De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 24 juni pagina 1

24 juni 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S74 DE AMSTERDAMMER A'. 1868 WEEKBLAD VOOK NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. itgerei: Tj. VAN HO LEEM A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 24 Juni. Abonnement per 3 maanden f \.?. fo p. p. ? 1.15, Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE TON: Vrijheid, naar het Zweedsch van Elna Tenow. Hl. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Muziek in de hoofdstad, door H. C. P. D. Ten-toon stellingen in Noord- en Zuid-Holland, (Verv.), door Alb. Th. De schilder Gabriël Max. Een opmerking omtrent een Man van Beteekenis" en zijn biograaf, door P. Westra. Een dankbaar hart. Katharina H en Potemkin de Taurier. Den Hooggeleerden Heer Prof. Alberdingk Tlujm, door F. v. Eeden. VARIA. SCHAAK SPEL. Balta-Alba, uit het Rumeensch van B. Alecsandri. Voor Dames, door E-e. AL LERLEI. RECLAME. INGEZONDEN. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. De nieuwe keizer van Duitschland heeft zijne regeering begonnen met een manifest aan zijn leger en zijne vloot, waarin gewezen werd op den onverbrekelijken band tusschen den souverein en de gewapende macht; daarop is een manifest aan het volk gevolgd, waarin Wilhelm II verzekert een rechtvaar dig en zachtzinnig koning te zullen zijn, en aan zijn volk de trouw belooft, waarop ook hij van de zijde der natie aanspraak mag maken, terwijl hij verklaart, den vrede te willen beschermen. Men kan niet zeggen, dat deze staatsstukken eenig licht verspreiden over _de beginselen die de keizer op staat kundiggebied wil toepassen. Men mist daarin vooral de verklaring van keizer Friedrich, dat evenveel ^eerbied verschuldigd is aan de rechten van de verbonden regeeringen en aan die der vertegenwoordiging als aan de rech ten der kroon. Doch binnen enkele dagen zal Wilhelm II de gelegenheid hebben om het reeds gesprokene aan te vullen, wanneer hij in de zitting van den Rijksdag, n die van den Landdag met eene troonrede opent. Tot zoolang zal men zich dus van een beslist oordeel moeten onthouden. Dat 's keizers woorden met groote spanning worden tegemoet gezien, is zeer verklaarbaar. Iedereen weet, dat de jonge man, die geroe pen is om eene zoo hoogst belangrijke en zoo zware taak te vervullen, tot nu toe een vurig bewonderaar is geweest van den heer Von Bismarck; maar het is nog volstrekt niet uitgemaakt, of die bewondering zoover gaat, dat zij den heer von Bismarck weer den zelf den oppermachtigen, overwegenden invloed bezorgt dien hij onder de regeering van keizer Wilhelm I heeft uitgeoefend. Men weet, dat de voorkeur, door den tegenwpordigen keizer vóór de troonsbestijging van zijn vader geschonken aan den omgang met het ultra conservatieve, piëtistische echtpaar Von Waldersee, den heer Von Bismarck zeer onaan genaam is geweest. De namen Waldersee, Puttkamer en Stöcker zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden, en beteekenen militair chauvinisme, politieke reactie, piëtistische Feuilleton. VRIJHEID. 3) naar het Zweedsch van ELNA TENOW. Maar de tijd gaat ongestoord zijn gang, en nu is het voor de derde maal herfst sedert zij zich vestigden. Zij zijn beiden gemakzuchtig geworden en hebben zich gewoonten eigen gemaakt. Hugo doet geregeld na het eten zijn middagdutje in huisjapon en pantoffels, en ?wanneer het koffietijd is, komt Bertha hem met een kus wekken. Dan gaan ze zitten in den salon, waar de courant en een gemak kelijke luierstoel voor Hugo in gereedschap zijn, terwijl zijn vrouw zich met eenig handwerkje onledig houdt. Zij heeft erhetgeheele huis reeds mede gevuld en weet er bijna geen plaats meer voor te vinden. Wat moet ze dan beginnen? Maar dat is nog het ergste niet. Ze hebben ook al hun boeken uitgelezen en al hun gedachten uitgesproken. Ibsen en Bang en al de anderen, ze zijn niet meer nieuw, niet langer interessant. Ze bieden hoegenaamd geen stof meer aan tot gedachtenwisseling. De »frischheid van denkbeelden", de fijne karakterteekening", »de pittige stijl", al dergelijke opmerkingen en beoordeelingen, die hun eenmaal zoo nieuw en treffend dunkten, ze zijn zoo dikwijls herhaald en te pas ge bracht, dat ze alle frischheid en aantrekke lijkheid verloren hebben. En iets anders vin den ze er niet voor in de plaats. onverdraagzaamheid, in alle opzichten dus het tegendeel van hetgeen men had mogen ver wachten, wanneer het leven van keizer Friedrich was gespaard gebleven. De hee_r Von Bismarck is een veel te ervaren politi cus, om in een dergelijken plotselingen over gang eenig heil te zien. Beter dan iemand anders weet hij, dat men de bakens moet verzetten, eer het getij verloopt. Daarenboven is hem het drijven der ultra's van de rechter zijde reeds lang zeer hinderlijk geweest. Men zal hem _ niet verdenken van teederheid voor de vrijzinnigen of van een zwak voor de nationaal-liberalen, maar hij wil voor zijne staatkunde de vrije hand behouden en zich noch _ door de oorlogspartij, noch door de agrariërs en de jonkers, noch door de anti semieten laten dwingen om iets te doen, dat hij niet goedvindt, of voordat hij den tijd daarvoor gekomen acht. Deze omstandigheden maken het waar schijnlijk, dat de invloed van den rijkskanselier, indien die werkelijk oppermachtig is gebleven, zich zal doen gevoelen door een kleine wending naar de linkerzijde, en dat men de plaatsen van enkele oud-conserva tieven door nationaal-liberalen zal zien be zetten. Natuurlijk beduidt dit niet, dat er kans bestaat, op de invoering van een libe raal régime in den eigenlijken zin des woords, maar hoogstens, dat eene poging zal worden gedaan om meer dan tot nu toe het geval was op de middenpartijen te steunen. Blijkt het werkelijk, dat het schip van staat in deze richting wordt gestuurd, dan kan men er zeker van zijn, dat niemand anders dan de heer Von Bismarck het roer in handen heeft. De Europeesche pers met uitzondering natuurlijk van die bladen, die gewoon zijn meer te zeggen dan zij kunnen verantwoorden 1?neemt bij de troonswisseling eene verstan-., dige en afwachtende houding aan. De organen der Russische regeering doen uitkomen, dat de toestand in vele opzichten duidelijker kan worden, omdat het voor Duitschland nu mo gelijk is eene besliste houding aan te nemen, hetgeen noch gedurende de laatste levensjaren van den ouden keizer Wilhelm, noch gedu rende de korte regeering van den doodzieken keizer Friedrich kon geschieden. De Fransche pers toont zich bezorgd, maar pleit tevens krachtiger dan ooit voor het behoud van den vrede. Op welsprekende wijze wordt dit plei dooi gevoerd door Jules Simon in den Matin»De grootste waarborg voor den vrede, dien ?wij na den dood van den vredelievenden keizer bezitten," zegt de bejaarde staats man »is het weerzinwekkende, het ondenk bare van den eerstvolgenden oorlog. De we reld heeft nog geen strijd gezien tusschen zulke ontzaglijke menschenmassa's, die door eene zoo zorgvuldig berekende mobilisatie, met de hulp van zoo snelle middelen van vervoer werden bijeengebracht en over zulke moorddadige wapenen beschikken. Zij heeft genoeg zangen gewijd aan de gruwelen van den oorlog, maar zulke gru welen heeft zij nooit gekend... Zij noemde Zij gevoelen beide dat de verveling voor de deur staat, maar zoeken het voor elkander te verbergen. Iets is er waaraan ze willen vasthou den: het geloof aan de onveranderlijkheid hunner liefde; maar wanneer ze die op de proef willen stellen, dan blijkt ze, instede van als voorheen hun geheele ziel te vervullen, nog slechts even voldoende tot een vluchtige op winding, die een droevige leegte achterlaat. En kinderen krijgen ze niet. In het begin waren ze er blijde om: ze waren immers el kander voldoende. Nu zou het een uitkomst zijn een kind te hebben. Iets te hebben, waar aan ze denken, waarop ze hopen konden! Maar dat was nu eenmaal niet zoo! Zoo stonden de zaken toen Hugo eens aan tafel zeide: »Nu geloof ik dat ik iets heb ge vonden waarin je belang zult stellen. Het is een boek van Stuart Mill. Me dunkt dat .moest ik je eens voorlezen?" »Ja, dat wil ik wel heel graag leeren kennen." Ze nestelen zich als gewoonlijk in de zitkamer, en Hugo begint met de »opdracht", waarin de groote denker aan zijn overleden vrouw de verdienste en de eer toekent, niet alleen van dit werk, maar van al wat hij ge schreven heeft, van alles wat hij heeft kunnen worden. Reeds hier werd Bertha's aandacht ten volle geboeid. Zij hoorde van een vrouw die gedaan had wat zij zich eenmaal als haar liefste droom had voorgesteld, die terzelfdertijd vrouw en vriendin was geweest, ja meer dan dat, de levenswekkende die hem zonder rust noch duur had voortgedreven, al verder en verder. Hoe benijdde zij die vrouw! Hoe gaarne zou zij als die andere dood en begraven willen zijn, wanneer slechts aan haar graf van haar hetzelfde kon getuigd worden! Wat had zij een leger van 100.000 man »het groote leger", en eene natie, die 400,000 man in het veld kon brengen »de groote natie". Wat zij thans voor zich ziet, is Attila gewapend met meliniet en met Kruppkanonnen." En dan schil dert hij de vreeselijke gevolgen, die reeds eene mobilisatie voor alle kringen der be volking zal hebben, en die het leven der natie zal doen stilstaan; de eerste botsing, de ver woesting van den bodem, het moordende der veldslagen. Hij laat ons zien, hoe honderd duizenden de hospitalen zullen vullen, hoe scharen van gevangenen naar afgelegen pro vinciën zullen worden overgebracht en daar grootendeels den dood zullen vinden, hoe dan de kinderen en de ouden van dagen tot het bloedig oorlogshandwerk zullen wor den opgeroepen, hoe het brood zal ontbreken en de fabrieken in vlammen zullen opgaan. »Vaarwel," gaat hij voort ? »gij boeken en platen, gij kunstwerken, gedenkteekenen der gedachte! Drie eeuwen heeft men noodig gehad om deze wonderen te scheppen, drie minuten zullen voldoende zijn om ze te verwoesten! Zijn wij overwinnaars of over wonnenen ? Wij zullen het morgen vernemen, als onze generaals weten, of hun nog een leger overblijft, of hunne bevelen al of niet zijn begrepen, of het Duitsche of wel het Fransche geweer verder draagt. Maar hetzij wij overwinnen of overwonnen worden, wij zullen reddeloos verloren zijn. De dood zal in alle gezinnen wonen, de ondergang zal alle volkeren dreigen." Na den oorlog zoo voorspelt Jules Si mon. zullen de gruwelen van den burger oorlog komen, de internationale anarchie zal vernietigen, wat de strijd tusschen twee vol keren heeft gespaard. "Wij zullen den talentvollen schrijver in het uitwerken dezer stelling niet verder volgen, maar er slechts op wijzen, dat hij met zijn vurig pleidooi voor den vrede niet alleen staat. De minister-president Florjuet. hoeft te Marseille verklaard: »Ik verze ker u, dat ik den vrede, dien gij met gansch Frankrijk wilt, zoo lang mogelijk zal hand haven." De nederlaag, door den Boulangistischen candidaat Déroulède in het departe ment der Charente geleden, bewijst, dat de plattelandsbevolking zich afkeert van een avontuurlijk chauvinisme. En ten. slotte mag men er nog op wijzen, dat de Fransche kamer een bewijs van vredelievendheid heeft gegeven, door in eene uitvoerig toegelichte motie haren bijval te betuigen aan den Araerikaanschen Senaat, die verklaard had de beslissingen door scheidsrechterlijke uit spraak over geschillen tusschen volkeren te willen bevorderen. Waarlijk, Frankrijk beijvert zich om aan te toonen, dat het niet de rustverstoorder in Europa wil zijn! De benoeming van mr. Pijuacker Hordijk tot Gouverneur-Generaal van Ned. Indiëis het belangrijkste binnenlandsch nieuws van deze week. Zij teekent zoowel den Minister van Koloniën, als den heer Pijnacker Hordijk. Het blijkt steeds meer, dat de heer Keuchenius een moeielijk na te rekedaarentegen gedaan? Tot haar diepe beschaming moest zij het zichzelve bekennen: instede van hem voor waarts te drijven, had zij hem van de kamp plaats weggelekt, en hem door de kracht van haar liefde en haar jeugd aan zijn tehuis en aan zich zichzelven weten te ketenen. En wat had zij er mede gewonnen? Niets, niets! Zij had hem benadeeld zonder er zelf eenig voordeel bij te ondervinden, en zóó kon, zoo mocht het niet voortduren. Wanneer zijn krachtige geest zich weder kon doen gelden, zou hij weldra zijn oude plaats in de gelederen terugwinnen ; maar dan ook geen sprake meer voor haar van een plaats aan zijne zijde in den strijd; zij had er naar gehaakt, maar zij wist, zij gevoelde dat zij zelve en al wat hun ge meenschappelijk bestaan betrof, nu voor goed in zijne opgen was samengesmolten tot n enkel begrip «zijn tehuis", de plaats waar hij het zich gemakkelijk maakte, en waarvan zij het voornaamste stuk huisraad vormde, of met andere woorden de »huisvrouw": de vrouw die hem toebehoorde naar lichaam en ziel, die met zijn gedachten dacht; belang stelde in iets omdat hij het zijn aandacht waardig keurde; die personen, zaken en toestanden van %yn standpunt beoordeelde; voor wier leven, denken en handelen hij het eenig doel vormde; kortom die geheel in hem opging en n was geworden met hem. Zoo behoorde een goede huisvrouw, een waar huwelijksleven immers te zijn? Zoo volgden haar gedachten elkander op, eerst bedaard cii geleidelijk, dan. al onstui miger, heviger, onverstaanbaarder. Zij dacht er niet langer aan ze van zich te zetten, maar gaf er zich geheel aan over, en wond zich gaandeweg op tot een ingehouden toorn, die nen man is, een staatsman, die te zeer een eigen karakter bezit om zich bij deze of gene partij, als aanhanger van een bepaalde coterie, te laten inlijven. Pijnacker Hordijk, een libe raal, zij 't al niet een oud liberaal van Burgerpligtschen stempel, door den anti-revolutionnair tot de hoogste landsbetrekking ge roepen, ziedaar wel een bewijs dat partijzucht niet Keucheunius' ergste kwaal kan zijn. Welk liberaal ministerie zou iets van dien aard hebben verricht ? Dat Pijnacker Hordijk geen Indische spe cialiteit is, mag bekend geacht worden. Dat hij zich onderscheidt door eene zekere mate van onafhankelijkheid in zijn oordeel en door zelfstandigheid van karakter, evenzeer. Hier en daar heeft men kunnen lezen, dat hij niet misdeeld is van eerzucht. Nu dit is een eigen schap, die in Nederland evenmin als elders afzonderlijke vermelding behoeft, ten opzichte van jeugdige mannen, die bekwaam en wel sprekend zijn. Men kan alleen zeggen, dat P- Hordijk zich vereenigd heeft met Keuche nius' koloniaal program, dat hij zich verbon den heeft het in Indië, voor zoover 't van hem afhangt, te helpen uitvoeren, en dit gegeven is op zichzelf' niet onbemoedigend. Immers Keuchenius' program is, voor zoover 't bekend is, in overeenstemming met de radicale beginselen, en P. Hordijk staat be kend als een man van kracht, die, geheel vrij van belemmerende antecedenten en relatiën in Indië, er niet tegen op zal zien nieuwe wegen te betreden, 't Kan goed zijn. Niet zoo belangrijk, maar toch belangrijk genoeg om de aandacht van geheel Neder land te trekken, was de uitslag van de her stemming voor den gemeenteraad alhier. Men weet, dat de candidaat der oud-liberalen het gewonnen heeft. Nog altijd vinden Burger plicht en Hcuidelsbktd het oorbaar, de minder heden buiten de vertegenwoordiging van de burgerij te houden. Hoe duidelijk het ook moge zijn, dat aan dit onrecht weldra een eind zal worden gemaakt, er zijn, die meenen, dat het voordeel voor de liberale partij is, nog een poosje de alleenheerschappij uit te oefenen en de in hun recht verkorte tegen partij te verbitteren. Men moet er zich over bedroeven, dat nog zoovele burgers door de zonderlingste redeueeringen zich laten, wijs maken, dat het plegen van onrecht, land- en gemeentebelang bevorderlijk kan zijn. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Nederlandsch Tooneel (Fransche Laan), Grand Théatre. Salon. Een dichter van de Tweede Renaissance die der Middeleeuwsehe Kunst heeft de hulde bezon gen, door Mentzer vrouwei. en jonkvrouwen aan den minnezanger Heinrich von Meissen gebracht, toen zij. onder tranen, haren edelen verdediger, den 29sten November 1318, naar het graf droegen. Starb Ench ein lieber König, Dass Jung und Alt erblasstV" roept hij uit. haar wangen met een hooger rood kleurde. Onbewust van dit alles, ging Hugo voort met lezen; maar zij verstond er niets van; hoe was het mogelijk dat hij zoo rustig en kalm kon blijven, terwijl het in haar binnenste kookte en bruiste? Zij gevoelde een onweerstaanbaren drang, hem het boek uit de handen te rukken, en het ver weg te slingeren. Wat gingen haar al die prachtige ideën en grootsche gedachten aan, wanneer zij er voor zich zelve geen be vredigend antw_oord in kon vinden; wanneer ze haar toch niet konden geven wat zij ver langde en wenschte; niet anders deden dan haar in de overtuiging versterken, dat zij aan handen en voeten gebonden was. Eindelijk werd de stroom van al zulke gedachten haar te sterk. Zij stond driftig op, wierp haar werk van zich, bedekte het gelaat met beide handen, en liep haastig naar de deur. Hugo keek verschrikt van zijn boek op. »Wat is er, Bertha? Blijf toch! Zeg, wat scheelt er _aan?" Maar zij had de kamer reeds verlaten eer hij haar kon terughouden, en haar ijlings volgende naar het slaapvertrek, vond hij de deur van binnen gegrendeld. Bertha wierp zich languit op de canap neder; zij lioorde zijn dringend roepen en vleien, maar het was alsof het haar yolstrekt niet aanging en toen hij het eindelijk opgaf en zich mistroostig verwijderde, begroef' zij het brandend hoofd zoo diep mogelijk in het wTeeke kussen en gaf zij zich ongestoord over aan de hartstochtelijkste uitingen van radelooze smart. Zij had er geen het minste begrip van hoe lang zij zoo gelegen had, maar eindelijk ceni

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl