De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 24 juni pagina 6

24 juni 1888 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.574 vaster, dat Walachije een geheel onbethaafd land is. A Maar terwjjl ik zoo in gedachten verdiept was, " ik op eens verwonderd staan want ik hoorde Jiaj drie jongelui met modder overtrokken, ch spreken. «jBebt g\j reeds de nieuwste wonderen van het ir"1WBt gehoord?" vroeg de een. Eene vrouw uit /Moldavië, wier rechter hand geheel lam was, tvMÖft na dertig baden met deze hand reeds een jftlanis kunnen slaan. Twee dooven kunnen hoot «en ea een jongen van mij, die over zijn geheel ' lichaam wonden had, is genezen." . Geen wonder," zeide een ander, weet gij 'reeds wat mg gisteren avond overkomen is, nadat ik in 't dorp u beiden verlaten had? Ik hoorde iemand Arrêtez!" roepen en zag een persoon achter mij aankomen, een arme vreemdefingj die een uur te voren aangekomen was en door een massa honden omringd, een logement zocht." Bij deze woorden trad ik verheugd op den Treemde toe en zeide, terwijl ik hem de hand reikte: Menheer, ik ben de vreemdeling, over ,wfen gjj u deze nacht ontfermd hebt en ik ver boog m\j, dat ik in de gelegenheid ben, u daarWOOt m^nen dank te betuigen." -; ? -Ik behoef u nauwelijks te zeggen, dat de drie ' jongelui mij vriendelijk in hun kringetje opnamen en door hun gedrag mij van mijn denkbeeld af., brachten, dat Walachye een woestenij is. , Nadat w\j ons weer gekleed hadden, bezichtig-' -dett wjj de merkwaardigheden van het strand, , jm een mijner begeleiders zeide daarop : f «Hier, menheer, ziet gij eene nieuwe wereld, '?., die de opmerkzaamheid van een kunstenaar L waard is. Hier ziet gij eene plaats van eenige ', -duizenden zielen, die in eenige dagen opgebouwd * wordt en fa weinige weken weer verdwijnen zal, ^ evenals Ninevé, Babel, enz. Eene plaats, waar , geen huiselijke gezelligheid bestaat, door de afwe zigheid van muren, deuren en vensters ; kortom b eene plaats, zooals er geen tweede in Europa te [ "finden is, waar toch onze eeuw door twee modewinkels vertegenwoordigd wordt. Deze wereld kan l* - U misschien onbeschaafd schijnen ; zij heeft echter lare bijzondere wijze van beschaving. Hier is het r\jk der tegenstelling, rijkdom en armoede, vreugde en smart, nieuwe en oude denkbeelden, Europeesche en Eoem«ensche kleederdrachten. Hier...." Hier," nam een ander het woord, wordt het oog maar niet de maag voldaan. Ik doe daarom het voorstel, om ook deze haar recht te laten wedervaren." Wij bestegen een rijtuig met zes paarden bespannen en reden naar het dorp terug. Voor n der huizen stapten wij uit en traden in eene kamer, die niet grooter en niet beter ingericht was dan die van den wachter. Mijne heeren," zeide de eigenaar lachend, ik ' verzoek u de meubels en spiegels van dit paleis te sparen] Onder deze voorwaarden noodig ik u aan mijne tafel." Daarop legde hij eene rieten mat op den grond en zette daarop eene lage, ronde tafel, legde Vier servetten en houten lepels neer en verzocht ons op Turksche wijze plaats te nemen. . Nadat hij in de handen geklapt had kwamen er drie bedienden binnen, de eene droeg eene schaal met wittebrood, de tweede een schotel met Imrsch, een zure koolsoep, en de derde eenige flesschen bordeaux. ' Mijne heeren, zei onze gastheer, daar glazen hier onnoodig zijn, wapene ieder van u zich met ?;, eene flesch om op deze wijze den dorst te """ lesschen." W\j volgden zijnen raad op en begonnen toen in broederlijke eensgezindheid uit den schotel te eten, waarna de bedienden andere spijzen brachten, die zeer goed smaakten, doch die ik niet kende. Na tafel waren wij bizonder vroolijk; mijne nieuwe vrienden dansten zelfs volgens landsgebruik en lieten de luitspelers, rijkelijk beloond, heen gaan. Tegen den avond reden wij weer naar het meer 'terug, om een stoomboottochtje te ondernemen. ? . Gij kunt begrijpen, dat dit voorstel mij een heerl§k vooruitzicht opendo. Dit werd wel eenigszins beperkt toen ik de stoomboot" zag, want de raderen, waaraan deze haar trotschen naam te . danken had, worden door vier mannen voortbe wogen en veroorloofden dus geene groote sprongenOngeveer dertig dames en heeren stegen in de boot, ook eene muzikantentroep van Zigeuners en zoo ondernamen wij eene reis in den maneschijn tot ongeveer 8 uur. De dames hadden eenige vrees voor storm en ongelukken, maar de ridders zwoeren, haar in geval van nood door zwemmen te redden, waarop zij kalmer werden. Ondertusschen kwamen wij gelukkig weer aan land, in eene opgeruimde stemming en met veel lust om i naar het bal te gaan. Dit bal, dat bestemd was om al mijne gedach ten over het gemis aan beschaving in Walachije den kop in te drukken, betooverde mij dan ook werkelijk. In de groote zaal, casino genaamd, bevonden zich meer dan twee honderd personen bijeen, die in kleeding en manieren volslagen Europeanen waren. Gij kunt u voorstellen, mijne heeren, welken indruk dit gezelschap op mij maakte, wien nog het geschreeuw van den koet sier van Braila in de ooren klonk, die door 't nachtverblijf bij den wachter als geradbraakt was, en die van zijne verbazing over het paradijsach tige leven aan de badplaats nog niet bekomen was. Vooral toen ik kennis maakte met eenige schoon e vrouwen, dacht ik in eene tooverwereld verplaatst te zijn. Hare oogen waren zóó schit terend en haar lachen zóó lieflijk, hare gestalte en hare bewegingen zóó sierlijk, hetzij zich in eene mazurka, een contredans of eenen wals be wogen, deze verzameling van bloemen, edelsteenen, licht en muziek, betooverde mij, zoodat ik geheel vergat waar ik mij bevond, namelijk aan de grens van Azië. En toen ik later weer buiten in de woestijn kwam, kon ik niet laten tot itujzelf te zeggen, dat Walachije een wonderland is. Na ongeveer twee uur nam ik van mijne in den modder gevonden vrienden afscheid en keerde met eene Jodenbritschka naar Galatz terug om mij van daaruit naar Stamboel te laten inschepen. Aan den uitgang van het dorp ontmoette ik nog twee gezelschappen, dames en heeren, die met mijziekbegeleiding in den maneschijn gingen wandelen. Dit mijne heeren, zoo besloot de schilder zijn verhaal, is mijne reis door Walachije. Ofschoon zij wat gemakken betreft veel te wenschen over laat, zal 't mij toch nooit spijten, haar ondernomen te hebben, want ik heb in die vierentwintig uren zoovele en zulke verschillende indrukken gekregen, dat ik nu nog niet weet of het land, wat beschaving betreft tot Europa of tot het barbaarsche Aziëbehoort. Mis schien kunt gij mij dege vraag beantwoorden." VOOR DAMES. De Grand Prix. Een asyl. Drie keizerinnen. In aansluiting met hetgeen de vorige week ge meld werd over de weelde, die dit voorjaar te Parijs wordt tentoongespreid,komen de verrukte be richten der modeverslaggeefsters over al het moois dat bij den Grand Prix, op 10 Juni, te zien is geweest. Dat Mad. Carnot, de présidente, in een kring van ambassadrices en grootheden der Republiek troonde, heeft op zich zelf wel geen aanleiding ge geven tot grootere toiletten, maar de zekerheid dat er veel werk van het feest gemaakt zou worden, heeft toch ongetwijfeld mondaines n demi-mondaines aangespoord. De gasten van den president vulden de tribune, maar de eigenlijke groote wereld van mode, smaak en pracht, zat op stoelen op het grasperk aan den voet der tribune en hield daar een soort van geimproviseerden salon; terwijl mede op het gras perk, terzijde, eene reeks van equipages de geleheidscostumen van de koninginnen der demi-monde, en ook van een aantal dames der wereld tentoon stelden. De verscheidenheid lag meer in kleur dan in vorm; eigenlijk nieuwe vindingen in model wer den niet opgemerkt; alles was tot den vorm redingote (met of zonder rucJie, met een grooten schouderkraag of drie kleinere, met licht gedrapeerden rok) en empire (met gladden rok, breeden strik, geplooid corsage, onder den gordel verdwij nend, en ronden hals) terug te brengen. In de kleuren echter was de verscheidenheid groot: wit, rose, vieux rose, bois de rose, groen, vert du NU, vert d'eau, ivoire, crème, mastic, bleekblauw, meestal zeer lichte, vroolijke nuances. Het zwart, dat een enkel oogenblik voorspeld werd, is alleen in zooverre door de mode opgenomen, dat het bij voorkeur tot versiering gebruikt wordt. Men draagt den zwart kanten of zwart tulle man tel dien wij een vorige maal beschreven, of ook een zwart krippen overtrek over een lichtkleurig transparant. Het vest of plastron, vroeger wit genomen, wordt nu van zwarte zijde gemaakt, ook zeer breed zwart zijden lint dient als ceintuur op een licht gekleurd kleed. Een eenvou dig costuum, maar zeer elegant, is het volgende: transparant van vieux rose, gebrocheerde zijde, aan den rand van den rok bevindt zich een zoom, 15 a 20 centimeter breed, van zwart flu weel (geen lint), met veelkleurig jardini reborduursel au passé, dat voor de helft op het fluweel, voor de helit op het gebrocheerd sa tijn zit. Het rose is geheel overtrokken met zwart krip, aan de taille en van onderen ingehaald; opdat het niet zal doffen, is het daar cnder den zoom bevestigd, er is daar ook een ingehaalde volant aangebracht. Ceintuur van zwarte zijde; corsage ook met krip overtrokken en ge kruist ; hoed en parasol evenzoo met zwart krip overtrokken. Men neemt het krip ook kleur op kleur, vooral blauw op blauw satijn staat goed, of geel op geel satijn; in plaats van krip ziet men ook gebor duurd gaas, kant, Chantilly. Voor de hoeden is nog steeds de Directoire-hoed gebleven, men versiert hem met echte of gemaakte bloemen, veeren, vooral struisveeren. Een ander model is de capeline Louis XIV, van Italiaansch stroo, met een geheclen rand van veeren, een hooge aigrettc van fluweelen strikken en drie halve witte struisveeren bovenop. Zeer gewaagd en zeer origineel was bij de wedrennen een gewone jockey pet van ingehaald krip; de klep was geheel in gewonen vorm, met een rand van kleine veertjes erom, links bij het begin van de klep eene touffe van twee halve struisveeren. * Aan de stad Berlijn is een legaat gemaakt, dat vooral om de bestemming en de zijde van waar het komt, opmerkelijk is. Een vrijgezel, de Braziliaansche consul-generaal Joseph Behrend, heeft eene som van 780,000 mark bestemd voor het oprichten eener stichting met het doel, aan on verzorgde en onbesproken meisjes uit den be schaafden stand, wier inkomen niet voldoende is voor een behoorlijk levensonderhoud, eene jaarlijksche rente te verzekeren." De Braziliaan maakt geen onderscheid van godsdienst voor zijne beschermelingen, maar de beneficiante moet vaderloos, ongetrouwd, te Ber lijn woonachtig, en 25 jaar oud zijn. Het stich tingsfonds wordt bij de gemeentelijke overheid gedeponeerd, aan iedere der beneficianten wordt 900 mark jaars uitgekeerd; in den beginne zul len slechts weinige renten moeten worden ver strekt, ten einde spoedig zooveel bij een te heb ben, dat een gedeelte van het kapitaal voor een asyl kan worden gebruikt en er 500,000 mark voor de lijfrenten overblijven. De dames die in het asyl woning verlangen, laten daarvoor een zesde van hare rente inhouden. De rente wordt levenslang toegestaan, maar vervalt bij huwelijk of verbetering van lot, of slecht gedrag. Het beste van zulk eone stichting is, dat zij eene kern vormt, waarbij zich legaten van andere philanthropen kunnen aansluiten. Aan de drie Dultsche keizerinnen, Augusta. Victoria en de vrouw van den tegenwoordigen Duitschen keizer, Augusta-Victoria, wijdt prinses Eboli" in Figaro een artikel, waarin eenige merk waardige beschouwingen voorkomen. Er is tus?schen die drie gekroonde vrouwen, die zoo kort na elkander dezelfde plaats bekleeden, niets ge meens, niets dat hen op elkander doet gelijken. Als wij nog in den tijd van zinnebeelden en alle gorieën leefden, zou men de eene in haar wapen geven: den diadeem en het purper; aan keizerin Victoria: den scepter en den sleutelbos; aan keizerin Augusta-Victoria: eeno wieg en eene breinaald." Er is wel gezegd, dat de keizerin Augusta zeer schoon moet geweest zijn;" vervolgt prinses Eboli, het is mogelijk, maar al heel lang weet men het enkel van hooren zeggen. Het is zeker dat zij heel mooie schouders moet gehad hebben, want zij heeft zich nooit anders dan gedecolle teerd doen schilderen. De schouders waren ook hare laatste coquetterie; als zij dan nog groot toilet droeg, schoof men op haar vermagerde schouders een stel wassen schouders, waarop dan de juweelen van dienst werden vastgehecht. Er is namelijk voor de juweelen van een Pruisische koningin rouleering in den dienst, evenals voor de lijfwacht van haar paleis. Eene hooge, slanke gestalte, een fijn gedistin geerd gezicht, een echt prinsessengezicht, blank, teer, met koelen, scherpen blik, kastanjebruine gegolfde haren, bijna altoos met kostbaarheden versierd, dat is Augusta's portret als jonge vrouw, toen zij nog niet de dubbele kroon, keizer lijk en koninklijk, droeg. Sedert de laatste achttien jaren, haar geheelen keizertijd, is zij nog slechts een skelet in den keizersmantel, door ziekte geheel ondermijnd; voor de natuurlijkste verrichtingen moet zij aan de wetenschap hulp vragen; zij kan niet meer loopen, dat is haar trouwens onverschillig, maar zelfs niet meer groeten, en dat is haar zeer pijnlijk, want de gedachte van haar geheele leven is: representeeren, vorstin zijn, zoo zelfs, dat zij een koets met bascule heeft laten maken, waarin zij de groeten der voorbijgangers al buigende kon beantwoorden, door middel van eene machinerie die door den voet der hofdame tegenover haar in beweging werd gebracht." De oude keizerin had in hare jeugd, aan het Weimarsche hof, Göthe gekend, en liet zich steeds veel voorstaan op haar smaak voor letterkunde. Als vrouw bood zij den keizer weinig aantrekke lijkheid; als keizerin nevens hem, waardeerde hij haar, en te recht. Als moeder liet zij de kin deren slechts tot den handkus toe; vrienden, ver trouwden, had zij nooit, koele eerbied was haar voldoende. Haar arbeidsveld was door den keizer strikt begrensd. In eene politieke quaostie mocht zij geen oordeel hebben. Bismarck had dit geëischt. Vandaar die zwijgende, maar vreeselijke haat, die slechts de laatste jaren in wederzijdsche onver schilligheid is overgegaan. Zelfs in kleinigheden trachtte zij hem te ergeren, bij voorbeeld door met voorliefde, en onberispelijk, de taal van den erfvijand, den Franschman, te spreken en te schrijven. Zij had, sedert 1870, een Fransen voorlezer." Om in het publiek te blijven verschijnen, had zij uren toilet noodig; al pijn lijdende studeerde en bewaarde zij haar officieelen glimlach. Hare omgeving wist wat zij leed, en zelfs de gezanten en vreemdelingen vonden het pijnlijk, die vrouw, die in een draagstoel tot aan de deur der troon zaal gekruid was, daar in kostbare stoffen gehuld, met een manteau de cour vol goudborduursel en vijftien rijen paarlen om den hals, met gesmoorde stem, als een automaat, eenige hoffelijke woorden e hooren uitspreken, en haar dan als een spook achtige vertooning te zien verdwijnen, om zich in haar vertrekken te laten ontkleeden, en voor de weinige minuten inspanning met uren van pijn en afmatting te boeten. * * * Keizerin Victoria is nooit met hare schoon moeder op goeden voet geweest. Zij was met hart en ziel moeder en echtgenoote. Men vond haar te weinig koningin. Victoria is van middelbare grootte, niet elegant, maar met een frisch, rond, burgerlijk gezicht; zij heeft heldere, verstandige, vroolijke oogen en glad haar met een Engelsen kanten mutsje er op; zij gebruikt weinig poudre de riz maar veel zeep, een weinig gecompliceerd corset, geen hooge hakken; zij is verstandig en vergenoegd, maar noch trotsch, noch behaagziek. Haar verstand is buitengewoon helder, en haar kennis zeldzaam groot; zij heeft van de gelegen heid geprofiteerd om van kunstenaars en geleerden tot haar eigen nut alles te verkrijgen .wat zij haar konden leeren. Haar paleis is een toonbeeld van gezelligheid; keizer Friedrich, die zwak, har telijk en beschaafd was, waardeerde haar en erkende gaarne het overwicht van haar krachtig verstand. Zij heeft weinig vrienden, maar die zij heeft, zijn haar trouw als kameraden. Zij Meld niet van het hof, van de officicele recepties, waar zij vijf entwintig jatr lang de tweede rol heeft moeten spelen. Zij wist dat men haar hare Engelsche manieren en opvattingen verweet, maar wat zij voor goed hield, zou zij voor niets ter wereld ver anderd hebben. Zij liet, toen een kroonprins ver wacht werd, een Engelschen dokter komen, tot groote ergernis van al de Duitschers ; haar pro tégékwetste den kroonprins *aan den linkerarm en dit verklaart zeker bet best de antipathie van den knaap, thans Wilhelm II, tegen Engelsche doctoren. Toch wist zij weer bij haren man, in diens ziekte, doctor Mackenzie te doen roepen. In de weinige maanden van haar huwelijk" zegt prinses Eboli, heeft zij getoond, dat zij mis schien niet zou hebben »weten te regeeren, maar dat zij wel wist te willen." Do grootste smart in haar leven is geweest het verlies van haar kinderen, de prinsen Waldemar en Sïegismund; voor haar man had zij eene kalmo, rustige toegenegenheid, en in den diepen rouw van thans, zal zeker ook de smart over het verlies der oppermacht wel eenig deel hebben. Keizerin Victoria schildert en boetseert heel aardig. Menig Dnitsch bankier gaf op de liefdadigheidstontoonstellingen heel wat geld voor de terra-cotta's, door hare eigen hand bewerkt. Voor litteratuur had zij veel belangstelling, niet echter voor vrouwenquaesties. Zij heeft altoos veeltijd gehad voor het bekijken van een schilderij of van antiek tapijtbehangsel; maar nooit heeft zij tien minuten kunnen vinden om een japon aan te passen," zegt prinses Eboli. Keizerin Victoria-Augusta is noch vorstin, noch echtgenoote, enkel moeder. Zij is ouder en langer dan haar man, volkomen onbeduidend van gezicht, niet leelijk, maar nog minder schoon, zonder gra tie en zonder figuur. Zij houdt baar haren op met een schildpadden kam en draagt enkel Duitsche produkten, hetgeen haar ook terstond is aan te zien. Haar man drinkt ook nooit Fransche wijnen, geen van beiden houden van muziek of van kunst; zij leest alleen de boeken, die de hofprediker Stöcker haar opgeeft. Zij is goedig en gelukkig; haar liefste bezigheid is, te laten zien hoeveel kinderen zij al heeft; elk jaar komt er een bij. Zij vereert haar man, en wil niets hooren van praatjes omtrent het gebruik van zijn vrijen tijd, die men haar zou kunnen mededeelen. Met veel zorg, met veel artikelen in de officieuse bladen en veel moeite, kan men er bij het volk wel een soort van koning Louise, een kunstmatige beminde vorstin van maken," zegt prinses Eboli. In alle gevallen zal zijn den jongen keizer in niets tot last zijn, zij is het ideaal der Duitsche vrouw, eene vrouw waarvan men niet spreekt." In December 1887 was er te Berlijn een fancyfair. De great attraction was een tafeltje met drie voorwerpen: een portret met een prachtige handteekcning, Augusta, imperatrix et rec/ina een Italiaansch landschapje, onderteekend Victoria, en zes gebreide borstrokjes. Het waren de ge schenken der drie keizerinnen. E?e. Allerlei. De meubels van Sarah Bernhardt. Men herinnert zich dat het vertrek van Sarah Bernhardt naar Amerika door een algemeene li quidatie werd voorafgegaan, en dat zelfs haar hotel op de Avenue de Villiers werd verkocht, met al wat er bij behoorde, om de schuldeischers tevreden te stellen. Het schijnt dat dit niet met allen het geval is geweest, getuige de heer Chabrillat, wien de artiste nog een som van 8000 frs. verschuldigd is. Welk een vreugde, en tevens welk een verwach tingen koesterde de laatste, toen hij Sarah Bern hardt zich weer te Parijs zag installeeren! Een hotel zooals vroeger, geheel in orde en met een groot personeel; huisraad naar rato, overvloedig zilverwerk, zilveren eetservies, gemerkt met het cijfer der artiste! Toen echter de heer Chabrillat aan deze denk beeldige waarde wilde raken, kwam zijn deur waarder in botsing met de aanspraken van den heer Grau, den Amerikaanschen impresario, die zich uitgeeft voor den eigenaar van alles wat aan Sarah Bernhardt schijnt toe te behooren. Deze laatste heeft de kunstenares voor hare laatste reis geëngageerd, en 't volgende jaar moet Sarah op dezelfde voorwaarden deze kunstreis herhalen. Ondertusschen, als een echte impresario, die al zijn best doet om zich de toewijding van zulk een kunstenares te verzekeren en tevens om haar wat rust bij al die vervolgingen te verschaf fen, heeft bij zijn pensionnaire" neergezet in een gecapitonneerd nestje, door hem gehuurd, en met al den comfort dien men bedenken kan, alles evenzeer door hem betaald. Zelfs dreef hij de fijngevoeligheid zoover dat hij aan zijne artiste de volkomen illusie schonk alsof dat alles aan haar toebehoorde, door dat cijfer gegraveerd op het goud en zilverwerk, en al die wapenschilden, maar dat alles was slechts een illusie, vooral voor de schuldeische»-s. Dit altbans blijkt uit de inlichtingen gegeven namens den heer Grau, naar aanleiding der vervolgingen van Chabrillat's deurwaarder. De Amerikaansche impresario heeft, om zijne beweringen te staven, een volkomen in den vorm gepasseerde acte overgelegd, ten einde te bewijzen welke betrekking tusschen hem en do actrice bestaat. Volgens deze overeenkomst moet Sarah Bernhardt hem op een bepaald tijdstip do lokalen met al het huisraad, enz. teruggeven, zooals zij ze ten gebruike heeft ontvangen. Zij kreeg ze dus alleen met tijdelijk vruchtgebruik. Naar aanleiding van deze acte is de vervol ging op last van den rechter gestaakt; hetgeen echter reeds door den deurwaarder in beslag was genomen blijft met beslag belegd, totdat het pro ces beslist is. Bekoelde dweeperi/j niet Afrika. In 't jaar 1887 zijn uit de stad Ratibor drie leerlingen der secunda" van het gymnasium aldaar, buiten weten hunner ouders, vertrokken, en zijn, uitgerust met revolvers en eenig geld, op weg gegaan naar Afrika om daar hun geluk te beproeven. Twee hunner, wier karige reisvoorraad uitgeput was, wendden zich, door den honger gedreven, tot de Italiaansche politie, en door hare bemiddeling werden zij weer naar hun vaderland teruggebracht. Slechts de derde, een zoon van den ingenieur Von Winskowski, bood alle bezwaren het hoofd die hij ontmoette; het eerst was hij gedurende vele weken in Venetiëhelper van gondolieri. Vandaar ging hij naar Genua en werd scheepspakkendrager. Doch het zware werk boviel hem niet. Hij trok door Zwitserland, en verdiende zijn brood door hier en daar allerlei werk te verrich ten, kwam eindelijk te Belfort aan en liet zich daar aanwerven in 't Afrikaansche Vreemdenle gioen. Van Afrika uit zond hij bericht aan zijn vader in Duitschland. Hij betreurde in hooge mate dat hij onderweg niet opgepakt en terug gebracht was. De dienst in het Vreemdenlegioen wordt door hem als zeer zwaar beschreven. Het grootste gedeelte van dit legioen bestaat uit verloopen lieden van allerlei landen, daarom hoerscht er een zeer strenge tucht en de kleinste afwijking wordt met de zwaarste straffen geboet. Tenge volge van zijn fatsoenlijk gedrag en zijne inne mende manieren trok de jonge man weldra'de opmerkzaamheid van zijn chef tot zich; deze stelde zich op de hoogte van des zwervelings vroeger leven en wist hem een plaats onder de kadetten te bezorgen, waardoor hij thans een betere behandeling geniet. De vader van den jongen man heeft zich on langs gewend tot het Ministerie te Berlijn, om de vrijlating van zijn zoon te bewerken. Voor eenige dagen kreeg hij ten antwoord dat de Duitsche gezant te Parijs reeds de noodige stap pen had gedaan om het ^ontslag van zijn zoon uit het Afrikaansche Vreemdenlegioen en zijn terugkeer naar het vaderland te bewerken. Deze laatste zelf heeft zijn liefhebberij voor avonturen geheel verloren en, zooals hij onlangs in een brief aan zijn vader schreef, bij brandt van verlangen om zijn ontslag te krijgen ea naar zijn geboorte land terug te keeren. Goed afgeleerd. Het Berl. TageUatt vertelt eene anekdote van den beroemden medicus

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl