppo sitie onthouden. Plotseling deed zich echter voor de partijen, die zoo gaarne opppneeren wilden, maar het met goed fatsoen niet kon den doen, eene uitkomst op. De »afschafters" mij nu eens, lieveling, wat er aan scheelt?" Toen vlijde zij zich aan zijn borst, sloeg beide armen vast om zijn hals, en fluisterde, nadruk leggend op ieder woord : »Is het heel, heel zeker, dat je veel, heel veel van mij houdt ?" Hugo maakte zich los uit haar omhelzing, en beschouwde vorschencl haar gloeiend ge laat. »Maar, kind, hoe kan je nu zoo iets vra gen ? Je weet toch dat ik je zielslief' heb!" »Ja, ja, daar ben ik ook zeker van over tuigd!" n zij glimlachte weder, nam zijn hoofd tusschen haar beide handen en kuste hem innig. »Ik ben somtijds zoo dwaas en kinderachtig, vergeef het mij kom, ga mee, anders wordt het eten koud." Na den middag kwam de post, en Hugo las de krant voor, terwijl Bertha zich met eenig handwerk bezig hield; en toen de schemering inviel en zij niet langer zien kon den, ging zij bij hem op de kanapézitten, en nestelde zich met de beide handen om zijn arm gesloten, dicht tegen hem aan. Zoo zaten zij langen tijd ? de schemering was reeds tot duisternis overgegaan tot de gaslantaarn aan de overzijde aangestoken werd, en een flauw, onbestemd schijnsel in de ka mer verspreidde, dat aan het maanlicht den ken deed. Hugo stond op om bij het venster op zijn horloge te zien. »Hpe is het mogelijk; al bijna acht uur; wat is de tijd vanmiddag omgevlogen! Ja, dan kan ik niet meer op de thee wachten ; je moet maar een boterham voor mij klaar zetten, want het zal wel laat worden eer ik thuis kom." «Laat worden! Moet je dan nu alweer uit?" Hugo kon haar gelaat niet onderscheiden, maar hij merkte op dat haar stem beefde, en dat het haar moeite kostte die woorden uittebrengen. Hij nam zijn plaats naast haar weder in. »Je bent daar toch niet verdrietig om ? werkelijk, is het daarom ?" vroeg hij nog eens, toen het antwoord uitbleef. of tcetotallers verzetten zich tegen de bepa lingen (licensing clauses), welke aan tappers, die tengevolge van een besluit der graaf schapsraden hunne «vergunning" verloren, schadeloosstelling beloofden; volgens hen kan men evengoed »den duivel schadeloos stellen." De liberalen hebben zich, wonderlijk genoeg, bij deze bedenking aangesloten, en de regee ring had groote kans om bij de stemming over de licensing clauses eene nederlaag te leiden. Zij heeft de bedoelde bepalingen daar om eenvoudig ingetrokken, en verklaard, dat haar daaraan weinig gelegen lag, en dat zij slechts de meening van het Parlement had willen leeren kennen. Niemand gelooft na tuurlijk aan d>e uitvlucht, en de Tory-regeering, wier gezag door de laatste aanvullings verkiezingen reeds een weinig heeft geleden, zal wijs doen, wanneer zij zich in het ver volg van dergelijke gevaarlijke experimenten onthoudt. Kunst en Letteren. IN MEMORIAM. Treffend is de tijding van het overlijden van C. Vosmaer. Hij stierf, naar de dagbladen melden, in den vreemde. Wij kennen nog geeno bijzonder heden. Hoeft hij veel geleden ? Is de laatste strijd zwaar geweest? Of heeft Thanatos, als hijzelf zou gezegd hebben, hem bet leven van de lippen gekust ? Ik zag hora het laatst want de Akademie bezocht bij dit jaar niet meer in Rosendael, op een der fraaiste punten van dat fraaie land. Hij zat in het gras, bezig met de schaapskooi in sapverf terug te geven, de schaapskooi en de naaste omgeving. Hij schoen gezond en geluk kig en sprak met zooveel frissche ingenomenheid over do streek, het uitzicht, de booracn, de be ginnende najaarstinten, en wees mij zijn teekening, die reeds een good eind was gevorderd. Er was niets dat aan eenige verzwakking of vermin dering deed denken. Ieder heeft dozen winter nog meer dan eens Flanor kunnen ontmoeten in. den Spectator, en het onverüauwde van zijn talent kmmen opmerken. Want Vosmaer is Flanor. Vosmaer heeft onder scheidene nuttige boeken geschreven. Zijn werk over Rembrandt en dat over do hedendaagsche schilders; zijn geschrift over enkele hoofdstukken der Griekse hèkunst komen het eerst in do ge dachte. Vosmaer is evenzeer de auteur van onder scheidene bcllctristischo werken, waaronder zijn Londinias en zijn Nanno een eerste plaats inne men. Maar, terwijl wij in het midden moeten iaten wat zijn naam tot het nageslacht zal brengen, staat hot vast, dat hij voor den tijdgenoot in de eerste plaats Flanor was ; dat bij als Flanor voor Hij streek liefkoozend met de hand over haar wang, en bespeurde nu dat die vochtig was van de tranen. Welk een kinderachtig heid ! Dat ging zijn verstand te boven : zij, die anders zoo verstandig was ! »Ik ga immers alleeu een paar uur naar de Kiesvereeniging. De kwestie van invoerrech ten is aan de orde en ik zou van avond aan het woord zijn. Er is sprake van . . ." »0ch, wat gaat het mij aan, waar je heen gaat, en waarvan er sprake is! Ik heb er toch geen genoegen van, noch van het een, noch van het ander", viel zij hem driftig in de rede. terwijl zij haar tranen droogde en opstond. Hugo werd ongeduldig. «Maar, vrouwtje, nu ben je toch onredelijk. Hoeveel vrouwen zijn er niet, die er zich in moeten schikken dat hun mannen geregeld naar de kroeg gaan om te drinken en te spe len, ik kom altijd even nuchter ttiuis als ik heenga." »Wel wel, is het geen zonde dat je niet pre cies bent zooals alle anderen '!" antwoordde Bertha schamper, met een zenuwachtigen lach. Zij stak het licht aan, en verliet het vertrek. De jonge man bleef een poos nadenkend alleen. Zijn Bertha, koel, honend, bitter! Wie had het ooit kunnen denken ! Hij volgde haar in het aangrenzend slaap vertrek, waar zij liet een en ander voor hem had gereed gelegd, en nu bezig was zijn hoed af' te borstelen. «Bertha/1 sprak hij vleiend, terwijl hij zijn arm om haar schouders legde. »Wil je dat ik thuis blijf'? Zeg, als je het wcnscht zal ik bij je blijven ?" Hij boog zich naar haar toe, om de uit drukking van haar gelaat te zien, maar zij liet het hoofd zinken om dien blik te ontwij ken. Het was haar, alsof' er in den zachten toon zijner stem een vergoelijkende toegeeflijk heid doorstraalde, waarmede men een bedor ven kindje toespreekt en tot bedaren tracht te brengen en dit prikkelde haar des te meer. «Neen, neen, dat behoeft volstrekt niet," zeide zij daarop, zoo beslist, dat verder aan dringen overtollig zou blijken te zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl