De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 1 juli pagina 5

1 juli 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No, 575 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 kunst niet verzuimd hebben mede tot den luister dezer lykplechtigheid b\j te dragen en in den stoet de plaatsen in te nemen, die in Weenen bezet werden door de Sicherheitswacbe'' en do_or het personeel der begrafenisvereeniging Concordia. Vooral moest het in het oog vallen dat Beet hoven zonder muziek door de straten naar zijn laatste rustplaats werd begeleid, en het ware passend geweest als de stoet op eenige hoofd punten van den weg, b.v. vóór de Votivkirche", in wier nabijheid Beethoven's sterfhuis staat, van de balkons der Opera ot' op het Schwarzenbergplein, waar de directie der Muziekvereeniging, de pro fessoren en leerlingen van het Conservatoire zich aansloten, waren ontvangen met de heilige tonen van een der treurmarschen, door den meester zelf vervaardigd. Ook in andere opzichten heeft men symbolische bewijzen van deelname aan het feest vergoten, ja zelf is er verzuimd n der talrijke kransen, die men gestuurd had, op de trappen van het gedenkteeken van Beethoven neer te leggen of den herinneringssteen aan het Schwarzspanierhaus" met kransen te versieren. Slechts het bestuur der stad en de politie had .zich verplicht gevoeld iets bij te dragen tot den indruk op straat-, in de straten namelijk, waar langs de stoet trok, brandden de gasvlammen en ?de Sicherheitswache" was in parade opgesteld. "Be bevolking nam zeer talrijk deel aan hetfeost. Langs den verren weg, van het Wahringer kerk hof door de stad tot aan het Centraal kerkhof, en voornamelijk op de Bingstrasse, stond de menigte verzameld om den stoet af te wachten -Overal heerschte een plechtige stemming, en op iedereen maakte de stil en langzaam naderende «ptocht een diepen indruk. Nergens bleek dat men alleen met nieuwsgierigheid te doen had, en zelfs de toeschouwers uit de armere standen schenen de beteekenis van dit lijkfeest te gevoe len; zij wisten als door ingeving dat hier een .groot man grafwaarts werd gedragen. Zoodra de lijkwagen, waarin de met kransen bedekte kist zichtbaar was, voorbijreed, ontblootte men in ?diepe ontroering het hoofd, en met eerbied en toewijding werd aldus de doode Beethoven op zijn tocht door het nieuwe Weenen door de na komelingen zijner tijdgenooten begroet. De grafkelder van Beethoven bevindt zich in «en door loofvverk gevormde nis. Hier verheft zich «en obelisk van bloesemwit marmer; in het mid den draagt deze een lier, en op het voetstuk de inscriptie «Beethoven." Onder gezang kwam de stoet hier aan, en de Bisschop Augerer vervulde hier de tweede inzegening. De kapel der Stephanskerk zong het Libera en de Responsoriën, waarop door de leden van de Zangvereeniging, onder directie van Hellmesberger, Beethoven's Amplius" werd voorgedragen. Daarop sprak Lewinsky Ae lijkrede uit, door den hofraad v. Weilen ver vaardigd. Zij eindigde met de volgende aanha ling van Grillparzer : Gij allen die hier verzameld-zijt, treedt nader bij dit graf'; hij, die hier ligt begraven, was ejn bezield man. Naar ne zaak strevende, voor ne zaak zorgende, voor ne zaak lijdende, alles voor ne zaak opofferende, zoo ging deze man door het leven. Als er in onzen bewegelijken en als het ware veelgcsplitsten tijd nog eerbied bestaat voor oen mensch in de volle beteekenis van het woord; laten wij ons dan scharen om zijn graf. Daarom immers zijn er van oudsher dichters on helden geweest, zangers en goddelijk bezielden, opdat de arme verdwaasde menschen dankbaar tot hen op zouden zien, en gedachtig zouden zijn aan hun oorsprong en aan hun einddoel!" . Beetliovens koor De eere Gods" besloot de plechtigheid. Uit Parijs wordt bericht: Gisteren heeft de heer Guimet aan den minister van onderwijs Lockroy het Museum ten geschenke gegeven, dat hij aan de Fransche Republiek afstaat. Het Museum zelf is, voor zoover men weet, eenig in zijn soort, en niet minder origineel is de wijze waarop de heer Guimet zijne verzamelingen aan den staat ten geschenke hoeft gegeven. De heer Guimet is te Lyon geboren als de zoon van een rijk fabrikant, die zijn vermogen te danken heeft aan de uitvin ding van het maken van ultramarijnblauw. Hij gebruikte zijne rijkdommen tot het steunen van wetenschap en kunst, ondernam groote reizen en bracht prachtige collecties naar huis mee. Spoedig legde hij zich vooral toe op eümographischc stu diën en interesseerde zich voornamelijk voor al wat betrekking heeft op de ccredienstcii van allo tijden, en volken. In 10 jaar tijds had hij zulk een groote verzameling over de geschiedenis der godsdiensten, dat hij er aan dacht in zijn geboor testad Lyon daarvoor een afzonderlijk gebouw te stichten. Om de collectie echter nog nuttiger te maken besloot, hij haar naar Parijs over te bren gen, en tot dit doel bood hij de verzameling aan den staat voor een zekere som aan, terwijl hij de verplichting op zich nam om te Parijs voor zijne rekening in den tijd van drie jaar voor die ver zameling een Museum te laten bouwen en inrich ten. Hij is zijne verplichting met de grootste royalitcit nagekomen, want het huis, dat hij op de Place d'Iéna" heeft laten zetten, is zoo rijk mogelijk ingericht, en de verzamelingen zijn uitstekend gerangschikt. De heer Guimet is zelf directeur van het Museum voor zijn loven, zon der er eanig honorarium voor te genieten. De voorwerpen in het gebouw zijn afkomstig uit Iiuiië, China, Japan, Egypte, Griekenland en Italië, en hun waarde wordt geschat op vele millioencn. Vijf zalen bevatten het Chineesche en Japansche aardewerk, de overige zijn gewijd aan den godsdienst van Indië, China en Japan. Op de eerste verdieping ziet men de godenbeelden, zooals de verschillende eerediensten die opleveren. Uit Sologna wordt, dd. 20 dezer hot volgende geschreven: Het jubilee der Universiteit heeft reeds monig napretje gehad. Zoo heeft bv. de' rector der Hoogeschool terstond na het feest zijn ontslag ingediend. Hij gaf hierdoor toe aan de pressie, op den impopulairen man zoowel door professoren als studenten uitgeoefend; geen enkel correspondent wist dan ook iets goeds van den heer Capellini te vertellen, die zich gedurende het geheele feest met zeer weinig takt tegenover de gasten van Bologna gedroeg. Het zal onzen lezers nog meer belang inboezemen dat een der uitstekendste denkers van Europa, Herbert Spen cer, de beroemde Londensche socioloog, voor de benoeming tot doctor honoris causa der Univer siteit bedankt heeft. Hij heeft dit trouwens gedaan wegens een algemeen wijsgeerig motief, zooals blijkt uit het volgende schrijven aan den deken der juridische faculteit, welke laatste hem tot doctor gepromoveerd had: Waarde Heer! Het is natuurlijk dat uw vriendelijk schrijven betref fende mijn benoeming tot doctor honoris causa mij zeer aangenaam was. Afgezien van mijn per soonlijke vreugde, deed het mij goed zulk een zeker bewijs te zien dat mijn boeken in Itali verspreid zijn. Niettegenstaande dat alles brengt deze eer f olie benoeming mij in een moeielijkon toestand. Tot op den huidigen dag toe was het mijn gewoonte, van alle eeregraden en akademische waardigheden af te zien. Als reden hiervoor gooi ik op dat deze eerbewijzen in het algemeen niet bijdragen tot den vooruitgang der wetenschap, ja zelfs indirect haar nadeel berokkenen, omdat op die wijze kunstmatige hinderpalen in den wog worden gelegd aan hen, die zich voor de weten schap verdienstelijk maken en toch niet zoodanig eerbetoon erlangd hebben. Ik had een half dozijn malen gelegenheid, mij volgens dezen stelregel te gedragen, en ook thans kan ik niet besluiten anders te handelen. Als ik ditmaal aanneem, terwijl ik vorige keeren bedankt heb, beleedig ik wetenschappelijke corporaties die mij bij andere gelegenheden eer wilden bewijzen. Nog drie of vier jaar geleden heb ik bedankt voor de eer om buitenlandsch correspondent der Fransche Akademio te worden. Zoo moet ik dan ook heden, gesteld als ik ben voor het dilemma om te kiezen tnsschen mijne gevoelens en mijne overtuiging, beslissen ten voordeele van de laatste.4' Uit Londen wordt het volgende geschre ven: Ignatius Donnelly die, zooals bekend is, op grond van oen diepzinnig cijfersysteem wil bewijzen dat Baco de auteur is der werken die men aan Shakespeare toeschrijft, werd gisteren door de leden der Baco-verceniging in 't lokaal der British artists" in Suffolkstreet feestelijk ontvangen. Een veertig hoeren en dames, de eersten met lang hoofdhaar, de. laatsten met aesthetische kleederen en onbeschrijfelijke kleuren, maar allen vervuld van geweldige geestdrift voor den litterairen skalpjager uit Amerika, waren aan wezig en begroetten Donnelly met donderend applaus, nadat de voorzitter de geruststellende mededeeling had gedaan dat er geen dagblad correspondenten tegenwoordig waren. Eén jour nalist echter, wiens hoofdhaar lingor is dan dat zijner collega's, kreeg toegang en schetst de redevoering des grooten ontdekkers van hot kryptogram" als een doorloopende uitval tegen de onwetende en bekrompen menigte, die geon begrip heeft van zijn wiskundig probleem. Daarop demonstreerde hij eenige zijner wonder baarlijke ontdekkingen met behulp van zijn sleutel, en verklaarde dat degeen, die zijn getallen niet begreep, slechts zijn Schepper moest aanklagen omdat deze hom met onvoldoende hersenen in de wereld had gestuurd." Alle toehoorders en toohoorderessen trachtten nu door luide bijvalsbetuigingen den redenaar te bewijzen dat zy van de bedoelde hersenen niet verstoken waren. Do spreker zelf troostte zich voor het gemis aan waardeering van de zijde van het groote publiek, dat zijn kryptogram" niot koopen wil, daarmede dat de grijze volkstribuun John Bright door het lezen van zijn boek tot zijn opinies was over- j gehaald. Misschien moet de onverteerbare lectuur van dit bock voor de ziekte van den staatsman verantwoordelijk worden gesteld. In het seizoen in de koninklijke opora te Ber lijn, van l September '87 tot 13 Juli '88, zijn niet minder dan 41 verschillende opera's opgovoerd, waarvan 39 den geheelen avond in beslag namen De eenige nouveautéwas 'JLurandot, van Rehbaum; voor de eerste maal in dien schouw burg worden gegeven: Der Wuffensclimied en Itheingold; nieuw gemonteerd werd /fctiis Heilitu). De meeste voorstellingen beleefde Der Trom peter von Sakkingen, die 17 maal werd opgevoerd; dan volgden : Der Wuffenschmied lömaal; Carmen 14 maal; Lohengrin 11 maal; Fautf, llheingold en Don Jttan 10 maal; Die Walkiirc 9 maal; Martha en Die Megimenhtoehter 8 maal; Aida en Der Prophet 7 maal; Freischiitz 6 maal-, Stegfried, Figaro's Hochzeit en Turandot >m&&\\ Lustige Weiber, Undine, Troubadour Johann von Lothriigen, Stradclla, Huyenotten, Merlin, Tannhauser en Zauberflöte 4 maal; Wildschut?, Traviata, Fidelio, Donna Diani, Fi'a Uiacolo en Hans Heiliny 3 maal; Zur und Ximmerminn, Kobert, Der Maurer en Tristan und looide 2 maal; Lucia, Teil, Die Naclitwandlerin en Der Fliegende Hollander ieder slechts eens. Hierbij komen nog Olfenbach's Verlobunc/ bei der Laterne vier maal en Der Tidronene Kadi, van Gluck, ns; beide stukjes in tn bedrijf. Deze statistiek geeft curiouse resultaten; de Wagnerianen zullen mot genoegen de talrijke voorstellingen van Lohengrin en Die Walkiirc constateoren, maar zich verwonderen, dat llicnzi en Die Meinlersinger ontbreken. Voorts: Fidelio minder voorstellingen dan Der Troubadour of Aida of Der Propltet, allen vreemde opera's ; van Gluck0 slechts n acte, nmaal; maar daaren tegen van Gounod enkel Fnuft, van Rossini enkel Teil, nmaal, van Bellini enkel Lu Somnamlmla nmaal, van Boieldieu en Halévy niets, van Auber slechts twee opera's. Spontini, Cherubini, Ambroise Thomas zijn, ovenals Spohr, Rnbinstein, Goldmark, Briill, van het repertoire verdwenen. Bij de firma M. M. Convée te 's-Hagc, is ver schenen : Waarheen dit jaar op re.i$V en wat zal ii/ij dat leasten? Rondreizen door Nederland, Bel gië, Duitschland, Oostenrijk, Oostenrijk-llongarijo, Zwitserland, Frankrijk on Italië; Uitstapjes naar het Harzgebergto, Saksisch-Zwitscrland, Thüringen, Tyrol en langs den Kijn, Ie, 2e en ,'ie klasse. Het boekje is gecombineerd uit de bestaande Haupt-Verzeiclmiss für kombinirbare llundreisc- j Billctte'', enz. die aan do stations der Hollandscho-, j Rhijn-, Staats- en Centraalspoorwcg verkrijgbaar zijn; het is door een spoorwegambtenaar opge maakt, van een beknopte verklaring voorzien, en bevat de opgaven omtrent een 170-tal rondreizen, met prijsopgaven. Alleen die reizen, die in het Duitsche boekje voorkomen, zijn opgegeven, zoodat bv. wat Belgiëbetreft, Gent, Brugge, Ostende, en andere touren ontbreken; maar men heeft tod» keus genoeg voor 25 centen. Schaakspel. No. 131. Van A. F. MACKENZIE, Kingston, Jamaica. 1ste prijs in het tornooi van Letts Household Maga zine. Dit probleem wordt algemeen gehouden voor den fraaisten en sierlijksten tweezet der thans be staande. ZWART. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Door W. v. H. te Delft no. 126 en no. 129 de Hertog (met bis van H. Mendes da Costa) als mede no. 129 ter van N. N. Vierzet en no. 12""» waarin op föeen zwarte pion moet bijgevoegd worden. Dezelfde nommers werden ook juist op gelost no. 129 bis en de bovenstaande door H. J. den Hertog en Mei" no. 128 met bijvoeging vf«l een zwart pion op f5 door Termos, de eerstgenoemderi te Amsterdam, laatstgenoemde te Rot terdam. Door Henri 129 met ter en 130, doer H J. den Hertog, idem door D. D. en G. A. W. te Gouda. g H. J H. J. de H. BRIEFWISSELING. v. H. ten H. Enkel dubbele meer niet. Wordt onderzocht. l als boven d6 cG 2 f4 X l als boven d6 c5 2 f4 X d \VIT. Wit speelt voor en geeft in twee zetten mat. (Wit 9 en Zwart 7 stukken met K. e6). OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 12G van A. van Heycop ten Ham te Haarlem. Opgedragen aan dr. J. de Raadt Offerhaus te Ulrum. l gö_ g7, d6 e5 2 c7 b5 o5 X C6 3 f* f 5! onv. 4 b5 d4 of c7 f mat. d4 speelt 3 f4 f3 f K. onv. 4 f3 e3 of b5 f mat anders 3 f4 f5 ft e5 X c6 4 b5 d4 f mat f6 X e4 3 c7 b5 onv. 4 g7 c7 -(? mat f6 d7 3 06 d5 t cG c5 4 e4 c4 f mat anders 3 e4 c4 f mat f6 X e4 3 c7 bó onv. 4 g7 c7 f mat fG do 3 c8 X <15 onv. 4 e4 c4 f mat anders 3 e4 c4 -j-mat l als boven e4 speelt 2 f4 c4 f mat l dito anders; 2 f4 X e4 f en wit geeft in een of twee zetten meer f mat, mooi! No 129 H J. den Hertog l bG b5, c6 X b5; 2 g8 a2 c7 cöb2 b3 d4 df> 4 bo c3 f mat No 129bis H. Mendes da Costa l g7 f8 d4 X e2 2 a5 c6 f mat l dito böX aJi 2 c2 c5 f mat De Koning moet staan van zwart op e5. l f4 13; 2 c'2 h2 f mat l iüf'5; 2 18 g7 f mat l a3 X c2 a5 c4 f Probleem No. 131 bis driezet van Georg Koblitz te Tilzit. (mat enz. Wit K. g3 R g2 D gl T e3 Pd a5 pions b4 d5 g5 f2 (9. Zwart K. d4 R g4 pions h3 (13 c3 1)5 b7 met K d4 (7. Wit begint en geeft in drie zetten mat. De Frankfort er Zeitung" schrijft: Do schaakspeler Znckertort, van wiens overlijden wij gisteren melding maakten, is in den ouder dom van 4<J jaar gestorven. Sedert eenigen tijd had zijn bewonderenswaardig geestesvermogon veel geleden. Bij het voor jaren in Frankfort gehouden schaakcongres was dit zóó merkbaar, dat het algemeen opviel en droevig stemde. Een ziekte heeft de groote geheugenkunstenaar eigenlijk niet gehad, onder een schaakpartij in Simpson's restauratie kreeg hij een beroerte. Zuckertort heeft vroeger in Berlijn gewoond en zijn Schachausbiklimg gekregen, hier redigeerde hij een courant voor hot schaakspel en gaf schaakleerboeken en schaakkalenders uit. Steeds was hij bekend als een /u speler en ongetwijfeld als een geleerde op het veld van 64 ruiten. En toch was het bijna als een verrassing wanneer hij bij een internationale schaakwedstrijd als overwinnaar der uropeesche meesters uit het strijdperk kwam. In 1872 ging Z. naar Londen, waar hij een aan zijn kunst gevenredigde positie verkreeg en zoo t' huis raakte, dat hij later tot de Engelsche schaakmeesters garekend werd. Bij de sinds 18,~>1 gehouden 6 internationale congressen was Z. bij 2 hoofdwinner, nl. te Parijs in 1878 en te Londen in 1883. Zijn kracht bestond voornamelijk in zijn geheugen. De Times" zegt van hom: dat hij op het gebied van blindelingspelen 10 12 speelde hij te gelijk zijn gelijken niet had. Ook in gewone spelen van meester tegen meester was hij tot het laatste een der fijnste en schranderste spelers. De laatste jaren miste hij echter de rust, de be daardheid, de stalen zenuwen, die de schaakspeler van beroep noodig heeft en bederft. Had een partij zekeren tijd geduurd, dan maakte Zuckertort fouten en verloor zelfs aan een partner, dien. hij in schranderheid ver vóór was." ZIJ KENNEN ELKANDER. Naar het Duitsch van EDMUND WEKGKAF. Het echtpaar Ilarting behoort tot de prettigste en beminnelijkste menschen, die ik ken. Ik ver heng er mij oprecht in, dat deze vrouw mij toe staat, haar man lief te hebben en dat deze man mij veroorlooft, de vriend zijner vrouw te zijn. Beide zijn prachtoxemplaren van menschen, ieder in zijn soort. Hij is schrander, zij is slim. Schran der en slim zoo werd immers het erfgoed van het verstand onder beide geslachten verdeeld. Er zijn weinig mannen, die slim zijn on nauwelijks een vrouw, die schrander is. Maar wijsheid treft men op do geheeie aarde niet aan. Ik onderneem nooit iets van gewicht, zonder het echtpaar IHLrting om raad te vragen. En daar het trouwen zeker toch tot die dingen behoort, die men niet als van gewicht ontbloot beschouwen kan, wilde ik mij met deze gevaarlijke zaak ook niet inlaten, aleer ik hun beproefden raad had ingewonnen. Zoo ging ik dan op zekeren dag naar de Hartings, inet opgeheven hoofde, een overvol hart, het beeld der eene, onvergetelijke in mijn ziel en toch niet zonder oen onbestemd gevoel van beklcmdheid. Mijn God! Wat zullen de llilrtings er van zeggen ? Mevrouw ontving mij. Ik groette haar iet of wat meer verlegen dan gewoonlijk en zij keek mij met een doordringondun blik aan. Wat is er dan toch?" vroeg zij. Gij zet zulk een plech tig gezicht! .... Wilt ge mij een liefdesverklaring doen? Of.... ah, ik raad het al'. Gij hcbl huwelijksplannen." Daar stond ik nu, als door den bliksem getrof fen. Ik heb er mij steeds nog al wat op laten voorstaan, hot o}> liet punt van zelf behecrsching buitengewoon ver gebracht te hebben. Er mocht in mij omgaan, onverschillig war, mijn gezicht moe,-t onbeweeglijk en ondoorgrondelijk zijn als oen masker. En deze vrouw doorzag mij bij den eersten blik. Stotterend bracht ik een paar onsamenhangende woorden uit. Ik bad dus gelijk! Het is, zooals ik dacht'' zeide Mevrouw ilarting met zeker gevoel van meerderheid. Nu, nu, hot is irnmors niuts kwaads. Neem toch plaats, mijn waarde, en verhel mij, wat er van die zaak is." Ik ging zitten en vertelde. Maar mijn verhaal moet oonigszins verward geweest zjn, want me vrouw Ilarting begon op een zee ? eigenaardige wijze te glimlachen, wierp ioo nu en clan een leidenden blik naar het plafcnd en speelde met de vingors harer rechterhand op de buitenzijde van de linker een polka, die al sneller en zenuw achtiger werd. Gij draaft door mijn vriend." viel zij mij eindelijk in de rede. Ik moet u verzoeken, iets duidelijker en zakelijker te spreken. En om te beginnen hoe heet het voorwerp uwer neiging?" Ik aarzelde. Den naam wilde ik u eerst later zeggen, waarde mevrouw. Ik zou u liever eerst de tiame willen beschrijven en dan zult gij daarna knnnou beoordeelen of mijn beschrijving met de werke lijkheid overeenkomt." Ken ik de dame dan ?" Ja." Goed, begin dan maar met uwe beschrijving." Ik bleef' weer steken. Zou ik alle voortrelf-lijke hoedanigheden, die ik moest op-iommcu, dooreen warren? Dat zou het geheel benalcelen. Ik zocht naar oen stelsel. Als ik maar wist, waarmee ik moest boginnen," zeide ik verlegen, De dame bezit name lijk zooveel voortreffelijke eigenschappen, ziük een uitstekend karakter, een zoo edel gemoed, dat ik " Zij is dus leelijk," zeide mevrouw Ilarting op zeer beslisten toon. Geenszins", antwoordde ik onthutst, zij is knap." ,.l)at is niet waar," antwoordde mevrouw Iliirting. Wanneer zij knap was, xoudt gij be gonnen zijn mot haar uiterlijk te beschry'vea. Wanneer een man bij de beschrijving eener vrouw begint met innerlijke voortrofielijkhudou op den voorgrond te plaatsen, dan kan men er op zweren, (lat zij leelijk is." Maar ik verzeker u, mevrouw, dat zij knap is." Zeer knap 't" Knap." Hebt gij de dame reeds bij dag gezien?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl