De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 1 juli pagina 4

1 juli 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 575. de Tcrmelding van alle medeplichtigen aan eene letterkundige zonde der onbedachte jonkheid of der \jdelheid van den ernstiger leeftijd: men versta hierdoor echter het opzoeken en mededeelen der gegevens, welke allereerst in een biographisch wdb. vereischt worden, en zonder welke eene boekenlyet even goed is. Het is daarom uoodig hier met nadruk to zeggen, dat dit werk geen bibliographisch handooek is, dat een levensbericht kort, maar zoo juist mogelijk de hoofdzaak is, en dat de volledige opgave van ieders geschriften geheel buiten de bestemming van dezen arbeid valt'en bovendien ook buiten zijne grenzen zou liggen. Men zoeke dus hier geen lange lijst van boektitels, maar beschouwe de opgegevene als eene aanvulling van het levensbericht; daarom zijn veelal slechts de voornaamste werken vermeld, een enkele maal ook twistschriften van staatkundigen pf kerkelijken aard, of den tijd kenschetsende preeken opgenomen." Biographie, niet bibliographie is dus bedoeld, en ook deze heeft hare moeilijkheden. Het is vr\j opmerkelijk, dat in kostelijke monographieën, welke genoegzaam aan eiken eisch der wetenschap voldoen en daardoor de gebrekkelÜkheid der biographische studiën volmaakt aantoonen, getuigenis wordt gegeven van de moeilijk heid om n enkel artikel in orde te krijgen, terw\jl juist sommige harer schrijvers vrij hardhandige aanmerkingen gemaakt hebben over de vroegere editie van dit boek, waarin de kleine levensbeschrjjvingen bij honderden voorkomen, terwijl elk daarvan een nauwgezet onderzoek vordert en niet zelden, mogelijk wel voorgoed, een vraagstuk blijft." Volledigheid is een betrekkelijk begrip. Berekent men de volledigheid der nieuwe uitgave naar de ontbrekende namen, dan worden deze gesteld tegenover hen, die wel voorkomen in dezen nieuwen druk." Van zyu medewerkers sprekend wijst de heer Frederiks vooreerst met waardeering op den grond slag hem door het werk der H.H Huborts en Elberts verschaft; voorts op de hulp hem uit alle steden des lands, van Kollum en Murmerwoude, tot 'Sluis en Maastricht verschaft. Sommige artikels werden door meer deskun digen bijeengebracht, dan zij regels beslaan, Hoe zijn de medewerkers dan alle te vermelden? Archivarissen en bibliothecarissen getuigen en bewyzen, dat hunne hulp als van zelf spreekt; bur gemeesters en secretarissen gaven gaarne on meer dan gehoopt was; voor schrijvers uit de Koloniën, voor officieren der zee- en landmacht wordt met groote, zooal niet ambtelijke, kennis gezocht. Misschien is het later mogelijk al de namen der medewerkers te geven, en het is nu reeds een aangename plicht van menige krachtige hulp te gewagen, inzonderheid van die. welke mij door nujn' zoon, P. J. Frederiks, verleend wordt in het uitvoeren van dezen zeer uitgebreiden arbeid, die nog meer eischt dan onze geheele toewijding en al onzen tijd. Zeker kan ieder niet zooveel doen als de heer J. Tideman van de koninklijke biblio theek te 's-Gravenhage, die mij zijne geheele verzameling biographieën, den arbeid van veel levensjaren, schonk, oorspronkelijk voor een groot werk, geletterd Nederland, bestemd. Eene groote leemte was altijd de Katholieke Letterkunde van den nieuweren tijd, een gevolg van onbekendheid en niet van achteloosheid, zooals nog in onze dagen bleek uit een onlangs versche nen bibliographisch werk, waaruit de ongenoeg zame verspreiding van de voortbrengselen der Katholieke Pers weder aangetoond wordt. Prof. Dr. J. A. Alberdink Thijm gaf aanleiding, dat van wege de Ilooge Kerkelijke Overheid eeue uitnoodiging gedaan werd aan daartoe bevoegde ge leerden om behulpzaam te zijn, een belangrijke medewerking, waarin mijn oude vriend, de werkzxme Pastoor J. H. Hofman te Everdingen reeds voorgegaan was." De eerste aflevering die van Cornelis van der Aa tot Cornelis de Bic loopt, toont, voor zoover het zonder opzettelijk nazoeken blijken kan, hoe consciëntieus de H.H. Frederiks en Van den Bran den zijn te werk gegaan; het is een belangrijke nationale arbeid dien de uitgever hun heeft opge dragen en dien zij ondernomen hebben, en gaarne stemt men mede in den wensch van den heer Frederiks: - Moge de Letter- en. Geschiedkundige het met welwillendheid raadplegen; de wetenschappelijke beoefenaar van andere studievakken het met goed heid-ontvangen; de leeraren des volks eu der jonkheid het niet onvoldaan telkens ter hand nemen; de beschaafde, maar niet voor de strenge wetenschap gevormde of van ruimere hulpmidde len van onderzoek ongenoegzaam voorziene Neder lander het dikwerf met toenemende goedkeuring opslaan; moge het bovenal dienen als een niet verwerpelijk middel om daaruit voor een later menschengeslacht eene onberispelijke uitgave te doen ontstaan van een Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde! " Hu ZAX 'T WEL WETEN. 300 Recepten voor Dames en Heeren, die prijsstellen op be schaving en takt, daor Dwarskijlxr. Amsterdam: C. L. van Langenhuysen. Een echt Engelsch boekjen, naar uiterlijk en innerlijk. Het is eene bewerking in 't Nederlandsch van het bekende Vademecum Don't". Inderdaad is de titel niet te protensiëus. De schrijver komt mij voor het wel te weten": niet slechts, hoe 't in Engeland is; maar ook, hoe men 't in Hol land naleeft of wijzigt. Hij zegt heel aardig in de voorrede, dat, indien iemant sommige voor schriften to scherp of te fijn voorkomen, men" zijn eigen beschaving niet hooger behoeft op te voeren dan men zelf wil. Madame Swetchine, de beroemde vrome staat kundige, liep, ondanks haar deugd en ascetische adspiratiën, zeer hoog met fraaye verkeerformen. Zij begreep en leeraarde, dat in de meeste etike^ten een kern van ehariteit ligt opgesloten en dit bracht haar tot stellingen, die een oppervlakkig ? mensch bij een Heilige niet zoeken zou. Zoo kende zij bijv. een breede plaats toe aan het gebruik van konventioneele uitdrukkingen. Zich niet thuis te geven, of to zeggen, dat men ge charmeerd is iemant te ontvangen, heeft niet meer waarde dan de inkt die een bankbiliët tot betaal middel maakt. Ieder-een weet, dat al die gezel schap sformulen niet worden uitgegeven met de volle beteekenis van haren inhoud. Dit boekjen lezende, zal men werkelijk bevinden, dat die reeks levensvoorschriften bijna alle op een zedelijken gronslag steunen. Bijna altijd leert de waereldkenrier hier het zelfde wat een edelmoedig hart voorschrijft, en de egoïst wordt hier niet gevleid. Alles ademt hier beschaving: hare lessen vindt men hier in overvloed. Wat takt betreit als men dien niet heeft, kan men in dit boekjen een massa voorbeelden vinden van dingen, die ons door takt aan de hand worden gedaan, en aldus zich met dit oiiwaardeerbaar orgaan gemeenzaam maken. A. TH. DE DICTIONNAIRE DER WEERHANEN. Op de kaden langs de Seine te Parijs kan men op ieder oogenblik van den dag, bij goed en bij slecht weer, ongeveer hetzelfde zien, lange houten tafels, waarop oude boeken, daarbij snuffelende oude heeren, en een rustig koopman. Hun hou ding, van beide, kooper en verkooper, bouquiniste eu bouquineur, maakt in het levendige, drukke Parijs, vooral daar bij den Quai Malaquais, Quai Conti, Quai des Grands-Augustins, waar het ver keer hoe langer hoe drukker wordt, een curieus contrast met de omgeving. Het is of de een niet aan koopen, de ander niet aan verkoopen denkt. De oude heer snuffelt uren lang, met den wandelstok onder den arm, en van tijd tot tijd naar zijn hoed grijpend, wegens den wind op de kade in de oude boeken; de ver kooper zegt geen woord, prijst niet aan, woalt niet ongeduldig. Hij weet, dat als de ure ge komen is, hy voor zijn boek zal krijgen wat het den kooper waard schijnt. Soms toch heeft de oude heer den kooper beet, en neemt voor een prikje over, wat voor den lief hebber veel geld kon waard zijn. Het is den ouden heer echter niet om winst te doen; hij neemt den schat mee naar zijn studeerkamer, en geniet hem daar op zijn gemak; soms schrijft hij er wat over, en gunt de wereld er ook een kijkje van. Aaneen dezer snuffelaars is men het volgend verhaal van een zijner ontdekkingen verschuldigd. Ik heb hier vóór mij een onaanzienlijk, met blauw gemarmerd papier bekleed octavodeeltje, welks 500 bladzijden een van de merkwaardigste dictionnaires bevatten. Het leert de menschen ken nen, zooals weinig andere boeken. En zoo vaak mij wrevel omtrent het tegenwoordige bevangt, kan het mij gorust stellen als ik u, mijn goed oud boek, in de hand neem, om van u den troost te ontvangen, dat het vroeger ook niet beter was dan thans." Het boek is de Dictionnaire des girouettes en heet door een genootschap van weerhanen" te Parijs in 1815 te zijn uitgegeven. Het is voor vervolgen vatbaar! In alphabetische orde noemt het staatslieden, geleerden, generaals, kunste naars, senatoren, chansonniers, prefecten, bisschop ? pen en journalisten op, die in de kwarteeuw, tusschen de groote revolutie en de tweede restauratie gelegen, de huig naar den wind verhangen hebben. Zevenmaal is in dien tijd de regeeringsvorm ver anderd. Aan Lodewijk XVI werd door de Con ventie de heerschappij ontnomen; op dit volgde het Directoire, daarna het Consulaat. Weldra werd Frankrijk een keizerrijk, om in 1814 weer een koninkrijk te worden. Van 20 Maart tot 8 Juli 1815 was het weer koninkrijk, daarna weer keizerrijk. Er was dus voor de politieke weerha nen gelegenheid tot draaien genoeg. De Diction naire des girotiettes bevat dan ook 1000 namen van mannen, die hun trouw herhaaldelijk gezworen en gebroken hadden, iedere regecring voordeeenige hadden verklaard die Frankrijk redden kon, om haar daarna met smaad te overladen. ledere biographie is met aanhalingen uit redevoeringen, proclaruatiën, oproepingen aan de kiezers, gedich ten, geschriften voorzien Bij iedere naam zijn zooveel windwijzers gevoegd, als de bedoelde per soon van opinie is gewisseld. Op het titelvignet van het boek is een windmolen met acht wieken geteekend. Daarvoor staat een groot-dignitaris, met orden en insignes van alle acht de regeeringen versierd, en daaronder het motto: Als de pest jaarwedden gaf, zou ook de pest vleiers en dienaars vinden." Onder do bekende namen vindt men, al door bladerend : Tallen/rand. Daar deze diplomaat onder iedere regeering reeds voor eene volgende conspireerde, vond de lexicograaf aanleiding hem mot twaalf weerhaantjes uittemonsteren. In 1799 versche nen de verklaringen van burger Talleyrand aan zijne medeburgers" waarin hij zich verdedigt tegen de beschuldiging, als meende hij het niet eerlijk met de Republiek; indien zij waarheid bevatte," zege Talleyrand, moest mijn naam als die van een verrader, mot het gewicht der alge meen verachting beladen, tot de nakomelingschap overgaan." Dit verhinderde hem niet, minister van het Keizerrijk te worden, en zich door Xapoleon tot prins van Beiievento en allerlei andere waardigheden to laten benoemen In April 1814 vindt men van Talleyrand als president van hot voorloopig bewind eene proclamatie aan het leger, die de soldaten er aan herinnert, hoe zij onder Napoleon's tyrannie geleden hebben. Toch is er van Talleyrand overigens niet heel veel openlijks bij. De gewezen bisschop van Autun was voorzichtig genoeg om te weten dat wijprden vervliegen maar het geschrevene blijft, des te meer het gedrukte. Benjamin Constant heeft maar drie weerhanen, maar deze zijn ontwijfelbaar. In 1797 schildert hij de gevolgen die de restauratie der Stuarts in Enge land heeft gehad en trekt er de conclusie uit, dat het herstel der monarchie in Frankrijk nog wel rampzaliger moest werken. Gedurende de cent jours laat hij zich door Napoleon staatsraad maken en na Waterloo prijst hij Lodewijk XVIII en zegt: Een jaar van uwe regeering heeft aan Frank rijk niet zooveel tranen gekost als een enkele dag van de regeering van Bonaparte." Auyereau heeft niet minder dan acht weerhaan tjes. Napoleon maakte hem maarschalk en her tog van Castiglione; maar den 16 April 1814 verklaarde Augcrcau in eene dagordcr dat Frank rijk het tyrannieke juk van Bonaparte moede was. Zweren wij trouw aan Lodewijk XVIII en aan de Constitutie, die hij ons biedt! Planten wij de ware Fransche vlag, de witte, voor welke elke ^herinnering aan de revolutie moet verdwij nen !" Nu keert Napoleon van Elba terug, en Angereau spreekt weder tot het leger: Soldaten ! de Keizer is in zijne hoofdstad, zijn naam, die zoolang een waarborg was voor de overwinning, is weer voldoende geweest, om zijne vijanden te verstrooien.... Soldaten ! in zijne afwezigheid zocht uw blik tevergeefs op de witte vlag naar roemrijke herinneringen !" Jourdan, mede maarschalk van Frankrijk, heeft acht weerhanen. Hij was een oud Jakobijn. Na Napoleon's val bij Leipzig zond hij een adres aan den Koning, l Juni 1815 werd hij toen door Lodewijk XVIII ridder der orde van St. Louis gemaakt en drie dagen later, 4 Juni, na een nieuwe omkcering, door Napoleon bij keizerlijk decreet tot pair van Frankrijk verheven. De leden van het hof van Cassatie staan hier ook opgenoemd. Hierin is echter de verzamelaar wel wat ver gegaan; hot ligt toch in den aard der zaak, dat de rechtbank, die onafhankelijk van de persoon van heerscher, hare diensten aan het land bewijst, zonder bezwaar aan opvolgende hoofden van den staat, van wien hunne bevoegd heid nitstraalt,ltrouw kunnen zweren. De redacteur van don Dictionnaire zegt van hen : Voila une cour de cassation qui casse tres-souvent ses d cisions." Erger is het met de chansonniers, girouettes qui tournent gaiinent", zooals de dichter Capelle, die in 1811 den koning van Rome toezingt: Qu' il vive et qu'il prospère, Tout comme a fait son père; Veillant au salut de l'état, Fier du nom d'un grand homme Le fils ira dans Rome Et législateur et soldat. Drie jaar later heette het tot Lodewijk XVIII: En voyant Ie torme de nos peines, Otiblions des maux inouïs, Et chantons en brisant nos cliames : Vive la paix ! Vive Louis! Een pendant van Capelle is Giraud, die ook den koning van Rome verzen wijdt. Hij vergelijkt Napoleon in dapperheid met Achilles, in wijsheid met Numa. Dan zegt hij tot den zoon: Noble enfant, contemple ton père, Tu seras l'honncur de la torre, Si tu parviens a l'égaler! Maar drie jaar later, evenals Capollc: La vengeance et la fourbe et Ie droit de la force, Et Ie mfipris des dieux, voila les lois du Corso. Giraud is niet bang voor sterke woordon ; Na poleon heet nu bij hem charlatan eft'ronté, brigand, singo de Catilina." Journalisten en publicisten haalt de opsteller van den Dictionnaire in grooten getale aan, en het is zeker niet moeielijk geweest, uit een aan tal hoofdartikelen, met een tusschenruimto van eenige jaren geschreven, eene reeks van tegen spraken bijeen te zoeken. De snutïelaar merkt hierbij echter terecht op, dat het journalisten, die een tijdlang een politiek man gesteund hebben, niet kwalijk te nemen is. wanneer zij, zich in hom bedrogen vindend, in 's lands belang een an der boven hem voortrekken; en dat in allen ge valle bij hen, daar zij niet met waardigheden, titels, prinsdommen en maarschalksstaven beloond worden, de wispelturigheid geheel iets anders is, dan bij de trouwzwerende en loontrekkende die11 aren van een monarchaal régime. V A R I A. UIT DE JEUGD VAN WERESCIITSCIIAG1X. In de Deutsche Revue doet do Russische schil der Wereschtschagin herinneringen het iicht zien uit zijn jeugd, die hij grootendeels op het land goed zijns vaders in liet dorp Petrowo doorbracht en deze zijn niet slechts belangwekkend door de karakteristieke schildering van het leven van den Russii-chen landadel, maar ook door vele er in verspreide trekken, waaruit Woreschtschagin's geestelijke ontwikkeling en het vroege ontwaken zijner kunstcnaarsbegaafdheid blijken, ja waarin reeds zijn latere kunstrichting aangeduid wordt. In dit opzicht laten wij hem zelf' aan hot woord. Het eerste kunstwerk", aldus vertelt Werescht schagin, dat een diepen indruk op mij maakte, was eene door wolven vervolgde troïka. die ik op een katoenen zakdoek van onze niania (kinder meid) zag. Zij had c'ezen van een rondreizenden koopman gekocht, die jaarlijks bij ons kwam en in twee of drie wagens alle mogelijke dingen, van naalden en garen af tot op linnen gedrukte prenten toe, meebracht. Daar zag men Suwaroff, Bagration en vooral dikwijls Kutusofï, zooals hij met den hoed in de hand naar een boven zijn hoofd rondvliegenden adelaar opziet. Al deze platen bevielen mij uitstekend en deden den wensch in mij opkomen, iets dergelijks te kunnen voortbren gen, maar de door de wolven vervolgde troïka werkte het sterkste op mijn verbeeldingskracht. Ik toekende het geheele tafercol na. de met sneeuw bedekte hoornen, de wolven on de reizi gers, die op hen schoten. Het was het werk van een oogenblik ,cn een zoo getrouwe copie, dat de niania. papa, mama en de aanwezige gasten daar over zeer verbaasd waren en mij er geluk mede wenschten. Maar toch kwam bij niemand de ge dachte op, dat een dergelijk talent door onder wijs in het schilderen ontwikkeld moest worden. De zoon van een edelman van oude familie, die in het zesde boek van de Russische adclsgenealogie stond schilder! welke schande! Een kruisiging, uitgevoerd in waterverf, die uit Peters burg mee naar huis gebracht word, wekte even eens in hooge mate mijne belangstelling. De plaat had vijftien roebels gekost on de lijst even veel. Wat moest dat voor een kunstwerk zijn! i Achtereenvolgens toekende ik alie Fransche lithographieën en Engolsche gravures na, die in mijns vaders kamer hingen. Maar dat was niet zoo gemakkelijk, want ik mocht ze niet van den wand nemen. Ik had dan immers hot glas kun nen breken. De schilderijen in de Lubertzer kerk (Lubertz was een naburig dorp en behoorde aan Wereschtschagin's oom van vaderszijde) schenen in mijn oog natuurlijk meesterstukken, die door niets kon den overtroffen worden en vooral was dit liet geval met een schilderij van een schilder uit onze buurt, Potschiwaloff genaamd, dat de opstanding tot onderwerp had. Zoodra de geheiligde deur slechts geopend werd, verdiepte ik mij in de aan schouwing van dit wonderwerk. De schilder daar van moest noodzakelijk een ideaal wezen zijn, en niemand zou mij aan het verstand hebben kun nen brengen, dat hij, evenals andere stervelingen, at, dronk en sliep. Mooie muziek, goede zang brachten mij in verrukking, maar voor een schil derij geraakte ik geheel buiten mij zelf Maar over het geheel genomen viel mijn kunstenaars neiging slech's zeer weinig aanmoediging ten deel, alleen de niania herhaalde telkens : O, wat is dat mooi!" Maar hare loftuitingen kwamen mij eenigszins verdacht voor, want zij keek er niet altijd erg nauwkeurig naar en menigmaal riep zij, wanneer ik een huisje geteekend had: Och wat een mooie koe! het is alsof zij leeft!" Dat was niet erg vleiend voor mijn eigenliefde, al lag de schuld dan ook misschien voor een deel aan don schilder." Woreschtschagin werd voor de militaire loopbaan bestemd, was ook enkele jaren kweekeling van de kadettenschool to Petersburg, maar dreef het daarna door, dat hij zich aan de studie der kunst mocht wijden. Olivier Mélra. De bekende componist en kapel meester OHvier Métra reed dezer dagen over de Parijzer Boulevards en werd bij het kruispunt van de Rue en van den Faubourg Montmartre, dat don onheilspellenden naam draagt van Carrefour des crasés" (kruisweg der verpletterden) aangereden door oen ander rijtuig en op straat geworpen. Toen men hem opnam was zijn onderkaak verpletterd, een der raderen was over zijn gezicht gegaan. Zijn toestand wordt als geer be denkelijk afgeschilderd. Wagner. De eerste opvoering van Wagner's jongclingswerk Die Feen" zal den 29 Juni plaats hebben in het Hoftheater to München. Ook de bekende muziekrecensent Prof. Heinr. Ehrlich zal deze bijwonen, terwijl omtrent de opera zelf het volgende bekend is: Wagner schreef haar als 19-jarig jongeling, in 1833?34. Hij bekleedde toen de plaats van koordirecteur aan den Stads schouwburg te Würzburg. Het libretto voor dit romantisch muziekstuk in 3 bedrijven werd naar Gozzi's dramatisch sprookje Donna serpente" (De vrouw als slang) door den componist zelf gedicht. Een jonge prins Arindal, zoo luidt het sprookje, be ? mint 4e fee Ada. Maar zij mag hem alleen dan toebehooren als hij de zwaarste beproevingen, die zij heruzal opleggen, met een moedig hart zwijgend verdraagt Teruggekeerd in zijn eenzaam en door vijanden bedreigd vaderland, kan hij echter de verleiding niet weerstaan om zijn woord te bre ken. De fee wordt in steen veranderd en is voor den prins verloren. Deze laatste wordt door wan hoop tot de stoutmoedigste daden aangedreven. Mei tooverwaponen weet hij zich tot het rijk der feën toegang te verschaffen en maakt door sna renspel den dooden steen weer levend. Ada wordt mot Arindal vereenigd, niet evenwel tot geluk hier op aarde, maar tot een hooger leven in het feeën rijk. .?Deze opera is nog nooit tot dusver op gevoerd. In 1834 heeft wel is waar de directeur Ringelhardt te Leipzig het werk willen opvoeren, maar zoover is het niet gekomen. Shakespeare. Het Keizerlijke Hof van Peking laat thans Shakespaare in het Chineesch vertalen. Met de vertaling werd do President van de IlanLin (Akademie van Wetenschappen) aldaar belast. Sarah Bemhrirdt. Voor de 3e Kamer van de civiele rechtbank te Parijs werd dezer dagen het proces begonnen van de erfgenamen van wijlen Ballande tegen Sarah Bornhardt, die het T héatrc des Xations had willen koopen maar zich later terugtrok, niet belofte ocner schade vergoeding, waarvan thans nog 7500 frs. moet betaald worden. De actrice, of liever haar intendant, beweert dat alle onderhandelingen niet geldig zijn geweest, omdat zij niet door haren echtgenoot Damala gemachtigd was. Hierop antwoordt de advokaat der erfgenamen dat ieder een weet dat het geheele huwelijk te Londen slechts een grap van Sarah is geweest, die bij voorbaat wist dat zij daardoor niet in het minst hare vrijheid verloor; immers alle formaliteiten bij de Fransche autoriteiten waren met opzet veronachtzaamd, terwijl de jonggehuwdon" hot niet eens noodzakelijk hadden gevonden den eer waarden clergyman, die hen inzegende, met be trekking tot hun burgerlijken stand klaren wijn te schenken. Sarah, die 38 jaar oud was, gaf b v. slechts 30 lentes op, noemde zich jodin en Sarah, terwijl zij katholiek is en Rosalie heet, en hoe weinig zij zelf geloofde aan de geldigheid van het huwelijk, blijkt het beste hieruit, dat bij het huwe lijk van haren zoon Maurico met geen enkel woord melding werd gemaakt van den naam Damala, zooals toch had moeten gebeuren als hare verbindtenis een wettelijke beteekonis had gehad. De advokaat der erfgenamen belooft nog meer pikante onthullingen in de toekomst. Beethofen's stoffelijk overschot. Het overbren gen van Boethoven's stoffelijk overschot van het Wahringcr kerkhof naar de e ereplaats op de Cen trale begraafplaats te Weenen heeft dezer dagen plaats gehad De lijkstoet was (zoo meldt de A'eue i'Vci'e Pressc) ernstig en waardig, vooral door de talrijke deelneming van alle beschaafde kringen te Weenen, maar toch was hot geen plechtigheid die een sterken indruk op de massa kon maken, en haar de beteekenis van dittreurfecst duidelijk voor oogen kon stellen. In andere steden, waar men toch niet beter dan bij ons do kunst verstaat om aan zulk een plechtigheid do artistieke wijding te geven1', schrijft de l'resse verder, had men zeker met beide handen de ge legenheid aangegrepen om Beethoven met de ver heven staatsie, den onstorfelijkon man waardig, naar zijn praalgraf te brengen, en zeker zouden elders de vertegenwoordigers van eiken tak der

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl