Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 575
Turaw en inrichting betreft zonder grootspraak in
alle opzichten geroemd worden. Het werd mij
vergund, een kijkje te nemen door het gansche
gebouw, en ofschoon ik ia het buitenland vele
groote hotels heb gezien, zou ik. geen badhötel
weten aan te wijzen dat boven dit kan gesteld
worden. Alles is ruim en flink ingericht; doel
matig en onbekrompen.
De kamers zijn degelijk en zelfs keurig ge
meubeld; niet alsof zij maar voor eenige weken,
maar alsof zij het gansche jaar voor bewoners
bestemd waren. De maatregelen tegen brandge
vaar zijn door de ondervinding geleerd
~ thaae zetfr volkomen. In het afgebrande gebouw
?waren outen trappen; in het nieuwe zijn slechts
steeneo. Behalve de gewone voorzieningen en
middelen tot blussching van brand, staat op eiken
corridor een kleine toestel gevuld met water die
door een persoon gemakkelijk kan worden voort
bewogen en terstond in werking kan worden ge
bracht.
De linnenkamer, de wijnkelders en de keu
kens niet het minst, zijn om de netheid en de
Wjjzondere orde die er heerscht, een kijkje
overwajtrd. Vooral de orde waarmee de gansche zaak
geregeld is en bestuurd wordt, maakt een
aangenamen indruk. Men bespeurt al spoedig dat een
leidende hand de gansche regeling heeft aange
geven en de ziel is van alles.
In vergelijking met buitenlandsche badplaatsen
van. den eersten rang, kan men de verschillende
prijzen, die berekend worden, ook niet duur noe
men, vooral als men let op al het comfort dat den
gasten wordt geboden. Aan de noordzijde is een
prachtige conversatiezaal, die tot balzaal kan
dienen, naast eene warande-voorzaal, en deze
twee grenzen aan een billartkamer. Een heeren
en een damessalon en eene ruime leeszaal waar
men nieuwsbladen en andere lectuur van den
flag vindt, zijn mede aan die zijde van het groote
gebouw. Voor ieder die van een seizoen- of ook
maar van een dagkaart voorzien is, staan al deze
vertrekken open. Maar opdat nu de logees van
het bpdhuis rustiger hun lectuur kunnen genie
ten, dan het geval kan zijn in eene leeszaal, waar
ieder die een entree voor de zaal on het terras
betaalde, ook toegang heeft, is voor hen in den
anderen vleugel van het gebouw nog eene aparte
leeskamer ingericht!
Om den gasten der twee bovenverdiepingen
niet tot trappenklimmen te noodzaken, is ook
eene lift of ascenseur of laat ik een Dietsch woord
verzinnen: een hyschkamertje, aanwezig.
Maar van alles is voor het groote publiek, en
voor de Hagenaars in het bizonder, het namid
dag- en avond-concert het voornaamste. Alle Ha
genaars zijn muzikaal; is het niet uit gevoel, dan
toch uit gewoonte of omdat het zoo behoort. En
daarom zal ook weer dit seizoen gelijk verleden
jaar, een luistergraag publiek dag aan dag in de
fraaie Kurzaal vereenigen.
De wrevel der Haagsche burgers vooral uit de
middelklasse omdat zij onder eene nieuwe re
geling van zaken het oude terras met zijne vrije
zitplaatsen verloren, is thans in berusting over
gegaan. De uitkomsten van verleden jaar droegen
daartoe niet weinig bij. Alles was voor het
pu%bliek beter dan vroeger, en de aandeelhouders
der Badhuis-Maatschappüontvingen 6 procent.
Iedereen moet thans erkennen dat de directeur,
de heer Reiss, door zijn organiseerend talent ge
toond heeft te zijn: de ware man op de juiste
plaats.
Van de Haagsche tentoonstelling valt bij ver
nieuwing te berichten, dat ze nog steeds in wor
ding blijft. Wel is gedurig in de nieuwsbladen
vermeld dat het belangrijkste van al wat te zien
zal zijn: de afdeeling oude kunst, binnen een
paar dagen gereed zal komen, maar die twee
dagen hebben al zoo dikwijls eene vermenigvul
diging ondergaan, dat het maar het beste zal
wezen aan geen nieuw bericht van aanstaande
opening geloof te hechten, totdat de tijding komt:
de afdeeling oude kunst is geopend.
En ?inmiddels is een avondfeest in den
Koekamp tot verlevendiging der onderneming, in
voorbereiding! Te dien dago zal naar wij hopen
de oude kunst en alle uitstallingen van nieuwe,
zwaar: dat de tijd zoo omvliegt. En wanneer
ze dan na een welbesteden dag een paar uur
voor elkander over hebben, dan hebben ze
beiden een rijken voorraad van mededeelingen
en ervaringen, en ze deelen dien schat met
elkander; want nu is het niet altijd n die
geeft en n die ontvangt, maar beiden heb
ben beurtelings ruimschoots af te staan.
Van «verflauwde liefde" en »valsche belof
ten" is geen sprake meer.
En nu Hugo, dank "zij zijn »grondigc in
zichten" op velerlei gebied een man van in
vloed is geworden, tot lid van den gemeente
raad en later zelfs tot afgevaardigde gekozen
werd; nu zijn gastvrije woning druk bezocht
wordt door mannen van naam en van
beteekenis, nu gebeurt het nooit dat het een of
ander belangrijk gesprek wordt afgebroken,
omdat de vrouw des huizes binnentreedt;
en geen der aanwezigen zal zich beijveren
om naar bezig te houden met een onbedui
dend praatje over den nieuwsten roman of
het laatste comediestuk; neen, vaak wordt
een belangrijke kwestie mede aan haar oor
deel onderworpen, en men schroomt niet haar
bij verschil van gevoelen ronduit zijn meening
te zeggen, wel wetende dat zij niet verlangt
altijd het laatste woord te moeten hebben,
omdat zij eer dame is.
Maar een »dame" is en blijft zij daarom toch,
in de beste beteekenis van het woord; een vrouw
die het goede wat zij bij de mannen vindt,
overneemt en navolgt; maar hen daarom toch
niet in hun manieren, allerminst hun slechte
manieren, tracht na te bootsen.
En wanneer zij nu met haar man zou me
degaan naar zijn »vereenigingeu", dan zou
niemand daarin iets stooteiids of er'gerlijks
vinden; want zij heeft getoond «e/re_iets te
zijn, en wordt met onderscheiding bejegend,
waar zij zich ook vertoont.
Over gebrek aan »vrijheid" heeft zij zich
nooit meer behoeven te beklagen.
of hetgeen men daarvoor op deze tentoonstelling
verzocht wordt aan te zien, ter bezichtiging ge
reed zijn! WTTENHAGE.
Kunst e-n Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Het belangrijkste, door deze week aangeboden,
zullen wel de premières zijn in den Fr.-Laan
schouwburg en in Frascati.
De Goudvisschen" van Schönthan en Surcouf,
de Kaper". Daar echter beide voorstellingen niet
vóór vrijdagavond plaats hebben, en Ie lendemain
doorgaands pas het juiste licht op het vertoonde
spreidt, zal ik m\j tot de volgende week het ge
noegen moeten ontzeggen er in het Weekblad
bij stil te staan,
Uit de programmaas in den Salon des Variétés"
valt op te maken, dat de artiesten (d l'instar de
Paris ?) als Sociétaires optreden. De Heer Blaaser
heeft, met den Heer Kreukniet de leiding" op
zich genomen. Het ontbreekt dezen kunstenaar
werkelijk niet aan bekwaamheid; maar het ver
lies van den Heer Alb. Mutters zal moeilijk goed
te maken zijn.
Wij vernemen, dat er van eene kombinatie:
Moor, de la Mar, Mutters (wat men uit die ge
lijkheid van initialen ook al moog afgeleid heb
ben) nog niets aan is.
28 Juni, '88. A. TH.
HET HaNDEL-FESTlVAL TE LONDEN.
Maandag, Woensdag en Vrijdag is te Londen
weder een der merkwaardige muziekfeesten ge
geven, onder den naam van Handel- Festivals bekend,
en die sedert 1857, meestal om de drie jaar; plaats
hebben. Het Crystal Palace is dit jaar door 3000
zangers en 500 instrumentalisten met klank ge
vuld geworden. Den eersten avond, Der Messias,
waren de solisten Mad. Albani, Mad. Patey, de
H.H. Edward Lloyd en Santley ; den tweeden
avond, Sele'ction duy, deze zelfden met Miss Emily
Squire, Mad. Nordica, Mad. Trebelli en den Hr.
Barton McGuckin ; den derden dag, Israël in
Egypt, Mad. Valleria, Miss. Annie Marriot, Mad.
Patey, en de H.H. Lloyd, Bridson en Brereton.
De prijzen der stallcs voor de drie avonden waren
30 en 40 gulden, men berekent dat ongeveer
18.800 menschen de repetitie dor koren, 22,000 den
eersten, en zeker even zoovelen den tweeden en
derden avond hebben bijgewoond.
De directeur van het festival is August Manns,
die als een arme Pommersche boerenjongen zijn
carrière begon, van den dorpsschoolmeester te
Torgelow viool, fluit en clarinet leerde, daarna
in het opera-orkest te Danzig, en in Gung'ls
orkest te Berlijn kwam, en nu ongeveer dertig
jaar in. Engeland is. Hij is de dagen vóór het
feest door de reporters geïnterviewd, en heeft als
iemand die zijn tijd en land begrijpt, zich niet
laten bidden om wat meo te doelen. Hot
instudeeren had dit jaar meer moeite gekost dan
anders, omdat het koor zoo versterkt was, en er
van de 3000 zangers en zangeressen wol 1000
waren voor wie de muziek geheel nieuw was.
Manns ziet niet gaarne zijn oude krachten heen
gaan ; de dames die reeds sinds 1857 en 59, do
eerste festivals, do muziek van Handel kennen,
missen zelfs in een nieuw in te studeeren werk
de attaques niet. Londen leverde 2000 stemmen
in het koor; maar Bradford, Leeds, Birrningham
zonden ook geheele zangverenigingen. Hot orkest,
500 personen, bestaat, wat de blaasinstrumenten
en het koper betreft, geheel uit vakmannen, maar
onder de strijkinstrumenten waren 250 liefhebbers.
De .,Selection day", zeide Manns, is ditmaal
bijzonder belangrijk, omdat er allerlei nieuws en
ongehoords van Handel wordt uitgevoerd. Het
orgelconcert No. 71, in B mol, de eenige com
positie, waarvoor Handel zelf in de partituur
eene geheel afzonderlijke pedaalpartij heeft
geschreven, de ouverture Samson en de ouver
ture Semele. De sonate A voor viool, wordt door
tweehonderd violen uitgevoerd ; koren uit
Uelshassar, Alexander Bahts en den 'Jasten Psalm
worden voor de eerste maal gegeven, evenals aria's
uit de Italiaansche opera's Giulio Cesare en
Deidamia. Uit do opera Oltone wordt een
baryton-aria gezongen, die door do biographen
van Handel on de irmziek-bistorici verloren ver
klaard was ; zij is terug gevonden in een parti
culier museum te Cambridge."
Waarom is het altoos een Hiindel-Festival?"
vroeg de reporter. Waarom niet Haydn of
Beethoven ?"
Vooreerst: de Engelschon zijn trotsch op
Handel, die zijn beste werken in Engeland ver
vaardigde, en hebben hem lief. Maar, wat belang
rijker is, Handels werken zijn het meest ge
schikt voor deze reusachtige uitvoeringen. Hij is
zoo breed en eenvoudig. Hoe grooter massa.
koor en orkest, wij gebruiken, te grooter is het
succes voor Handel. Dat is met eenigen der mo
dernen niet hot geval : gij krijgt daar coinplicatiim
van harmonie en instrumentatie, die meer aan
dacht voor bijzonderheden en fijnheid van uit
drukking eisenen, dan met zulk oen reusachtig
koor on orkest als wij dan in het Crystal-Palace
hebbon, zouden mogelijk zijn. Wij hebben het
geprobeerd met Mendelssohn's Elias, maar dat
was geen groot succes; G-ounod's Rcdempt-ion
daarentegen, vier jaar geleden, was een uitstekend
succes, en ook Sullivan's Golden Leyend, verleden
jaar. Maar, ik voor mij zou bereid zijn om de
proef weer te wagen, zelfs met Mendelssohn's
'
De eerste avond van het Festival, de Messias,
was in uitvoering zoo uitstekend, als gewoonlijk
tot nog toe het geval was; do avond werd geo
pend met do m'irche funèbre uit Sanl, tor nage
dachtenis van den Duitschen keizer, welke uit
voering op zoo reusachtige schaal veel indruk
maakte en gevolgd werd door het Engelsche
volkslied.
De grootste belangstelling was echter voor den
tweeden dag, de selection" en de nog onbekende
werken, die daarbij ton gohoore zouden worden
gebracht. Hot waren niet minder dan vijftien
stuks, welke men aan de geliefkoosde nummers,
die niet mochten worden weggelaten, heeft toe
gevoegd.
Het concert werd geopend met het volkslied,
gevolgd door het Coronation Anthem Zadok
the Priest", dat Handel voor de kroning van
George II componeerde ; de uitvoering toonde dat
het koor van de groote inspanning van Vrijdag en
Maandag niet geleden had. Toen volgde een
aantal solo's, alle met stormachtig applaus ont
vangen ; wij noemden hierboven de zangers en
zangeresser. De nog niet uitgevoerde werken
van Handel, die op het programma veqrkwamen,
waren: Concert voor orgel, No. 7, in B moll,
(1740); aria met gebed uit Handel's eerste En
gelsche oratorium Esther (1720), Jehovah
crowned" en He coines"; do aria Total eclipse" en
koor O first croated beam" uit Samson; het
feestkoor uit Belsltazzar Ye tutelar gods"; de
sarabande uit Armida, waarop de beroemde aria:
Lascia ch'io pianga" berust; het Calumny" koor
uit Alexander Balus, een oratorium, dat in 1748
in Covent-Garden hot eerst werd opgevoerd; het
recitatief als inleiding tot de serenade in Acis and
Galatea; do bas-aria Del minacciar" uit de Ita
liaansche opera Ottone, die in 1723 in
Haymarkettheatre gegeven werd; het lied voor tenor Whon
two fond hearts", uit Handels laatste Italiaansche
opera Deidamia, en een choix de morceaux uit
The Iriumph of Time and Iruth, een soort van
pastiche-werk, waaruit vroeger reeds andere num
mers genomen waren. Vele van deze nummers
voldeden wel, ofschoon het weer bleek, dat toch
eigenlijk altoos de eerste keus uit iemands oeuvre
de beste is, maar allen werden luid
geapplaudisseerd. Het programma duurde alleen ongepast
lang; met het telkens veranderen van solist, het
toejuichen en buigen.
Koor en orkest werkten uitstekend; er behoorde
zeker eenigo oefening toe, om een sonate, voor
n viool geschreven, door 216 man te doen uit
voeren ; de Engelscho bladen zijn er alle min of
meer grootsch op, dat de onmuzikale natie" dit
tot stand gebracht heeft. Do solisten gaven, be
halve het nieuwe, ioder ook de aria's waarin zij
gewoon zijn te schitteren, ten beste; Albani, wier
zuivere sopraan als een zilveren klok door het
machtige Crystal Pal ace klonk, gaf Let the
bright Seraphim", en de treffende aria. die ge
woonlijk als Handels-argo in G. bekend is; Ma
dame Nordica So shall the lute" uit Judas
Maccabaeus, en Hush, ye pretty warhling choir" uit
Acis and Galatea; Mad. Trebelli het geliefde
Lascia qu'io pianga", en met Mad. Nordica en
een jonge Engelsche dame, Emily Squire, het trio
uit Joshua Sce the conquering hero comes".
De tweede avond liep zoo goed af als slechts
verwacht kon worden; aan den derden. Israël in
Egyrit, Vrijdag 29, kan wel niet worden getwij
feld; het oratorium is tallooze malen opgevoerd,
ook bij repetitie bloek reeds, hoe goed de koren
het werk kenden.
PROF. RUDOLF STANGS NIEUWE
MEESTERWERK.
DAS HEILIGE AISENDMAHL, nacli LEONAHDO
DA VINCI'S berühmtem Wandgeinalde
in der Kirclte S. Maria delle Grazie in
Muiland, gezeichnet und gestoelten in
Linienmonier.
Een der moest vermaarde muurschilderingen
der waercld is Het Laatste Avondmaal", in <le
eetzaal van het klooster S. Maria delle Grazio,
op het einde der XVo Eeuw door don oenigcn
Lionardo da Vinci geschilderd. Het stuk bekleedt
een wand van 28 voet longte, en de 12 figuren
zijn veel meer dan levensgroot. Men heeft zich
in 1G52 niet ontzien eene deuropening onder de
schilderij te maken, die het middengedeelte eene
belangrijke verminking heeft doen ondergaan, zoo
dat de voeten van den Heiland geheel wcch zijn.
Reeds vroeger had het stuk, dat niot al fresco
uitgevoerd is, veel van do vochtigheid te lijden
gehad, en bij herhaling word het, in later tijd,
gedeeltelijk ovcrgeschilderd: in 172G door zekeren
Bellotti; in 1770 door oenen genaamd Mazza.
Van den kant der Vorsten, die in Lombardije
te bevelen hebben gehad, werd de schilderij tame
lijk wel ontzien. I'rangois I was er zóó mee in
genomen, dat hij, 10 jaar na de voltooying, het
plau onderzocht om den geheelen wand met de
schilderij uit te breken en naar Parijs te vervoe
ren. Toen Napoleon de Franschen over de Alpen
voerden, gaf hij hot strikste bevel de schilderij
te ontzien. Latere Generaals hebben zich aan die
voorbeelden niet gestoord, en hebben het
reiektorium beurtelings als paardenstal en als
hooizohler gebruikt.
Tot dus-verre was do gravure van Rafaël Morghen
de beste reproduktie, die in getalen over do waereld
verspreid werd. Rafaël Morghen ondertusschen
bad hoofdzakelijk gewerkt naar eene hem geleverde
teekening, waartoe eene kopie van Marco d'Oggiono,
een van Lionardoos leerlingen, tot voorbeeld ge
diend had. Blijkbaar heelt echter de geest van
het tijdvak, dat door Louis David behocrscht word,
den graveur der mate bezield, dat voor naïviteit
on ascetisme bij wijlen zekere koudo theatraliteit
in de plaats is gekomen. Men vergelijke bijv. den
Maltlueiis van Rafaül Morghen, die hij wellicht nog
wat nader op een tijdgenoot van Talraa geoefend
heeft, met do reproduktie van Prof. Stang, die
langs velerlei wegen tot de juiste kennis der
oorspronklijke lijnen on kleuren heeft kunnen op
klimmen. Do algemeene tonaliteit van hot stuk,
zoo als Prof. "Stang- die heeft kunnen vaststellen,
biedt ecu belangrijk verschil aan met de gravure
van Rafaël Morghen.
Van grooten dienst is den voortreflijkcn kunste
naar de verzameling kartons der koppen geweest,
dio aan Koning Wülcm II heeft behoord, en thands
te Woimar berusten onder de kunstschatten van
onze Princcs en haren Groothertooglijkcn gemaal.
Wel verre van zich, zoo als do anders toch zeer
bekwame Rafaël Morghen, te-vredcn te stellen
met zekere vrijheid eene teekening te volgen,
door Matteini vervaardigd, heeft Prof. Stang aan
den veeljarigcn graveerarbeid, eene diepe studie
van het origineel en van de geschiedenis aller
reproduktics doen voorafgaan, en zoo doende eene
gravure kunnen maken die, vele verrassende
bizonderheden aanbiedend, tevens een vasten
waarborg meebrengt van zoo trouw mogelijk het
werk van den grooten Lionardo te-rug te geven.
Een der grootste kunstautoriteiten van
Duitschland schreef, een maand geleden, in de Allgememe
Zeitung o. a. 't volgende:
Wij moeten, na een gezet onderzoek, beken
nen, dat de nieuwe gravure van Stang, wien wij
reeds eene voortreffelijke kopersnede van Rafaëls
Sposalizio (het huwelijk van Joseph en Maria) te
danken hebben, de gravure van Rafaël Morghen
verre overtreft Wij moeten niet vergeten, dat
Morghen in zijn tijd er alleen op uit kon zijn
aan de plastische werking der figuren recht te
doen; terwijl Stang de luchtperspektief in het
geheeie schilderachtige efi'ekt, dat Lionardo in
zijne schriften bewijst zoo door en door te ver
staan, meesterlijk heeft weten uit te drukken."
Ook in de behandeling der tonen van de enkele
figuren, wijst Dr. Lübke aan, hoe Prof. Stang als
schilder in deze behandeling is opgetreden. Het
akademiosch konventioneele, in de uitdrukking
derkoppen, dat bij Morghen onmiskenbaar is, heeft
bij Stang voor de diepe bezieling en de wonder
bare scherpte des individueolen levens plaats ge
maakt, die ons Lionardo doen kennen."
En zoo ligt daar dan deze arbeid van dertien
jaren voor ons. De Pruisische Regecring ver
dient hoogen lof voor hare edelmoedige onder
steuning van dezen vóortreffelijken arbeid.
De drukkers Hartmann en Beek in Düsseldorf
kweten zich met zorg on kennis vau hun taak.
Het is geene geringe eer voor Amsterdam, dat
binnen hare grenzen een der belangrijkste
graveerwerken onzer dagen werd volwrocht. De
RijksAkadomie kan fier zijn op zulk een Hoogleeraar.
In 183L te Düsseldorf geboren, behoorde Rud.
Stang in der tijd tot de voortreffelijkste leerlin
gen van Joseph von Keiler en stond dezen
leermoester bij, in zijne bewerking van Rafaëls
Dispiita. In 1871 voltooide Stang zijn Sposalizio, die
van eenigo gravuren naar Deger en Kaulbach
voorafgegaan was. En nu volbracht hij de
reuzentaak der kopersnede van de Santa Cena. Wij
zeggen het Anton Springer, in v. Lützow's
Zeitschrift, volmondig na: Der Freude dasz wieder
einmal im Fache des Kupferstichos ein
gediegenes, grosz angelegtcs und glanzend ausgeführtes,
wabrhaft monumentales Werk geschaffen wurdfi,
wird hoffentlich in wciten Kreisen ein kraftiger
Ausdruck gegeben werden."
Tot het oogenblik, dat bij onze kunsthandelaars
de prachtige plaat verkrijgbaar zal zijn, kan elke be
langstellende, in de Rijks-Akademie, bij een bezoek
van 's Hoeren Stangs atelier, zijn verlangen naar
het zien vau dit meesterstuk bevredigen.
28 Juni, '88. ALA. TH.
EEN DUITSCHER OVER DUITSCHE
GRAVEERKUNST.
Een paar jaar geleden werd, onder tamelijk
luid protest, door de Nederlandscbe Regeering
een Dusseldorfsche plaatsnijder aan de Rijksaca
demie aangesteld om Hollandsche jongelui in het
etsen en graveeren te onderrichten. ? Voor
eonigo dagen vernam men uit onze koeranten
dat dezelfde talentvolle graveur" van een Duitsch
vorst als erkenning van de buitengewone ver
diensten zijner laatste gravure, die naar hot Avond
maal, een ridderlint had ontvangen. Hollanders,
die van meening zijn dat de Dusseldorfcr graveur
niet alleen in de Ilollandsche kunst de figuur
van oen kat in een vreemd pakhuis maakt, maar
die tevens overtuigd zijn dat in welk werelddeel
011 onder welke omstandigheden ook, ecu
pJaatsnijder als de Heer Stang een bij uitnemendheid
onartistieke h'guur zal blijven, kunnen door dit
bewijs van officieele erkenning den indruk gekre
gen hebben, dat zijn zonderlinge,
antedeluviaansche opvattingen in 's mans vaderland nochthans
j gewaardeerd worden. Doch men moet den
Duitschors niet het onrecht aandoen, hun oordeel te
meten naar de beschikking van een of andere
Durchlaucht. Een vorst is ook een mensch, en
het is nu eenmaal gemakkelijker de Orde van den
Witten Valk aan een vermeenden witten raaf uit
te reiken, dan behoorlijk zijn meeningen over een
kunst op papier te zetten.
Daarom schijnt het ons niet onbelangrijk
toe, wat een ontwikkeld Duitscher in een
deilaatste afleveringen van de Deutsche Rundschau
over den toestand der Duirsche gravcerkunst schrijft,
te stellen tegenover die ofiicieeele hulde.
i Do auteur is iemand die nog gelooft aan do
i bcstaanbaarhcid eencr moderne gravcerkunst. Hij
vindt wel, dat do etskunst in den Jaatsten tijd baro
oudere zuster ver overvleugeld hooft, maar blijft
toch hopen dat de plaatsnij-kunst nog een toe
komst beeft, en als grond voor zijn gevoelen wijst
j bij o. a. op het werk van den pas gestorven
l Franschman Gaillard. Maar in wat door
tcgonI woonlige Duitsche graveurs van het slag van prof.
Stang-, aan hun laiidgcnooten nog als kunst
wordt voorgezet, ziet hij niet anders dan een
starre levenlooze scholastiek; het verval der gra
vure. Wij zullen slechts con klein gedeelte aan
halen uit het uit het uitvoerige, zeer bezadigde
artikel, dat een sterk bewijs levert, hoe men zelfs
iii Duitschland vau Duitscho kunst-slendriaan niot
moor gediend schijnt te wezen.
Onder Lodewijk XIV en XV bloeide in Parijs
de gravcerkunst en voornamelijk de
portret-graveerkunst. De hoofden van deze school, zooals
Poilly, Endelinck, Drevet, Masson en anderen,
waren groote virtuosen in do techniek. Zij gra
veerden 't zij direkt naar de natuur. Of naar
schilderijen van tijdgenooten. Op dio manier
blijft de kopergravcerkunst een tak van de schilder
kunst, en wordt zij geleid door dezelfde rich
tingen en bedoelingen als zijzelve.
Deze rationoele verhouding veranderde lang
zamerhand, toon de meesterstukken van de oude
Italianen meer algemeen voor klassiek werk
gingen gelden. Reeds in de 17o eeuw on meer
nog in de 18e, werden de schilderijen van
Raphael en de Italiaansche vijftiende-eeuwers voort
durend in plaat gebracht en eindelijk zagen de
graveurs in dezen arbeid bun voornaamste bezig
heid. De groote faam van deze werken deed
voortdurend naar afbeeldingen ervan verlangen
en alleen de graveerkimst kon hieraan voldoen.
Allengs werd de graveur de aangewezen copiïst
van oude schilderijen.