Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 575.
de Tcrmelding van alle medeplichtigen aan eene
letterkundige zonde der onbedachte jonkheid of
der \jdelheid van den ernstiger leeftijd: men versta
hierdoor echter het opzoeken en mededeelen der
gegevens, welke allereerst in een biographisch wdb.
vereischt worden, en zonder welke eene
boekenlyet even goed is. Het is daarom uoodig hier met
nadruk to zeggen, dat dit werk geen
bibliographisch handooek is, dat een levensbericht kort,
maar zoo juist mogelijk de hoofdzaak is, en
dat de volledige opgave van ieders geschriften
geheel buiten de bestemming van dezen arbeid
valt'en bovendien ook buiten zijne grenzen zou
liggen. Men zoeke dus hier geen lange lijst van
boektitels, maar beschouwe de opgegevene als eene
aanvulling van het levensbericht; daarom zijn
veelal slechts de voornaamste werken vermeld, een
enkele maal ook twistschriften van staatkundigen
pf kerkelijken aard, of den tijd kenschetsende
preeken opgenomen."
Biographie, niet bibliographie is dus bedoeld,
en ook deze heeft hare moeilijkheden.
Het is vr\j opmerkelijk, dat in kostelijke
monographieën, welke genoegzaam aan eiken eisch
der wetenschap voldoen en daardoor de
gebrekkelÜkheid der biographische studiën volmaakt
aantoonen, getuigenis wordt gegeven van de moeilijk
heid om n enkel artikel in orde te krijgen,
terw\jl juist sommige harer schrijvers vrij hardhandige
aanmerkingen gemaakt hebben over de vroegere
editie van dit boek, waarin de kleine
levensbeschrjjvingen bij honderden voorkomen, terwijl elk
daarvan een nauwgezet onderzoek vordert en niet
zelden, mogelijk wel voorgoed, een vraagstuk blijft."
Volledigheid is een betrekkelijk begrip.
Berekent men de volledigheid der nieuwe uitgave
naar de ontbrekende namen, dan worden deze
gesteld tegenover hen, die wel voorkomen in dezen
nieuwen druk."
Van zyu medewerkers sprekend wijst de heer
Frederiks vooreerst met waardeering op den grond
slag hem door het werk der H.H Huborts en
Elberts verschaft; voorts op de hulp hem uit alle
steden des lands, van Kollum en Murmerwoude,
tot 'Sluis en Maastricht verschaft.
Sommige artikels werden door meer deskun
digen bijeengebracht, dan zij regels beslaan,
Hoe zijn de medewerkers dan alle te vermelden?
Archivarissen en bibliothecarissen getuigen en
bewyzen, dat hunne hulp als van zelf spreekt; bur
gemeesters en secretarissen gaven gaarne on meer
dan gehoopt was; voor schrijvers uit de Koloniën,
voor officieren der zee- en landmacht wordt met
groote, zooal niet ambtelijke, kennis gezocht.
Misschien is het later mogelijk al de namen der
medewerkers te geven, en het is nu reeds een
aangename plicht van menige krachtige hulp te
gewagen, inzonderheid van die. welke mij door
nujn' zoon, P. J. Frederiks, verleend wordt in het
uitvoeren van dezen zeer uitgebreiden arbeid, die
nog meer eischt dan onze geheele toewijding en
al onzen tijd. Zeker kan ieder niet zooveel doen
als de heer J. Tideman van de koninklijke biblio
theek te 's-Gravenhage, die mij zijne geheele
verzameling biographieën, den arbeid van veel
levensjaren, schonk, oorspronkelijk voor een groot
werk, geletterd Nederland, bestemd.
Eene groote leemte was altijd de Katholieke
Letterkunde van den nieuweren tijd, een gevolg
van onbekendheid en niet van achteloosheid, zooals
nog in onze dagen bleek uit een onlangs versche
nen bibliographisch werk, waaruit de ongenoeg
zame verspreiding van de voortbrengselen der
Katholieke Pers weder aangetoond wordt. Prof.
Dr. J. A. Alberdink Thijm gaf aanleiding, dat
van wege de Ilooge Kerkelijke Overheid eeue
uitnoodiging gedaan werd aan daartoe bevoegde ge
leerden om behulpzaam te zijn, een belangrijke
medewerking, waarin mijn oude vriend, de
werkzxme Pastoor J. H. Hofman te Everdingen reeds
voorgegaan was."
De eerste aflevering die van Cornelis van der
Aa tot Cornelis de Bic loopt, toont, voor zoover
het zonder opzettelijk nazoeken blijken kan, hoe
consciëntieus de H.H. Frederiks en Van den Bran
den zijn te werk gegaan; het is een belangrijke
nationale arbeid dien de uitgever hun heeft opge
dragen en dien zij ondernomen hebben, en gaarne
stemt men mede in den wensch van den heer
Frederiks:
- Moge de Letter- en. Geschiedkundige het met
welwillendheid raadplegen; de wetenschappelijke
beoefenaar van andere studievakken het met goed
heid-ontvangen; de leeraren des volks eu der
jonkheid het niet onvoldaan telkens ter hand
nemen; de beschaafde, maar niet voor de strenge
wetenschap gevormde of van ruimere hulpmidde
len van onderzoek ongenoegzaam voorziene Neder
lander het dikwerf met toenemende goedkeuring
opslaan; moge het bovenal dienen als een niet
verwerpelijk middel om daaruit voor een later
menschengeslacht eene onberispelijke uitgave te doen
ontstaan van een Biographisch Woordenboek der
Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde! "
Hu ZAX 'T WEL WETEN. 300 Recepten voor
Dames en Heeren, die prijsstellen op be
schaving en takt, daor Dwarskijlxr.
Amsterdam: C. L. van Langenhuysen.
Een echt Engelsch boekjen, naar uiterlijk en
innerlijk. Het is eene bewerking in 't Nederlandsch
van het bekende Vademecum Don't". Inderdaad
is de titel niet te protensiëus. De schrijver komt
mij voor het wel te weten": niet slechts, hoe
't in Engeland is; maar ook, hoe men 't in Hol
land naleeft of wijzigt. Hij zegt heel aardig in
de voorrede, dat, indien iemant sommige voor
schriften to scherp of te fijn voorkomen, men"
zijn eigen beschaving niet hooger behoeft op te
voeren dan men zelf wil.
Madame Swetchine, de beroemde vrome staat
kundige, liep, ondanks haar deugd en ascetische
adspiratiën, zeer hoog met fraaye verkeerformen.
Zij begreep en leeraarde, dat in de meeste
etike^ten een kern van ehariteit ligt opgesloten en dit
bracht haar tot stellingen, die een oppervlakkig
? mensch bij een Heilige niet zoeken zou. Zoo
kende zij bijv. een breede plaats toe aan het
gebruik van konventioneele uitdrukkingen. Zich
niet thuis te geven, of to zeggen, dat men ge
charmeerd is iemant te ontvangen, heeft niet meer
waarde dan de inkt die een bankbiliët tot betaal
middel maakt. Ieder-een weet, dat al die gezel
schap sformulen niet worden uitgegeven met de
volle beteekenis van haren inhoud. Dit boekjen
lezende, zal men werkelijk bevinden, dat die
reeks levensvoorschriften bijna alle op een
zedelijken gronslag steunen. Bijna altijd leert de
waereldkenrier hier het zelfde wat een edelmoedig
hart voorschrijft, en de egoïst wordt hier niet
gevleid.
Alles ademt hier beschaving: hare lessen vindt
men hier in overvloed. Wat takt betreit als
men dien niet heeft, kan men in dit boekjen een
massa voorbeelden vinden van dingen, die ons
door takt aan de hand worden gedaan, en aldus
zich met dit oiiwaardeerbaar orgaan gemeenzaam
maken.
A. TH.
DE DICTIONNAIRE DER WEERHANEN.
Op de kaden langs de Seine te Parijs kan men
op ieder oogenblik van den dag, bij goed en bij
slecht weer, ongeveer hetzelfde zien, lange houten
tafels, waarop oude boeken, daarbij snuffelende
oude heeren, en een rustig koopman. Hun hou
ding, van beide, kooper en verkooper, bouquiniste
eu bouquineur, maakt in het levendige, drukke
Parijs, vooral daar bij den Quai Malaquais, Quai
Conti, Quai des Grands-Augustins, waar het ver
keer hoe langer hoe drukker wordt, een curieus
contrast met de omgeving. Het is of de een
niet aan koopen, de ander niet aan verkoopen
denkt. De oude heer snuffelt uren lang, met den
wandelstok onder den arm, en van tijd tot tijd
naar zijn hoed grijpend, wegens den wind
op de kade in de oude boeken; de ver
kooper zegt geen woord, prijst niet aan, woalt
niet ongeduldig. Hij weet, dat als de ure ge
komen is, hy voor zijn boek zal krijgen wat het
den kooper waard schijnt.
Soms toch heeft de oude heer den kooper beet,
en neemt voor een prikje over, wat voor den lief
hebber veel geld kon waard zijn. Het is den ouden
heer echter niet om winst te doen; hij neemt den
schat mee naar zijn studeerkamer, en geniet hem
daar op zijn gemak; soms schrijft hij er wat over,
en gunt de wereld er ook een kijkje van. Aaneen
dezer snuffelaars is men het volgend verhaal van
een zijner ontdekkingen verschuldigd.
Ik heb hier vóór mij een onaanzienlijk, met
blauw gemarmerd papier bekleed octavodeeltje,
welks 500 bladzijden een van de merkwaardigste
dictionnaires bevatten. Het leert de menschen ken
nen, zooals weinig andere boeken. En zoo vaak
mij wrevel omtrent het tegenwoordige bevangt,
kan het mij gorust stellen als ik u, mijn goed oud
boek, in de hand neem, om van u den troost te
ontvangen, dat het vroeger ook niet beter was
dan thans."
Het boek is de Dictionnaire des girouettes en
heet door een genootschap van weerhanen" te
Parijs in 1815 te zijn uitgegeven. Het is voor
vervolgen vatbaar! In alphabetische orde noemt
het staatslieden, geleerden, generaals, kunste
naars, senatoren, chansonniers, prefecten, bisschop ?
pen en journalisten op, die in de kwarteeuw,
tusschen de groote revolutie en de tweede restauratie
gelegen, de huig naar den wind verhangen hebben.
Zevenmaal is in dien tijd de regeeringsvorm ver
anderd. Aan Lodewijk XVI werd door de Con
ventie de heerschappij ontnomen; op dit volgde
het Directoire, daarna het Consulaat. Weldra
werd Frankrijk een keizerrijk, om in 1814 weer
een koninkrijk te worden. Van 20 Maart tot
8 Juli 1815 was het weer koninkrijk, daarna weer
keizerrijk. Er was dus voor de politieke weerha
nen gelegenheid tot draaien genoeg. De Diction
naire des girotiettes bevat dan ook 1000 namen van
mannen, die hun trouw herhaaldelijk gezworen
en gebroken hadden, iedere regecring voordeeenige
hadden verklaard die Frankrijk redden kon, om
haar daarna met smaad te overladen. ledere
biographie is met aanhalingen uit redevoeringen,
proclaruatiën, oproepingen aan de kiezers, gedich
ten, geschriften voorzien Bij iedere naam zijn
zooveel windwijzers gevoegd, als de bedoelde per
soon van opinie is gewisseld. Op het titelvignet van
het boek is een windmolen met acht wieken
geteekend. Daarvoor staat een groot-dignitaris, met
orden en insignes van alle acht de regeeringen
versierd, en daaronder het motto: Als de pest
jaarwedden gaf, zou ook de pest vleiers en dienaars
vinden."
Onder do bekende namen vindt men, al door
bladerend :
Tallen/rand. Daar deze diplomaat onder iedere
regeering reeds voor eene volgende conspireerde,
vond de lexicograaf aanleiding hem mot twaalf
weerhaantjes uittemonsteren. In 1799 versche
nen de verklaringen van burger Talleyrand aan
zijne medeburgers" waarin hij zich verdedigt
tegen de beschuldiging, als meende hij het niet
eerlijk met de Republiek; indien zij waarheid
bevatte," zege Talleyrand, moest mijn naam als
die van een verrader, mot het gewicht der alge
meen verachting beladen, tot de nakomelingschap
overgaan." Dit verhinderde hem niet, minister
van het Keizerrijk te worden, en zich door
Xapoleon tot prins van Beiievento en allerlei andere
waardigheden to laten benoemen In April 1814
vindt men van Talleyrand als president van hot
voorloopig bewind eene proclamatie aan het leger,
die de soldaten er aan herinnert, hoe zij onder
Napoleon's tyrannie geleden hebben.
Toch is er van Talleyrand overigens niet heel
veel openlijks bij. De gewezen bisschop van
Autun was voorzichtig genoeg om te weten dat
wijprden vervliegen maar het geschrevene blijft,
des te meer het gedrukte.
Benjamin Constant heeft maar drie weerhanen,
maar deze zijn ontwijfelbaar. In 1797 schildert hij
de gevolgen die de restauratie der Stuarts in Enge
land heeft gehad en trekt er de conclusie uit,
dat het herstel der monarchie in Frankrijk nog
wel rampzaliger moest werken. Gedurende de
cent jours laat hij zich door Napoleon staatsraad
maken en na Waterloo prijst hij Lodewijk XVIII
en zegt:
Een jaar van uwe regeering heeft aan Frank
rijk niet zooveel tranen gekost als een enkele
dag van de regeering van Bonaparte."
Auyereau heeft niet minder dan acht weerhaan
tjes. Napoleon maakte hem maarschalk en her
tog van Castiglione; maar den 16 April 1814
verklaarde Augcrcau in eene dagordcr dat Frank
rijk het tyrannieke juk van Bonaparte moede
was. Zweren wij trouw aan Lodewijk XVIII en
aan de Constitutie, die hij ons biedt! Planten
wij de ware Fransche vlag, de witte, voor welke
elke ^herinnering aan de revolutie moet verdwij
nen !" Nu keert Napoleon van Elba terug, en
Angereau spreekt weder tot het leger: Soldaten !
de Keizer is in zijne hoofdstad, zijn naam, die
zoolang een waarborg was voor de overwinning,
is weer voldoende geweest, om zijne vijanden te
verstrooien.... Soldaten ! in zijne afwezigheid
zocht uw blik tevergeefs op de witte vlag naar
roemrijke herinneringen !"
Jourdan, mede maarschalk van Frankrijk, heeft
acht weerhanen. Hij was een oud Jakobijn. Na
Napoleon's val bij Leipzig zond hij een adres
aan den Koning, l Juni 1815 werd hij toen door
Lodewijk XVIII ridder der orde van St. Louis
gemaakt en drie dagen later, 4 Juni, na een
nieuwe omkcering, door Napoleon bij keizerlijk
decreet tot pair van Frankrijk verheven.
De leden van het hof van Cassatie staan hier
ook opgenoemd. Hierin is echter de verzamelaar
wel wat ver gegaan; hot ligt toch in den aard
der zaak, dat de rechtbank, die onafhankelijk
van de persoon van heerscher, hare diensten aan
het land bewijst, zonder bezwaar aan opvolgende
hoofden van den staat, van wien hunne bevoegd
heid nitstraalt,ltrouw kunnen zweren. De redacteur
van don Dictionnaire zegt van hen : Voila une
cour de cassation qui casse tres-souvent ses d
cisions."
Erger is het met de chansonniers, girouettes
qui tournent gaiinent", zooals de dichter Capelle,
die in 1811 den koning van Rome toezingt:
Qu' il vive et qu'il prospère,
Tout comme a fait son père;
Veillant au salut de l'état,
Fier du nom d'un grand homme
Le fils ira dans Rome
Et législateur et soldat.
Drie jaar later heette het tot Lodewijk XVIII:
En voyant Ie torme de nos peines,
Otiblions des maux inouïs,
Et chantons en brisant nos cliames :
Vive la paix ! Vive Louis!
Een pendant van Capelle is Giraud, die ook
den koning van Rome verzen wijdt. Hij vergelijkt
Napoleon in dapperheid met Achilles, in wijsheid
met Numa. Dan zegt hij tot den zoon:
Noble enfant, contemple ton père,
Tu seras l'honncur de la torre,
Si tu parviens a l'égaler!
Maar drie jaar later, evenals Capollc:
La vengeance et la fourbe et Ie droit de la force,
Et Ie mfipris des dieux, voila les lois du Corso.
Giraud is niet bang voor sterke woordon ; Na
poleon heet nu bij hem charlatan eft'ronté,
brigand, singo de Catilina."
Journalisten en publicisten haalt de opsteller
van den Dictionnaire in grooten getale aan, en
het is zeker niet moeielijk geweest, uit een aan
tal hoofdartikelen, met een tusschenruimto van
eenige jaren geschreven, eene reeks van tegen
spraken bijeen te zoeken. De snutïelaar merkt
hierbij echter terecht op, dat het journalisten,
die een tijdlang een politiek man gesteund hebben,
niet kwalijk te nemen is. wanneer zij, zich in
hom bedrogen vindend, in 's lands belang een an
der boven hem voortrekken; en dat in allen ge
valle bij hen, daar zij niet met waardigheden,
titels, prinsdommen en maarschalksstaven beloond
worden, de wispelturigheid geheel iets anders is,
dan bij de trouwzwerende en loontrekkende
die11 aren van een monarchaal régime.
V A R I A.
UIT DE JEUGD VAN WERESCIITSCIIAG1X.
In de Deutsche Revue doet do Russische schil
der Wereschtschagin herinneringen het iicht zien
uit zijn jeugd, die hij grootendeels op het land
goed zijns vaders in liet dorp Petrowo doorbracht
en deze zijn niet slechts belangwekkend door de
karakteristieke schildering van het leven van den
Russii-chen landadel, maar ook door vele er in
verspreide trekken, waaruit Woreschtschagin's
geestelijke ontwikkeling en het vroege ontwaken
zijner kunstcnaarsbegaafdheid blijken, ja waarin
reeds zijn latere kunstrichting aangeduid wordt.
In dit opzicht laten wij hem zelf' aan hot woord.
Het eerste kunstwerk", aldus vertelt Werescht
schagin, dat een diepen indruk op mij maakte,
was eene door wolven vervolgde troïka. die ik op
een katoenen zakdoek van onze niania (kinder
meid) zag. Zij had c'ezen van een rondreizenden
koopman gekocht, die jaarlijks bij ons kwam en
in twee of drie wagens alle mogelijke dingen, van
naalden en garen af tot op linnen gedrukte prenten
toe, meebracht. Daar zag men Suwaroff,
Bagration en vooral dikwijls Kutusofï, zooals hij met
den hoed in de hand naar een boven zijn hoofd
rondvliegenden adelaar opziet. Al deze platen
bevielen mij uitstekend en deden den wensch in
mij opkomen, iets dergelijks te kunnen voortbren
gen, maar de door de wolven vervolgde troïka
werkte het sterkste op mijn verbeeldingskracht.
Ik toekende het geheele tafercol na. de met
sneeuw bedekte hoornen, de wolven on de reizi
gers, die op hen schoten. Het was het werk van
een oogenblik ,cn een zoo getrouwe copie, dat de
niania. papa, mama en de aanwezige gasten daar
over zeer verbaasd waren en mij er geluk mede
wenschten. Maar toch kwam bij niemand de ge
dachte op, dat een dergelijk talent door onder
wijs in het schilderen ontwikkeld moest worden.
De zoon van een edelman van oude familie, die in
het zesde boek van de Russische adclsgenealogie
stond schilder! welke schande! Een
kruisiging, uitgevoerd in waterverf, die uit Peters
burg mee naar huis gebracht word, wekte even
eens in hooge mate mijne belangstelling. De
plaat had vijftien roebels gekost on de lijst even
veel. Wat moest dat voor een kunstwerk zijn!
i Achtereenvolgens toekende ik alie Fransche
lithographieën en Engolsche gravures na, die in mijns
vaders kamer hingen. Maar dat was niet zoo
gemakkelijk, want ik mocht ze niet van den
wand nemen. Ik had dan immers hot glas kun
nen breken.
De schilderijen in de Lubertzer kerk (Lubertz
was een naburig dorp en behoorde aan
Wereschtschagin's oom van vaderszijde) schenen in mijn
oog natuurlijk meesterstukken, die door niets kon
den overtroffen worden en vooral was dit liet
geval met een schilderij van een schilder uit onze
buurt, Potschiwaloff genaamd, dat de opstanding
tot onderwerp had. Zoodra de geheiligde deur
slechts geopend werd, verdiepte ik mij in de aan
schouwing van dit wonderwerk. De schilder daar
van moest noodzakelijk een ideaal wezen zijn, en
niemand zou mij aan het verstand hebben kun
nen brengen, dat hij, evenals andere stervelingen,
at, dronk en sliep. Mooie muziek, goede zang
brachten mij in verrukking, maar voor een schil
derij geraakte ik geheel buiten mij zelf Maar
over het geheel genomen viel mijn kunstenaars
neiging slech's zeer weinig aanmoediging ten
deel, alleen de niania herhaalde telkens : O, wat
is dat mooi!"
Maar hare loftuitingen kwamen mij eenigszins
verdacht voor, want zij keek er niet altijd erg
nauwkeurig naar en menigmaal riep zij, wanneer
ik een huisje geteekend had: Och wat een mooie
koe! het is alsof zij leeft!" Dat was niet erg vleiend
voor mijn eigenliefde, al lag de schuld dan ook
misschien voor een deel aan don schilder."
Woreschtschagin werd voor de militaire loopbaan
bestemd, was ook enkele jaren kweekeling van
de kadettenschool to Petersburg, maar dreef het
daarna door, dat hij zich aan de studie der kunst
mocht wijden.
Olivier Mélra. De bekende componist en kapel
meester OHvier Métra reed dezer dagen over de
Parijzer Boulevards en werd bij het kruispunt
van de Rue en van den Faubourg Montmartre,
dat don onheilspellenden naam draagt van
Carrefour des crasés" (kruisweg der verpletterden)
aangereden door oen ander rijtuig en op straat
geworpen. Toen men hem opnam was zijn
onderkaak verpletterd, een der raderen was over zijn
gezicht gegaan. Zijn toestand wordt als geer be
denkelijk afgeschilderd.
Wagner. De eerste opvoering van Wagner's
jongclingswerk Die Feen" zal den 29 Juni plaats
hebben in het Hoftheater to München. Ook de
bekende muziekrecensent Prof. Heinr. Ehrlich
zal deze bijwonen, terwijl omtrent de opera zelf
het volgende bekend is: Wagner schreef haar als
19-jarig jongeling, in 1833?34. Hij bekleedde
toen de plaats van koordirecteur aan den Stads
schouwburg te Würzburg. Het libretto voor dit
romantisch muziekstuk in 3 bedrijven werd naar
Gozzi's dramatisch sprookje Donna serpente"
(De vrouw als slang) door den componist zelf gedicht.
Een jonge prins Arindal, zoo luidt het sprookje, be ?
mint 4e fee Ada. Maar zij mag hem alleen dan
toebehooren als hij de zwaarste beproevingen, die
zij heruzal opleggen, met een moedig hart zwijgend
verdraagt Teruggekeerd in zijn eenzaam en door
vijanden bedreigd vaderland, kan hij echter de
verleiding niet weerstaan om zijn woord te bre
ken. De fee wordt in steen veranderd en is voor
den prins verloren. Deze laatste wordt door wan
hoop tot de stoutmoedigste daden aangedreven.
Mei tooverwaponen weet hij zich tot het rijk der
feën toegang te verschaffen en maakt door sna
renspel den dooden steen weer levend. Ada wordt
mot Arindal vereenigd, niet evenwel tot geluk hier
op aarde, maar tot een hooger leven in het feeën
rijk. .?Deze opera is nog nooit tot dusver op
gevoerd. In 1834 heeft wel is waar de directeur
Ringelhardt te Leipzig het werk willen opvoeren,
maar zoover is het niet gekomen.
Shakespeare. Het Keizerlijke Hof van Peking
laat thans Shakespaare in het Chineesch vertalen.
Met de vertaling werd do President van de
IlanLin (Akademie van Wetenschappen) aldaar belast.
Sarah Bemhrirdt. Voor de 3e Kamer van
de civiele rechtbank te Parijs werd dezer dagen
het proces begonnen van de erfgenamen van
wijlen Ballande tegen Sarah Bornhardt, die
het T héatrc des Xations had willen koopen maar
zich later terugtrok, niet belofte ocner schade
vergoeding, waarvan thans nog 7500 frs. moet
betaald worden. De actrice, of liever haar
intendant, beweert dat alle onderhandelingen
niet geldig zijn geweest, omdat zij niet door
haren echtgenoot Damala gemachtigd was. Hierop
antwoordt de advokaat der erfgenamen dat ieder
een weet dat het geheele huwelijk te Londen
slechts een grap van Sarah is geweest, die bij
voorbaat wist dat zij daardoor niet in het minst
hare vrijheid verloor; immers alle formaliteiten
bij de Fransche autoriteiten waren met opzet
veronachtzaamd, terwijl de jonggehuwdon" hot
niet eens noodzakelijk hadden gevonden den eer
waarden clergyman, die hen inzegende, met be
trekking tot hun burgerlijken stand klaren wijn
te schenken. Sarah, die 38 jaar oud was, gaf b v.
slechts 30 lentes op, noemde zich jodin en Sarah,
terwijl zij katholiek is en Rosalie heet, en hoe
weinig zij zelf geloofde aan de geldigheid van het
huwelijk, blijkt het beste hieruit, dat bij het huwe
lijk van haren zoon Maurico met geen enkel woord
melding werd gemaakt van den naam Damala,
zooals toch had moeten gebeuren als hare
verbindtenis een wettelijke beteekonis had gehad. De
advokaat der erfgenamen belooft nog meer pikante
onthullingen in de toekomst.
Beethofen's stoffelijk overschot. Het overbren
gen van Boethoven's stoffelijk overschot van het
Wahringcr kerkhof naar de e ereplaats op de Cen
trale begraafplaats te Weenen heeft dezer dagen
plaats gehad De lijkstoet was (zoo meldt de
A'eue i'Vci'e Pressc) ernstig en waardig, vooral
door de talrijke deelneming van alle beschaafde
kringen te Weenen, maar toch was hot geen
plechtigheid die een sterken indruk op de massa
kon maken, en haar de beteekenis van
dittreurfecst duidelijk voor oogen kon stellen. In andere
steden, waar men toch niet beter dan bij ons do
kunst verstaat om aan zulk een plechtigheid do
artistieke wijding te geven1', schrijft de l'resse
verder, had men zeker met beide handen de ge
legenheid aangegrepen om Beethoven met de ver
heven staatsie, den onstorfelijkon man waardig,
naar zijn praalgraf te brengen, en zeker zouden
elders de vertegenwoordigers van eiken tak der