Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 573.
t
l'
t
en schilderkunst hunne elementen aan de natuur
ontleenden en dat er van het andere (het onaf
hankelijk zieleleven des kunstenaars) wat bij
't kw«m; maar tegenwoordig is de leer: maak uw
stemming, uw temperament aanschouwelijk en
ge' bruik daarbij een of ander uit de natuur.
Nu doet zich echter het verschijnsel voor, dat
- iet aan de natuur ontleende zulk een gering
Ingrediënt van de kompozitie is, dat het haast
niet in het kunstwerk is te-rug te vinden en dan
aarzelt men menig-maal eer men weet wat een
? ets b\jv. voorstelt.
De Franschen hebben het dit-maal als zooda
nig al heel bont gemaakt. Hebben wij een keu
rige ets van Bonvin te bewonderen (glazen en
flesschen no 6), de deels smoezelige, deels harde
zaken van den Heer Félix Buhot, de vreeselijke,
schoolkinderachtige krabbelingen van Edgar Degas,
de onmogeUjke van J. L. Forain, dekermisprenten
van Lucien Pissaro, de spookachtige van Odilon
Redon, de met den vinger gedane van Georges Seurat
(krgtdommeling), de verwarde van Félicien Rops,
brengen meer walging aan, dan wordt opgewogen
door het genot dat de werken van overledenen
als Corot, Millet en Lanc on ons bieden. De eeijige
ets, die Théod. Rousseau gemaakt heeft, is hier
Óók vöor-handen. Er is weinig toon in z\jn
boschgezicht en zyn bladen z\jn wat geperleerd behan
deld. De Italianen geven den Parijzenaars niet
Teel toe. Mose Bianchi uit Milaan is aan den
klodderigen kant; Raffaelli teekent redelijk en
Luigi Conconi heeft goede hoedanigheden. Hij
YOOlt eenigszins middeleeuwsch; heeft zin voor
architektonische ornementiek. Zie bijv. zijn Oortile
del Palazzo Marino" te Milaan. Daarentegen zijn
enkelen zijner bydragen (bijv. no 20) volkomen
onduidelijk. Deze etser gaat voor het overige
mede in de beweging, die tegenwoordig in het
etsen O.-I.-inkteffekten wil bereiken.
Onze landgenoten hebben zich dapper gekweten.
Men zou misschien van de vier lijsten met krab
bels" (van den Heer Breitner) kunnen zeggen, dat
deze kunstenaar tot leuze schijnt te hebben: Al
les verdient bewaard te worden." Mej. van Hou
ten ontbreekt het niet aan stoutheid. Van Jozef
Israëls is hier een houtskoolteekening, die, in
?weinige wilde trekken, wel den grooten meester
kenmerkt: Een Vrouw, met een zak op den rug".
BÜde teekeningen staat het onderwerp in den
kataloog; bij de etsen byna nooit; en daarbij was
«ene inlichting vaak niet overbodig.
Donker (als de meeste kunstwerken hier) is
's Heeren J. Eduard Karsens krijtteekening, In
October". Er had wel wat meer op de
perspektivische lijnen mogen gelet worden.
De voortreifelijke groote ets van Ch. Koepping,
naar de Staalmeesters, verciert de zaal. De voor
stelling is vol leven en schenkt ons de weelde
der trouwe herinnering van de schilderij. Deoogen
van den betoogenden Heer hebben wel iets
vreemds.
Een flinke teekening leverde de Heer M. van
den Maarel. 't Is echter niet duidelijk, waarom
zulk een stof levensgroot behandeld moet worden.
Van den Heer Jacob Maris is hier een mooi,
raak, bruggetien, met onderdoorzicht. Het talent
dezer familie is bekend. De Heer W. heeft onder
anderen een goed gedaan heidelandschap met
boschrijke afsluiting. Zijn no. 74 is onduidelijk.
Een fijn kinderkopjen van den Heer Th. hangt
nabij de teekening no. 71, voorstellende een mist,
zonder een herkenbaar voorwerp. Tot behande
ling van die stof: een mist, die alles maskeert,
of een stikdonkere nacht, moest nog eens een
prijsvraag worden uitgeschreven.
Souvenirs van Mauve zijn niet onwelkom.
Jufv. Moes heeft in houtskool haar fraaye
schilderij van Rotterdam. No. 82 is geheimzinnig,
tot duisterheid toe.
Jufv. Th. Schwartze heeft 3
houtskoolteekeningen. Een groot portret van Mevr. Schwartze
uitmuntend. 113, een kopie van den liefsten groep
uit haar fraai schilderij van Rotterdam, dat voor
de verzameling moderne kunst is aangekocht. Zij
noemt ze De Zusters". Het zijn, gelijk men weet,
weesmeisjens. De eno zuster houdt hot boek,
waar ze samen uit lezen, 't Schijnt echter het
oogenblik, waarin een dwars in het boek gehechte
plaat door een van beiden bekeken wordt. Dit
alleen verklaart de wijze, waarop het boek wordt
gehouden.
De Heer Jan Veth leverde eenige zeer fraaye
portretten. No. 117 lijkt wel zoo'n Infante, door
Velazquez. No. 121 leert ons, dat de Heer Veth
een efi'ektvolle illustratie zou kunnen maken bij dat
gedicht van Bilderdijk, waarin hij van de
spookbrug handelt. Een voortreflijk portret van Busken
Huet treffen wij hier aan : ets, uitg. door Mouton.
Het mooye gedistingeerde Huiswaarts" van den
Heer E. S. Witkamp is hier óók, in houtskool.
Veel hooger sympathie boezemt deze geest mij in,
dan Millet, hoe juist de uitdrukkingen van dezen
meester der tonen ook zijn.
8 werken draagt de Heer Wïlleni Witsen bij,
van verschillende qualiteit. Het portret (krijt
teekening) heeft veel van de grooto meesters,
maar is wat groezelig; de Aardappelenoogst
biedt iets pikants aan, door do groote kracht
tegen die tijne blanke lucht; in den Ilnwcrlxr
is de aktie uitnemend uitgedrukt. In Xo. 125
domineert het dikachtige wel wat veel.
De Heer Ph. Zilcken, een der Princen onzer
etsers, levert proeven in verschillend genre.
Delikaat is zijne Weeke-grond-studie", geestig
zijne vogel-studies, zilveren zijn Souvenir de JJinant.
Zeer merkwaardig is de manier, waarin Xo. 135
en 138 zijn uitgevoerd, 't Is of het penceel
deze vlakke tonen behoersclit heeft. Ook zijn
droge-naald-studies" zijn fraai, en lijden niet
aan de grofheid, die anders met dit proci'da wel
gepaard gaat. De Heer W. de Zwart sluit de rij.
Zijn koeien zijn wel wat hard.
Wij spreken de hoop uit, dat onze jonge schil
ders, te-recht inziende, dat onze moderre kleurzin
(een doel van ons léven-zelf) door het etsen zeer
bizonder bevredigd wordt, zich toch mogen ont;
houden van dingen te leveren, zonder omtrek, d. i.
zonder naam, en van te schijnen met hun genie
te hebben geschapen, wat louter produkt is van
het toeval.
AI.B TH.
(Wordt renolgd).
HET ACHTSTE EEUWFEEST DER UNIVER
SITEIT VAN BOLOGNA.
Onder de 21 universiteiten van het koninkrijk
Italiëis thans, wat aantal studenten betreft, die
van Bologna de derde in de rij. Van de 15,300
academieburgers des lands studeeren er te Napels
4063, te Turijn 2102, te Bologna 1391, te Rome
1354. Palermo, Padua en Pavia hebben ieder
meer dan 1000 studenten. De hoogescholen,
Instituti degli studi superiori, te Milaan en te
Florence, ofschoon niet den naam van universi
teiten dragend, tellen ook moer studenten dan
Bologna. De tijd is ver voorbij toen het devies
Bononia docet", door 10000 leerlingen harer
alma mater tegelijk werd geëerd.
De Universiteit bevat vier facolta; er zijn 10
gewone, 2 of 3 buitengewone hoogleeraren en een
aantal privaatdocenten aan werkzaam, deze laat
ste incaricati en insegnanti liberi. Men kan pro
fessor zijn voor het eene vak en privaatdocent
voor het andere; zoo geeft de dichter Giosu
Carducci als professor Italiaansche litteratuur,
als incaricato vergelijkende Romaansche letteren
Aan de universiteit sluiten zich eene
ingenieursschool, eene normaalschool voor onderwijzers en
eene seuola di scieme politieke aan. Het aantal
onderwijzers is gezamenlijk 200, rector is de geo
loog comendatore Capellini De studie is in
jaarlijksche cursussen verdeeld; van 4 a 5 jaar voor
de juristen, philosofen en litteratoren, van 6
jaar voor de medici, en aan het eind van iederen
cursus is er een verplicht examen; het eindexa
men, esame di laurea, heett voor de geheele fa
culteit plaats.
De studenten zijn aan eenige beperkingen
onderworpen. Zij mogen hun colleges kiezen,
maar als zij die, waarvoor zij geteekend hebben,
niet eenigzins getrouw bijwonen, wordt hun door
den rector een vermaning toegezonden. Ook da
mes kunnen worden ingeschreven; ook vreemde
lingen met toestemming van den minister. Poli
tieke vereenigingen zijn aan de studenten ver
boden ; in hun debating-clubs mogen ook geen
staats- of stadszakenbediscussieerd worden,evenmin
als do beslissingen der academische autoriteiten.
Er is een groote afstand tusschen deze disci
pline en de macht der middeleeuwsche studenten,
wier feest eigenlijk thans gevierd wordt. De oor
sprong der universiteit van Bologna verliest zich
in den nacht dor eeuwen, en het jaartal 1088 als
datum harer stichting is alles behalve boven be
denking verheven. In het begin der elfde eeuw
reeds had de school van Bologna voor de artes
liberales een goeden naam; dat zij daarna als
rechtsgeleerde school bij uitnemendheid het over
wicht kreeg, had vooral daarin zijne oorzaak, dat
men haar als oppositieschool tegen Ravenna, de
stad der tegenpausen, kweekte, en zij dus de
bescherming der Curie genoot. Door gravin
Mathilde van Tuscië, die den Paus als Martha ont
haalde en als Maria naar zijne woorden luisterde",
werd de beroemde Irnerius te Bologna aan het
hoofd geplaatst en leerde Romeinsch recht naar
Roomschen zin; met hem wordt Bononia de mater
legwm der Middeneeuwen. Wanneer Irnerius is
opgetreden, weet men niet nauwkeurig; de oor
konden van 1113 en 1125 stellen hem reeds als
een bejaard man voor, zoodat bet zeer wel mo
gelijk is, dat hij tusschen 1080 en 1090, en
dan waarom niet in 1088? is begonnen te
leeraren.
De nieuwe rechtsleer van Bologna droeg haren
roem door alle landen, en de studenten stroom
den van alle zijden aan. Zelfs volwassen mannen
van gevestigde betrekking kwamen er een tijd
lang den cursus volgen; keizer Frederik
Barbarossa ontbood in 1158 naar den Rijksdag vier doc
toren van Bologna. Steden en landen trekken
de studenten door", zegt de monnik van
Froidmont, zoodat zij dol worden van het veel weten;
zij gaan te Parijs theologie halen, te Orleans
philosofie, te Bologna rechtswetenschap, te Salerno
medicijnen, te Toledo zwarte kunst, en nergens
goede zeden."
Dat er zoovele volkeren bijeenkwamcn,gaf aanlei
ding tot het stichten van genootschappen, na t io nes
tegen het eerst der twaalfde eeuw, die onder
hun eigen rectoren stonden. Later losten zich
deze natioies vooral in twoe groepen op, de
unieersitas tier citramontani, van de Italiaansche
zijde der Alpen afkomstig, en de ultramontoni,
waartoe do vreemdelingen behoorden. De reetorcs,
bestuurders der groepen, worden om beurten uit
de verschillende nationes gekozen; in 125G be
vatte de groep der ultramontaiii dertien nationes.
In de vijftiende eeuw telde die groep er zestien,
en na de ontdekking van Amerika werd er ter
stond een nieuwe natio opgericht voor de Indi
sche" studenten die men vandaar verwachtte.
Had de rechtsgeleerdheid ook al den voorrang
in de Universiteit van Bologno, on gold alleen
voor haar het Bononia docet'' als machtspreuk
door do geheele wereld, ook in de andere vak
ken waren soms beroemde personen aan de
Universiteit verbonden. In 1150 werd er
philosophie gegeven door den beroemden Albericus,
die op het concilie van Soissons met Aboylard
disputeorde. Lapo da Firenze loerde in bet be
gin der dertiende eeuw logica en physica: men
bezit een vloiemlen brief van Pier dolle Vigiie,
kanselier van Friedrich II, aan dezen geleerde
Gaufridus, een Engelschman las er in het eind der
twaalfde eeuw over grammatica; in 1324 was
Cccco d'Ascoli, die later te Florence door de
inquisitie wegens ketterij levend verbrand werd,
er leeraar in de stcrrekundo.
Dit laatste feit wijst op een zeer opmerkelijk
karakter der Bolognecsche school, dat zij name
lijk eene wetenschappelijke richting naast die der
geestelijke universiteiten aankweekte. Hare inter
pretatie was vrijzinniger; men kan, gelijk de/er
dagen gezegd werd. beweren dat zij do hervor
ming in do hand hooft gewerkt, al mocht zij
zich dan ook in do bijzondere bescherming der
Pausen verheugen.
Mot de revolutie, de komst der Franschen, ver
loor de universiteit van Bologna hare organisatie,
die ondanks den loop der eeuwen nog vrij
Middenceuwsch gebleven was, en met do nieuwe
rechtstheorieën van Napelcou's juristen ook bare
wetenschappelijke beteekenis. Opvolgende
restauratiën en veranderingen hebben aan de Universi
teit nu en dan weer eenigen glans hergeven;
maar sedert 1859 is Bologna eene academie als
eene andere en hare juridische faculteit heeft
alleen voor de Italiaansche rechtspraktijk belang.
*
* *
De heeren studenten van Bologna domini
seolares vormden in het algemeen tegenover
de burgerij een zeer eigenaardige, eigenmachtige,
op hare rechten en voorrechten zeer naijverige
maatschappij. Het sprak vanzelf, dat de burgerij,
die van hen leefde, hen ontzag en het was na
tuurlijk, dat zij, al waren er onder hen ook
archidiaconi, canonici, praepositi", daarvan mis
bruik maakten. Vooral met de huisploerten"
hadden de nationen, die zelve ook hun professo
ren vaak doodverklaarden, wegjoegen en nieuwe
aanstelden, het te kwaad. Het ambt van podesta
van Bologna, tusschen de burgerij en de studen
ten, was geen sinecure. De huurcontracten werden
tusschen de verhuurders en de hoofden der na
tiones gesloten; plunderde de verhuurder zijn
voedsterlingen uit, dan werd hij in den ban ge
daan, en was financieel geruïneerd, tot hij schuld
bekende en boete deed. Het gebeurde zelfs, dat
de Paus bemiddelaar moest zijn tusschen de eige
naars der cubicula locanda en hun heeren";
eens besloten de 10000 studenten hun betalingen
te staken; het kostte Honorius III niot weinig
moeite om hem weer met hunne hospites te ver
zoenen. Een andermaal beproefde de stedelijke
regeering de voorrechten der studenten, nota
bene allen vreemdelingen, forenses, want de zonen
van Bologna cives, mochten geen lid zijn van de
nationes te beperken; het antwoord der stu
denten was uittocht en masse, met de professoren,
die enkel uit de collegegelden betaald werden
en dus geheel van hen afhankelijk waren. In
1214 trokken juristen en theologen naar Vincenza,
in 1215 naar Arezzo, en toen in 1222 de podesta
een coup d'état had beproefd en in geheime j
overeenkomst met do professoren een drietal
raddraaiers uit de stad verbande, weken alle stu
denten. 10000 in getal, naar Padua. Da Paus
wist op vernuftige wijze de stad bet toegeven
gemakkelijk te maken, door haar met excommu
nicatie te bedreigen, wanneer zij het
vcrbamiingsvonnis tegen de drie studenten niet introk. De
stad verlangde -niets liever, zoodat alles weer in
orde kwam.
Zoo goed was het gemeentebestuur overtuigd
van do voordeden, die de studenten de stad aan
brachten, dat hot geen enkel zieltje missen wilde.
De Bologner, die ergens anders ging studeeren,
werd met verbanning en verbeurdverklaring zijner
goederen gestraft.
* *
De stad Bologna had voor hare universiteit
oorspronkelijk in 't geheel geen kosten te maken;
de professoren werden door de studenten be
taald, in den beginne was het maximum trak
tement 300 lire 'sjaars, en de studenten be
paalden ook de onderworpen der colleges en gin
gen met vreemde geleerden contracten aan. Paus
Honorius schrijft dan ook in het bewuste stuk
aan de Bolognezon: Niet de professoren, maar
de studei.ten hebben Bologna tot een Betlehcm,
een huis des broods, gemaakt. Het is zuivere ge
nade van hun kant, als zij bij u komen" Na
de crisis besloot de stad, ook aan de studenten
eenige professoren aan te bieden; in 1388 be
taalde Bologna voor 70 professoren de som van
11,417 lire 'sjaars.
Dat het in deze republiek van jongelieden
nogal eens los toeging, blijkt onder anderen uit
aardige brieven van Ercole, prins van Gonzaga,
die iri 1522 te Bologna student was. Er werden
niet enkel colleges verzuimd, straatschandaal ge
maakt en mandoline gespeeld. Zelfs onder de
theologen vindt men fraaie voorbeelden; de ge
leerde geestelijken Don Antonio da X'apoli, Don
Giovanni di Benevento. Don Jacopo
d'AndreoloPelacano en anderen worden wegens straatroof.
verkrachting en moord in do ijzeren kooi aan het
stadhuis opgehangen, en onder het gejuich der
menigte met den hongerdood gestraft. Nu nog
kan men in de gevangenis van bet aartsbisschop
pelijk palcis lezen: Io Angelo Piizzoli fui
calcerato per avere ingravidatc due sorelle", twee
nonnen. Xaar het schijnt maakte de theologi
sche faculteit bot in 1411 bizonder erg; tenge
volge van een volksoproer werden al do geeste
lijken, zelfs do professoren in do theologie, in dat
jaar uit de stad gejaagd Onder de tot den hon
gerdood veroordeelde schuldigen in de hangende
kooi aan het stadhuis, vindt men ook den rector
eoner kerk vermeld.
Er werd veel aan poëzie gedaan. De pedellen
verdienden aan hot eind van het collegejaar hun
fooi door het voordragen van Macaronische ver
zon. In een lang Latijnsch gedicht vindt men
het verleenen van een privilegie door Keizer
Frederik Barbarossa, de zoogenaamde Jlultita
bezongen. Als de Keizer vraagt of de burgers
! liet hun niet te lastig maken, of zij hen wol koes
teren, an curoi luibent, antwoordt een
doctor doetits mot oen lofdicht op de levenswijze
der studenten to Bologna, dat misschien niot geheel
j ii ]a lettre moet opgevat worden.
Nos, ait. hanc tcrram colimus, rex magne,
rcfertnm
Iiobus ad liiendimi mnlhimqiio legentilms aptam.
Conti uit hm; variis Icctum de partibus orbis
Dis c c r o t u r b a v o l e n s. auri a r g c
nt i (i u e t a l o n t a S
IIuc ferimus dites nummos quoquo, p a 11 i a,
v o s t e s
Hes c m i m u s justo protio quibus utimur
o m n c s
P r a e t e r a q u a s, usus quarum communis
babotur.
X o c t e die s t u d i i s i n t e n t a m e n t e
v a c a m u s :
Tempore quo sumus h i c d u l c i s l a hor ;
i s t e v i d c t u r.
In irmltis, fatoor, cives nos urbis honorant.
Uui tamen hac una simt re ipiandoque molcsti,
Cuni c o g a n t a l i q u cm, quod non a c c
cp e r i t ipso
S o l v e r e, t o 11 e n t e s p r o p t e r non
d o b i t a p i g n u s
Namque datumnostrisvicinisaë's
alienum
A nobis repetunt qui nullo juretenemur.
Hieruit blijkt dus, dat de studenten werkelijk
allen om te studeeren kwamen, dat zij veel geld
meebrachten en behoorlijke kleederen hadden en
alles contant betaalden, behalve het water, dat
als gemeen goed beschouwd wordt. Verder dat
zij dag en nacht studeeren, en dat dit hun een
aangenaam werk schijnt, en dat de burgers der
stad hen in eenige opzichten wel fatsoenlijk be
handelen, maar in dit eene opzicht niet, dat zy
de schulden, door den oenen student gemaakt,
op de anderen verhalen, zijn goederen te pand
nemen voor hetgeen hij zelf niet verschuldigd is,
en van den een terug eisenen, wat zij den ander
gecrediteerd hebben.
Dit vond Frederik Barbarossa ook te erg Hij
vaardigde eeno wet uit, ut nemo pro vicino
solvere cof/atur, dat niemand zou worden gedwongen
voor zijn makker te betalen.
*
* *
Het feest van de Universiteit is thans gevierd
door een toeloop van studenten en professoren
van alle natiën, waren het in vroeger tijd
meest Franschen, Provencalen, Cataloniërs, Span
jaarden, thans zijn Engelschen, Duitschers en
Scandinaviërs niet minder vertegenwoordigd. Den
eersten dag werd een optocht gehouden, waarbij
de zuster-academiën Turijn, Padua en Parma zich
ieder door haar embleem hadden laten vertegen
woordigen; van Turijn kwam een kunstig gesne
den vat met Barbera-wijn, waarop een groote
aap : Padua zond haar wapendier, il bo, een
reusachtigen melkwitten stier, met vergulde horens en
met bloemen bekranst; Parma een monsterkaas.
Op het vat stondende verzen:
Ave color vini clari,
Ave sapor sine pari,
Tua nos inebriari
Digneris potcntia
Ave placens in colore,
Avo fragrans in odore,
Ave sapidum in ore,
Diilce linguae vincuhim.
Op de kaas had men gedicht:
Manducate caseura latum
In bis partibus tbrmatum
Et in omnibus laudatum
Manducate et libite!
Sed cum b o v e patavino
T a n r i n o r u m c u m q u e v i n o
Et f o r m a j o de T i c i n o
Io panis Sciontiae."
De stoet werd geopend met een optocht van
studenten der vier faculteiten te paard, dan volg
den het wijnvat van Turijn, gekroond door een
Bacchus, omstuwd door bacchanten, en getrokken
door vier witte ossen, de kaas van Parma, door
cone Ceres bewaakt, en het wondordier van Padua,
vervolgens de rijtuigen der vreemde studenten,
onder welke do Duitschers niet hun gestreepte
gezichten zeer de opmerkzaamheid trokken.
Den tweedon dag was er groote receptie door
het gemeentebestuur op de voorplaats der Uni
versiteit, die met eene tent overdekt was, en
waar tallooze banieren, oonige in don vrijheids
oorlog aan flarden geschoten, wapperden.
Geestdriftvolle toespraken werden gehouden, en de
verbroedering tusschen de leden der verschillende
binnen- on buitonlaiidsche studentencorpson, dien
middag begonnen, duurde nog verscheidene dagen
voort.
VARIA.
Moed in den oorlog. Wat voelt iemand,
wanneer hij voor 't eerst in het vuur gaat, en
later? Deze vraag wordt vaak opgeworpen. Ge
neraal Porter geeft er in Tlic Ceutury gedeelte
lijk oen antwoord op. en zegt dat alles afhangt
van de menschen en de omstandigheden. Een
officier zal zich bij de eerste charge gedragen als
een bloodaard, en niets voelen dan in- en
uitwendigen schrik, liij een andere gelegenheid zal de
zelfde man, wanneer bijna alio anderen dapper
zijn, als een der dapperste meedoen. Wij zeggen
bijna alle1', omdat Generaal Sheridan heeft be
rekend dat n man op de vier in den slag een
lafaard is. Deze soort van lieden liet hij de
paarden hunner moer dappere kameraden vast
houden. Stel eens dat do lafaards op de vlucht
waren gegaan mot de paarden van de moedigen!
Kon soldaat, zoo vertelt hij vorder, was niet zoo
verschrikt of hij had zijn grappen behouden. Toen
hij nl. vluchtte voor infanterievuur, kwam hij in
een storm van bommen to land, en op do vraag
van iemand waar hij heenging, gat' hij ton ant
woord: Ik keek naar de achterhoede van bet
legor, maar het schijnt dat dit leger geen achter
hoede hoeft." jonge troepen, die niet weten
boe gevaarlijk hot is. zullen soms oen positie in
nemen die veteranen niet zouden durven naderen;
omgekeerd zullen veteranen blijven staan waar
rekruten gaan loopen als hazen. Twee of' drie
dagen hevig vochten maken iemand's zenuwen zoo
in de war, dat bij zal schrikken van een takje of
een keisteen, dien men naar hem werpt,
Goncraal Porter vermeldt twee officieren van
onbetwistbaren moed dio altijd in het vuur onwel"
waren. Een nederlaag werkt ontzenuwend, ter
wijl succes iemand tot een held kan stempelen,
evenals den hond van Dr. .lohn Brown, die
oorlogzuchtig werd toen er n veldslag gewon
nen was. Dn politie van Clücago was zenuw
achtig totdat de bommen waren geworpen. Daarna
kreeg zij mood en de ambtenaren werden moe
dig als louwen. X'a den slag van Isandhlwana
muntten de Engelscho troepen, op zijn zachtst
gezegd, niet door dapperheid uit. Maar in Soedan
gedroegen zij zich als paladijnen in den woestcn
krijg. De nachtwakcn bij oen andere gelegenheid
maakten de soldaten zenuwachtig, totdat oen
officier oen lantaarn nam en daarmee ging naar
hot dichte woud waarin mon zeido dat de Ara
bieren zich hadden verscholen. Generaal Porter
ziet geen kwaad in hot ontwijken van kogels,
terwijl Skobeleff deze praktijk zeer verachtte.
Soms is iemand die bij gevechten te land veel
moed hoeft getoond, als verlamd door de vrees
voor torpedo's. De moeste menschen vochten het